De doorgaande lijn in de leerstof van Zin in taal Nieuw

advertisement
De doorgaande lijn in de leerstof van Zin in taal Nieuw
1. Inleiding
Verschillende scholen hebben gevraagd naar een overzicht van de doelen van Zin in taal Nieuw
en de doorgaande lijn in de methode. De scholen willen die informatie gebruiken voor hun
taalbeleidsplan.
In het hier volgende overzicht staan de doelen per leerlijn beschreven. De doorgaande lijn in de
leerstof wordt zichtbaar doordat de doelen voor alle jaargroepen van de methode zijn
weergegeven.
In deze tekst beperken we ons tot de doelen van Zin in taal Nieuw en de doorgaande lijn in de
leerstof. Andere informatie over de methode is te vinden in de algemene informatie in de
handleiding en op de website www.zinintaal.nl. Informatie over de doorgaande lijn in de
leerstof van Zin in spelling Nieuw vindt u in het tweede deel van dit document.
2. Uitgangspunten
Bij de ontwikkeling van Zin in taal Nieuw heeft een aantal uitgangspunten een belangrijke rol
gespeeld. Die uitgangspunten golden voor alle leerlijnen en alle delen en hebben dus mede de
doorgaande lijn in de methode bepaald. De uitgangspunten zijn te vinden in hoofdstuk 5 van
de algemene informatie in de handleiding: interactie, betekenisvol leren, procesgerichte
benadering, het belang van reflectie, mogelijkheden voor zelfstandig werken, werken in
combinatiegroepen, mogelijkheden voor differentiatie, het belang van evaluatie.
Van speciaal belang is de doorgaande lijn in de thema’s van de methode. Het werken met
thema’s is een belangrijk hulpmiddel bij het realiseren van betekenisvol leren. Elke eenheid in
Zin in taal Nieuw is gewijd aan een inhoudelijk thema. Elk thema van een eenheid valt onder
een hoofdthema, dat door alle jaargroepen heen terugkomt. Het hoofdthema wordt in elke
jaargroep op een andere manier ingevuld. Zo wordt het hoofdthema van eenheid 1 ‘Omgeving’
in jaargroep 4 ingevuld als ‘wonen’, in jaargroep 5 als ‘spelen’, in jaargroep 6 als ‘familie’, in
jaargroep 7 als ‘clubs’ en in jaargroep 8 als ‘school’.
De hoofdonderwerpen en de invullingen ervan per jaargroep zijn in onderstaand schema
weergegeven.
Uit: Zin in taal Nieuw, handleiding B, pagina 25
1 / 13
Document
Versie - datum
Door
Status
Doorgaande leerlijn Zin in taal Nieuw en Zin in spelling Nieuw
0.1 - 15 april 2010
Jeske Heezemans
1.0
3. De leerlijn spreken/luisteren
Het directe doel van de leerlijn spreken/luisteren is het systematisch stimuleren van de
ontwikkeling van een tiental mondelinge taalfuncties bij de leerlingen. Het gaat daarbij om
zaken als vragen en antwoorden, iets uitleggen, iets beschrijven, of ergens verslag van doen. In
elk leerjaar komen dezelfde tien taalfuncties op een steeds hoger niveau in de parallelle
eenheden aan bod. Concreet gezegd: in de eerste eenheid van elke jaargroep gaat het steeds
om de taalfunctie omgaan met vragen en antwoorden. De leerlingen ervaren en ze leren
begrijpen welke rol de verschillende taalfuncties spelen en hoe ze die kunnen gebruiken. Het
verder gelegen doel van de leerlijn spreken/luisteren is dat de leerlingen door het verwerven
van inzicht in de taalfuncties en het toepassen ervan een open, persoonlijke en veelzijdige
gesprekshouding ontwikkelen.
De tien taalfuncties van de leerlijn spreken/luisteren zijn:
1. omgaan met vragen en antwoorden;
2. uitleggen;
3. delen van ervaringen, meningen en emoties;
4. omgaan met elkaar (interesse en respect)
5. vertellen en spelen;
6. gesprekken voeren;
7. beschrijven;
8. mededelingen doen en berichten;
9. verslag doen;
10. voorlezen en voordragen.
Het kernmodel en het woordenschatmodel bevatten twee lessen spreken/luisteren, waarin
bovengenoemde taalfuncties aan de orde komen. Via het taalbeschouwingsmodel kan een
extra les voor spreken/luisteren worden toegevoegd. Behalve de taalfunctie van de eenheid
komt in deze lessen ook taalbeschouwing expliciet aan de orde met behulp van negen
taalperspectieven. De leerlingen verwerven kennis en inzicht en denken na over de betekenis,
het gebruik en de vorm van taal. In een les is er steeds aandacht voor drie van de negen
taalperspectieven.
De negen taalperspectieven:
-
taal en fantasie: je kunt door taal je fantasie gebruiken;
taal en macht: je kunt door taal het gedrag van anderen beïnvloeden;
taal en informatie: je kunt door taal leren;
taal en pluriformiteit: taal heeft allerlei vormen;
taal en spel: je kunt met taal spelen;
taal en filosofie: je kunt over taal nadenken;
taal en beeld: taal en beeld kunnen elkaar aanvullen;
taal en transformatie: je kunt door taal de werkelijkheid anders benaderen;
taal en expressie: je kunt je door taal uiten.
2 / 13
Document
Versie - datum
Door
Status
Doorgaande leerlijn Zin in taal Nieuw en Zin in spelling Nieuw
0.1 - 15 april 2010
Jeske Heezemans
1.0
4. De leerlijn woordenschat
Het doel van de leerlijn woordenschat is het systematisch uitbreiden van de woordenschat van
de leerlingen. Daartoe omvat de leerlijn twee deelgebieden:
-
woorden leren (woordbetekenissen en relaties tussen woorden);
woorden leren leren (strategieën en taalbeschouwing).
4.1 Woorden leren
Het aantal woorden
In de woordenschatlessen leren de leerlingen de betekenis van een flink aantal woorden.
Daardoor verbreden ze hun woordenschat.
De doelen wat betreft het aantal woorden zijn in onderstaande tabel af te lezen.
