Collectieve Arbeidsovereenkomst

advertisement
Collectieve Arbeidsovereenkomst
voor de
Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg,
Kraam- en Jeugdgezondheidszorg
2010-2012
Publicatie onder auspiciën van het Sociaal Overleg Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg (SOVVT)
© SOVVT. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een
geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar worden gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij
elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, microfilm, opnamen, of op enige andere manier, zonder
voorafgaande schriftelijke toestemming van de partijen bij deze CAO. Het gebruik van de tekst als toelichting of
ondersteuning bij artikelen en scripties is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld.
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
1
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
2
Inhoudsopgave
Protocol
10
Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen
12
Artikel 1.1
Artikel 1.2
Artikel 1.3
Artikel 1.4
Definities
Werkingssfeer, toepassing en ontheffingen
Karakter CAO
Toepassing CAO voor leden BTN
12
13
14
14
Hoofdstuk 2
Arbeidsrelatie
14
Artikel 2.1
Artikel 2.2
Artikel 2.3
Artikel 2.4
De arbeidsovereenkomst
Duur van de arbeidsovereenkomst
Opzegging
Einde van de arbeidsovereenkomst
14
14
15
15
Hoofdstuk 3
Beloning
15
Artikel 3.1.1
Artikel 3.1.2
Artikel 3.1.3
Artikel 3.1.4
Artikel 3.1.5
Artikel 3.1.6
Artikel 3.1.7
Artikel 3.1.8
Artikel 3.1.9
Artikel 3.1.10
Artikel 3.1.11
Artikel 3.1.11A
Artikel 3.1.12
Artikel 3.1.13
Artikel 3.1.14
Artikel 3.1.15
Artikel 3.1.16
Artikel 3.1.17
Artikel 3.2.1
Artikel 3.2.2
Artikel 3.2.3
Artikel 3.2.4
Artikel 3.2.5
Artikel 3.2.6
Artikel 3.2.7
Artikel 3.2.8
Artikel 3.2.9
Tabel 1
Tabel 2
Tabel 3
Tabel 4
Tabel 5
Tabel 6
Algemeen
Functiewaarderingssysteem
Combinatiefunctie
Toepassing salarisschalen
Salarisgarantieregeling
Werknemers aangesteld in het kader van de Wet werk en inkomen
Periodieke verhogingen
Uitbetaling salaris
Bevordering
Bijzondere beloningen
Structurele eindejaarsuitkering
Eenmalige uitkering 2010
Levensloopbijdrage Verpleeg- en Verzorgingshuizen
Vakantiebijslag
Pensioen
Gratificatie
Spaarloonregeling
Loondoorbetaling inval-/oproepkrachten en min/max-contracten kraamzorg
Beroepsopleidingen
Salarisgarantie leerling-werknemer
Aspirant leerlingen
Zakgeld en stagevergoeding leerlingen
Gereserveerd
Opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog
Overige BBL opleidingen in het kader van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB)
Overige opleidingen
Leerlingsalarissen verkorte opleiding tot kraamverzorgende
Salarisschalen per 1 september 2010*
Salarisreeks per 1 september 2010*
Salarisschalen per 1 januari 2011*
Salarisreeks per 1 januari 2011*
Salarisschalen per 1 juli 2011*
Salarisreeks per 1 juli 2011*
15
15
16
16
16
16
16
16
17
17
17
17
17
17
18
18
18
18
18
19
20
20
20
20
20
20
20
22
25
26
29
30
33
Hoofdstuk 4
Arbeidsduur
34
Artikel 4.1
Artikel 4.2
Artikel 4.3
Arbeidsduur
Min/max contracten
Nulurencontracten
34
34
34
Hoofdstuk 5
Werktijden
34
Artikel 5.1
Artikel 5.1.1
Artikel 5.1.2
Artikel 5.1.3
Artikel 5.1.4
Artikel 5.2
Artikel 5.3
Artikel 5.3.1
Artikel 5.3.2
Artikel 5.3.3
Artikel 5.4.1
Artikel 5.4.2
Werk- en rusttijden algemeen
Maximum arbeidstijd per dienst
Nachtdiensten
Vrije weekeinden
Pauzes
Definities consignatiediensten, bereikbaarheidsdiensten, aanwezigheidsdiensten
Wachtdiensten Kraamverzorgenden
Vergoeding wachtdiensten
Oproep tijdens wachtdienst
Maximum aantal oproepen tijdens wachtdienst
Gebroken diensten
Verschoven diensten
34
35
35
35
35
35
35
35
36
36
36
36
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
3
Artikel 5.5
Artikel 5.5.1
Artikel 5.5.2
Artikel 5.5.3
Artikel 5.5.4
Artikel 5.5.5
Artikel 5.6
Artikel 5.7
Artikel 5.7.1
Artikel 5.7.2
Artikel 5.7.3
Artikel 5.7.4
Artikel 5.8
Artikel 5.8.1
Artikel 5.8.2
Artikel 5.8.3
Artikel 5.9
Artikel 5.9.1
Artikel 5.9.2
Artikel 5.10
Artikel 5.11
Artikel 5.11.1
Artikel 5.11.2
Artikel 5.11.3
Artikel 5.11.4
Artikel 5.11.5
Artikel 5.12
Artikel 5.12.1
Artikel 5.13
Artikel 5.14
Overwerk
Bepaling aantal overwerkuren en vrijgestelde werknemers
Maximaal aantal uren overwerk, vacaturestelling
Vergoedingsregeling voor de werknemer met een volletijd arbeidsduur
Vergoedingsregeling voor de werknemer met een deeltijd arbeidsduur
Opnemen vergoeding
Structureel meerwerk
Onregelmatige dienst
Werkingssfeer
Vergoedingsregeling onregelmatige dienst
Berekening vergoeding
Afbouwregeling
Vergoedingsregeling consignatie-, aanwezigheids- en bereikbaarheidsdienst
Vergoeding voor arbeid van de werknemer met een volletijd arbeidsduur
Vergoeding voor arbeid van de werknemer met een deeltijd arbeidsduur
Opnemen vergoeding
Slaapdienst
Vergoeding slaapdienst
Opnemen vergoeding slaapdienst
Gebroken dienst
Overwerk
Uitzonderingen overwerkvergoeding
Overwerkvergoeding deeltijdwerker
Overwerkvergoeding
Opnemen overwerkvergoeding
Maximaal aantal uren overwerk
Inconveniënte uren
Vergoeding inconveniënte uren
Bereikbaarheidsdienst
Slaapdienst
36
36
37
37
37
37
37
37
38
38
38
38
38
39
39
39
39
40
40
40
40
40
40
40
41
41
41
41
41
41
Hoofdstuk 6
Werk en privé
41
Artikel 6.1
Artikel 6.1.7
Artikel 6.1.8
Artikel 6.2
Artikel 6.2.1
Artikel 6.2.2
Artikel 6.2.3
Artikel 6.2.4
Artikel 6.2.5
Artikel 6.2.6
Artikel 6.2.7
Artikel 6.2.8
(Vakantie)verlof (vervalt per 1 januari 2012 en wordt vervangen door een nieuw artikel
6.1)
(Vakantie)verlof (treedt in werking per 1 januari 2012)
Invoeringspad Persoonlijk Levensfase Budget (treedt in werking per 1 januari 2012)
Overgangsregeling 50 jaar of ouder (treedt in werking per 1 januari 2012)
Garantieregeling 55 jaar of ouder (treedt in werking per 1 januari 2012)
Besteding uren PLB (treedt in werking per 1 januari 2012)
Garantieregeling verlof werknemers 55 jaar en ouder in Verpleeg- en Verzorgingshuizen
(vervalt per 1 januari 2012)
Opbouw (vakantie)verlof
Opnemen van (vakantie)verlof
Verlof en feestdagen
Verlof in verband met bijzondere persoonlijke omstandigheden
Bezoek (tand)arts/specialist
Calamiteitenverlof voor het regelen van de zorg
Zorgverlof bij zeer ernstige ziekte
Verlenging bevallingsverlof
Wet Arbeid en Zorg
(Gedeeltelijk) afwijzen verlof
Premies tijdens onbetaald verlof/levensloopregeling
Hoofdstuk 7
Meerkeuzesysteem arbeidsvoorwaarden
44
Artikel 7.1
Artikel 7.2
Artikel 7.3
Meerkeuzesysteem
Randvoorwaarden Meerkeuzesysteem
Inrichting Meerkeuzesysteem
44
44
44
Hoofdstuk 8
Arbeid en gezondheid
45
Artikel 8.1
Artikel 8.1.1
Artikel 8.1.2
Artikel 8.1.3
Artikel 8.1.4
Artikel 8.1.5
Artikel 8.1.6
Artikel 8.2.1
Artikel 8.2.2
Artikel 8.2.3
Artikel 8.2.4
Loondoorbetaling bij ziekte en arbeidsongeschiktheid
Loondoorbetaling bij ziekte en arbeidsongeschiktheid bij min-maxcontract
Productieve arbeid en re-integratie-activiteiten tijdens ziekte
Loonaanvulling vervroegde IVA-uitkering
WIA 0-35%
Verlagen of vervallen van loondoorbetaling
WGA premie
Plan van aanpak arbeidsomstandigheden
Risico inventarisatie en evaluatie
Ziekteverzuim
Arbozorgsysteem
45
45
45
45
45
46
46
46
46
46
46
Artikel 6.1
Artikel 6.1.2
Artikel 6.1.3
Artikel 6.1.4
Artikel 6.1.5
Artikel 6.1.6
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
41
41
42
42
42
42
42
43
43
43
43
43
43
44
44
44
44
44
4
Artikel 8.2.5
Artikel 8.3.1
Artikel 8.3.2
Artikel 8.3.3
Artikel 8.3.4
Kwaliteit van de arbeid
Preventiebeleid fysieke belasting
Preventiebeleid psychische belasting
Seksuele intimidatie
Agressie en geweld
46
46
47
47
47
Hoofdstuk 9
Bijdragen en uitkeringen
47
Artikel 9.1
Artikel 9.2
Artikel 9.3.1
Artikel 9.3.2
Artikel 9.4.1
Artikel 9.4.2
Artikel 9.5
Artikel 9.6
Artikel 9.7
Artikel 9.8.1
Artikel 9.8.2
Artikel 9.8.3
Artikel 9.8.4
Artikel 9.8.5
Artikel 9.8.6
Artikel 9.8.7
Artikel 9.8.8
Artikel 9.8.9
Artikel 9.8.10
Vergoedingen voor reiskosten
Vergoeding kosten woon- werkverkeer
Vergoeding reiskosten van huis naar cliënten in de wijk
Vergoedingsnormen per vervoermiddel
Vergoeding extra kosten woon-werkverkeer
Vergoeding reis- en verblijfkosten incidentele dienstreizen
Uitkering bij overlijden
Herregistratie sociaal-geneeskundigen
Herregistratie specialist ouderengeneeskunde
Wachtgeld
Duur van het wachtgeld
Hoogte van het wachtgeld
Pensioenbijdrage
Verplichtingen van de werknemer / wachtgeldgerechtigde
Vermindering van het wachtgeld
Verval van het wachtgeld
Uitkering bij overlijden
Bijzondere regelingen
Positieve afwijking wachtgeldregeling
48
48
48
48
49
49
50
50
50
50
51
51
51
52
52
52
52
52
53
Hoofdstuk 10
Medezeggenschap en faciliteiten werknemersorganisaties
53
Artikel 10.1
Artikel 10.2
Artikel 10.3
Artikel 10.4
Extra bevoegdheden ondernemingsraad
Verlof in verband met lidmaatschap werknemersorganisatie
Rechtsbescherming vakbondsconsulenten
Verzorgende en Verpleegkundige Adviesraad
53
53
53
54
Hoofdstuk 11
Functiewaardering
54
Artikel 11.1
Artikel 11.2.1
Artikel 11.2.2
Artikel 11.2.3
Artikel 11.2.4
Uitgangspunten FWG
Herindeling
Herindelingsprocedure
Vaststellen functiebeschrijving
Waardering en indeling van de functie
54
54
54
54
55
Hoofdstuk 12
Fusie en reorganisatie
55
Artikel 12.1
Artikel 12.2
Artikel 12.3
Toepasselijkheid Fusiegedragsregels
Bepalingen bij reorganisatie/gedwongen ontslagen
Overname personeel WMO
55
55
55
Hoofdstuk 13
Invoeringsbepalingen Basis-CAO
56
Artikel 13.1
Artikel 13.2
Artikel 13.3
Artikel 13.4
Invoeringsbepaling
Randvoorwaarden decentraal overleg werkgever en de OR
Decentrale regelingen
Decentraal overleg werknemersorganisaties over medezeggenschap
56
57
58
58
Hoofdstuk 14
Slotbepalingen
59
Artikel 14.1
Artikel 14.2
Artikel 14.3
Artikel 14.4
Artikel 14.5
Uitzendkrachten
Commissie van Interpretatie
Op non-actief stelling en schorsing
Bijdrage werknemersorganisaties
Duur, wijziging en opzegging van de CAO
59
59
59
59
59
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
5
Bijlage A1
Garantieregelingen Verpleeg- en Verzorgingshuizen en
Thuiszorgorganisaties
60
Bijlage A2
Afwijkende arbeidsduur als bedoeld in artikel 5.5.2 lid 1 CAO
61
Bijlage B
Professioneel statuut voor een arts werkzaam in een Thuiszorginstelling
62
Model individuele arbeidsovereenkomst van de CAO VVT
64
Adressen van de partijen bij het CAO-overleg
66
Trefwoordenlijst
67
CAO Thuiszorg 2006-2010
68
Protocol bij de totstandkoming van de CAO Thuiszorg 2006-2010
69
Hoofdstuk I
Algemene bepalingen
71
Artikel 1
Artikel 2
Artikel 2a
Artikel 7
Artikel 7a
Definities
Werkingssfeer
Uitzendkrachten
Werknemer werkzaam op basis van gesubsidieerde arbeid
Meerkeuzesysteem arbeidsvoorwaarden
71
71
72
72
72
Hoofdstuk II
Arbeidsovereenkomst
74
Artikel 8
Artikel 8a
Artikel 9
Inhoud arbeidsovereenkomst
Proeftijd
Duur arbeidsovereenkomst
74
74
74
Hoofdstuk III
Arbeidsduur, werktijden en daarmee samenhangende vergoedingen
75
Artikel 10
Arbeidsduur
Artikel 11
(Gereserveerd)
Artikel 12
Werktijden algemeen
Artikel 13
Randvoorwaarden bij de inrichting van de werktijden
Artikel 14
Overwerk
Artikel 15
Inconveniënte uren
Artikel 16
Bereikbaarheidsdienst
Artikel 17
Slaapdienst
Artikel 18
Inrichting werktijden kraamverzorgenden
Artikel 19 tot en met artikel 21 (Gereserveerd)
Hoofdstuk IV
Salariëring
75
75
75
75
76
76
76
76
77
77
77
Artikel 22
Functiewaardering
Artikel 23
Salaris
Artikel 24
(Gereserveerd)
Artikel 25
Structurele eindejaarsuitkering
Artikel 26 tot en met artikel 29 (Gereserveerd)
Artikel 30
Waarneming hoger gesalarieerde functie
Artikel 30a
Arbeidsmarkttoeslagen
Artikel 30b
Beloningsaccenten in verband met functioneren
77
77
77
77
78
78
78
78
Hoofdstuk V
Vakantie, verlof en vakantietoeslag
78
Artikel 31
Artikel 32
Artikel 33
Artikel 33a
Artikel 33b
Artikel 34
(Gereserveerd)
(Vakantie)verlof
Zwangerschaps- en bevallingsverlof
Calamiteiten-en zorgverlof
Pensioenpremie PGGM gedurende wettelijk ouderschapsverlof
Vakantietoeslag
78
78
79
79
79
80
Hoofdstuk VI
Voorzieningen bij arbeidsongeschiktheid
80
Artikel 36
Artikel 37
Artikel 37a
Artikel 38
Vakantietoeslag
(Gereserveerd)
Nadere arbeidsvoorwaardelijke afspraken rond ziekteverzuim
(Gereserveerd)
80
81
81
81
Hoofdstuk VI A Scholing/opleiding en kinderopvang
81
Artikel 38a
Artikel 38b
Algemeen
Scholing en opleiding
81
81
Hoofdstuk VI B
Leerlingen en stagiaires
82
Artikel 38d
Artikel 38e
Algemeen
Leerling-werknemer
82
82
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
6
Artikel 38f
Artikel 38g
Leerling-werknemer verkorte opleiding kraamverzorgende
Stagiaire
82
83
Hoofdstuk VII
Algemene verplichtingen werknemer
83
Artikel 39
Algemeen
Artikel 40
Aanstellingskeuring
Artikel 41
Verhuizing
Artikel 42
(Gereserveerd)
Artikel 43
Opleiding en bijscholing
Artikel 44
Nevenfuncties
Artikel 45 tot en met artikel 47 (Gereserveerd)
83
83
83
83
83
84
84
Hoofdstuk VIII
Algemene verplichtingen werkgever
84
Artikel 50
Verstrekking CAO
84
Hoofdstuk IX
Sociaal-organisatorische regelingen
84
Artikel 52
Fusiegedragsregels
Artikel 53
Bepalingen bij reorganisaties/gedwongen ontslagen
Artikel 54
Werkoverleg
Artikel 55
Seksuele of andere vormen van intimidatie
Artikel 56
Gehandicapte werknemers
Artikel 57 en artikel 58 (Gereserveerd)
Artikel 59
Positieve actie
Artikel 60
Initiatiefrecht werkgever en werknemer
Artikel 61
Beoordelingsregeling
84
84
85
85
85
85
85
86
86
Hoofdstuk X
Medezeggenschap
86
Artikel 62
Artikel 63
Artikel 64
Artikel 65
(Gereserveerd)
Faciliteiten ondernemingsraad
Bestuurssamenstelling
Hoogste dagelijkse leiding
86
86
86
86
Hoofdstuk XI
Faciliteiten voor werknemersorganisaties
86
Artikel 69
Artikel 70
Artikel 70a
Artikel 71
Verlof voor werknemersorganisaties
Overige faciliteiten
Rechtsbescherming vakbondsconsulenten
Bijdrage aan werknemersorganisaties
86
87
87
87
Hoofdstuk XII
Onkostenvergoedingen en overige financiële regelingen
87
Artikel 72
Artikel 73
Artikel 74
Artikel 75
Artikel 76
Artikel 77
Artikel 78
Artikel 79
Artikel 79a
(Gereserveerd)
Vergoeding verhuiskosten
Reis- en verblijfkostenvergoeding
Studiefaciliteiten
Telefoonkosten
Dienstkleding
Jubileumgratificatie
Spaarloonregeling
Premieverdeling PGGM
87
87
87
87
87
88
88
88
88
Hoofdstuk XIII
Regelingen bij conflicten
88
Artikel 80
Schorsing
Artikel 81
Op non-actiefstelling
Artikel 82 tot en met artikel 85 (Gereserveerd)
88
88
89
Hoofdstuk XIV
Einde van de arbeidsovereenkomst
89
Artikel 86
Artikel 87
Artikel 88
Beëindiging van de arbeidsovereenkomst
Wachtgeld
Uitkering bij overlijden
89
89
89
Hoofdstuk XV
Verkregen rechten
89
Artikel 89
Verkregen rechten algemeen
Artikel 90 t/m artikel 92 (Gereserveerd)
Artikel 93
Verkregen rechten jubileumgratificaties
89
89
89
Hoofdstuk XVI
90
Overgangs-en slotbepalingen
Artikel 95 tot en met artikel 97 (Gereserveerd)
Artikel 98
Duur en wijziging
90
90
Uitvoeringsregeling A Salariëring
91
Hoofdstuk I
91
Algemene bepalingen
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
7
Hoofdstuk II
Hoofdstuk III
Hoofdstuk IV
Structuur salarisschalen
Inpassingstabellen salarissen
Leerlingsalarissen
Overige uitvoeringsregelingen
B (ex artikel 14)
C (ex artikel 15)
D (ex artikel 16)
E (ex artikel 22)
F (ex artikel 18)
H (ex artikel 64)
I (ex artikel 73)
J (ex artikel 74)
K (ex artikel 75)
N (ex artikel 87)
Overwerk
Toelage inconveniënte uren
Bereikbaarheidsdienst
Functiewaardering Gezondheidszorg (FWG)
Wachtdienst voor kraamverzorgenden
Samenstelling Bestuur/Raad van Toezicht/Raad van Commissarissen
Verhuiskostenvergoeding
Reis- en verblijfkostenvergoeding
Studiefaciliteiten
Wachtgeld
93
109
114
117
117
118
118
119
125
125
126
128
129
130
Bijlagen
134
1 Professioneel statuut voor een arts werkzaam in een thuiszorginstelling
134
Zakenregister CAO Thuiszorg
136
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
8
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE VERPLEEG-, VERZORGINGSHUIZEN EN
THUISZORG (CAO VVT)
(van 1-3-2010 tot 1-3-2012)
Tussen de ondergetekenden:
a. de volgende organisatie van werkgevers:
1. ActiZ
2. Branchebelang Thuiszorg Nederland (verder te noemen: BTN)
partijen ter ene zijde, hierna ook te noemen ‘werkgeversorganisaties’
en
b. de volgende organisaties van werknemers:
1. AbvaKabo FNV
2. CNV Publieke Zaak
FBZ, Federatie van Beroepsorganisaties in de Zorg en daaraan gerelateerd onderwijs en onderzoek, te weten:
3. Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband
4. Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie
5. Ergotherapie Nederland
6. Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie, sectie Gezondheidszorg
7. Nederlandse Vereniging voor Psychomotorische Therapie
8. Nederlands Instituut van Psychologen
9. Vereniging van Geestelijk Verzorgers in Zorginstellingen
10. Nederlandse Vereniging van Diëtisten
11. Vereniging van Hoger en Middelbaar Personeel in de sector Zorg en Welzijn (VHP Zorg)
12. NU’91, Beroepsorganisatie van de Verpleging
partijen ter andere zijde, hierna ook te noemen ‘werknemersorganisaties’,
is de volgende collectieve arbeidsovereenkomst, hierna te noemen: CAO, aangegaan.