Voor het woordenschatmodel geldt het volgende: doel: ruim 4000 woorden, tussendoel per
jaar: ruim 800 woorden, per eenheid 81 woorden.
aantal woorden
per eenheid
per jaar
vijf leerjaren
kernmodel
36
360
1800
taalbeschouwingsmodel
51
510
2550
woordenschatmodel
81
810
4050
De keuze van de woorden
De keuze van de woorden komt in de eerste plaats voort uit de thema's en uit de teksten die
daarin aangeboden worden. De hoofdthema’s komen elk leerjaar terug. Elk jaar wordt het
woordenschatdomein rondom een thema dus uitgebreid met nieuwe woorden.
Daarnaast is gebruik gemaakt van de woordenlijst Woorden in het basisonderwijs (Schrooten
en Vermeer, 1994). Op deze lijst zijn de woorden gerangschikt naar de frequentie waarin ze
voorkomen in taal die bedoeld is voor kinderen. De meest frequente woorden staan het hoogst
op de lijst. In Zin in taal Nieuw wordt het hoogste gedeelte van de lijst, dus met de meest
frequente woorden, niet behandeld. De leerlingen hebben die woorden immers al geleerd
voordat ze in groep 4 komen. Met het stijgen van de leerjaren zijn voor Zin in taal Nieuw
woorden gekozen uit een steeds lager gedeelte van de woordenlijst, dat wil zeggen in elke
hogere jaargroep woorden met een lagere frequentie.
Er worden niet alleen losse woorden behandeld, maar ook combinaties van woorden
(bijvoorbeeld rekening houden met iemand) en uitdrukkingen (bijvoorbeeld tranen met tuiten
huilen). Bij elke eenheid is na de lesbeschrijvingen in de handleiding (achter les 14) een lijst
opgenomen waarop vermeld wordt welke woorden er in die eenheid behandeld worden en in
welke les. Een alfabetische lijst met alle woorden die in een jaargroep behandeld worden, staat
achter het gedeelte met algemene informatie in de handleiding.
Het leren van woordbetekenissen is een lesdoel in alle woordenschatlessen, alsmede in les 1
(spreken/luisteren) van elke eenheid.
3 / 13
Document
Versie - datum
Door
Status
Doorgaande leerlijn Zin in taal Nieuw en Zin in spelling Nieuw
0.1 - 15 april 2010
Jeske Heezemans
1.0
Relaties tussen woorden
Er wordt veel aandacht besteed aan het leggen van relaties tussen woorden. Door samen met
de leerlingen te bedenken met welke woorden een nieuw geleerd woord verbonden kan
worden, wordt het nieuwe woord opgenomen in het netwerk van woorden in de hoofden van
de leerlingen. Daardoor verdiepen ze hun woordenschat. De volgende typen relaties komen
aan de orde:
-
associaties;
verzameltermen;
categorieën;
tegenstellingen;
synoniemen;
homoniemen (woorden met twee of meer betekenissen);
gradaties;
collocaties (woorden die vaak samen voorkomen).
De relaties tussen woorden worden visueel gemaakt in schema's. Bijvoorbeeld een
verzamelterm en woorden die daaronder thuishoren worden in beeld gebracht met het schema
van de parasol. Een tegenstelling wordt visueel gemaakt in de vorm van een wegwijzer met
bordjes die naar verschillende kanten wijzen. Synoniemen met bordjes die dezelfde kant op
wijzen. Categorieën en groepen woorden worden opgeschreven in een woordenkast.
Associaties worden weergegeven met de woordenspin, gradaties met trapjes, homoniemen
met een vlaggenstok met verschillende vlaggen eraan.
De genoemde typen relaties komen in alle jaargroepen aan de orde, op verschillend niveau.
Relaties tussen woorden zijn een lesdoel in les 7 van elke eenheid. In de lessen 2 en 9 wordt
het leggen van relaties systematisch toegepast.
4.2 Woorden leren leren
Strategieën om woorden te leren
In de woordenschatlessen wordt niet alleen aandacht besteed aan de betekenis van woorden
en aan relaties tussen woorden, maar ook aan strategieën om taal te leren. Met deze
strategieën vergroten de leerlingen hun vaardigheid om zelfstandig de betekenis van woorden
te leren, ook buiten de woordenschatles.
In het volgende overzicht is aangegeven welke strategieën aan de orde komen en in welk deel
van de methode. De strategieën zijn ingedeeld in 3 categorieën:
1. strategieën om de betekenis van onbekende woorden te achterhalen;
2. strategieën om de betekenis van woorden aan anderen duidelijk te maken;
3. strategieën om woorden te onthouden.
4 / 13
Document
Versie - datum
Door
Status
Doorgaande leerlijn Zin in taal Nieuw en Zin in spelling Nieuw
0.1 - 15 april 2010
Jeske Heezemans
1.0
De betekenis achterhalen
Afleiden uit de context
Woordenboek gebruiken
Hulp vragen
Woorden analyseren
Voorspellen
Combinatie van strategieën
De betekenis duidelijk maken
Omschrijven
Verschillende manieren
Woorden onthouden
Woorden groeperen
Associaties maken
Woorden noteren
A
B
C
D
E
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
Verschillende manieren om de betekenis van woorden duidelijk te maken komen aan de orde:
iets aanwijzen, laten zien, tekenen, voordoen, uitbeelden, iets erover vertellen, een voorbeeld
geven, het met andere woorden zeggen.
Het leren gebruiken van een woordenboek krijgt speciale aandacht doordat er bij de delen A, B
en C van de methode een woordenschatboekje is opgenomen. Met dit woordenschatboekje
beginnen de leerlingen al vanaf jaargroep 4 zich de gewoonte en vaardigheid eigen te maken
om onbekende woorden op te zoeken. In jaargroep 7 en 8 zijn ze in staat om bestaande
woordenboeken te raadplegen.
Taalbeschouwing in de leerlijn woordenschat
De leerlijn woordenschat bevat ook lessen met een taalbeschouwelijk karakter. Doel van deze
lessen is dat de leerlingen nadenken over taal en kennis opdoen over taal, in het bijzonder over
woorden. Onderwerpen die aan de orde komen zijn:
Woorden hebben een betekenis
Woorden in verschillende talen
Hoe leer je woorden?
Woorden leren buiten de taalles
Taalvariatie in Nederland
Woorden leren en onthouden
Woorden ontstaan en verdwijnen
Een taal ontleent woorden aan andere talen
De herkomst van Nederlandse woorden
Je eigen leerproces plannen
A
x
x
x
B
C
D
E
x
x
x
x
x
x
x
x
5 / 13
Document
Versie - datum
Door
Status
Doorgaande leerlijn Zin in taal Nieuw en Zin in spelling Nieuw
0.1 - 15 april 2010
Jeske Heezemans
1.0
Strategieën en taalbeschouwing komen aan de orde in de lessen 5 en 11 van elke eenheid. Het
lesdoel van les 11 wordt ook behandeld in les 5 van de volgende eenheid.
In welke lessen en werkmodellen de verschillende deelgebieden van de leerlijn woordenschat
voorkomen, is in onderstaande tabel weergegeven.
Woordbetekenissen
Relaties tussen woorden
Strategieën en
taalbeschouwing
lessen
kernmodel
5, 7
7
5
lessen
taalbeschouwingsmodel
5, 7, 11
7
5, 11
lessen
woordenschatmodel
5, 7, 2, 9, 11, 13
7, 2, 9
5, 11
In de leerlijn woordenschat worden onder meer de volgende termen en begrippen die te maken
hebben met taalbeschouwing aangeleerd. (Deze lijst is niet uitputtend.)
de moedertaal
de tweede taal
namen voor talen
het spreekwoord
het verslag
doorvragen
de informatie
het signaal
de tekstballon
de uitdrukking
het dialect
Standaardnederlands
de klemtoon
letterlijk/figuurlijk
het synoniem
de tegenstelling
de verzamelnaam
de zegswijze
het accent
het argument
de context
het genre
het leenwoord
de opvatting
de uitspraak
A
x
x
x
x
x
6 / 13
Document
Versie - datum
Door
Status
Doorgaande leerlijn Zin in taal Nieuw en Zin in spelling Nieuw
0.1 - 15 april 2010
Jeske Heezemans
1.0
B
C
D
E
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
5. De leerlijn zinsbouw
Het directe doel van de leerlijn zinsbouw is dat de leerlingen leren hoe zinnen in elkaar zitten.
Een verder liggend doel is dat de taalvaardigheid van de leerlingen verbetert, meer in het
bijzonder hun schriftelijke taalvaardigheid. Denk bijvoorbeeld aan minder interpunctiefouten,
meer variatie in de bouw van zinnen, en ook eens een ander voegwoord dan en en maar.
Hieronder volgt een overzicht van de lesstof voor zinsbouw in de verschillende jaargroepen.
De cursief gedrukte onderwerpen worden alleen in het taalbeschouwingsmodel behandeld. De
overige onderwerpen in alle modellen.
Taalbeschouwing
Zin/vertelzin/vraagzin
Taalconstructies vergelijken (zelfde/anders)
Hetzelfde zeggen in verschillende taalconstructies
Wat woorden/woordgroepen/zinnen vertellen
Woorden voor mensen, dieren en dingen
Woorden voor hoe mensen, dieren en dingen zijn
Woorden voor wat mensen, dieren en dingen doen
Woorden voor hoe iets gebeurt
Regel voor de verbuiging van het bijvoeglijk naamwoord
Grammaticale termen en begrippen • Zinsontleding
Zin/vertelzin/vraagzin
Zinnen ontleden in zinsdelen
Werkwoordelijk gezegde
Onderwerp
Bepaling
Hulpwerkwoord, koppelwerkwoord
Naamwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp
Bedrijvende en lijdende vorm
Hulpwerkwoord van de lijdende vorm
Hulpwerkwoord van de voltooide tijd
Extra in het taalbeschouwingsmodel:
meewerkend voorwerp
Grammaticale termen en begrippen • Woordsoorten
Lidwoorden
Telwoorden
Voorzetsels
Voegwoorden
Bijvoeglijk naamwoorden
Werkwoorden
Zelfstandig naamwoorden
Voornaamwoorden
Extra in het taalbeschouwingsmodel:
Tussenwerpels
Bijwoorden van tijd
Bijwoorden van plaats
A
B
C
D
E
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x`
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
7 / 13
Document
Versie - datum
Door
Status
Doorgaande leerlijn Zin in taal Nieuw en Zin in spelling Nieuw
0.1 - 15 april 2010
Jeske Heezemans
1.0
Interpunctie/leestekens
Zin/vertelzin/vraagzin
Leestekens
Punt aan het einde van de zin
Drie puntjes aan het einde van de zin
Vraagteken
Uitroepteken
Komma
Aanhalingstekens
Extra in het taalbeschouwingsmodel:
Overige leestekens
A
B
C
D
E
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
6. De leerlijn woordbouw
Het directe doel van de leerlijn woordbouw is de leerlingen laten ervaren hoe woorden in elkaar
zitten. Net als bij zinsbouw is de verbetering van de taalvaardigheid van de leerlingen, in het
bijzonder hun schriftelijke formuleervaardigheid, een verdergelegen doel. Denk bijvoorbeeld
aan minder fouten in de vervoeging van de onregelmatige werkwoorden, in het gebruik van de
voornaamwoorden, en in de verbuiging van het bijvoeglijk naamwoord.
Hieronder volgt een overzicht van de lesstof voor woordbouw in de verschillende jaargroepen.
Alle lesstof voor woordbouw wordt behandeld in het kernmodel. Er zijn geen extra lessen voor
het woordenschat- of taalbeschouwingsmodel.
Taalbeschouwing
De vorm van een woord
Woordvormen vergelijken (zelfde/anders)
Woorddelen vergelijken (zelfde/anders)
Hoe woorden veranderen als je ze in een zin gebruikt
Iets vertellen alsof het nu gebeurt
Iets vertellen alsof het al gebeurd is
Grammaticale termen voor woordvormen
Samenstellingen
Afleidingen
- Achtervoegsel
- Voorvoegsel
Verkleinwoorden
De trappen van vergelijking
- Stellende trap
- Vergrotende trap
- Overtreffende trap
Scheidbare werkwoorden
Persoonsvorm van het werkwoord
Woordenboekvorm van het werkwoord
Deelwoordvormen van het werkwoord
Enkelvoud/meervoud
Tegenwoordige tijd/verleden tijd
Bijvoeglijk gebruikte deelwoordvorm
Voltooide tijd
8 / 13
Document
Versie - datum
Door
Status
Doorgaande leerlijn Zin in taal Nieuw en Zin in spelling Nieuw
0.1 - 15 april 2010
Jeske Heezemans
1.0
A
B
C
D
E
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
7. De leerlijn schrijven
Het doel van de leerlijn schrijven (stellen) is dat leerlingen leren om hun gedachten en
gevoelens op papier te zetten en daarin ook plezier krijgen. In de bovenbouw leren ze ook om
informatie en meningen te ordenen. De cursieve onderwerpen worden alleen in het
taalbeschouwingsmodel behandeld. De overige onderwerpen in alle modellen.