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
9
Protocol
Studieafspraken
CAO-partijen zullen de volgende studies starten:
Beloningsverhoudingen aan de onderkant van het loongebouw van de CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
(CAO VVT): In dit onderzoek worden de gevolgen van de trend tot outsourcing van relatief eenvoudige taken, de
gewijzigde wetgeving, waaronder de beperking van de AWBZ en de invoering van de WMO, en in breder verband, de
verschuiving van zorg naar welzijn, in relatie tot de beloningen in andere, concurrerende branches in het licht van de
arbeidsmarkt- en concurrentiepositie van de branche VVT op deelsegmenten van de dienstverlening en de uitzendarbeid
betrokken.
Resultaatgericht belonen: CAO-partijen zullen een pilot starten inzake de introductie van het resultaatgericht belonen in
relatie tot het huidige beginsel van het automatische periodiekensysteem van de CAO VVT. Doel is ervaring op te doen
en de relevante voorwaarden te bepalen op grond waarvan een dergelijk beloningsstelsel geïntroduceerd kan worden. Als
onderdeel van het onderzoek wordt bezien voor welke categorie werknemers een resultaatgerichte beloning als eerste
geïntroduceerd kan worden.
FWG: CAO-partijen zullen onderzoek doen naar de mogelijkheid van de totstandkoming van resultaatgerichte
functiebeschrijvingen en een vereenvoudigde toepassing van FWG 3.0. Voor dit onderzoek zal een gezamenlijke
stuurgroep worden opgericht. Onderdeel van het onderzoek vormt de intentie om te komen tot een branchespecifieke
geschillencommissie.
Arbocatalogus
CAO-partijen besluiten naar aanleiding van het tot stand komen van de arbocatalogus of het nog noodzakelijk is om huidige
CAO-bepalingen rond dit thema te laten bestaan. Daarbij wordt het uitgangspunt betrokken dat hetgeen de wet al bepaalt niet
in CAO hoeft te worden opgenomen.
DUURZAME INZETBAARHEID
Scholing
CAO-partijen zullen via het fonds A&O VVT het gebruik van EVC’s (voor de kwalificatie voor een beroep en
ervaringscertificaten) faciliteren en stimuleren.
Arbeidsomstandigheden
CAO-Partijen komen overeen te realiseren dat de thema’s werkdruk en veiligheid een hoge prioriteit binnen de organisaties
krijgen. Hiertoe zullen zij via het A&O VVT fonds over de aanpak van deze vraagstukken kennis overdragen.
Werktijden en balans werk/ privé
CAO-partijen zullen via het A&O VVT fonds activiteiten ontwikkelen om de planning van de werktijden te verbeteren.
Uitgangspunten hierbij zijn het realiseren van een (betere) balans tussen de belangen van de werknemer en de organisatie.
CAO-partijen zullen het toekennen van meer zeggenschap aan de werknemers via een aantal pilots “zelfroosteren”
onderzoeken.
Programma Duurzame inzetbaarheid
Programma Duurzame inzetbaarheid
Tijdens de looptijd van de CAO zullen cao- partijen in het kader van duurzame inzetbaarheid een programma op basis van
projectvoorstellen uitvoeren. Over het programma en de projectvoorstellen zal het overleg in het SOVVT plaatsvinden. De
financiering en/of uitvoering zal plaatsvinden via de Stichting A+O VVT.
Voorlichting Persoonlijk Levensfase Budget en verlof
CAO-partijen zullen een informatie- en voorlichtingstraject richting werkgevers en werknemers rondom de invoering van het
nieuwe verlofsysteem opzetten en uitvoeren.
WERKGELEGENHEID
Jeugdigen en zij-instromers
CAO-partijen komen overeen om werkgevers, in samenwerking met regionale samenwerkingsverbanden te faciliteren bij het
aantrekken van (werkloze) jeugdigen en zij- instromers. Hierbij wordt waar mogelijk gebruikt gemaakt van de resultaten en
ervaringen die zijn opgedaan in werkgelegenheidsplannen die al lopen ( Jeugdwerkgelegenheidsplan in het kader van de
jeugdwerkloosheid en Jobhop, in het kader van moeilijke plaatsbare jeugdigen).
WMO
CAO-partijen hebben geconstateerd dat de invoering van de WMO voor werknemers, voorheen in dienst van thuiszorg en
thans werkzaam in de huishoudelijke verzorging in het kader van de WMO, evenals voor de arbeidsmarkt in de VVT branche,
ernstige negatieve gevolgen heeft. Tegen deze achtergrond menen partijen dat alles moet worden ondernomen om in de
richting van verantwoordelijke bewindslieden er voor te zorgen dat de genoemde gevolgen zo spoedig mogelijk teniet worden
gedaan. Deze arbeid dient uitsluitend te worden verricht door cao-werknemers. Hiermee wordt aan de werking van dit
segment van de arbeidsmarkt, dat voornamelijk wordt ingenomen door vrouwen, een positieve impuls gegeven.
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
10
CAO-partijen zullen zo spoedig mogelijk actie ondernemen richting Kabinet en gezamenlijk voorstellen doen om de zwakke
rechtspositie van deze werknemers aanzienlijk te verstevigen. CAO-partijen constateren tevens dat voor deze groep tenminste
het Wettelijk Minimum (Jeugd)loon geldt.
De werkingsfeer van de CAO VVT betreft tevens de WMO. Dit betekent dat de onderhavige arbeid door deze werknemers
dient te worden uitgevoerd op basis van de, al dan niet specifiek geldende, in de CAO VVT vastgelegde arbeidsvoorwaarden.
Om dit doel te kunnen realiseren zullen partijen acties ondernemen om deze doelstellingen te realiseren. Doel van de acties
zijn de navolgende:
de WMO regelgeving dient door VWS, met onderkenning van de verantwoordelijkheid van lokale partijen betreffende
de organisatie en de uitvoering van de WMO activiteiten, te worden aangevuld met bepalingen met betrekking tot de
aanbesteding die bepalen dat de huishoudelijke verzorging in het kader van de WMO, alleen kan worden uitgevoerd door
cao personeel. In casu betekent dit dat de bijzondere regeling betreffende alfahulpen voor zover betrekking hebbend op
de WMO dient te worden geschrapt.
de bepalingen dienen zodanig te luiden dat gemeenten verplicht zijn deze bepalingen bij de aanbesteding als
uitgangspunten te hanteren.
Acties met genoemde doelstellingen zullen zo spoedig mogelijk door CAO-partijen worden besproken en ingezet.
Zodra voorwaarden zijn vervuld zullen partijen zo nodig gedurende de looptijd van de CAO uitvoering geven aan de
realisering van de doelstelling betreffende de rechtspositie van de onderhavige categorie werknemers.
De Ondernemingsovereenkomst
Er zal nadere informatie aan werkgevers/werknemers worden verstrekt over de relatie tussen de ondernemingsovereenkomst
en de individuele arbeidsovereenkomst en welke onderwerpen gedecentraliseerd zijn. Onderdeel van de informatie is een
document waarin de betreffende artikelen integraal zijn opgenomen.
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
11
Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen
Artikel 1.1
Definities
In deze CAO voor de Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg (VVT) wordt verstaan onder:
1. Aanwezigheidsdienst:
een aaneengesloten periode van ten hoogste 24 uur waarin de werknemer, zo nodig naast het verrichten van de bedongen
arbeid, verplicht is op de arbeidsplaats aanwezig te zijn om op oproep zo spoedig mogelijk de bedongen arbeid te verrichten.
2. Arbeidsduur:
het tussen werkgever en werknemer overeengekomen gemiddeld aantal uren per week voor het verrichten van
werkzaamheden, waarbij inbegrepen:
alle verlofuren waarover loon wordt betaald;
vergoedingen in vrije tijd volgens regelingen in deze CAO;
verzuim tijdens vastgestelde werktijden wegens ziekte/arbeidsongeschiktheid.
Voor werknemers die ambulant zijn gelden daarenboven de volgende bepalingen:
reis- en wachttijden als gevolg van door de werkgever opgedragen werkzaamheden, afgezien van gebroken diensten,
voor zover deze reistijden meer bedragen dan de voor de werknemer gebruikelijke reistijden voor het woonwerkverkeer;
bij thuiszorgwerkzaamheden (extramuraal): reistijden als gevolg van gebroken diensten.
3. Bereikbaarheidsdienst:
een aaneengesloten periode van ten hoogste 24 uren waarin de werknemer, zo nodig naast het verrichten van de bedongen
arbeid, verplicht is om bereikbaar te zijn om op oproep zo spoedig mogelijk de bedongen arbeid te verrichten.
4. Beroepsbegeleidende leerweg (BBL):
onderwijs, waarbij de leerling gedurende de beroepspraktijkvorming tevens werknemer is en waarbij de
eindverantwoordelijkheid voor de opleiding berust bij de onderwijsinstelling. Voor kwalificatieniveau 5 wordt deze leerweg
aangeduid met de term duale leerweg.
5. Consignatiedienst:
een periode tussen twee opeenvolgende diensten of tijdens pauze, waarin de werknemer uitsluitend verplicht is bereikbaar te
zijn om in geval van onvoorziene omstandigheden op oproep zo spoedig mogelijk de bedongen arbeid te verrichten.
6. Feest- en gedenkdagen:
Nieuwjaarsdag, Eerste en Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, Eerste en Tweede Pinksterdag, Eerste en Tweede Kerstdag en
de als zodanig door de overheid erkende nationale feest- en gedenkdagen waaronder Koninginnedag en 5 mei. De werknemer
kan ervoor kiezen om in plaats van genoemde dagen verlof op te nemen op andere bij de godsdienst of de levensbeschouwing
van de werknemer passende dagen.
7. Leerling-werknemer:
de werknemer die in het kader van de Beroepsbegeleidende leerweg een (leer/)arbeidsovereenkomst met de werkgever heeft.
8. Periode:
een aaneengesloten tijdvak van vier weken.
9. Periodiek:
het verschil tussen twee opeenvolgende bedragen in een salarisschaal.
10. Relatiepartner:
de geregistreerde partner van de werknemer dan wel
degene met wie de werknemer, met het oogmerk duurzaam samen te leven, een gemeenschappelijke huishouding voert,
hetgeen blijkt uit een aan de werkgever overlegde notariële akte.
11. Salaris
het voor de werknemer geldende bruto maand- of periodesalaris, exclusief de in de artikelen 3.1.13, 5.3.1, 5.5, 5.7, 5.8, 5,9,
9.1, 9.2, 9.3.1, 9.3.2, 9.4, 9.4.1, 9.7, art. 2 Bijlage A1 genoemde vergoedingen en exclusief de in de artikelen 3.1.11 en
3.1.11A vermelde eindejaarsuitkering en levensloopbijdrage in artikel 3.1.12.
12. Stagiair:
een leerling die een MBO- of een HBO-opleiding volgt ingevolge het OCW-opleidingsstelsel (beroepsopleidende leerweg) en
in die hoedanigheid een stage volgt.
13. Vakantiekracht:
de persoon die incidenteel tijdens de schoolvakanties werkzaam is voor een periode niet langer dan maximaal zes weken
achtereen.
14. Uurloon:
a
voor de berekening van vergoedingen/toeslagen als bedoeld in de artikelen 5.5.3, 5.7.3, 5.8.1, 5.8.2, 5.9.1, 5.11.3, 5.12.1,
5.13 en 5.14 wordt het uurloon berekend als 12 maal het maandsalaris gedeeld door 1878*, dan wel het periodesalaris
gedeeld door 144;
b voor overige uurloongerelateerde arbeidsvoorwaarden wordt het uurloon berekend door het maandsalaris te delen door
156, en het periodesalaris te delen door 144.
* 1878 betreft een gemiddeld aantal uren op jaarbasis gemeten over een periode van 7 jaar.
15. Verschoven diensten:
een verplaatsing van een aantal aaneengesloten uren waarop de werknemer volgens de vastgestelde werktijden arbeid zou
moeten verrichten naar een ander moment, waarop de werknemer volgens de vastgestelde werktijden géén arbeid zou hoeven
te verrichten.
16. Weekend:
een periode van 48 uur vrij van dienst, vallend op zaterdag en zondag.
17. Werkgever:
de organisatie, als bedoeld in sub 1 dan wel sub 2 dan wel een combinatie van sub 1 en sub 2:
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
12
1.
Verpleeg- en/of verzorgingshuis
a. De privaatrechtelijke rechtspersoon die één of meer instellingen beheert of doet beheren, die tenminste zijn
toegelaten voor de in het Besluit Zorgaanspraken AWBZ (Stb. 2002, 527) genoemde functionele zorgaanspraak
verblijf, alsmede voor een of meer van de volgende zorgaanspraken, te weten: persoonlijke verzorging en/of
verpleging en/of begeleiding en/of behandeling, mits deze instellingen, al dan niet in combinatie, voornamelijk
werkzaam zijn ten behoeve van cliënten met een somatische en/of psychogeriatrische aandoening of beperking
en/of psychosociale problematiek en/of de op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning gefinancierde
huishoudelijke verzorging, waaronder wordt begrepen het ondersteunen bij of overnemen van activiteiten op het
gebied van het verzorgen van het huishouden van een persoon dan wel van de leefeenheid waartoe een persoon
behoort.
b. De privaatrechtelijke rechtspersoon die een instelling beheert of doet beheren die is toegelaten voor een of meer van
de functionele zorgaanspraken van het Besluit Zorgaanspraken AWBZ behoudens de aanspraak verblijf, voor zover
deze instelling vóór 1 april 2003 viel onder artikel 14 respectievelijk 16 van het gewijzigde Besluit Zorgaanspraken
bijzondere ziektekostenverzekering (Stb. 2000, 221).
c. De door de in lid 1 bedoelde rechtspersoon beheerde voorziening die voornamelijk diensten verleent ten behoeve
van deze instellingen en/of hun cliënten alsmede de door de rechtspersoon geëxploiteerde voorziening op het gebied
van verzorging en/of huisvesting van ouderen.
d. Behoudens voor zover dit op grond van het Besluit Zorgaanspraken AWBZ is beperkt of uitgesloten, kunnen de
functionele zorgaanspraken zowel ten behoeve van intramuraal verblijvende en/of zelfstandig wonende cliënten
worden verricht.
e. Onder de in dit artikel genoemde rechtspersoon wordt verstaan zowel de rechtspersoon zonder winstoogmerk als de
rechtspersoon met winstoogmerk, mits de winst volledig ten goede komt aan de zorg(instelling). Niet onder het
begrip rechtspersoon valt de overheidswerkgever in de zin van de Wet Privatisering ABP (Stb. 1995, 639).