A • De leerlingen leren hun gedachten en gevoelens op papier te zetten en krijgen daar
ook plezier in.
Tekstsoorten
Gedicht
Sprookje
Versje of toneelstukje
Beschrijving
Extra in het taalbeschouwingsmodel:
Brief
Folder
Uiteenzetting
Reclametekst
Uitleg
Vrije teksten
B • De leerlingen leren hun kennis en gedachten op papier te ordenen en krijgen daar
ook plezier in.
Tekstsoorten
Gedicht
Sprookje
Beschrijving
Vrije teksten
Extra in het taalbeschouwingsmodel:
Vergelijking
Uitleg
Recept
Gedicht
Uiteenzetting
Verslag
Informatieve tekst
Vrije teksten
C • De leerlingen leren dat ze hun kennis en gedachten op papier kunnen ordenen en
herordenen, en krijgen daar ook plezier in. De leerlingen leren wat een alinea is.
Tekstsoorten
Gedicht
Fantasieverhaal
Informatieve tekst
Beschouwing
Verslag
Vrije teksten
Extra in het taalbeschouwingsmodel:
Gedicht
Informatieve tekst
Verslag
9 / 13
Document
Versie - datum
Door
Status
Doorgaande leerlijn Zin in taal Nieuw en Zin in spelling Nieuw
0.1 - 15 april 2010
Jeske Heezemans
1.0
Brief
Uiteenzetting
Vrije teksten
D • De leerlingen leren dat ze hun kennis en gedachten op papier kunnen ordenen en
herordenen, en krijgen daar ook plezier in. De leerlingen leren de vijf W’s en de H
herkennen en gebruiken.
Tekstsoorten
Gedicht
Uiteenzetting
Beschrijving
Beschouwing
Fantasieverhaal
Vrije teksten
Extra in het taalbeschouwingsmodel:
Informatief bedoelde tekst
Gedicht
Uiteenzetting
Verslag
Vrije teksten
E • De leerlingen leren dat en waarom het plezierig en belangrijk is om je kennis en
gedachten op papier te ordenen en te herordenen. De leerlingen leren zes vaste
inhoudselementen in teksten herkennen en gebruiken: wie, wat, waar, wanneer, waarom,
hoe (De vijf W’s en de H).
Tekstsoorten
Verslag
Uiteenzetting
Beschouwing
Fantasieverhaal
Stapelvers
Vrije teksten
Optioneel
In alle schrijflessen uit het taalbeschouwingsmodel voor groep 8 vormt een gedicht het
uitgangspunt. Eén kenmerk van dat gedicht wordt eruit gelicht, en in de verwerking proberen
de leerlingen dat kenmerk in hun eigen schrijfwerk toe te passen.
10 / 13
Document
Versie - datum
Door
Status
Doorgaande leerlijn Zin in taal Nieuw en Zin in spelling Nieuw
0.1 - 15 april 2010
Jeske Heezemans
1.0
De doorgaande lijn in de leerstof van Zin in spelling Nieuw
Zin in spelling Nieuw richt zich niet alleen op de juiste spellingwijze van woorden, maar ook op
het inzicht in het Nederlandse spellingsysteem. Om dit op een gestructureerde wijze te doen, is
de leerstof ingedeeld in spellingcategorieën (typen spellingproblemen). Bij Zin in spelling Nieuw
wordt de Nederlandse spelling ingedeeld in 14 hoofdcategorieën, die vervolgens weer worden
onderverdeeld in 75 spellingcategorieën. Als aan deze 75 spellingcategorieën aandacht
besteed is, wordt daarmee de hele Nederlandse spelling gedekt.
De 14 hoofdcategorieën zijn:
1. Klank-letterkoppeling
2. Klinkers en medeklinkers
3. Klinkers en medeklinkers (uitgebreid met leenwoorden)
4. Open en gesloten lettergreep
5. Herkomst
6. Constante woorddelen
7. Samenstellingen
8. Werkwoorden
9. Meervoud, verkleinwoord, bezitsvorm
10. Botsende klinkers
11. Bijzondere samenstellingen
12. Afkortingen, letterwoorden, cijfers, symbolen en weglatingen
13. Hoofdletters
14. Afbreking
De leerstof is (globaal) als volgt verdeeld over de verschillende jaargroepen:
Jaargroep A
• In dit leerjaar wordt de verbinding van klanken en letters behandeld. Het gaat niet alleen om
de eenvoudige klank-letteromzettingen; alle gangbare clusters van medeklinkers, zowel aan
het begin als aan het einde van een lettergreep, komen systematisch aan bod. Bijvoorbeeld:
slak, spin, staan, traag, schaap; poort, bord, gang, plank. Bij de klinkers worden lange
clusters behandeld, zoals haai, mooi, bloei, meeuw, nieuw.
• Er wordt een begin gemaakt met de regel van gelijkvormigheid (zonder deze regel te
noemen): hond vanwege honden, krab vanwege krabben, ook al hoor je een /t/-klank,
respectievelijk een /p/-klank in hond en krab.
• De etymologisch (op basis van afkomst) bepaalde schrijfwijze van de /ei/-klank en de /au/klank wordt behandeld: trein - fijn; nauw - mouw.
• Het verschil in schrijfwijze van de ch en g, horend bij (bijna) dezelfde klank, komt aan de
orde.
• De niet-geschreven stomme e, in woorden als help, half, scherm, werk, komt uitgebreid aan
de orde.
• Bij het schrijven van samenstellingen leren de leerlingen rekening te houden met de structuur
van het woord. Muisstil wordt geschreven met twee s’en ook al hoor je er maar één, want het
is muis en stil.
• Dezelfde structuuranalyse maken de leerlingen bij verkleinwoorden: feestje, met een t voor
het achtervoegsel ~je, want het is feest.
• De leerlingen leren woorden waarbij ze twijfelen over de spelling, op te zoeken in Lijsterbij 1.
11 / 13
Document
Versie - datum
Door
Status
Doorgaande leerlijn Zin in taal Nieuw en Zin in spelling Nieuw
0.1 - 15 april 2010
Jeske Heezemans
1.0
Jaargroep B
• Het belangrijkste thema van dit leerjaar is de kwestie van de open en gesloten lettergrepen:
boom - bomen; bom - bommen. Het principe van enkele of dubbele klinkers, gevolgd door
enkele of dubbele medeklinkers, wordt gevisualiseerd met een schema: het klaverblad. De
leerlingen leren woorden juist te plaatsen in het klaverblad, hetgeen door het nemen van de
aangegeven stappen eenduidig leidt tot de juiste spelling.
• De stomme e komt terug, in woorden als regenen, jarig, vrolijk.
• De etymologisch bepaalde schrijfwijze van de /ei/- en de /au/- klank wordt uitgebreid, ook
met homoniemen: kauw - kou; wei - wij.
• Andere moeilijkheden van de vorige jaargroep worden herhaald, zoals de kwestie ch - g, de t
in feestje en samenstellingen waarbij de leerlingen letten op de structuur.
• De leerlingen leren woorden waarbij ze twijfelen over de spelling, op te zoeken in Lijsterbij 2.
Jaargroep C
• Alle basisprincipes van de spelling worden herhaald en uitgebreider geoefend.
• De schrijfwijze van de tussen-e(n) in samenstellingen als blokkendoos, kippenhok,
ziekenhuis, lenteweer wordt geleerd met behulp van een algoritme (stappenschema).
• De eind-n in bijzondere situaties wordt behandeld: houten (lepel), leefde - leefden, werkte werkten.
• Er wordt ingegaan op de afwijkende spelling van (frequente) bastaardwoorden en vreemde
woorden: insect, computer, circus, taxi, baby.
• De leerlingen zoeken woorden waarbij ze twijfelen over de spelling op in Lijsterbij 2. Ze
kunnen hierbij gebruik maken van het zoeken-op-klank.
• Er worden in deze jaargroep ook begrippen opgebouwd die de basis vormen voor de
werkwoordspelling. In Lijsterbij 2 worden gangbare werkwoordsvormen vervoegd, opdat de
leerlingen bij twijfel ook vormen kunnen opzoeken. Het systeem achter de werkwoordspelling
komt echter pas in het volgende jaar aan de orde.
Jaargroep D
• Hoofdonderwerp van dit leerjaar is de werkwoordspelling. Deze wordt aangeleerd aan de
hand van een algoritme (stappenschema), waarin de grammaticaal bepaalde
beslissingsstappen systematisch worden doorlopen.
• Een serie achtervoegsels wordt behandeld: woorden op ~heid, ~isch, ~teit en andere.
• Er wordt geoefend met een eenvoudig algoritme (stappenschema) voor het schrijven van het
deelteken (trema) en het koppelteken bij klinkerbotsingen. Bijvoorbeeld bij: ruïne, geërfd,
zeeën; zee-eend, na-apen.
• Het spellingverschijnsel van het meervoud versus de verkleinvorm bij woorden die eindigen
op een open lettergreep komt aan de orde: opa’s - opaatje; piano’s - pianootje.
• Er wordt verdergegaan met de onregelmatige spelling van bastaardwoorden en vreemde
woorden. Daarbij gebruiken de leerlingen de Basisspellinggids, waarbij ze woorden ook op
klank kunnen opzoeken.
12 / 13
Document
Versie - datum
Door
Status
Doorgaande leerlijn Zin in taal Nieuw en Zin in spelling Nieuw
0.1 - 15 april 2010
Jeske Heezemans
1.0
Jaargroep E
• Het algoritme van de werkwoordspelling wordt ‘ingekort’ tot een checklist voor het snel
opsporen van moeilijke gevallen.
• De analogieregel die geldt voor het schrijven van de tussen-s, stationschef, kapperszaak,
wordt geleerd.
• Alle onderwerpen komen nog eenmaal aan bod, waarbij hier en daar een nieuw detail wordt
behandeld.
• De leerlingen raken ervan doordrongen dat spelling in principe een eindig, leerbaar systeem
is, met als beperking dat je sommige woorden gewoon moet opzoeken in een spellinggids.
Voor een meer gedetailleerde leerstofverdeling van de hoofdcategorieën en de 75
subcategorieën over de jaargroepen verwijzen we u naar het schema dat in bijlage 1 is
opgenomen. Hierin zijn de 14 hoofdcategorieën en de 75 subcategorieën overzichtelijk met
voorbeelden uitgewerkt. Voor een inhoudelijke toelichting verwijzen we naar de uitgebreide
bespreking van de Nederlandse spellingregels voor in de Basisspellinggids.