2. Thuiszorgorganisatie
a. de privaatrechtelijke organisatie, dan wel een al of niet juridisch zelfstandig onderdeel hiervan, al of niet met
rechtspersoonlijkheid en al dan niet met winstoogmerk, waarvan de activiteiten hoofdzakelijk een extramuraal
karakter hebben en die zich voornamelijk richt op het verlenen van door de overheid op grond van de Algemene
Wet Bijzondere Ziektekosten en/of de Zorgverzekeringswet verzekerde en gefinancierde zorg respectievelijk de op
grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning gefinancierde hulp, bestaande uit één of meer van de volgende
vormen:
huishoudelijke verzorging, waaronder wordt begrepen het ondersteunen bij of overnemen van
activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van een persoon dan wel van de leefeenheid
waartoe een persoon behoort, en/of persoonlijke verzorging en/of verpleging al dan niet in combinatie met
ondersteunende begeleiding en/of activerende begeleiding en/of prenatale zorg en/of het uitlenen van
verpleegartikelen en/of jeugdgezondheidszorg en/of dieetadvisering en/of vaccinaties;
en/of
kraamzorg: waaronder wordt verstaan het leveren van de volgende activiteiten: partusassistentie, verzorging
en controle van kraamvrouw en pasgeborene, voorlichting en instructie, waarborgen van hygiëne tijdens
partus en kraambed, huishoudelijke verzorging en/of opvang;
b. de privaatrechtelijke organisatie(s) die beheerd wordt (worden) door (een) organisatie(s) als genoemd in lid 2 sub a
en die uitsluitend dan wel nagenoeg uitsluitend activiteiten verricht(en) ten behoeve van die organisatie(s).
18. Werknemer:
de persoon die een arbeidsovereenkomst is aangegaan met de werkgever, tenzij hij:
de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;
directeur is, waaronder wordt verstaan degene die als eindverantwoordelijke is belast met de beleidsvoorbereiding en het
beheer van de organisatie en daarvoor rechtstreeks verantwoording verschuldigd is aan het bestuur of de raad van
toezicht;
werkzaam is als vakantiekracht;
uurdocent is, waarbij onder uurdocent wordt verstaan de werknemer die incidenteel doceerwerkzaamheden verricht;
19. Werktijden:
uren waarop arbeid dient te worden verricht.
20. CAO Verpleeg- en Verzorgingshuizen:
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg onderdeel Verpleeg- en Verzorgingshuizen 2007.
21. CAO Thuiszorg:
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg onderdeel Thuiszorg oktober 2006 t/m december 2007.
22. CAO Thuiszorg BTN - CNV Publieke Zaak:
de CAO Thuiszorg, gesloten tussen Branchebelang Thuiszorg Nederland en de CNV Publieke Zaak looptijd 1 maart 2008 tot
1 maart 2010.
Artikel 1.2
Werkingssfeer, toepassing en ontheffingen
1. Deze CAO is van toepassing op de arbeidsverhouding tussen de werkgever als bedoeld in artikel 1.1 lid 17 en de
werknemer als bedoeld in artikel 1.1 lid 18.
2. Partijen bij deze CAO kunnen, op verzoek van de werkgever, wanneer de arbeidsverhouding tussen die werkgever en
zijn werknemers valt onder de werkingssfeer van meerdere CAO’s, dan wel wanneer sprake is van toepassing van
meerdere CAO’s in concernverband, besluiten de bepalingen van de CAO VVT niet van toepassing te verklaren op de
arbeidsverhouding tussen deze werkgever en al zijn werknemers dan wel een gedeelte van zijn werknemers. Aan een
besluit als in deze bepaling bedoeld, kunnen nadere voorwaarden worden verbonden.
3. De werkgever die (gedeeltelijk) niet onder de werkingssfeer van deze CAO valt, kan CAO-partijen verzoeken
instemming te verlenen deze CAO toe te passen op de arbeidsverhouding met de werknemers die voorafgaand aan de
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
13
4.
5.
6.
toetreding tot deze CAO onder de werkingssfeer van een andere CAO vallen. Aan een toetreding als in deze bepaling
bedoeld, kunnen nadere voorwaarden worden verbonden.
Partijen bij deze CAO kunnen een commissie instellen, die bevoegd is om bij strijdigheid van de werkingssfeer van deze
CAO met een andere bindende regeling van arbeidsvoorwaarden, in overleg met partijen bij voornoemde regeling een
oplossing vast te stellen.
Indien één der partijen bij deze CAO van oordeel is dat toepassing van de in deze CAO genoemde bepalingen, bijlagen
of onderdelen daarvan in hun onderling verband bezien binnen de instelling of categorieën van instellingen dan wel ten
aanzien van een bepaalde categorie van werknemers binnen de instelling(en) zal leiden tot niet door partijen bedoelde
effecten van de CAO, kunnen partijen nadere uitvoeringsregelingen vaststellen, welke van toepassing zijn op de
instellingen dan wel categorieën van werknemers.
Indien bij of ingevolge wettelijke bepalingen regelen zijn of mochten worden gesteld, waarvan afwijking niet geoorloofd
is, is deze CAO slechts van toepassing voor zover zij niet in strijd is met de vorenbedoelde wettelijke bepalingen.
Artikel 1.3
Karakter CAO
Tenzij daarin anders is bepaald, is het de werkgever niet toegestaan af te wijken van de bepalingen van deze CAO.
Artikel 1.4
Toepassing CAO voor leden BTN
1. De CAO-Thuiszorg, gesloten tussen BTN en CNV Publieke Zaak, looptijd 1 maart 2008 tot 1 maart 2010, zoals deze
van toepassing was op de arbeidsovereenkomst tussen leden van BTN en hun werknemers, maakt vanaf 1 maart 2010 tot
1 januari 2011 onderdeel uit van de CAO-VVT 2010-2012 met inachtneming van de volgende leden.
2. De bepalingen van de CAO VVT zijn per 1 januari 2011 van toepassing op de arbeidsovereenkomst als bedoeld in lid 1,
met uitzondering van de navolgende bepalingen.
3. In afwijking van de in het vorige lid genoemde ingangsdatum gelden de volgende bepalingen met ingang van:
de algemene loonsverhoging van 0,50% per 1 september 2010 (salaristabel 1)
de eenmalige uitkering art. van 0,60% van het jaarsalaris 2010 ex artikel 3.1.11A
4. In afwijking van lid 2 geldt dat de navolgende bepalingen per 1 juni 2011 worden ingevoerd:
a. artikel 3.1.13 lid 5 vakantiebijslag;
b. artikel 5.1 lid 5 Werk- en rusttijden algemeen;
c. artikel 9.2 lid 3 Vergoeding kosten woon-werkverkeer.
Tot 1 juni 2011 dienen met betrekking tot deze onderwerpen de bepalingen uit de CAO Thuiszorg als bedoeld in artikel
1 lid 22 te worden toegepast.
Hoofdstuk 2
Arbeidsrelatie
Artikel 2.1
De arbeidsovereenkomst
1. De arbeidsovereenkomst met de werknemer, niet zijnde de leerling-werknemer, wordt conform de in de CAO
opgenomen modelovereenkomst schriftelijk aangegaan en gewijzigd en wordt in tweevoud opgemaakt. De werkgever
draagt er zorg voor dat de werknemer een door beide partijen ondertekend exemplaar ontvangt van deze overeenkomst
of de wijziging daarvan. De werkgever is verplicht de werknemer bij zijn indiensttreding schriftelijk te informeren over
de plaats van zijn functie binnen de instelling.
2. Voordat tot ondertekening van de arbeidsovereenkomst door de werknemer wordt overgegaan ontvangt hij tijdig en
uiterlijk een week voor indiensttreding een door de werkgever ondertekend exemplaar benevens een exemplaar van de
CAO en van de ondernemingsovereenkomst waarin de per 1 januari 2008* gedecentraliseerde afspraken zijn
opgenomen.
3. De werkgever stelt de werknemer op de hoogte van (tussentijdse) wijzigingen in deze CAO en de met de OR
overeengekomen wijzigingen van de ondernemingsovereenkomst.
* 1 januari 2008 wordt voor leden BTN 1 januari 2011
Artikel 2.2
Duur van de arbeidsovereenkomst
(Artikel 2.2 lid 1 treedt voor werknemers in dienst van een thuiszorgorganisatie lid van BTN ex artikel 1.1 lid 17 sub 2 in
werking per 1 januari 2011 met inachtneming van de navolgende overgangsmaatregel. Ingevolge artikel 7: 668a lid 5 BW
wordt het aantal vóór 1 januari 2011 opgevolgde arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd niet meegeteld voor het aantal
tijdelijke arbeidsovereenkomsten als bedoeld in artikel 7:668a lid 1 sub b BW. De duur van elkaar opgevolgde tijdelijke
arbeidsovereenkomsten in de periode tot 1 januari 2011 wordt wel meegeteld voor de maximale duur van 36 maanden als
bedoeld in artikel 7: 668a BW).
1. De arbeidsovereenkomst kan worden aangegaan en opgevolgd voor bepaalde tijd conform het bepaalde in artikel 7: 668a
BW dan wel worden aangegaan voor onbepaalde tijd.
2. Voor het aangaan en opvolgen van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een kraamverzorgende geldt, in
afwijking van lid 1, het gestelde in de leden 3 t/m 10.
3. Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd mag niet langer dan voor maximaal één jaar worden aangegaan, tenzij
sprake is van:
a. tijdelijke vervanging wegens het volgen van een opleiding, door ziekte, militaire dienst of tewerkstelling als
gewetensbezwaarde militaire dienst dan wel wegens zwangerschaps- en bevallingsverlof of adoptieverlof van een
andere werknemer;
b. werkzaamheden met een kennelijk tijdelijk karakter.
4. a. Wanneer de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt aangegaan in de in lid 3 van dit
artikel onder a genoemde gevallen, bedraagt de maximale duur – inclusief eventuele verlengingen –
2,5 jaar.
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
14
b.
Wanneer de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt aangegaan in de in lid 3 van dit artikel onder b
genoemde gevallen, is de duur gelijk aan de duur van de overeengekomen werkzaamheden.
5. In afwijking van het bepaalde in lid 3 van dit artikel mag een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een leerlingkraamverzorgende na het verstrijken van de termijn van één jaar worden verlengd met maximaal 12 maanden, indien de
opleiding binnen de termijn van één jaar niet met goed gevolg is afgerond.
6. Indien een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd samenloopt met een leerovereenkomst bedraagt de duur, in afwijking
van het bepaalde in lid 3, maximaal de duur van de leerovereenkomst.
7. Indien een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt belast met de uitvoering van een
project, waarvan de financiering van tijdelijke aard is, kan ter vervanging van deze werknemer met een andere
werknemer een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd worden aangegaan voor de duur van dit project, zulks in
afwijking van het bepaalde in lid 3.
8. Indien een arbeidsovereenkomst, die voor bepaalde tijd is aangegaan door werkgever en werknemer na het verstrijken
van deze bepaalde tijd stilzwijgend wordt voortgezet, wordt zij geacht vanaf dat tijdstip voor onbepaalde tijd te zijn
aangegaan.
9. Indien een arbeidsovereenkomst, die voor bepaalde tijd is aangegaan na het verstrijken van deze bepaalde tijd door
partijen voor bepaalde tijd wordt voortgezet, dienen ten aanzien van deze voortzetting(en) de maximumtermijnen als
bedoeld in dit artikel onverkort in acht te worden genomen en wel met dien verstande dat voortzetting van de
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd slechts mogelijk is indien en voor zover de gezamenlijke duur van het tijdvak
waarover de arbeidsovereenkomst aanvankelijk is aangegaan en de termijn(en) waarmee zij is voortgezet geen
overschrijding inhoudt van de van toepassing zijnde maximumtermijn.
10. Wanneer meer dan drie voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen
van niet meer dan 31 dagen, waarbij door samentelling van die opeenvolgende arbeidsovereenkomsten de van toepassing
zijnde maximumtermijn niet wordt overschreden, dan worden de vierde en de daarop volgende arbeidsovereenkomst(en)
eveneens geacht te zijn aangegaan voor bepaalde tijd.
Artikel 2.3
Opzegging
1. Ingeval van opzegging of, indien in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd een bepaling over tussentijdse
opzegging is opgenomen, zijn de wettelijke bepalingen omtrent opzegtermijnen van toepassing, tenzij in deze CAO
uitdrukkelijk anders wordt bepaald. Opzegging dient schriftelijk te gebeuren.
2. Op grond van artikel 7: 672 lid 8 BW is bij verlenging van de opzegtermijn voor de werknemer, de opzegtermijn voor de
werknemer en de werkgever gelijk indien de opzegtermijn niet langer is dan 3 maanden. Bij een langere opzegtermijn
dan 3 maanden geldt voor de werkgever een dubbele opzegtermijn dan die voor de werknemer.
3. De datum van ingang van het ontslag als in dit artikel bedoeld is de eerste van de kalendermaand.
4. Opzegging door de werkgever op grond van arbeidsongeschiktheid kan slechts geschieden nadat de
ziekte/arbeidsongeschiktheid twee jaren heeft geduurd.
Artikel 2.4
Einde van de arbeidsovereenkomst
Naast hetgeen in Boek 7 BW inzake het einde van de arbeidsovereenkomst is aangegeven eindigt de arbeidsovereenkomst:
1. wanneer de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, met ingang van de eerste dag van de kalendermaand
waarin de werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt.
2. zonder opzegging, op de datum waarop de werknemer van het recht op de volledige overbruggingsuitkering (OBU)
ingevolge het pensioenreglement van Pensioenfonds Zorg en Welzijn gebruik maakt. Het gestelde in de vorige zin geldt
niet, indien de werkgever en de werknemer voorafgaand aan de datum van gebruikmaking van de volledige
overbruggingsuitkering, schriftelijk anders overeenkomen.
Hoofdstuk 3
Beloning
Artikel 3.1.1
Algemeen
1. Het salaris van de werknemer, voor zover niet vallend onder artikel 3.1.2 lid 1 sub d, bestaat uit een geldelijke beloning
als vermeld in de salarisschalen opgenomen in de tabellen 1, 3 en 5 van dit hoofdstuk. De in de salarisschalen
opgenomen bedragen gelden bij een voltijd arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week.
2. Het salaris van werknemers met een arbeidsduur van gemiddeld maximaal 40 uur per week als bedoeld in
artikel 4.1 lid 4, wordt vastgesteld door de in de tabellen 1 t/m 6 genoemde bedragen naar rato te verhogen.
Het salaris van werknemers die een opleiding volgen, wordt met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.2.1 tot en
met 3.2.9 vastgesteld.
Artikel 3.1.2
Functiewaarderingssysteem
1. a. De functie van de werknemer is met inachtneming van het onderstaande door de werkgever ingedeeld in één van de
functiegroepen 5, 10, 15, 20, 25, 30, 35, 40, 45, 50, 55, 60, 65, 70, 75 en 80.
b. De indeling als voornoemd volgt uit de toepassing van het actuele computerondersteunde systeem FWG.
c. Het computerondersteunde systeem FWG wordt voor toepassing van dit artikel tevens aangemerkt als behorend tot
dit artikel. De werkgever dan wel de werknemer heeft recht op inzage om niet in het FWG
functiewaarderingssysteem en de relatie hiervan met de indeling van de functie in de functiegroepen als bedoeld in
dit artikel respectievelijk artikel 11.1.
De werkgever dan wel werknemer richten hiertoe een verzoek aan CAO-partijen.
d. Het in sub a. bepaalde vindt geen toepassing:
voor de leerling-werknemer die een opleiding volgt als bedoeld in de artikelen 3.2.1 t/m 3.2.9, behoudens het
gestelde in artikel 3.2.8;
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
15
-
2.
voor de werknemer die is aangesteld in het kader van artikel 3.1.6 (Wet werk en bijstand);
indien en zolang ingevolge artikel 59a van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening voor jonggehandicapten
(Wajong), Stb. 1997, 391) of ingevolge artikel 7 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet
REA, Stb. 1998,290) ontheffing is verkregen.
De wijze van (her)indelen van de functie van een werknemer en de daarbij te volgen procedure zijn vastgelegd in het
Hoofdstuk functiewaardering (FWG) van de CAO. Lid 1 sub a t/m c is hierbij van overeenkomstige toepassing.
Artikel 3.1.3
Combinatiefunctie
De combinatiefunctie wordt volgens onderstaande procedure bepaald:
a. bepaling deelfunctie;
b. indeling deelfunctie;
c. inschaling;
d. bepaling tijdbeslag deelfunctie;
e. naar rato vaststellen van het salaris.
Artikel 3.1.4
Toepassing salarisschalen
1. De werkgever bepaalt op grond van de functie-indeling ingevolge artikel 3.1.2 dan wel artikel 3.1.3, welke salarisschaal
voor de werknemer van toepassing is. Het nummer van de salarisschaal correspondeert met het nummer van de
functiegroep, waarin de functie van de werknemer is ingedeeld.
2. Voor de werknemer die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt, gelden de bij zijn salarisschaal behorende
jeugdsalarissen en het hierin bij zijn leeftijd vermelde salaris.
Voor werknemers werkzaam bij een verpleeg- en verzorgingshuis ex artikel 1.1 lid 17 sub 1 geldt:
3. De werknemer wordt op het bij diens leeftijd behorende bedrag dan wel op het bij 0 functiejaren vermelde bedrag uit die
schaal, dan wel, indien zijn al dan niet elders verkregen ervaring daartoe aanleiding geeft, op een hoger bedrag uit die
schaal ingeschaald.