13 / 13
Document
Versie - datum
Door
Status
Doorgaande leerlijn Zin in taal Nieuw en Zin in spelling Nieuw
0.1 - 15 april 2010
Jeske Heezemans
1.0
Bijlage 1 Leerstofopbouw Zin in spelling
H: hoorstrategie
R: regelstrategie
I: inprenten
1
A:
C:
O:
M:
rubriceren naar analogie
aanbieden in contrast (oppositie)
opzoekstrategie
meervoudige strategie
Klank-letterkoppeling
m = medeklinker; k = klinker
be~: woord begint met be, zoals begin
~elen: woord eindigt op elen zoals spartelen
in, eet, ook, op, as, om, uit, oor, aan, ik, en, uil, of, al, is, aap, af, uur
boot, haan, been, muur, wiel
rok, jas, wel, bus, lip
duif, neus, boek
Jaargroep
A
B
C
D
1.1
km
mkm
•
•
•
•
1.2
~kmm
mmk~
mmkmm
• kast, rits, kaars, pols, lamp, heks, soms, iets, leuks, mens
• slaap, traag, bril, gras, knap, snor, fles, plas, droef, vlug, stuk, wrat, vrek, trui
• staart, kruipt, blaft, plaats, klimt, dwars, trots, sliert, droomt, proeft, broers
H
A
I
H
1.3
~mmm
mmm~
• worst, kunst, tekst, eerst, arts, fietst, klotst, kermt, vracht
• strik, straat, spreekt, school, streep, schaats, spleet
1.4
~mmmm
mmmm~
• herfst, scherpst, ernst, ergst
• schroef, schrik, schreef
H
A
I
H
A
H
A
I
H
1.5
tweelettergrepig
geen samenstelling
• marmot, venster, stumper, bende, lijster, elkaar, tante
1.6
z~ of s~
v~ of f~
• zoet, zuur, zwaar, zin, zon – sap, sok, slak
• voet, vaag, vlam, vlieg – fruit, fiets
2
Klinkers en medeklinkers
2.1
be~, ge~, ver~, te~
• bewaar, bezoek, gebak, getal, gezin, verkeer, vertrekt, terug, tevreden
2.2*
~el, ~elen
~em, ~emen
~en, ~enen
~er, ~eren
* zie ook 5.5 ~e(n)
• spiegel, wortel, wandelen, babbelen, bliksem, bloesem, bliksemen, ademen,
betekenen, oefenen, poeder, winter, bibberen, kinderen
2.3*
~ig, ~ige
* zie ook 4.1 en 4.2 open,
gesloten lettergreep
• deftig, aardig, ernstig, geduldig, deftige, keurige, moedige, gulzige
H H H
A A A
2.4*
~lijk, ~lijke
* zie ook 4.1 en 4.2 open,
gesloten lettergreep
• sierlijk, eerlijk, gevaarlijk, duidelijk, zuidelijke, feestelijke, gezamenlijke
H H H
A A A
E
H
H
H
H
A B C D E
H
A
H
A
H
A
H
A
H
R
33
Algemene informatie
z i n
34
i n
s p e l l i n g
2.5
geen stomme e
• dolk, golf, wilg, schelp, verf, park, storm, dwerg, zalm, doorn, slurp
A
2.6
aai, ooi, oei
• saai, zwaait, lawaai, haaien, kooi, prooi, gooit, mooie, foei, groeien, moeilijk
A A
2.7
eeuw, ieuw, uw
• sneeuw, leeuw, schreeuwt, kieuw, nieuwe, nieuws, schuw, duwtje, schaduw
A A
2.8
/ch/ = ch of /ch/ = g
• pech, vechten, bocht, rechts, gedicht, lichtgroen, licht, aandachtig, goochelaar,
mochten, bracht
• zorgt, ligt, terug, merg
I
R
2.9
/n/ = n
/ng/ = ng
/ngk/ = nk
• ton, zin, van
• tong, zing, vang, bang, langs, springt, angel, slingert, verlang, werking, koning
• bank, plank, donker, drankje, winkel, koninklijk, toegankelijk, puddinkje
H A A H H
H
3
Klinkers en medeklinkers (uitgebreid met leenwoorden)
3.1
/a/-, /aa/-achtige klank
3.2*
A
I I
R R
C
B
D
E
• sinaasappel, restaurants, croissant, toilet, trottoir, enveloppe
I
A
I
A
/e/-, /ee/-achtige klank
* zie ook 4.5 ~ee
• trainer, saté, populair, patiënt, crèche, jam, spray, cake, diner, ceintuur
I
A
I
A
3.3*
/i/-, /ie/-achtige klank
* zie ook 4.4 ~ie, ~i
• fabriek, liter, iglo, gitaar, ruzie, viool, juni, hobby, amfibie, modieus, financieel,
pyjama, team, weekend, hockey, ideaal, e-mail, pinguïn, symbool, bodybuilding
I
A
I
A
3.4
/o/-, /oo/-achtige klank
• chauffeur, restaurant, cadeaus, shampoo, goal, poster, show
I
I
A
3.5*
stomme-e-achtige klank
* zie ook 2.1 – 2.5 en 5.5 voor
inheemse stomme-e-achtige
klanken
• kermis, motor, kangoeroe, avond, museum, laboratorium, cursus, peloton
I
O
I
I
A
3.6
/eu/-achtige klank
• chauffeur, directeur, föhn, foetus, manoeuvreren*, smørrebrød
* zie ook 3.7 /oe/-achtige klank
I
O
I
A
I
A
3.7
/oe/-achtige klank
I
O
I
A
I
A
3.8
~teit, ~heid
• toerist, toernooi, computer, journalist, manoeuvreren*, musical, carpoolen,
remover, interview, barbecue, route
* zie ook 3.6 /eu/-achtige klank
• kwaliteit, universiteit, snelheid, vrijheid, elektriciteit, lenigheid
A
A A
M M
3.9
b of p, gevolgd door andere
medeklinker
• applaus, abdij, korps, obstakel, subtiel
I
I
3.10
• steeds, advertenties, advies, gids, ritme, trema, tsaar
I
I
3.11
d of t, gevolgd door andere
medeklinker
/d(z)j/, /t(s)j/
/k/-klank
H
I
R
I
I
A
3.12
• jazz, gletsjer, modieuze, coach, match, ketchup, station, traditioneel*
* indeling in 3.13 /z/-, /s/-klank is ook mogelijk; de uitspraak varieert:
/traadiet(s)jooneel/, /traadiesjooneel/.
• boeket, dictee, insect, kwaliteit, elektriciteit, cactus, praktisch, accu’s, snacks,
oktober, cirkel, cadeau, clown, speculaas, extra, skelet, accordeon, picknick,
succes, cake, aquarium, helikopter, microscoop, chrysant, goal, pinguïn
I
C
I
R
I
O
I
O
I
A
3.13
/z/-, /s/-klank
• politie*, cent, spinazie, misschien, organisatie*, oceaan, visite, examen, crisis,
passagier, explosie, quiz, quizzen, crossfiets, succes, bisschop, tsaar, cement
* indeling in 3.11 /d(z)j/, /t(s)j/ is ook mogelijk; de uitspraak varieert: /pooliesie/,
/poolietsie/; /orgaaniezaasie/, /orgaaniezaatsie/
H
I
R
H
I
R
I
A
R
3.14
/zj/-, /sj/-klank
• garage, bagage, chocolademelk, logeren, asperges, journaal, shoppen
I
O
I
I
A
3.15
w, v, f
• fotografen, filosofen, professor, sfeer, graffiti, affiche, sheriff, effect, proficiat,
murw, volume, advies
I
A
3.16
/g/-, /ch/-klank
H
I
R
• yoghurt, agressief, echo, chaos
3.17
/n/-, /ng/-klank
• franje, kastanje, oranje, signaal, vignet
3.18
/l/-, /j/- of /lj/-klank
/r/-, /rj/-klank
niet uitgesproken letters
* niet alleen leenwoorden
• gorilla, briljant, milieu, miljard, illustratie, parallellogram, yoghurt, mayonaise,
medaille, portefeuille, failliet, diarree, garantie, barrière, carrière
• erwt, markt**, stampt, lichtje, jongens, thuis, thee, diner, ambtenaar
** algemene uitspraak in het zuiden van het taalgebied: /mart/
3.19*
4
Open en gesloten lettergreep
4.1
open lettergreep, gevolgd
door lettergreep met
stomme e
4.2
I
O
I
O
R
I
I
O
R
I
I
A
I
A
I
A
I
A
B
C
D
E
a open: meervoud of werkwoord op ~en, vormen op ~e
• haken, delen, boten, muren, gele, rode, trage, piraten, tekenen, bladeren, tomaten,
kometen
b open: meervoud met klankverandering
• steden, gaten, holen
c open: geen meervoud
• bodem, hoger, peper, negen, hamer
d open: woorden op ~ig, ~ing, ~lijk
• woning, nodig, vrolijk, lelijke
e open: de klinker is een stomme e
• dommeriken, zaniken, luiwammesen
A
A
R
R
R
R
A
gesloten lettergreep,
gevolgd door lettergreep
met stomme e
a gesloten: meervoud of werkwoord op ~en, vormen op ~e, verkleinwoord op ~etje
• schrappen, tellen, klimmen, poppen, plukken, verpakken, bestellen, godinnen,
felle, tamme, kannetje, bommetje, hindernissen
b gesloten: geen meervoud
• binnen, nummer, effen, korrel, gemiddelde, verbitterd, dwarrelen, babbelen,
bibberen
c gesloten: woorden op ~ig, ~ing, ~lijk
• sappige, pittig, verschrikkelijk, vergissing
A
A
R
R
R
R
4.3
~a, ~o of ~u
• sla, stro, nu, vlo, ga, prima, auto, judo, radio, video, zebra, villa, foto, paraplu
A
R
R
4.4*
~ie, ~i
* zie ook 3.3 /i/-, /ie/achtige klanken
• knie, drie, koffie, jullie, herrie, olie, ruzie, tralie, familie, kanarie, juli, januari, taxi,
ski
A
R
H
A
I
4.5*
~ee
* zie ook 3.2 /e/-, /ee/achtige klanken
• zee, twee, slee, toffee, heimwee, idee, puree, dictee, diarree, portemonnee
A
R
R
4.6
~ooch~
• goochelaar, goochelt, goochelen, loochenen
A
R
I
I
R
I
I
A
R
I
I
A
35
Algemene informatie
z i n
36
i n
s p e l l i n g
4.7
open of gesloten lettergreep,
in leenwoorden
5
Herkomst
5.1
niet verlengbaar
~d, ~ds
~t, ~ts
~b, ~bs
~p, ~ps
~g, ~ch
• niemand, steeds, sinds, want, sedert, balts, drab, club, gips, terug, pech
5.2
~ei~ of ~ij~
~ei of ~ij
• trein, klein, paleis, bereiken – vijf, blijf, kijken, twijfelen
• kei, allerlei – boerderij, partij
5.3
~au(w)~ of ~ou(w)~
~auw of ~ou(w)
• saus, nauwelijks – zout, vrouwen
• gauw, blauw, flauw – zou, bouw, juffrouw
5.4
~isch, ~ische
• logisch, tragisch, tropisch, humoristische, technische, Belgische
5.5*
~e(n)
* zie ook 2.2 ~e(n)
• keuken, bloemen, mensen, houten, gezongen, sterke, nauwe, zieke – zieken
5.6
homofonen
• hart – hard, moed – moet*, schild – schilt*, krab – krap, slab – slap, peil – pijl,
eis – ijs, leiden – lijden, rauw – rouw, uittrekken – uitrekken
• brand – brandt*, belooft – beloofd*, verwachte – verwachtte*,
went – wend – wendt*, boot – bood*, houd – hout – houdt*
* zie ook 8.1 – 8.8
6
Constante woorddelen
6.1
/t/ met d
/p/ met b
/ch/ met g
• hond (want: honden), ochtend (want: ochtenden), gemiddeld (gemiddelde),
stad (steden), web (webben), schub (schubben), hoog (hoge), vlug (vlugge),
zielig (zielige), verjaardag (verjaardagen)
6.2
constante woorddelen
met voorvoegsel;
met achtervoegsel
• verrassing, verroeren, ontdekken, ontdooien, onnodig, onttrekken, uittrekken
(naast uitrekken)
• jongens, raadsel, breedst, slechtst, grootte, fietsster, buiig, vergroeiing, eindeloos,
openlijk, doelloos, onmiddellijk, roodachtig, waakzaam, plaatje*, flesje*, kastje*,
broodjes*
* zie ook 9.2
a
•
b
•
c
•
d
•
e
•
I
I
I
I
B
C
D
E
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
R
R
I
R
R
I
R
kort en klemtoon
koffie, massa, kassa, mammoet, tennis, programma, accu, hobby
lang en klemtoon
tralie, olie, basis, poriën, super
kort en geen klemtoon
terras, perron, hallo, ballet, rapport, akkoord, klassiek, apparaat, effect
kort of lang, geen klemtoon
banaan, kabaal, galop, agent, kapot, paleis
lang en geen klemtoon
lokaal, hotel, helaas, metaal, brutaal
A
H
R
R
H
I
O
I
R
I
O
I
I
A
B
C
D
E
R
R
R
R