Voor werknemers werkzaam bij een thuiszorgorganisatie ex artikel 1.1 lid 17 sub 2 geldt:
4. Indien een werknemer, direct voorafgaand aan zijn indiensttreding reeds in een andere onder de werkingssfeer van deze
CAO vallende instelling in een zelfde, volgens dezelfde salarisschaal gehonoreerde functie werkzaam is geweest, wordt
ten minste de in deze functie verworven salarisanciënniteit in de nieuwe functie gehandhaafd.
Artikel 3.1.5
Salarisgarantieregeling
1. De werknemer die vóór 1 juli 2009 in dienst is van een verpleeg- en verzorgingshuis ex artikel 1.1 lid 17 sub 1 en die als
gevolg van de invoering van de per 1 juli 2009 geharmoniseerde salarisschalen als bedoeld in tabel 1 van dit hoofdstuk
een teruggang van salaris of salarisuitloop zou ondervinden, behoudt een integrale garantie op het salaris en de
salarisuitloop, zoals dat gold tot 1 juli 2009 volgens tabel 1.
2. De in lid 1 bedoelde salarisbedragen worden aangepast aan de algemene salarisaanpassingen van deze CAO.
Artikel 3.1.6
Werknemers aangesteld in het kader van de Wet werk en inkomen
1. Voor de werknemer wiens aanstelling (mede) gesubsidieerd wordt in het kader van de Wet werk en bijstand (Stb.
2003,375), gelden de navolgende bepalingen.
2. De werknemer wordt met inachtneming van artikel 3.1.2 lid 1 sub d ingedeeld in functiegroep 05. De werkgever kan met
de werknemer overeenkomen dat van het voorgaande in positieve zin kan worden afgeweken.
3. De werkgever draagt zorg voor adequate begeleiding en zal zich inspannen om de werknemer, bij gebleken geschiktheid
alsmede bij aanwezigheid van een geschikte vacante functie binnen de instelling, door te laten stromen naar een reguliere
arbeidsplaats.
4. Voor werknemers die vóór 1 januari 2008 in dienst waren en vielen onder artikel 3.4 van de CAO-Verpleeg-, en
Verzorgingshuizen 2006-2007, geldt een integrale salarisgarantie inclusief uitloop van dat artikel. De salarissen worden
aangepast aan de algemene loonaanpassingen van de CAO.
Artikel 3.1.7
Periodieke verhogingen
1. Tenzij hierover in de arbeidsovereenkomst anders is bepaald, wordt éénmaal per jaar een salarisverhoging binnen de
schaal toegekend.
De periodieke verhoging wordt voor de eerste maal toegekend:
a. één jaar na indiensttreding;
b. bij bevordering tot een functie welke is ingedeeld in een hogere functiegroep;
c. bij het bereiken van de genoemde leeftijd bij de betreffende leeftijdschaal.
2. Indien de toepassing van een systeem van personeelsbeoordeling naar het oordeel van de werkgever daartoe aanleiding
geeft, kan de werkgever besluiten in enig jaar géén dan wel op meerdere momenten in dat jaar een salarisverhoging
binnen de schaal toe te kennen.
3. Indien de werkgever toepassing geeft aan een systeem van personeelsbeoordeling zoals bedoeld in lid 2 worden de in de
vorige volzin bedoelde salarisbedragen op basis hiervan toegekend.
Artikel 3.1.8
Uitbetaling salaris
1. De werknemer dient uiterlijk twee dagen, zon- en feestdagen niet meegerekend, voor het einde van de kalendermaand
over zijn salaris over die maand te kunnen beschikken.
2. De vergoedingen als bedoeld in artikel 3.1.13, 5.3.1, 5.5.3, 5.9.1, 9.1, 9.2, 9.3.1, 9.4.1, 9.4.2, 9.6, 9.7 en Bijlage A1
artikel 2 worden uiterlijk aan het einde van de kalendermaand, volgende op die waarin de aanspraken zijn ontstaan, aan
de werknemer uitbetaald.
3. Van wijzigingen in het salaris en in de salarisberekening, ontvangt de werknemer telkens schriftelijk, door middel van
een specificatie, mededeling.
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
16
Artikel 3.1.9
Bevordering
1. Bij bevordering tot een functie welke is ingedeeld in een hogere functiegroep, wordt het salaris ontleend aan de
salarisschaal van de nieuwe functie, met dien verstande dat het tot dan toe genoten salaris met 2 periodieken wordt
verhoogd en het nieuwe salaris tenminste gelijk moet zijn aan het minimum van de schaal van de functie, waarnaar de
werknemer werd bevorderd, doch nimmer meer mag bedragen dan het maximum van de bij deze hogere functie
behorende schaal.
2. Van het in lid 1 bepaalde kan door de werkgever worden afgeweken. Wanneer de werkgever, overeenkomstig het
bepaalde in artikel 27 van de WOR, zijn voorgenomen besluit tot afwijking als in de vorige volzin bedoeld aan de OR
voorlegt, kan hiertegen niet als bezwaar worden ingebracht dat de CAO een dergelijke regeling uitsluit. Het in de vorige
volzin bedoelde besluit van de werkgever heeft dezelfde rechtskracht als de bepalingen van deze CAO.
Artikel 3.1.10
Bijzondere beloningen
De werkgever kan eenmalige of tijdelijke extra beloningselementen toekennen.
Toepassing hiervan kan ertoe leiden dat het maximum van de van toepassing zijnde salarisschaal wordt overschreden.
Artikel 3.1.11
Structurele eindejaarsuitkering
1. De werknemer ontvangt in december een eindejaarsuitkering van 4%* van het door hem in een kalenderjaar verdiende
salaris inclusief de vakantiebijslag en eventueel meerwerk maar exclusief alle overige toeslagen en vergoedingen als
bedoeld in de CAO.
* Per 1 januari 2011 wordt het percentage van de eindejaarsuitkering gewijzigd in 4,5%
2. Lid 1 geldt met inachtneming van het recht van de werknemer die op 1 januari 2008 in dienst was van een
thuiszorgorganisatie ex artikel 1.1 lid 17 sub 2 en er voor gekozen heeft 1,5%-punt van de eindejaarsuitkering als
bedoeld in lid 1, om te wisselen voor 25 uren (vakantie)verlof. Deze uren komen bovenop het saldo van het totale verlof
van artikel 6.1 van de CAO van de werknemer.
3. De werknemer, die een gedeelte van het jaar in dienst is (geweest), ontvangt de eindejaarsuitkering naar rato van het
aantal maanden dat hij in dienst is (geweest).
4. De eindejaarsuitkering wordt voor werknemers van 22 jaar of ouder tenminste berekend over het actueel van toepassing
zijnde bedrag van inpassingstabelnummer van dit hoofdstuk, verhoogd met 8% vakantiebijslag.
Artikel 3.1.11A Eenmalige uitkering 2010
1. De werknemer ontvangt in december 2010 een eenmalige uitkering van 0,6% van het jaarsalaris 2010, te weten 12 maal
het verdiende salaris, inclusief eventueel meerwerk, maar exclusief vakantiebijslag en alle overige toeslagen of
vergoedingen.
2. De werknemer, die een gedeelte van het jaar in dienst is (geweest), ontvangt de eenmalige uitkering naar rato van het
aantal maanden dat hij in dienst is (geweest).
Artikel 3.1.12
Levensloopbijdrage Verpleeg- en Verzorgingshuizen
1. De werknemer in dienst van een verpleeg- of verzorgingshuis ex artikel 1.1 lid 17 sub 1, die deel neemt aan de
levensloopregeling zoals bedoeld in de “Wet aanpassing fiscale behandeling Vut/prepensioen en introductie
levensloopregeling (Stb.2005, 115) heeft recht op een bijdrage van 0,5% van het voor hem geldende salaris.
2. De werknemer die niet deelneemt aan de levensloopregeling als bedoeld in lid 1, heeft recht op een toeslag van 0,5% van
het voor hem geldende salaris.
Artikel 3.1.13
Vakantiebijslag
Per 1 juni 2011 geldt dit artikel eveneens voor leden van BTN
1. De werknemer heeft recht op een vakantiebijslag voor iedere maand of deel van een maand waarin hij salaris heeft
genoten.
2. De vakantiebijslag bedraagt 8% van het per maand uitgekeerde salaris.
3. De vakantiebijslag wordt éénmaal per jaar in de maand mei dan wel periode 5 uitgekeerd over een periode van 12
maanden dan wel 13 periodes, aanvangende met de maand juni dan wel periode 6 van het voorafgaande kalenderjaar. De
vakantiebijslag wordt eerder uitgekeerd bij einde dienstverband.
4. In afwijking van lid 3 kan de vakantiebijslag ten hoogste 2 maal per jaar worden uitgekeerd doch in elk geval uiterlijk in
mei dan wel periode 5 van het desbetreffende jaar.
(Lid 5 geldt voor werknemers in dienst van een verpleeg- of verzorgingshuis ex artikel 1.1 lid 17 sub 1 en per 1 juni 2010
tevens voor werknemers in dienst van een thuiszorgorganisatie ex artikel 1.1 lid 17 sub 2)
5. Voor werknemers van 22 jaar of ouder bedraagt in enig jaar de vakantiebijslag bij een vol jaar dienstverband minimaal
€ 1724,02 per jaar* (€ 1745,63 per jaar**). Het minimumbedrag wordt in de maand mei van het uitkeringsjaar verhoogd
met:
a. de eventuele algemene loonaanpassingen die in het kader van deze CAO hebben plaatsgevonden;
b. het effect van de eventuele verhoging in het afgelopen jaar van het vakantiebijslagpercentage.
* per 1 mei 2010. ** per 1 mei 2011
(Lid 6 geldt tot 1 juni 2010 voor werknemers in dienst van een thuiszorgorganisatie ex artikel 1.1 lid 17 sub 2)
6. De vakantiebijslag bedraagt voor de werknemer van 21 jaar of ouder met een volledig dienstverband minimaal € 114,97
per maand. Dit bedrag wordt naar evenredigheid verminderd indien de werknemer slechts een deel van de periode
waarover vakantiebijslag wordt berekend in dienst is geweest dan wel in die periode of een deel daarvan in deeltijd heeft
gewerkt. Het in dit lid bedoelde minimumbedrag wordt niet toegepast op de werknemer die bij de instelling werkzaam is
op basis van gesubsidieerde arbeid.
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
17
Artikel 3.1.14
Pensioen
1. De rechten en de verplichtingen van de werkgever en de werknemer, betrekking hebbend op de voor de werknemer
geldende pensioenregeling, daaronder begrepen de regeling inzake de vaststelling van de hoogte van de jaarlijkse
premie, worden geregeld in de bepalingen van het pensioenreglement van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn, c.q. in een
in het kader van dit pensioenfonds goedgekeurde regeling.
2. De werkgever verhaalt een deel van de aan het Pensioenfonds Zorg en Welzijn af te dragen premie op de werknemers
door toepassing van een jaarlijks door partijen bij deze CAO vast te stellen berekeningsformule. Deze formule wordt
zodanig vastgesteld, dat, gebaseerd op een jaarlijkse opgave van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn van de totale
premielasten verbonden aan de deelnemers in het Pensioenfonds Zorg en Welzijn van de branche Verpleeg- en
Verzorgingshuizen en Thuiszorg ex artikel 1.1 lid 17, 50% van deze aan het Pensioenfonds Zorg en Welzijn af te dragen
premies op de werknemers wordt verhaald.
Artikel 3.1.15
Gratificatie
Voor werknemers in dienst van een thuiszorgorganisatie ex artikel 1.1 lid 17 sub 2 geldt:
1. De werknemer die al of niet met onderbreking in dienst is geweest van een of meer werkgevers, die onder de
werkingssfeer van deze CAO vallen, heeft recht op een jubileumgratificatie bij het volbrengen van een diensttijd van 25,
40 of 50 jaar, volgens de normen van het tweede lid van dit artikel. Onder diensttijd wordt voor de toepassing van dit
artikel tevens begrepen de diensttijd in de sector gezinsverzorging bij een werkgever die onder de werkingssfeer van de
CAO Welzijn viel, toen de gezinsverzorging nog bij die CAO was ondergebracht.
2. De in het eerste lid bedoelde jubileumgratificatie bedraagt bij:
–
25 dienstjaren een bruto half maandsalaris;
–
40 dienstjaren een bruto heel maandsalaris;
–
50 dienstjaren een bruto heel maandsalaris.
3. Onder maandsalaris wordt begrepen:
a. het bruto maandsalaris, vermeerderd met
b. vakantiebijslag over een maand, een en ander afgerond op (een veelvoud van) € 2,50.
Voor werknemers in dienst van een verpleeg-, en/of verzorgingshuis ex artikel 1.1 lid 17 sub 1 geldt:
1. De werknemer, die onafgebroken in dienst van de werkgever is geweest, heeft recht op een éénmalige gratificatie ten
bedrage van een kwart van het maandsalaris bij 12,5 jaar, de helft van het maandsalaris bij 25 jaar, en een vol
maandsalaris bij 40 jaar dienst. Indien de contractuele arbeidsduur in de relevante dienstjaren wijziging(en) heeft
ondergaan, wordt het maandsalaris naar evenredigheid van die contractuele arbeidsduur verhoogd of verlaagd.
Bij toekenning van hetzij ouderdomspensioen hetzij volledige overbruggingsuitkering, heeft de werknemer recht op een
gratificatie ten bedrage van de helft van het maandsalaris.
Ingeval de werknemer gebruik maakt van ruil-OBU wordt de gratificatie toegekend op het moment dat de werknemer
met volledige OBU gaat; de berekening dient echter gebaseerd te worden op het voltijd salaris.
2. Het gestelde in lid 1 geldt voor de werknemer die voor 1 januari 2001 viel onder § IIB CAO 1999-2000 met
inachtneming van het gestelde in Bijlage B van de CAO V&V.
Artikel 3.1.16
Spaarloonregeling
De werkgever stelt de werknemer in de gelegenheid deel te nemen aan een spaarloonregeling, zoals bedoeld in de Wet van
1 november 1993 betreffende winstdelings- en spaarregelingen voor werknemers (Stb. 573).
Artikel 3.1.17
Loondoorbetaling inval-/oproepkrachten en min/max-contracten kraamzorg
1. De inval-/oproepkracht werkzaam bij een kraamzorginstelling waarmee een nul-urencontract is overeengekomen, heeft,
na verloop van de eerste zes maanden van een dergelijk contract, geen recht op loondoorbetaling tijdens de perioden
waarin hij door de werkgever niet is opgeroepen om werkzaamheden te verrichten, zulks conform het bepaalde in artikel
7:628 lid 7, van het Burgerlijk Wetboek.
2. Recht op loondoorbetaling bestaat evenmin in het geval de werknemer in de kraamzorg werkzaam is op basis van een
min-maxcontract, waarbij het eventueel bovenminimale aantal te werken uren naar analogie van een nul-urencontract
wordt toegepast en de werknemer niet is opgeroepen om tijdens de bovenminimale uren werkzaamheden te verrichten.
3. Indien zich voorafgaand aan of tijdens een periode waarvoor de werknemer al is opgeroepen een buiten de werknemer
gelegen onvoorziene omstandigheid voordoet, waardoor de werknemer geen werkzaamheden kan verrichten, is de
hiervoor bedoelde uitsluiting van loondoorbetaling niet van toepassing. Deze bepaling laat onverlet hetgeen ter zake voor
de eerste zes maanden van de arbeidsovereenkomst al dan niet is bepaald in de individuele arbeidsovereenkomst, zulks
conform het bepaalde in artikel 7:628 lid 5, van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 3.2.1
Beroepsopleidingen
a. Salaris leerling-verpleegkundige (kwalificatieniveau 4 en de duale opleiding van kwalificatieniveau 5), leerlingverzorgende en leerling-verzorgende-IG (kwalificatieniveau 3/3-IG) per 1 september 2010*
eerste praktijkleerjaar
tweede praktijkleerjaar
derde praktijkleerjaar
vierde praktijkleerjaar
per maand
1129,53
1332,52
1720,83
1720,83
per periode
1039,68
1225,44
1584,00
1584,00
per uur
7,22
8,51
11,00
11,00
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
18
Salaris leerling verpleegkundige kwalificatie niveau 4 en duale opleiding niveau 5 en leerling verzorgende -IG
(kwalificatieniveau 3/3-IG) per 1 januari 2011*
per maand
per periode
per uur
eerste praktijkleerjaar
1138,00
1046,88
7,27
tweede praktijkleerjaar
1342,51
1235,52
8,58
derde praktijkleerjaar
1733,74
1595,52
11,08
vierde praktijkleerjaar
1733,74
1595,52
11,08
Salaris leerling verpleegkundige kwalificatie niveau 4 en duale opleiding niveau 5 en leerling verzorgende -IG
(kwalificatieniveau 3/3-IG) per 1 juli 2011*
eerste praktijkleerjaar
tweede praktijkleerjaar
derde praktijkleerjaar
vierde praktijkleerjaar
per maand
1146,54
1352,58
1746,74
1746,74
per periode
1055,52
1244,16
1607,04
1607,04
per uur
7,33
8,64
11,16
11,16
Voor leerling-verpleegkundigen (kwalificatieniveau 5) kan afgeweken worden van het voorgaande indien het tweede jaar, in
het verlengde van het eerste jaar, een overwegend theoretisch karakter draagt en waarin stages zijn opgenomen. Voor een
periode van 12 maanden kan in dit jaar een leerovereenkomst met de leerling worden aangegaan. In het derde jaar, wanneer
met de leerling een leer/arbeidsovereenkomst is aangegaan, begint de leerling met een salaris behorende bij het tweede
praktijkleerjaar.
b. Salaris leerling-helpende (kwalificatieniveau 2) per 1 september 2010*
eerste praktijkleerjaar
tweede praktijkleerjaar
per maand
994,96
1137,79
per periode
915,84
1046,88
per uur
6,36
7,27
Salaris leerling-helpende (kwalificatieniveau 2) per 1 januari 2011
eerste praktijkleerjaar
tweede praktijkleerjaar
per maand
1002,42
1146,32
per periode
923,04
1054,08
per uur
6,41
7,32
Salaris leerling-helpende (kwalificatieniveau 2) per 1 juli 2011
eerste praktijkleerjaar
tweede praktijkleerjaar
per maand
1009,94
1154,92
per periode
928,8
1062,72
per uur
6,45
7,38
c. Salaris leerling zorghulp (kwalificatieniveau 1)
De leerling-werknemer ontvangt tijdens de opleiding tot zorghulp een salaris conform het Wettelijk
minimum(jeugd)loon*.
*
Voor zover het minimumloon niet hoger ligt. Deze salarissen zijn voltijd salarissen, gebaseerd op 36 uur, te meten per
praktijkleerjaar. Het voltijd salaris is inclusief maximaal (4 x 52) 208 uren lestijd voor binnenschools leren, te meten per
praktijkleerjaar. Voor werknemers met een deeltijd arbeidsduur gelden de bedragen naar rato.
Artikel 3.2.2
Salarisgarantie leerling-werknemer
1. Indien een werknemer, die reeds in dienst is anders dan als aspirant leerling, de opleiding verzorgende respectievelijk
verzorgende-IG gaat volgen, dan behoudt deze leerling-werknemer het salaris behorende bij de salarisschaal van de
laatstelijk uitgeoefende functie, tenzij het salaris bij de voor de opleiding geldende schaal hoger is.
2. De werkgever kan de salarisgarantie als bedoeld in lid 1 uitbreiden met een of meer van de overige basisopleidingen als
bedoeld in artikel 3.2.1.
3. De werkgever kan ten positieve afwijken van het leerling-salaris van een van de basisopleidingen als bedoeld in artikel
3.2.1, indien de leerling-werknemer, voorafgaand aan de indiensttreding, elders op grond van betaalde arbeid een hoger
salaris verdiende dan het betreffende leerling-salaris.
4. De leerling-verpleegkundige, die in het bezit is van een diploma ziekenverzorging of diploma verpleegkundige wordt,
onverminderd de bevoegdheid als bedoeld in lid 2, gedurende de periode van de nieuwe leer/arbeidsovereenkomst
gesalarieerd:
bij het bezit van het diploma ziekenverzorging: volgens de jeugdschaal dan wel volgens een van de
inpassingstabelnummers, behorende bij de salarisschalen van functiegroep 30;
bij het bezit van het diploma verpleegkundige: volgens de jeugdschaal dan wel volgens een van de
inpassingstabelnummers, behorende bij de salarisschalen van functiegroep 35.
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
19
De leerling-verpleegkundige die in het bezit is van een diploma MDGO en tenminste over één jaar functionele
werkervaring beschikt, wordt gedurende de periode van de nieuwe leer/arbeidsovereenkomst gesalarieerd volgens de
jeugdschaal dan wel volgens een van de inpassingstabelnummers behorende bij de salarisschalen van functiegroep 30.
Artikel 3.2.3
Aspirant leerlingen
Voor de werknemer die in dienst treedt voorafgaand aan de opleiding als bedoeld in artikel 3.2.1 sub a respectievelijk sub b,
geldt het salaris behorende bij het 1e praktijkleerjaar zoals bedoeld in artikel 3.2.1 sub a respectievelijk sub b. Voor de
werknemer die in dienst treedt voorafgaand aan de opleiding als bedoeld in artikel 3.2.1 sub c, geldt het salaris
overeenkomstig het Wettelijk minimum(jeugd)loon.
Artikel 3.2.4
Zakgeld en stagevergoeding leerlingen
1. Voor de leerling verpleegkundige (kwalificatieniveau 4) en de leerling verzorgende-IG geldt als uitgangspunt dat er
sprake is van een voorbereidende periode van 9 maanden respectievelijk 7 maanden. Voor de leerling-verzorgende kan
sprake zijn van een voorbereidende periode.
Gedurende deze voorbereidende periode wordt een zakgeld van € 347,- bruto per maand toegekend. Bij toepassing van
periodebedragen bedraagt het zakgeld € 319,- per periode. Indien in het tweede jaar van de duale opleiding tot
verpleegkundige (kwalificatieniveau 5) met de leerling een leerovereenkomst wordt aangegaan, wordt eveneens een
zakgeld van € 347,- bruto per maand respectievelijk € 319,- per periode toegekend. Geen zakgeld wordt toegekend
indien en voor zolang de leerling een uitkering ontvangt, die gelijk is aan of hoger is dan € 347,- per maand
respectievelijk € 319,- per periode.
2. Leerlingen in de verzorgende, verpleegkundige en sociaal agogisch werk opleidingen (MBO/HBO), die in het kader van
de beroepsopleidende leerweg (BOL) een stage volgen, ontvangen een stagevergoeding van € 285,53* bruto per maand.
De vergoeding wordt toegekend indien er per beroepspraktijkvormingsjaar tenminste 144 uren stage wordt gelopen bij
de werkgever. De stagevergoeding wordt toegekend op basis van een voltijdstage van gemiddeld 4 dagen per week. In
geval er minder stage wordt gevolgd, wordt de vergoeding naar rato van het aantal dagen toegekend.
3. De stagevergoeding als bedoeld in lid 2 wordt jaarlijks geïndexeerd met de Consumenten Prijs Index (CPI).
* Per 1 januari 2011 bedraagt deze vergoeding € 303,75.
Artikel 3.2.5
Gereserveerd
Artikel 3.2.6
Opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog
1. Voor de werknemer die de opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog volgt, geldt tenminste het bij nul dienstjaren
vermelde bedrag van de laagste voorkomende functiegroep voor de psychologenfunctie.
2. Voor de salarisvaststelling worden de uren in aanmerking genomen waarop daadwerkelijk arbeid wordt verricht.
3. In overleg tussen werkgever en werknemer kan in afwijking van lid 2 worden overeengekomen dat de lesuren geheel dan
wel gedeeltelijk als werktijd worden aangemerkt.
Artikel 3.2.7
Overige BBL opleidingen in het kader van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB)
1. Bij indiensttreding geldt voor de werknemer die in opleiding is in het kader van een van de overige BBL opleidingen van
de WEB, niet zijnde de opleiding als bedoeld in artikel 3.2.1, de jeugdbedragen (bij leeftijd van 21 jaar of ouder: de
salarisschaal van de functiegroep) behorende bij een door de werkgever vastgestelde schaal die ligt onder de
salarisschaal van de laagst voorkomende schaal voor de functie waarvoor wordt opgeleid.
2. Het onder 1 bedoelde salaris wordt aangepast aan de omvang van het dienstverband. Deze omvang wordt bepaald door
het aantal uren arbeid dat gegeven de organisatie van het onderwijs kan worden verricht.
Artikel 3.2.8
Overige opleidingen
Indien een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan met het oog op een opleiding, anders dan genoemd in artikel 3.2.1, 3.2.6 of
3.2.7 in het kader waarvan het een vereiste is praktisch werkzaam te zijn en waarvoor de eindverantwoordelijkheid niet bij de
werkgever berust, geldt het volgende:
1. voor de vaststelling van het salaris zijn van toepassing de artikelen 3.1.2 en 3.1.4;
2. voor de salarisvaststelling worden de uren in aanmerking genomen waarop daadwerkelijk arbeid wordt verricht. Bij hoge
uitzondering kan in overleg tussen werkgever en werknemer worden overeengekomen dat de lesuren geheel dan wel
gedeeltelijk als werktijd worden aangemerkt.
Artikel 3.2.9
Leerlingsalarissen verkorte opleiding tot kraamverzorgende
1. Voor leerling-werknemers die een verkorte opleiding tot kraamverzorgende volgen, gelden de navolgende
salarisbedragen waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen:
a. de verkorte opleiding voor anders opgeleiden: zij die al een andere zorgopleiding hebben genoten;
b. de verkorte opleiding voor niet-opgeleiden: zij die nog geen relevante opleiding voor de zorg hebben
genoten.
2. De salarisbedragen zijn vermeld op basis van een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week. Bij een geringere
gemiddelde arbeidsduur worden de bedragen naar rato daarvan toegepast. Indien het wettelijk minimum-(jeugd)loon
hoger ligt dan de vermelde bedragen, geldt het wettelijk minimum(jeugd)loon.
3. Voorts geldt voor reeds bij de werkgever in een andere functie in dienst zijnde werknemers die de verkorte opleiding
gaan volgen dat de bestaande salarisaanspraak wordt gehandhaafd.
4. Als uitgangspunt geldt dat een arbeidsduur van gemiddeld 32 uur per week wordt afgesproken. Daarbij wordt de
opleidingstijd, zijnde de op school doorgebrachte tijd, gerekend tot de arbeidsduur. Werkgever en leerling-werknemer
kunnen in overleg afwijken van het uitgangspunt van de gemiddelde 32-urige arbeidsduur.
5. Na het behalen van het certificaat van de opleiding wordt de werknemer bij totstandkoming van de arbeidsovereenkomst
ingeschaald in de bij de functie kraamverzorgende behorende salarisschaal. Inschaling geschiedt in beginsel in
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
20
aanloopperiodiek 1, met dien verstande, dat de werkgever op basis van artikelen 3.1.4 en 3.1.9 een hoger volgnummer
kan toepassen.
Salarisbedragen bij verkorte opleiding kraamverzorgende voor anders opgeleiden
met ingang van 1 september 2010
per maand
eerste maand
1376,43
vanaf tweede maand
FWG 20, aanloopperiodiek 0
per periode
1267,20
FWG 20, aanloopperiodiek 0
per uur
8,80
FWG 20, aanloopperiodiek 0
per maand
1386,75
FWG 20, aanloopperiodiek 0
per periode
1275,84
FWG 20, aanloopperiodiek 0
per uur
8,86
FWG 20, aanloopperiodiek 0
per maand
1397,15
FWG 20, aanloopperiodiek 0
per periode
1285,92
FWG 20, aanloopperiodiek 0
per uur
8,93
FWG 20, aanloopperiodiek 0
met ingang van 1 januari 2011
eerste maand
vanaf tweede maand
met ingang van 1 juli 2011
eerste maand
vanaf tweede maand
Salarisbedragen bij verkorte opleiding kraamverzorgende niet-opgeleiden
met ingang van 1 september 2010
per maand
eerste leerjaar
1180,13
vanaf dertiende maand
FWG 20, aanloopperiodiek 0
per periode
1085,76
FWG 20, aanloopperiodiek 0
per uur
7,54
FWG 20, aanloopperiodiek 0
met ingang van 1 januari 2011
eerste leerjaar
vanaf dertiende maand
per maand
1188,98
FWG 20, aanloopperiodiek 0
per periode
1094,40
FWG 20, aanloopperiodiek 0
per uur
7,60
FWG 20, aanloopperiodiek 0
per maand
1197,90
FWG 20, aanloopperiodiek 0
per periode
1101,60
FWG 20, aanloopperiodiek 0
per uur
7,65
FWG 20, aanloopperiodiek 0
met ingang van 1 juli 2011
Eerste leerjaar
vanaf dertiende maand
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
21
Tabel 1
Salarisschalen per 1 september 2010*
FWG 5
Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878)
Maandsalaris* Periodesalaris* Uurloon
Leeftijd
16 jaar
17 jaar
18 jaar
19 jaar
20 jaar
21 jaar
22 jaar
23 jaar e.o.
WMJL*
WMJL*
WMJL*
WMJL*
WMJL*
WMJL*
WMJL*
WML*
488,50
559,30
644,30
743,40
870,85
1.026,60
1.203,60
1.416,00
449,28
514,08
593,28
684,00
800,64
944,64
1.107,36
1.303,20
3,12
3,57
4,12
4,75
5,56
6,56
7,69
9,05
FWG 10
Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878)
Maandsalaris Periodesalaris Uurloon
Leeftijd
17 jaar
18 jaar
19 jaar
20 jaar
888,76
1.037,46
1.184,99
1.333,72
Periodiek
5,68
6,63
7,57
8,52
Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris Uurloon
*0
*1
2
3
4
* Bedragen FWG 5 zijn conform Wettelijk minimum (jeugd)loon (WMJL)
per 1 juli 2010
817,92
954,72
1.090,08
1.226,88
1
2
3
4
5
1.373,86
1.399,81
1.425,75
1.481,25
1.535,53
1.264,32
1.287,36
1.311,84
1.362,24
1.412,64
8,78
8,94
9,11
9,46
9,81
*Voor werknemers van 23 jaar e.o. zijn de cao bedragen van periodiek
0 en 1 lager dan het wettelijk minimumloon. Voor deze werknemers
geldt het wettelijk minimumloon van € 9,05.
FWG 15
Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878)
Maandsalaris Periodesalaris Uurloon
Leeftijd
17 jaar
18 jaar
19 jaar
20 jaar
921,81
1.075,23
1.228,67
1.380,91
Periodiek
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
Volgnr.
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
FWG 25
5,89
6,87
7,85
8,82
Maandsalaris Periodesalaris Uurloon
1.425,75
1.481,25
1.535,53
1.565,05
1.606,34
1.646,49
1.690,15
1.737,35
1.790,47
1.845,95
1.908,51
1.311,84
1.362,24
1.412,64
1.440,00
1.477,44
1.514,88
1.555,20
1.598,40
1.647,36
1.699,20
1.755,36
9,11
9,46
9,81
10,00
10,26
10,52
10,80
11,10
11,44
11,80
12,19
Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878)
Maandsalaris Periodesalaris Uurloon
Leeftijd
17 jaar
18 jaar
19 jaar
20 jaar
963,10
1.124,81
1.285,31
1.445,83
Periodiek
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
*
848,16
989,28
1.130,40
1.270,08
Volgnr.
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
885,60
1.035,36
1.182,24
1.330,56
6,15
7,19
8,21
9,24
Maandsalaris Periodesalaris Uurloon
1.565,05
1.606,34
1.646,49
1.690,15
1.737,35
1.790,47
1.845,95
1.908,51
1.971,05
2.028,90
2.093,80
2.146,91
1.440,00
1.477,44
1.514,88
1.555,20
1.598,40
1.647,36
1.699,20
1.755,36
1.812,96
1.866,24
1.926,72
1.975,68
10,00
10,26
10,52
10,80
11,10
11,44
11,80
12,19
12,59
12,96
13,38
13,72
FWG 20
Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878)
Maandsalaris Periodesalaris Uurloon
Leeftijd
17 jaar
18 jaar
19 jaar
20 jaar
939,49
1.096,48
1.252,26
1.408,07
864,00
1.009,44
1.152,00
1.296,00
6,00
7,01
8,00
9,00
Periodiek
Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris Uurloon
Aanloopperiodiek 0
5
1.535,53
1.412,64
9,81
Aanloopperiodiek 1
6
1.565,05
1.440,00
10,00
0
1
2
3
4
5
6
7
8
7
8
9
10
11
12
13
14
15
FWG 30
1.606,34
1.646,49
1.690,15
1.737,35
1.790,47
1.845,95
1.908,51
1.971,05
2.028,90
1.477,44
1.514,88
1.555,20
1.598,40
1.647,36
1.699,20
1.755,36
1.812,96
1.866,24
10,26
10,52
10,80
11,10
11,44
11,80
12,19
12,59
12,96
Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878)
Maandsalaris Periodesalaris Uurloon
Leeftijd
17 jaar
18 jaar
19 jaar
20 jaar
989,07
1.153,12
1.318,37
1.482,43
910,08
1.061,28
1.212,48
1.363,68
6,32
7,37
8,42
9,47
Periodiek
Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris Uurloon
Aanloopperiodiek 0
6
1.565,05
1.440,00
10,00
Aanloopperiodiek 1
7
1.606,34
1.477,44
10,26
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
1.646,49
1.690,15
1.737,35
1.790,47
1.845,95
1.908,51
1.971,05
2.028,90
2.093,80
2.146,91
2.210,65
1.514,88
1.555,20
1.598,40
1.647,36
1.699,20
1.755,36
1.812,96
1.866,24
1.926,72
1.975,68
2.034,72
10,52
10,80
11,10
11,44
11,80
12,19
12,59
12,96
13,38
13,72
14,13
In de tabel is het uurloon opgenomen op basis van 1878 ex artikel 1 lid 14 sub a. Dit geldt voor de berekening van
vergoedingen/toeslagen en voor de berekening van het uurloon van het periodesalaris.
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
22
Tabel 1
Salarisschalen per 1 september 2010*
FWG 35
Uurlo o n ex art.1 lid 14 s ub a (1878)
Leeftijd
Maands alaris P erio des alaris Uurlo o n
17 jaar
18 jaar
19 jaar
20 jaar
1.043,37
1.216,86
1.390,37
1.563,86
P erio diek
Vo lgnr.
Aanlo o pperio diek 0
Aanlo o pperio diek 1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
FWG 45
6,67
7,78
8,88
9,99
1.646,49
1.690,15
1.737,35
1.790,47
1.845,95
1.908,51
1.971,05
2.028,90
2.093,80
2.146,91
2.210,65
2.268,48
2.329,86
2.390,06
1.514,88
1.555,20
1.598,40
1.647,36
1.699,20
1.755,36
1.812,96
1.866,24
1.926,72
1.975,68
2.034,72
2.088,00
2.144,16
2.198,88
Vo lgnr.
Aanlo o pperio diek 0
Aanlo o pperio diek 1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
16
18
20
21
22
23
24
25
26
27
28
FWG 55
2.093,80
2.210,65
2.329,86
2.390,06
2.449,06
2.509,25
2.570,64
2.633,18
2.698,09
2.765,39
2.824,38
1.926,72
2.034,72
2.144,16
2.198,88
2.253,60
2.308,32
2.365,92
2.423,52
2.482,56
2.544,48
2.599,20
13,38
14,13
14,89
15,27
15,65
16,03
16,43
16,83
17,24
17,67
18,05
Uurlo o n ex art.1 lid 14 s ub a (1878)
P erio diek
Vo lgnr.