R
H H
A A
M M
6.3
v verandert in f
z verandert in s
• raven – raaf, graven – graaf, beven – beeft, olijven – olijf, scherven – scherf
• grazen – graast, dozen – doos, dwaze – dwaas, glazen – glas, lezen – lees
H
R
6.4
~eer, ~oor, ~eur
• beer, smeer, hoor, spoor, deur, kleur
7
Samenstellingen
7.1
samenstellingen zonder
tussenklank
• koelkast, hoofdpijn, bedtijd, zeepbel, fietstocht, schoollokaal, lichtshow
7.2
tussen-er
• allereerst, allerlaatst, middernacht, zuiderburen, kinderfiets, kinderrijmpje
H
7.3
tussen-e(n)
a
•
b
•
c
•
d
•
e
•
kan alleen met en
molensteen, wagenziek, rekensommetje
linkerdeel is persoon
ziekenauto, mannenstem, blindenstok, piratenschip
linkerdeel eindigt op e (of kan alleen met e)
snottebel, hittegolf, kuddedier, geboortedatum, ladekast
anders en
paardenbloem, vlooienband, zwijnenstal, vliegenmepper
uitzondering
likkebaarden, zonnebril, elleboog, beresterk, reuzehonger, goedenavond
R
R
R
O
7.4
tussen-s
• stadspark, varkenshok, varkensstal, stationshal, stationschef, knoopsgat,
enigszins
• reisleider, kokosnoot, handstand, sneeuwstorm, fietssport, huiszoeking
H
R
R
8
Werkwoorden
H
R
C
D
E
8.1
v-tijd, regelmatig
a
•
b
•
~de(n)
speelde, renden, babbelde
~te(n)
werkte, stopten, ontdekte
O
R
R
A
R
A
8.2*
v-tijd, regelmatig
d- of t-werkwoord
* 8.2 concurreert met
8.1, 8.7 en met bijvoeglijk
naamwoorden
a
•
b
•
~dde(n)
strandde, strandden, bereidde, bereidden
~tte(n)
roestte, roestten, verwachtte, verwachtten
R
A
R
A
8.3*
v-tijd, onregelmatig
* vormen ook in andere
categorieën
• vroeg, zweeg, klommen, gleden, floten
R
A
R
A
8.4
v-tijd, onregelmatig
d- of t-werkwoord,
enkelvoud
R
A
R
A
8.5
t-tijd, regelmatig: ~t
a
•
b
•
•
R
A
R
A
H
H
R
H
I
A
B
R
R R R R
M M M M
A
~d
stond, leed, verslond
~t
wist, besloot
loopt, klimt, sterft, drinkt, helpt, wandelt, bedankt, klautert, probeert, reageert
H
R
B
C
O
R
D
E
37
Algemene informatie
z i n
i n
s p e l l i n g
8.6*
t-tijd,
regelmatig d-werkwoord
* binnen 8.6 treedt
concurrentie op;
8.6 concurreert met 8.8
a
•
b
•
~d
antwoord, verhard
~dt
rijdt, vindt, houdt
8.7 *
woordenboekvorm
* vormen ook in andere
categorieën
• lachen, groeien, verdwijnen, worden, verraden
8.8 * deelwoord
a geen eind-d of eind-t
* 8.8 concurreert met 8.5 en 8.6 • gezien, gebeten
b eind-d
• gebeurd, geleend, brandend
• ik-vorm niet op letter van ’t kofschip
c eind-t
• gesnapt, verwacht, veroorzaakt
• ik-vorm eindigt op letter van ’t kofschip
38
9
Meervoud, verkleinwoord, bezitsvorm
A
9.1
meervoud ~s
meervoud ’s
• sleutels, meisjes, stumperds, kangoeroes, tralies, tantes, dictees, bureaus, coupés
• agenda’s, auto’s, taxi’s, menu’s, baby’s, b’s, j’s
H
9.2
verkleinwoord ~je, ~tje, ~’tje,
~pje, ~etje, ~nkje
• boekje, zakje, plaatje, kaarsjes, feestje, jongetjes, hoedje, blaadje, ideetje,
menuutje, fotootje, villaatje, skietje, cadeautje, cafeetje, aspirientje, baby’tje,
kraampje, bodempje, velletje, vlaggetje, leuninkje, kettinkje
H
R
9.3
~’s bezitsvorm
~s bezitsvorm
~’ bezitsvorm
• Anna’s fiets, Heidi’s jas, Harry’s voetbalschoenen, Martines boek, Jaaks horloge,
Renés triomf, Rubens’ schilderijen, Felix’ kattenvoer
10
Botsende klinkers
10.1
trema
10.2
B
H
R
R
A
R
A
O
R
R
A
R
A
O
R
A
R
A
C
D
E
R
R
R
R
R
I
R
I
R
A
D
E
• reünie, reliëf, kopiëren, geïllustreerd, zeeën, knieën, reëel, ruïne, hygiëne,
coördinator, bacteriën, officiële, beëindigen, naïef, epidemieën, onderzeeër
R
A
streepje (koppelteken)
• na-apen, zo-even, radio-uitzending, zonne-energie, auto-ongeval, zee-egel,
vanille-ijs
R
R
A
O
R
10.3
geen trema
• museum, laboratorium, buiig, begroeiing, materiaal, industrieel, actueel,
modieuze
A
R
A
R
11
Bijzondere samenstellingen
D
E
11.1
met een streepje
A
• Frans-Duits, Baarle-Nassau, Baarle-Hertog, doe-het-zelfzaak, Nieuwpoort-Bad,
Noord-Spanje, niet-rokers, ex-trainer, Sint-Truiden, oer-Hollands, kopje-onder,
haasje-over
B
B
C
C
I
O
11.2
getallen:
aaneen
trema
los
12
Afkortingen, letterwoorden, cijfers, symbolen en weglatingen
12.1
afkortingen, letterwoorden
en symbolen
• a.u.b. (alstublieft), d.w.z. (dat wil zeggen), N.O. (noordoost), PSV’er
• radar, modem
• km (kilometer), l (liter)
12.2
apostrof (’)
streepje ( – )
• ’s woensdags, ’s morgens, ’t regent, m’n, zo’n, binnen- en buitenland
13
Hoofdletters
13.1
hoofdletters
14
Afbreking
14.1* afbreking
* de oranje streepjes staan op
samen-stel-lings-gren-zen;
breek bij voorkeur hier af
• eenendertig, vijfhonderd, tweeduizend, zesennegentig, honderdachtendertig
• tweeëndertig, drieënveertig
• zesduizend honderd, een miljoen driehonderd duizend vijfhonderdzevenentwintig,
vijf twaalfde, drie achtste
• Hij spit de tuin. ’s Morgens …, Nora, Dirk, Peters, Bijlstraat, Tilburg, Kerstmis,
Pasen, Hare Majesteit, God, Nederland, de Volkskrant, Italiaans, Limburgs, Vlaming,
Allerheiligen, Bijbel, Koran
• feest-tent, hand-doek, len-te-weer, avon-tu-ren-boek, plat-te-grond, ach-ter-blijven, ont-dek-kings-rei-zi-ger, cir-cus-num-mer, sport-wed-strijd, po-li-tie-bu-reau
A
B
I
R
D
E
I
O
I
O
R
R
R
C
A
B
C
D
E
R
R
R
R
R
A
B
C
D
E
R
39
Download