Aanlo o pperio diek 0
Aanlo o pperio diek 1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
19
21
23
26
28
30
32
34
35
36
37
38
39
40
Maands alaris P erio des alaris Uurlo o n
2.268,48
2.390,06
2.509,25
2.698,09
2.824,38
2.955,41
3.078,14
3.207,98
3.268,19
3.328,37
3.398,01
3.468,83
3.538,46
3.601,03
2.088,00
2.198,88
2.308,32
2.482,56
2.599,20
2.718,72
2.832,48
2.952,00
3.006,72
3.062,88
3.126,24
3.192,48
3.255,84
3.313,44
14,50
15,27
16,03
17,24
18,05
18,88
19,67
20,50
20,88
21,27
21,71
22,17
22,61
23,01
Vo lgnr. Maands alaris P erio des alaris Uurlo o n
10
11
12
14
16
17
18
19
20
21
22
23
24
Aanlo o pperio diek 0
Aanlo o pperio diek 1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
10,52
10,80
11,10
11,44
11,80
12,19
12,59
12,96
13,38
13,72
14,13
14,50
14,89
15,27
Maands alaris P erio des alaris Uurlo o n
Uurlo o n ex art.1 lid 14 s ub a (1878)
P erio diek
Maands alaris P erio des alaris Uurlo o n
Uurlo o n ex art.1 lid 14 s ub a (1878)
P erio diek
*
960,48
1.120,32
1.278,72
1.438,56
FWG 40
FWG 50
1.737,35
1.790,47
1.845,95
1.971,05
2.093,80
2.146,91
2.210,65
2.268,48
2.329,86
2.390,06
2.449,06
2.509,25
2.570,64
1.598,40
1.647,36
1.699,20
1.812,96
1.926,72
1.975,68
2.034,72
2.088,00
2.144,16
2.198,88
2.253,60
2.308,32
2.365,92
11,10
11,44
11,80
12,59
13,38
13,72
14,13
14,50
14,89
15,27
15,65
16,03
16,43
Uurlo o n ex art.1 lid 14 s ub a (1878)
P erio diek
Vo lgnr. Maands alaris P erio des alaris Uurlo o n
18
20
21
23
25
27
28
29
30
31
32
33
34
Aanlo o pperio diek 0
Aanlo o pperio diek 1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
FWG 60
2.210,65
2.329,86
2.390,06
2.509,25
2.633,18
2.765,39
2.824,38
2.890,48
2.955,41
3.016,77
3.078,14
3.143,06
3.207,98
2.034,72
2.144,16
2.198,88
2.308,32
2.423,52
2.544,48
2.599,20
2.659,68
2.718,72
2.776,32
2.832,48
2.891,52
2.952,00
14,13
14,89
15,27
16,03
16,83
17,67
18,05
18,47
18,88
19,28
19,67
20,08
20,50
Uurlo o n ex art.1 lid 14 s ub a (1878)
P erio diek
Vo lgnr. Maands alaris P erio des alaris Uurlo o n
Aanlo o pperio diek 0
Aanlo o pperio diek 1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
27
29
32
34
36
38
40
42
44
45
46
47
48
2.765,39
2.890,48
3.078,14
3.207,98
3.328,37
3.468,83
3.601,03
3.736,75
3.867,74
3.925,60
3.984,60
4.045,98
4.105,00
2.544,48
2.659,68
2.832,48
2.952,00
3.062,88
3.192,48
3.313,44
3.438,72
3.558,24
3.611,52
3.666,24
3.722,40
3.777,12
17,67
18,47
19,67
20,50
21,27
22,17
23,01
23,88
24,71
25,08
25,46
25,85
26,23
In de tabel is het uurloon opgenomen op basis van 1878 ex artikel 1 lid 14 sub a. Dit geldt voor de berekening van
vergoedingen/toeslagen en voor de berekening van het uurloon van het periodesalaris.
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
23
Tabel 1
Salarisschalen per 1 september 2010*
FWG 65
Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878)
Periodiek
Volgnr.
FWG 70
Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878)
Periodiek
Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris
Uurloon
Aanloopperiodiek 0
34
3.207,98
2.952,00
20,50
Aanloopperiodiek 0
44
3.867,74
3.558,24
24,71
Aanloopperiodiek 1
36
3.328,37
3.062,88
21,27
Aanloopperiodiek 1
46
3.984,60
3.666,24
25,46
0
38
3.468,83
3.192,48
22,17
0
48
4.105,00
3.777,12
26,23
1
40
3.601,03
3.313,44
23,01
1
50
4.226,56
3.889,44
27,01
2
41
3.670,65
3.376,80
23,45
2
51
4.287,93
3.945,60
27,40
3
42
3.736,75
3.438,72
23,88
3
52
4.346,94
4.000,32
27,78
4
43
3.804,03
3.500,64
24,31
4
53
4.409,50
4.057,92
28,18
5
44
3.867,74
3.558,24
24,71
5
56
4.590,09
4.223,52
29,33
6
46
3.984,60
3.666,24
25,46
6
59
4.771,84
4.390,56
30,49
7
48
4.105,00
3.777,12
26,23
7
62
4.953,60
4.557,60
31,65
8
50
4.226,56
3.889,44
27,01
8
64
5.075,18
4.669,92
32,43
9
52
4.346,94
4.000,32
27,78
9
66
5.225,09
4.808,16
33,39
10
54
4.468,51
4.111,20
28,55
10
68
5.377,31
4.947,84
34,36
11
56
4.590,09
4.223,52
29,33
11
70
5.528,40
5.087,52
35,33
12
57
4.649,10
4.278,24
29,71
12
71
5.602,76
5.155,20
35,80
13
58
4.709,28
4.332,96
30,09
13
72
5.680,65
5.227,20
36,30
14
59
4.771,84
4.390,56
30,49
14
73
5.756,20
5.296,32
36,78
15
60
4.832,03
4.446,72
30,88
15
74
5.831,73
5.365,44
37,26
FWG 75
Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878)
Periodiek
*
Maandsalaris Periodesalaris Uurloon
Volgnr.
Maandsalaris Periodesalaris Uurloon
FWG 80
Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878)
Periodiek
Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris
Uurloon
Aanloopperiodiek 0
54
4.468,51
4.111,20
28,55
Aanloopperiodiek 0
66
5.225,09
4.808,16
33,39
Aanloopperiodiek 1
56
4.590,09
4.223,52
29,33
Aanloopperiodiek 1
68
5.377,31
4.947,84
34,36
0
58
4.709,28
4.332,96
30,09
0
70
5.528,40
5.087,52
35,33
1
60
4.832,03
4.446,72
30,88
1
72
5.680,65
5.227,20
36,30
2
62
4.953,60
4.557,60
31,65
2
74
5.831,73
5.365,44
37,26
3
63
5.012,62
4.612,32
32,03
3
75
5.907,27
5.436,00
37,75
4
64
5.075,18
4.669,92
32,43
4
76
5.983,98
5.506,56
38,24
5
65
5.149,53
4.737,60
32,90
5
77
6.058,34
5.574,24
38,71
6
68
5.377,31
4.947,84
34,36
6
80
6.310,91
5.807,52
40,33
7
71
5.602,76
5.155,20
35,80
7
83
6.564,68
6.040,80
41,95
8
74
5.831,73
5.365,44
37,26
8
86
6.850,31
6.302,88
43,77
9
76
5.983,98
5.506,56
38,24
9
88
7.048,59
6.485,76
45,04
10
78
6.142,15
5.652,00
39,25
10
90
7.244,51
6.665,76
46,29
11
80
6.310,91
5.807,52
40,33
11
92
7.442,80
6.848,64
47,56
12
82
6.482,08
5.964,48
41,42
12
94
7.643,46
7.032,96
48,84
13
83
6.564,68
6.040,80
41,95
13
95
7.742,60
7.123,68
49,47
14
84
6.650,85
6.120,00
42,50
14
96
7.842,92
7.215,84
50,11
15
85
6.749,98
6.210,72
43,13
15
97
7.942,06
7.308,00
50,75
16
86
6.850,31
6.302,88
43,77
16
98
8.041,20
7.398,72
51,38
17
87
6.948,26
6.393,60
44,40
17
99
8.142,70
7.492,32
52,03
18
88
7.048,59
6.485,76
45,04
18
100
8.241,84
7.583,04
52,66
In de tabel is het uurloon opgenomen op basis van 1878 ex artikel 1 lid 14 sub a. Dit geldt voor de berekening van
vergoedingen/toeslagen en voor de berekening van het uurloon van het periodesalaris.
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
24
Tabel 2
*
Salarisreeks per 1 september 2010*
ip
maandsalaris
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
1.373,86
1.399,81
1.425,75
1.481,25
1.535,53
1.565,05
1.606,34
1.646,49
1.690,15
1.737,35
1.790,47
1.845,95
1.908,51
1.971,05
2.028,90
2.093,80
2.146,91
2.210,65
2.268,48
2.329,86
2.390,06
2.449,06
2.509,25
2.570,64
2.633,18
2.698,09
2.765,39
2.824,38
2.890,48
2.955,41
3.016,77
3.078,14
3.143,06
3.207,98
3.268,19
3.328,37
3.398,01
3.468,83
3.538,46
3.601,03
3.670,65
3.736,75
3.804,03
3.867,74
3.925,60
3.984,60
4.045,98
4.105,00
4.166,37
4.226,56
pe riode salaris uurloon e x art. 1
pe riode 9 2010 lid 14 sub a (1878)
1.264,32
1.287,36
1.311,84
1.362,24
1.412,64
1.440,00
1.477,44
1.514,88
1.555,20
1.598,40
1.647,36
1.699,20
1.755,36
1.812,96
1.866,24
1.926,72
1.975,68
2.034,72
2.088,00
2.144,16
2.198,88
2.253,60
2.308,32
2.365,92
2.423,52
2.482,56
2.544,48
2.599,20
2.659,68
2.718,72
2.776,32
2.832,48
2.891,52
2.952,00
3.006,72
3.062,88
3.126,24
3.192,48
3.255,84
3.313,44
3.376,80
3.438,72
3.500,64
3.558,24
3.611,52
3.666,24
3.722,40
3.777,12
3.833,28
3.889,44
8,78
8,94
9,11
9,46
9,81
10,00
10,26
10,52
10,80
11,10
11,44
11,80
12,19
12,59
12,96
13,38
13,72
14,13
14,50
14,89
15,27
15,65
16,03
16,43
16,83
17,24
17,67
18,05
18,47
18,88
19,28
19,67
20,08
20,50
20,88
21,27
21,71
22,17
22,61
23,01
23,45
23,88
24,31
24,71
25,08
25,46
25,85
26,23
26,62
27,01
ip
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
maand- pe riode salaris
uurloon e x art. 1
salaris pe riode 9 2010 lid 14 sub a (1878)
4.287,93
4.346,94
4.409,50
4.468,51
4.528,71
4.590,09
4.649,10
4.709,28
4.771,84
4.832,03
4.891,06
4.953,60
5.012,62
5.075,18
5.149,53
5.225,09
5.300,61
5.377,31
5.451,69
5.528,40
5.602,76
5.680,65
5.756,20
5.831,73
5.907,27
5.983,98
6.058,34
6.142,15
6.229,49
6.310,91
6.397,09
6.482,08
6.564,68
6.650,85
6.749,98
6.850,31
6.948,26
7.048,59
7.146,56
7.244,51
7.343,67
7.442,80
7.543,12
7.643,46
7.742,60
7.842,92
7.942,06
8.041,20
8.142,70
8.241,84
3.945,60
4.000,32
4.057,92
4.111,20
4.167,36
4.223,52
4.278,24
4.332,96
4.390,56
4.446,72
4.500,00
4.557,60
4.612,32
4.669,92
4.737,60
4.808,16
4.877,28
4.947,84
5.016,96
5.087,52
5.155,20
5.227,20
5.296,32
5.365,44
5.436,00
5.506,56
5.574,24
5.652,00
5.732,64
5.807,52
5.886,72
5.964,48
6.040,80
6.120,00
6.210,72
6.302,88
6.393,60
6.485,76
6.575,04
6.665,76
6.756,48
6.848,64
6.940,80
7.032,96
7.123,68
7.215,84
7.308,00
7.398,72
7.492,32
7.583,04
27,40
27,78
28,18
28,55
28,94
29,33
29,71
30,09
30,49
30,88
31,25
31,65
32,03
32,43
32,90
33,39
33,87
34,36
34,84
35,33
35,80
36,30
36,78
37,26
37,75
38,24
38,71
39,25
39,81
40,33
40,88
41,42
41,95
42,50
43,13
43,77
44,40
45,04
45,66
46,29
46,92
47,56
48,20
48,84
49,47
50,11
50,75
51,38
52,03
52,66
In de tabel is het uurloon opgenomen op basis van 1878 ex artikel 1 lid 14 sub a. Dit geldt voor de berekening van
vergoedingen/toeslagen en voor de berekening van het uurloon van het periodesalaris.
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
25
Tabel 3
Salarisschalen per 1 januari 2011*
FWG 5
Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878)
Leeftijd
Maandsalaris* Periodesalaris* Uurloon*
16 jaar
WMJL*
491,40
452,16
17 jaar
WMJL*
562,65
518,40
18 jaar
WMJL*
648,10
596,16
19 jaar
WMJL*
747,80
688,32
20 jaar
WMJL*
876,00
806,40
21 jaar
WMJL*
1.032,70
950,40
22 jaar
WMJL*
1.210,75
1.114,56
23 jaar e.o.
WML*
1.424,40
1.310,40
* bedragen FWG 5 zijn conform Wettelijk minimum
(jeugd)loon per 1 januari 2011
FWG15
3,14
3,60
4,14
4,78
5,60
6,60
7,74
9,10
Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878)
Leeftijd
Maandsalaris
17 jaar
18 jaar
19 jaar
20 jaar
Periodiek
933,37
1.083,29
1.237,89
1.391,27
Volgnr.
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
Maandsalaris
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
FWG 25
1436,44
1492,36
1547,05
1576,79
1618,39
1658,84
1702,83
1750,38
1803,9
1859,79
1922,82
Periodesalaris
1.321,92
1.373,76
1.424,16
1.451,52
1.488,96
1.526,40
1.566,72
1.609,92
1.660,32
1.710,72
1.769,76
Maandsalaris
17 jaar
18 jaar
19 jaar
20 jaar
Periodiek
970,32
1.133,25
1.294,95
1.456,67
Volgnr.
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
Maandsalaris
1576,79
1618,39
1658,84
1702,83
1750,38
1803,9
1859,79
1922,82
1985,83
2044,12
2109,5
2163,01
Periodesalaris
892,80
1.042,56
1.190,88
1.340,64
Periodesalaris
1.451,52
1.488,96
1.526,40
1.566,72
1.609,92
1.660,32
1.710,72
1.769,76
1.827,36
1.880,64
1.941,12
1.990,08
Maandsalaris
17 jaar
18 jaar
19 jaar
20 jaar
895,43
1.045,24
1.193,88
1.343,72
Periodiek
Volgnr.
Uurloon
9,18
9,54
9,89
10,08
10,34
10,60
10,88
11,18
11,53
11,88
12,29
Maandsalaris
17 jaar
18 jaar
19 jaar
20 jaar
Periodiek
946,54
1.104,70
1.261,65
1.418,63
Volgnr.
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
10,08
10,34
10,60
10,88
11,18
11,53
11,88
12,29
12,69
13,06
13,48
13,82
Periodesalaris
5,72
6,68
7,63
8,59
Uurloon
8,84
9,01
9,18
9,54
9,89
Maandsalaris
1547,05
1576,79
1618,39
1658,84
1702,83
1750,38
1803,9
1859,79
1922,82
1985,83
2044,12
Periodesalaris
Uurloon
871,20
1.016,64
1.160,64
1.304,64
Periodesalaris
6,05
7,06
8,06
9,06
Uurloon
1.424,16
1.451,52
1.488,96
1.526,40
1.566,72
1.609,92
1.660,32
1.710,72
1.769,76
1.827,36
1.880,64
9,89
10,08
10,34
10,60
10,88
11,18
11,53
11,88
12,29
12,69
13,06
Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878)
Leeftijd
6,20
7,24
8,27
9,31
Uurloon
Uurloon
823,68
961,92
1.098,72
1.236,96
Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878)
Leeftijd
FWG 30
Uurloon
Maandsalaris
Periodesalaris
*0
1
1.384,16
1.272,96
*1
2
1.410,31
1.297,44
2
3
1.436,44
1.321,92
3
4
1.492,36
1.373,76
4
5
1.547,05
1.424,16
*Voor werknemers van 23 jaar e.o. zijn de cao bedragen van
periodiek 0 en 1 lager dan het wettelijk minimumloon. Voor
deze werknemers geldt het wettelijk minimumloon van € 9,10.
5,96
6,92
7,91
8,89
Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878)
Leeftijd
Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878)
Leeftijd
FWG 20
Uurloon
858,24
996,48
1.139,04
1.280,16
Periodesalaris
FWG 10
Maandsalaris
17 jaar
18 jaar
19 jaar
20 jaar
Periodiek
996,49
1.153,12
1.318,37
1.482,43
Volgnr.
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
Maandsalaris
1576,79
1618,39
1658,84
1702,83
1750,38
1803,9
1859,79
1922,82
1985,83
2044,12
2109,5
2163,01
2227,23
Periodesalaris
Uurloon
917,28
1.061,28
1.212,48
1.363,68
Periodesalaris
6,37
7,37
8,42
9,47
Uurloon
1.451,52
1.488,96
1.526,40
1.566,72
1.609,92
1.660,32
1.710,72
1.769,76
1.827,36
1.880,64
1.941,12
1.990,08
2.049,12
10,08
10,34
10,60
10,88
11,18
11,53
11,88
12,29
12,69
13,06
13,48
13,82
14,23
* In de tabel is het uurloon opgenomen op basis van 1878 ex artikel 1 lid 14 sub a. Dit geldt voor de berekening van
vergoedingen/toeslagen en voor de berekening van het uurloon van het periodesalaris.
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
26
Tabel 3
Salarisschalen per 1 januari 2011*
FWG 35
Maandsalaris
17 jaar
18 jaar
19 jaar
20 jaar
1.051,20
1.225,99
1.400,80
1.575,59
Periodiek
Volgnr.
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
FWG 45
Maandsalaris
1.658,84
1.702,83
1.750,38
1.803,90
1.859,79
1.922,82
1.985,83
2.044,12
2.109,50
2.163,01
2.227,23
2.285,49
2.347,33
2.407,99
Periodesalaris
Uurloon
967,68
1.127,52
1.288,80
1.450,08
Periodesalaris
6,72
7,83
8,95
10,07
Volgnr.
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
16
18
20
21
22
23
24
25
26
27
28
FWG 55
Maandsalaris
2.109,50
2.227,23
2.347,33
2.407,99
2.467,43
2.528,07
2.589,92
2.652,93
2.718,33
2.786,13
2.845,56
Periodesalaris
1.941,12
2.049,12
2.160,00
2.216,16
2.270,88
2.325,60
2.383,20
2.440,80
2.501,28
2.563,20
2.617,92
Volgnr.
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
19
21
23
26
28
30
32
34
35
36
37
38
39
Maandsalaris
2.285,49
2.407,99
2.528,07
2.718,33
2.845,56
2.977,58
3.101,23
3.232,04
3.292,70
3.353,33
3.423,50
3.494,85
3.565,00
Periodesalaris
2.102,40
2.216,16
2.325,60
2.501,28
2.617,92
2.740,32
2.854,08
2.973,60
3.029,76
3.085,92
3.150,72
3.215,52
3.280,32
Volgnr.
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
10,60
10,88
11,18
11,53
11,88
12,29
12,69
13,06
13,48
13,82
14,23
14,60
15,00
15,39
10
11
12
14
16
17
18
19
20
21
22
23
24
FWG 50
Uurloon
13,48
14,23
15,00
15,39
15,77
16,15
16,55
16,95
17,37
17,80
18,18
uurloon ex art. 1 lid 14 sub a (1878)
Periodiek
Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878)
Periodiek
Uurloon
1.526,40
1.566,72
1.609,92
1.660,32
1.710,72
1.769,76
1.827,36
1.880,64
1.941,12
1.990,08
2.049,12
2.102,40
2.160,00
2.216,16
uurloon ex art. 1 lid 14 sub a (1878)
Periodiek
*
FWG 40
Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878)
Leeftijd
Uurloon
14,60
15,39
16,15
17,37
18,18
19,03
19,82
20,65
21,04
21,43
21,88
22,33
22,78
Maandsalaris Periodesalaris
1.750,38
1.803,90
1.859,79
1.985,83
2.109,50
2.163,01
2.227,23
2.285,49
2.347,33
2.407,99
2.467,43
2.528,07
2.589,92
Uurloon
1.609,92
1.660,32
1.710,72
1.827,36
1.941,12
1.990,08
2.049,12
2.102,40
2.160,00
2.216,16
2.270,88
2.325,60
2.383,20
11,18
11,53
11,88
12,69
13,48
13,82
14,23
14,60
15,00
15,39
15,77
16,15
16,55
uurloon ex art. 1 lid 14 sub a (1878)
Periodiek
Volgnr.
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
18
20
21
23
25
27
28
29
30
31
32
33
34
FWG 60
Maandsalaris Periodesalaris
2.227,23
2.347,33
2.407,99
2.528,07
2.652,93
2.786,13
2.845,56
2.912,16
2.977,58
3.039,40
3.101,23
3.166,63
3.232,04
Uurloon
2.049,12
2.160,00
2.216,16
2.325,60
2.440,80
2.563,20
2.617,92
2.679,84
2.740,32
2.796,48
2.854,08
2.913,12
2.973,60
14,23
15,00
15,39
16,15
16,95
17,80
18,18
18,61
19,03
19,42
19,82
20,23
20,65
uurloon ex art. 1 lid 14 sub a (1878)
Periodiek
Volgnr.
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
27
29
32
34
36
38
40
42
44
45
46
47
48
Maandsalaris Periodesalaris
2.786,13
2.912,16
3.101,23
3.232,04
3.353,33
3.494,85
3.628,04
3.764,78
3.896,75
3.955,04
4.014,48
4.076,32
4.135,79
Uurloon
2.563,20
2.679,84
2.854,08
2.973,60
3.085,92
3.215,52
3.337,92
3.464,64
3.585,60
3.638,88
3.693,60
3.751,20
3.805,92
17,80
18,61
19,82
20,65
21,43
22,33
23,18
24,06
24,90
25,27
25,65
26,05
26,43
In de tabel is het uurloon opgenomen op basis van 1878 ex artikel 1 lid 14 sub a. Dit geldt voor de berekening van
vergoedingen/toeslagen en voor de berekening van het uurloon van het periodesalaris.
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
27
Tabel 3
Salarisschalen per 1 januari 2011*
FWG 65
Volgnr.
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
34
36
38
40
41
42
43
44
46
48
50
52
54
56
57
58
59
60
FWG 75
Maandsalaris
3.232,04
3.353,33
3.494,85
3.628,04
3.698,18
3.764,78
3.832,56
3.896,75
4.014,48
4.135,79
4.258,26
4.379,54
4.502,02
4.624,52
4.683,97
4.744,60
4.807,63
4.868,27
Periodesalaris
Uurloon
2.973,60
3.085,92
3.215,52
3.337,92
3.402,72
3.464,64
3.526,56
3.585,60
3.693,60
3.805,92
3.918,24
4.029,12
4.142,88
4.255,20
4.309,92
4.366,08
4.423,68
4.479,84
20,65
21,43
22,33
23,18
23,63
24,06
24,49
24,90
25,65
26,43
27,21
27,98
28,77
29,55
29,93
30,32
30,72
31,11
Volgnr.
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
54
56
58
60
62
63
64
65
68
71
74
76
78
80
82
83
84
85
86
87
88
Maandsalaris
4.502,02
4.624,52
4.744,60
4.868,27
4.990,75
5.050,21
5.113,24
5.188,15
5.417,64
5.644,78
5.875,47
6.028,86
6.188,22
6.358,24
6.530,70
6.613,92
6.700,73
6.800,60
6.901,69
7.000,37
7.101,45
Periodesalaris
4.142,88
4.255,20
4.366,08
4.479,84
4.592,16
4.646,88
4.704,48
4.773,60
4.985,28
5.194,08
5.405,76
5.546,88
5.693,76
5.850,72
6.009,12
6.085,44
6.166,08
6.256,80
6.350,40
6.441,12
6.534,72
uurloon ex art. 1 lid 14 sub a (1878)
Periodiek
Volgnr.
44
46
48
50
51
52
53
56
59
62
64
66
68
70
71
72
73
74
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
FWG 80
uurloon ex art. 1 lid 14 sub a (1878)
Periodiek
*
FWG 70
uurloon ex art. 1 lid 14 sub a (1878)
Periodiek
Uurloon
28,77
29,55
30,32
31,11
31,89
32,27
32,67
33,15
34,62
36,07
37,54
38,52
39,54
40,63
41,73
42,26
42,82
43,45
44,10
44,73
45,38
Maandsalaris Periodesalaris
3.896,75
4.014,48
4.135,79
4.258,26
4.320,09
4.379,54
4.442,57
4.624,52
4.807,63
4.990,75
5.113,24
5.264,28
5.417,64
5.569,86
5.644,78
5.723,25
5.799,37
5.875,47
Uurloon
3.585,60
3.693,60
3.805,92
3.918,24
3.974,40
4.029,12
4.088,16
4.255,20
4.423,68
4.592,16
4.704,48
4.844,16
4.985,28
5.124,96
5.194,08
5.266,08
5.336,64
5.405,76
24,90
25,65
26,43
27,21
27,60
27,98
28,39
29,55
30,72
31,89
32,67
33,64
34,62
35,59
36,07
36,57
37,06
37,54
uurloon ex art. 1 lid 14 sub a (1878)
Periodiek
Volgnr.
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
66
68
70
72
74
75
76
77
80
83
86
88
90
92
94
95
96
97
98
99
100
Maandsalaris Periodesalaris
5.264,28
5.417,64
5.569,86
5.723,25
5.875,47
5.951,57
6.028,86
6.103,78
6.358,24
6.613,92
6.901,69
7.101,45
7.298,84
7.498,62
7.700,79
7.800,67
7.901,74
8.001,63
8.101,51
8.203,77
8.303,66
Uurloon
4.844,16
4.985,28
5.124,96
5.266,08
5.405,76
5.476,32
5.546,88
5.616,00
5.850,72
6.085,44
6.350,40
6.534,72
6.716,16
6.899,04
7.086,24
7.176,96
7.270,56
7.362,72
7.454,88
7.548,48
7.640,64
33,64
34,62
35,59
36,57
37,54
38,03
38,52
39,00
40,63
42,26
44,10
45,38
46,64
47,91
49,21
49,84
50,49
51,13
51,77
52,42
53,06
In de tabel is het uurloon opgenomen op basis van 1878 ex artikel 1 lid 14 sub a. Dit geldt voor de berekening van
vergoedingen/toeslagen en voor de berekening van het uurloon van het periodesalaris.
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
28
Tabel 4
*
Salarisreeks per 1 januari 2011*
ip
maandsalaris
periodesalaris
periode 1 2011
uurloon ex art. 1
lid 14 sub a (1878)
ip
maandsalaris
periodesalaris
periode 1 2011
uurloon ex art. 1
lid 14 sub a (1878)
1
1.384,16
1.272,96
8,84
51
4.320,09
3.974,40
27,60
2
3
1.410,31
1.436,44
1.297,44
1.321,92
9,01
9,18
52
53
4.379,54
4.442,57
4.029,12
4.088,16
27,98
28,39
4
5
6
1.492,36
1.547,05
1.576,79
1.373,76
1.424,16
1.451,52
9,54
9,89
10,08
54
55
56
4.502,02
4.562,68
4.624,52
4.142,88
4.197,60
4.255,20
28,77
29,15
29,55
7
8
9
10
11
12
1.618,39
1.658,84
1.702,83
1.750,38
1.803,90
1.859,79
1.488,96
1.526,40
1.566,72
1.609,92
1.660,32
1.710,72
10,34
10,60
10,88
11,18
11,53
11,88
57
58
59
60
61
62
4.683,97
4.744,60
4.807,63
4.868,27
4.927,74
4.990,75
4.309,92
4.366,08
4.423,68
4.479,84
4.534,56
4.592,16
29,93
30,32
30,72
31,11
31,49
31,89
13
14
15
16
17
18
19
1.922,82
1.985,83
2.044,12
2.109,50
2.163,01
2.227,23
2.285,49
1.769,76
1.827,36
1.880,64
1.941,12
1.990,08
2.049,12
2.102,40
12,29
12,69
13,06
13,48
13,82
14,23
14,60
63
64
65
66
67
68
69
5.050,21
5.113,24
5.188,15
5.264,28
5.340,36
5.417,64
5.492,58
4.646,88
4.704,48
4.773,60
4.844,16
4.913,28
4.985,28
5.054,40
32,27
32,67
33,15
33,64
34,12
34,62
35,10
20
21
22
23
24
25
2.347,33
2.407,99
2.467,43
2.528,07
2.589,92
2.652,93
2.160,00
2.216,16
2.270,88
2.325,60
2.383,20
2.440,80
15,00
15,39
15,77
16,15
16,55
16,95
70
71
72
73
74
75
5.569,86
5.644,78
5.723,25
5.799,37
5.875,47
5.951,57
5.124,96
5.194,08
5.266,08
5.336,64
5.405,76
5.476,32
35,59
36,07
36,57
37,06
37,54
38,03
26
27
28
29
30
31
2.718,33
2.786,13
2.845,56
2.912,16
2.977,58
3.039,40
2.501,28
2.563,20
2.617,92
2.679,84
2.740,32
2.796,48
17,37
17,80
18,18
18,61
19,03
19,42
76
77
78
79
80
81
6.028,86
6.103,78
6.188,22
6.276,21
6.358,24
6.445,07
5.546,88
5.616,00
5.693,76
5.774,40
5.850,72
5.929,92
38,52
39,00
39,54
40,10
40,63
41,18
32
3.101,23
2.854,08
19,82
82
6.530,70
6.009,12
41,73
33
34
35
3.166,63
3.232,04
3.292,70
2.913,12
2.973,60
3.029,76
20,23
20,65
21,04
83
84
85
6.613,92
6.700,73
6.800,60
6.085,44
6.166,08
6.256,80
42,26
42,82
43,45
36
37
3.353,33
3.423,50
3.085,92
3.150,72
21,43
21,88
86
87
6.901,69
7.000,37
6.350,40
6.441,12
44,10
44,73
38
39
40
3.494,85
3.565,00
3.628,04
3.215,52
3.280,32
3.337,92
22,33
22,78
23,18
88
89
90
7.101,45
7.200,16
7.298,84
6.534,72
6.625,44
6.716,16
45,38
46,01
46,64
41
42
43
3.698,18
3.764,78
3.832,56
3.402,72
3.464,64
3.526,56
23,63
24,06
24,49
91
92
93
7.398,75
7.498,62
7.599,69
6.808,32
6.899,04
6.992,64
47,28
47,91
48,56
44
3.896,75
3.585,60
24,90
94
7.700,79
7.086,24
49,21
45
46
47
3.955,04
4.014,48
4.076,32
3.638,88
3.693,60
3.751,20
25,27
25,65
26,05
95
96
97
7.800,67
7.901,74
8.001,63
7.176,96
7.270,56
7.362,72
49,84
50,49
51,13
48
49
4.135,79
4.197,62
3.805,92
3.862,08
26,43
26,82
98
99
8.101,51
8.203,77
7.454,88
7.548,48
51,77
52,42
50
4.258,26
3.918,24
27,21
100
8.303,66
7.640,64
53,06
In de tabel is het uurloon opgenomen op basis van 1878 ex artikel 1 lid 14 sub a. Dit geldt voor de berekening van
vergoedingen/toeslagen en voor de berekening van het uurloon van het periodesalaris.
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
29
Tabel 5
Salarisschalen per 1 juli 2011*
FWG 5
FWG 10
Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878)
Leeftijd
Maandsalaris*
Periodesalaris*
Uurloon*
Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878)
Leeftijd
Maandsalaris
Periodesalaris
Uurloon
16 jaar
WMJL* nnb
nnb
nnb
17 jaar
902,15
829,44
5,76
17 jaar
WMJL* nnb
nnb
nnb
18 jaar
1.053,08
969,12
6,73
18 jaar
WMJL* nnb
nnb
nnb
19 jaar
1.202,83
1.107,36
7,69
19 jaar
WMJL* nnb
nnb
nnb
20 jaar
1.353,80
1.245,60
8,65
20 jaar
WMJL* nnb
nnb
nnb
Periodiek
21 jaar
WMJL* nnb
nnb
nnb
*0
1
1.394,54
1.283,04
8,91
22 jaar
WMJL* nnb
nnb
nnb
*1
2
1.420,89
1.307,52
9,08
23 jaar e.o.
WML* nnb
nnb
nnb
2
3
1.447,21
1.332,00
9,25
*wettelijk minimum(jeugd)loon (WMJL) per 1 juli 2011
3
4
1.503,55
1.383,84
9,61
nog niet bekend
4
5
1.558,65
1.434,24
* voorzover het wettelijk minimumloon niet hoger is
9,96
FWG 15
FWG 20
Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878)
Leeftijd
Volgnr. Maandsalaris
MaandsalarisPeriodesalarisUurloon
Periodesalaris
Uurloon
Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878)
Leeftijd
Maandsalaris
Periodesalaris
Uurloon
17 jaar
935,69
861,12
5,98
17 jaar
953,64
876,96
6,09
18 jaar
1.091,41
1.003,68
6,97
18 jaar
1.112,99
1.023,84
7,11
19 jaar
1.247,17
1.147,68
7,97
19 jaar
1.271,11
1.169,28
8,12
1.401,70
1.290,24
8,96
20 jaar
20 jaar
Periodiek
Volgnr.
MaandsalarisPeriodesalarisUurloon
1.429,27
Periodiek
Volgnr. Maandsalaris
1.314,72
Periodesalaris
9,13
Uurloon
Aanloopperiodiek 0
3
1.447,21
1.332,00
9,25
Aanloopperiodiek 0
5
1.558,65
1.434,24
9,96
Aanloopperiodiek 1
4
1.503,55
1.383,84
9,61
Aanloopperiodiek 1
6
1.588,62
1.461,60
10,15
0
5
1.558,65
1.434,24
9,96
0
7
1.630,53
1.500,48
10,42
1
6
1.588,62
1.461,60
10,15
1
8
1.671,28
1.537,92
10,68
2
7
1.630,53
1.500,48
10,42
2
9
1.715,60
1.578,24
10,96
3
8
1.671,28
1.537,92
10,68
3
10
1.763,51
1.622,88
11,27
4
9
1.715,60
1.578,24
10,96
4
11
1.817,43
1.671,84
11,61
5
10
1.763,51
1.622,88
11,27
5
12
1.873,74
1.723,68
11,97
6
11
1.817,43
1.671,84
11,61
6
13
1.937,24
1.782,72
12,38
7
12
1.873,74
1.723,68
11,97
7
14
2.000,72
1.840,32
12,78
8
13
1.937,24
1.782,72
12,38
8
15
2.059,45
1.895,04
13,16
FWG 25
FWG 30
Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878)
Leeftijd
MaandsalarisPeriodesalarisUurloon
Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878)
Leeftijd
Maandsalaris
Periodesalaris
Uurloon
17 jaar
977,60
900,00
6,25
17 jaar
1.003,96
924,48
6,42
18 jaar
1.141,75
1.051,20
7,30
18 jaar
1.170,48
1.077,12
7,48
19 jaar
1.304,66
1.200,96
8,34
19 jaar
1.338,22
1.231,20
8,55
20 jaar
1.467,60
1.350,72
9,38
20 jaar
1.504,75
1.385,28
9,62
Periodiek
Volgnr.
MaandsalarisPeriodesalarisUurloon
Periodiek
Volgnr. Maandsalaris
Periodesalaris
Uurloon
Aanloopperiodiek 0
6
1.588,62
1.461,60
10,15
Aanloopperiodiek 0
6
1.588,62
1.461,60
10,15
Aanloopperiodiek 1
7
1.630,53
1.500,48
10,42
Aanloopperiodiek 1
7
1.630,53
1.500,48
10,42
0
8
1.671,28
1.537,92
10,68
0
8
1.671,28
1.537,92
10,68
1
9
1.715,60
1.578,24
10,96
1
9
1.715,60
1.578,24
10,96
2
10
1.763,51
1.622,88
11,27
2
10
1.763,51
1.622,88
11,27
3
11
1.817,43
1.671,84
11,61
3
11
1.817,43
1.671,84
11,61
4
12
1.873,74
1.723,68
11,97
4
12
1.873,74
1.723,68
11,97
*
In de tabel is het uurloon opgenomen op basis van 1878 ex artikel 1 lid 14 sub a. Dit geldt voor de berekening van
vergoedingen/toeslagen en voor de berekening van het uurloon van het periodesalaris.
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
30
Tabel 5
Salarisschalen per 1 juli 2011*
FWG 35
Maandsalaris
17 jaar
18 jaar
19 jaar
20 jaar
0
0
0
0
Periodiek
1059,08
1235,18
1411,31
1587,41
Volgnr. Maandsalaris
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
FWG 45
1671,28
1715,60
1763,51
1817,43
1873,74
1937,24
2000,72
2059,45
2125,32
2179,23
2243,93
2302,63
2364,93
2426,05
Periodesalaris
Uurloon
974,88
1136,16
1298,88
1460,16
Periodesalaris
6,77
7,89
9,02
10,14
Volgnr. Maandsalaris
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
FWG 55
16
18
20
21
22
23
24
25
26
27
28
2.125,32
2.243,93
2.364,93
2.426,05
2.485,94
2.547,03
2.609,34
2.672,83
2.738,72
2.807,03
2.866,90
Periodesalaris
1.955,52
2.064,96
2.175,84
2.232,00
2.286,72
2.342,88
2.400,48
2.459,52
2.520,00
2.583,36
2.638,08
Volgnr. Maandsalaris
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
19
21
23
26
28
30
32
34
35
36
37
38
39
2.302,63
2.426,05
2.547,03
2.738,72
2.866,90
2.999,91
3.124,49
3.256,28
3.317,40
3.378,48
3.449,18
3.521,06
3.591,74
Periodesalaris
2.118,24
2.232,00
2.342,88
2.520,00
2.638,08
2.760,48
2.874,24
2.996,64
3.052,80
3.108,96
3.173,76
3.240,00
3.304,80
Volgnr. Maandsalaris
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
10,68
10,96
11,27
11,61
11,97
12,38
12,78
13,16
13,58
13,92
14,34
14,71
15,11
15,50
FWG 50
Uurloon
13,58
14,34
15,11
15,50
15,88
16,27
16,67
17,08
17,50
17,94
18,32
Uurloon
14,71
15,50
16,27
17,50
18,32
19,17
19,96
20,81
21,20
21,59
22,04
22,50
22,95
10
11
12
14
16
17
18
19
20
21
22
23
24
1.763,51
1.817,43
1.873,74
2.000,72
2.125,32
2.179,23
2.243,93
2.302,63
2.364,93
2.426,05
2.485,94
2.547,03
2.609,34
Periodesalaris
1.622,88
1.671,84
1.723,68
1.840,32
1.955,52
2.004,48
2.064,96
2.118,24
2.175,84
2.232,00
2.286,72
2.342,88
2.400,48
Uurloon
11,27
11,61
11,97
12,78
13,58
13,92
14,34
14,71
15,11
15,50
15,88
16,27
16,67
Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878)
Periodiek
Volgnr. Maandsalaris
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
FWG 60
Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878)
Periodiek
Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878)
Periodiek
Uurloon
1537,92
1578,24
1622,88
1671,84
1723,68
1782,72
1840,32
1895,04
1955,52
2004,48
2064,96
2118,24
2175,84
2232,00
Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878)
Periodiek
*
FWG 40
Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878)
Leeftijd
18
20
21
23
25
27
28
29
30
31
32
33
34
2.243,93
2.364,93
2.426,05
2.547,03
2.672,83
2.807,03
2.866,90
2.934,00
2.999,91
3.062,20
3.124,49
3.190,38
3.256,28
Periodesalaris
2.064,96
2.175,84
2.232,00
2.342,88
2.459,52
2.583,36
2.638,08
2.700,00
2.760,48
2.818,08
2.874,24
2.936,16
2.996,64
Uurloon
14,34
15,11
15,50
16,27
17,08
17,94
18,32
18,75
19,17
19,57
19,96
20,39
20,81
Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878)
Periodiek
Volgnr. Maandsalaris
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
27
29
32
34
36
38
40
42
44
45
46
47
48
2.807,03
2.934,00
3.124,49
3.256,28
3.378,48
3.521,06
3.655,25
3.793,02
3.925,98
3.984,70
4.044,59
4.106,89
4.166,81
Periodesalaris
2.583,36
2.700,00
2.874,24
2.996,64
3.108,96
3.240,00
3.363,84
3.490,56
3.612,96
3.666,24
3.720,96
3.778,56
3.833,28
Uurloon
17,94
18,75
19,96
20,81
21,59
22,50
23,36
24,24
25,09
25,46
25,84
26,24
26,62
In de tabel is het uurloon opgenomen op basis van 1878 ex artikel 1 lid 14 sub a. Dit geldt voor de berekening van
vergoedingen/toeslagen en voor de berekening van het uurloon van het periodesalaris.
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
31
Tabel 5
Salarisschalen per 1 juli 2011*
FWG 65
Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878)
Periodiek
Volgnr. Maandsalaris
Aanloopperiodiek 0
Periodesalaris
FWG 70
Uurloon
Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878)
Periodiek
Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris
34
3.256,28
2.996,64
20,81
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
Uurloon
44
3.925,98
3.612,96
25,09
36
3.378,48
3.108,96
21,59
46
4.044,59
3.720,96
25,84
0
38
3.521,06
3.240,00
22,50
0
48
4.166,81
3.833,28
26,62
1
40
3.655,25
3.363,84
23,36
1
50
4.290,20
3.947,04
27,41
2
41
3.725,92
3.428,64
23,81
2
51
4.352,49
4.004,64
27,81
3
42
3.793,02
3.490,56
24,24
3
52
4.412,39
4.059,36
28,19
4
43
3.861,30
3.552,48
24,67
4
53
4.475,89
4.118,40
28,60
5
44
3.925,98
3.612,96
25,09
5
56
4.659,20
4.286,88
29,77
6
46
4.044,59
3.720,96
25,84
6
59
4.843,69
4.456,80
30,95
7
48
4.166,81
3.833,28
26,62
7
62
5.028,18
4.626,72
32,13
8
50
4.290,20
3.947,04
27,41
8
64
5.151,59
4.740,48
32,92
9
52
4.412,39
4.059,36
28,19
9
66
5.303,76
4.880,16
33,89
10
54
4.535,79
4.173,12
28,98
10
68
5.458,27
5.022,72
34,88
11
56
4.659,20
4.286,88
29,77
11
70
5.611,63
5.163,84
35,86
12
57
4.719,10
4.341,60
30,15
12
71
5.687,12
5.232,96
36,34
13
58
4.780,18
4.397,76
30,54
13
72
5.766,17
5.304,96
36,84
14
59
4.843,69
4.456,80
30,95
14
73
5.842,87
5.375,52
37,33
15
60
4.904,78
4.512,96
31,34
15
74
5.919,54
5.446,08
37,82
Aanloopperiodiek 1
FWG 75
Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878)
Periodiek
Volgnr. Maandsalaris
Periodesalaris
Uurloon
FWG 80
Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878)
Periodiek
Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris
Uurloon
Aanloopperiodiek 0
54
4.535,79
4.173,12
28,98
Aanloopperiodiek 0
66
5.303,76
4.880,16
33,89
Aanloopperiodiek 1
56
4.659,20
4.286,88
29,77
Aanloopperiodiek 1
68
5.458,27
5.022,72
34,88
0
58
4.780,18
4.397,76
30,54
0
70
5.611,63
5.163,84
35,86
1
60
4.904,78
4.512,96
31,34
1
72
5.766,17
5.304,96
36,84
2
62
5.028,18
4.626,72
32,13
2
74
5.919,54
5.446,08
37,82
3
63
5.088,09
4.681,44
32,51
3
75
5.996,21
5.516,64
38,31
4
64
5.151,59
4.740,48
32,92
4
76
6.074,08
5.588,64
38,81
5
65
5.227,06
4.809,60
33,40
5
77
6.149,56
5.657,76
39,29
6
68
5.458,27
5.022,72
34,88
6
80
6.405,93
5.893,92
40,93
7
71
5.687,12
5.232,96
36,34
7
83
6.663,52
6.131,52
42,58
8
74
5.919,54
5.446,08
37,82
8
86
6.953,45
6.397,92
44,43
9
76
6.074,08
5.588,64
38,81
9
88
7.154,71
6.583,68
45,72
10
78
6.234,63
5.736,96
39,84
10
90
7.353,58
6.766,56
46,99
11
80
6.405,93
5.893,92
40,93
11
92
7.554,86
6.950,88
48,27
12
82
6.579,68
6.053,76
42,04
12
94
7.758,55
7.139,52
49,58
13
83
6.663,52
6.131,52
42,58
13
95
7.859,18
7.231,68
50,22
14
84
6.750,99
6.212,16
43,14
14
96
7.961,00
7.325,28
50,87
15
85
6.851,60
6.304,32
43,78
15
97
8.061,64
7.417,44
51,51
16
86
6.953,45
6.397,92
44,43
16
98
8.162,27
7.511,04
52,16
17
87
7.052,87
6.490,08
45,07
17
99
8.265,30
7.604,64
52,81
18
88
7.154,71
6.583,68
45,72
18
100
8.365,94
7.698,24
53,46
*
In de tabel is het uurloon opgenomen op basis van 1878 ex artikel 1 lid 14 sub a. Dit geldt voor de berekening van
vergoedingen/toeslagen en voor de berekening van het uurloon van het periodesalaris.
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
32
Tabel 6
ip
maandsalaris
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
*
Salarisreeks per 1 juli 2011*
1.394,54
1.420,89
1.447,21
1.503,55
1.558,65
1.588,62
1.630,53
1.671,28
1.715,60
1.763,51
1.817,43
1.873,74
1.937,24
2.000,72
2.059,45
2.125,32
2.179,23
2.243,93
2.302,63
2.364,93
2.426,05
2.485,94
2.547,03
2.609,34
2.672,83
2.738,72
2.807,03
2.866,90
2.934,00
2.999,91
3.062,20
3.124,49
3.190,38
3.256,28
3.317,40
3.378,48
3.449,18
3.521,06
3.591,74
3.655,25
3.725,92
3.793,02
3.861,30
3.925,98
3.984,70
4.044,59
4.106,89
4.166,81
4.229,10
4.290,20
periodesalaris
uurloon ex art. 1
periode 7 2011
lid 14 sub a (1878)
1.283,04
8,91
1.307,52
9,08
1.332,00
9,25
1.383,84
9,61
1.434,24
9,96
1.461,60
10,15
1.500,48
10,42
1.537,92
10,68
1.578,24
10,96
1.622,88
11,27
1.671,84
11,61
1.723,68
11,97
1.782,72
12,38
1.840,32
12,78
1.895,04
13,16
1.955,52
13,58
2.004,48
13,92
2.064,96
14,34
2.118,24
14,71
2.175,84
15,11
2.232,00
15,50
2.286,72
15,88
2.342,88
16,27
2.400,48
16,67
2.459,52
17,08
2.520,00
17,50
2.583,36
17,94
2.638,08
18,32
2.700,00
18,75
2.760,48
19,17
2.818,08
19,57
2.874,24
19,96
2.936,16
20,39
2.996,64
20,81
3.052,80
21,20
3.108,96
21,59
3.173,76
22,04
3.240,00
22,50
3.304,80
22,95
3.363,84
23,36
3.428,64
23,81
3.490,56
24,24
3.552,48
24,67
3.612,96
25,09
3.666,24
25,46
3.720,96
25,84
3.778,56
26,24
3.833,28
26,62
3.890,88
27,02
3.947,04
27,41
ip
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
maandsalaris
4.352,49
4.412,39
4.475,89
4.535,79
4.596,90
4.659,20
4.719,10
4.780,18
4.843,69
4.904,78
4.964,70
5.028,18
5.088,09
5.151,59
5.227,06
5.303,76
5.380,41
5.458,27
5.533,77
5.611,63
5.687,12
5.766,17
5.842,87
5.919,54
5.996,21
6.074,08
6.149,56
6.234,63
6.323,28
6.405,93
6.493,41
6.579,68
6.663,52
6.750,99
6.851,60
6.953,45
7.052,87
7.154,71
7.254,16
7.353,58
7.454,24
7.554,86
7.656,69
7.758,55
7.859,18
7.961,00
8.061,64
8.162,27
8.265,30
8.365,94
periodesalaris
uurloon ex art. 1
periode 7 2011
lid 14 sub a (1878)
4.004,64
27,81
4.059,36
28,19
4.118,40
28,60
4.173,12
28,98
4.229,28
29,37
4.286,88
29,77
4.341,60
30,15
4.397,76
30,54
4.456,80
30,95
4.512,96
31,34
4.567,68
31,72
4.626,72
32,13
4.681,44
32,51
4.740,48
32,92
4.809,60
33,40
4.880,16
33,89
4.950,72
34,38
5.022,72
34,88
5.091,84
35,36
5.163,84
35,86
5.232,96
36,34
5.304,96
36,84
5.375,52
37,33
5.446,08
37,82
5.516,64
38,31
5.588,64
38,81
5.657,76
39,29
5.736,96
39,84
5.817,60
40,40
5.893,92
40,93
5.974,56
41,49
6.053,76
42,04
6.131,52
42,58
6.212,16
43,14
6.304,32
43,78
6.397,92
44,43
6.490,08
45,07
6.583,68
45,72
6.674,40
46,35
6.766,56
46,99
6.858,72
47,63
6.950,88
48,27
7.044,48
48,92
7.139,52
49,58
7.231,68
50,22
7.325,28
50,87
7.417,44
51,51
7.511,04
52,16
7.604,64
52,81
7.698,24
53,46
In de tabel is het uurloon opgenomen op basis van 1878 ex artikel 1 lid 14 sub a. Dit geldt voor de berekening van
vergoedingen/toeslagen en voor de berekening van het uurloon van het periodesalaris.
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
33
Hoofdstuk 4
Arbeidsduur
Artikel 4.1
Arbeidsduur
1. De tussen werkgever en werknemer overeen te komen arbeidsduur wordt uitgedrukt in een gemiddeld aantal uren per
week.
2. Het aantal uren waarop arbeid wordt verricht bedraagt bij een volletijd-arbeidsduur gemiddeld 36 uur per week. Deze
gemiddeld 36-urige werkweek wordt gerealiseerd over een periode van zes maanden. Voor werknemers met een
deeltijd-arbeidsduur wordt de arbeidsduur gerealiseerd op jaarbasis.
3. In afwijking van lid 2 geldt voor kraamverzorgenden dat zowel bij een volletijd-arbeidsduur als ook bij een deeltijdarbeidsduur de arbeidsduur wordt gerealiseerd op jaarbasis.
4. Werkgever en werknemer kunnen in afwijking van lid 2 een arbeidsduur overeenkomen die hoger ligt dan gemiddeld 36
uur per week met een maximum van gemiddeld 40 uur per week.
5. Naast hetgeen is beschreven in lid 4 van dit artikel kunnen werknemer en werkgever overeenkomen, boven de voor de
werknemer geldende contractuele arbeidsduur, verder te noemen basisarbeidsduur, gedurende een nader af te spreken
periode ten hoogste 4 uur gemiddeld per week extra te werken. Dit geldt voor zowel werknemers met een deeltijdarbeidsduur als werknemers met een volletijd-arbeidsduur. Voor deze extra te werken uren heeft de werknemer recht op
compensatie in tijd. Alle arbeidsvoorwaarden genoemd in deze CAO blijven, tenzij in de CAO anders is bepaald,
gebaseerd op de basisarbeidsduur.
6. De leerling-werknemer met een arbeidsovereenkomst van gemiddeld 36 uur per week, te meten per praktijkleerjaar heeft
in het kader van de opleiding als bedoeld in artikel 3.2.1 van deze CAO het recht om met behoud van salaris de arbeid te
onderbreken voor binnenschoolse lestijd met een maximum van (4x 52) 208 uur per praktijkleerjaar. Voor de leerlingwerknemer die een arbeidsduur heeft van minder dan 36 uur per week, wordt de omvang van de hiervoor bedoelde
lestijd ten minste naar rato vastgesteld.
Artikel 4.2
Min/max contracten
1. Indien sprake is van een arbeidsovereenkomst met een minimum en een maximum arbeidsduur, dan bedraagt de
maximale arbeidsduur ten hoogste 200% van de minimum arbeidsduur, tenzij de werknemer instemt met een hogere
maximum arbeidsduur.
2. De werknemer die heeft ingestemd met een hogere maximale arbeidsduur dan 200% van het minimum, heeft jaarlijks
het recht om de hogere maximale arbeidsduur terug te brengen tot ten hoogste 200%.
3. De werkgever dient op verzoek van de werknemer te bezien of de minimale contractuele arbeidsduur nog aansluit bij de
structurele inzet. Indien dit niet langer aansluit, dient de werkgever in overleg met de werknemer de minimale
contractuele arbeidsduur te verhogen.
4. De werknemer met een min/max-contract kan aangeven op welke dagen of tijden hij wel of niet inzetbaar is.
Artikel 4.3
Nulurencontracten
(Dit artikel treedt in werking per 1 januari 2011)
1. Jaarlijks stelt de werkgever de werknemer met een nulurencontract in de gelegenheid om aan te geven of hij een
arbeidsovereenkomst wil met een gemiddeld aantal uren per week.
2. Met de werknemer die dit aangeeft overlegt de werkgever om zo mogelijk te komen tot een arbeidsovereenkomst met
een gemiddeld aantal uren per week.
3. In geval de werknemer stelt dat geen sprake meer is van een nulurencontract en de werkgever dit niet kan weerleggen,
biedt de werkgever de werknemer een arbeidsovereenkomst aan met een gemiddeld aantal uren per week.
Hoofdstuk 5
Werktijden
Artikel 5.1
Werk- en rusttijden algemeen
1. Voor zover niet anders is bepaald in deze CAO kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden die de
Arbeidstijdenwet en het daarop gebaseerde Arbeidstijdenbesluit biedt.
2. Met inachtneming van de tussen werkgever en werknemer overeengekomen arbeidsduur stelt de werkgever de
werktijden vast. Daarbij dient de werkgever rekening te houden met de belangen van de werknemer, waaronder
voldoende hersteltijd tijdens en na het werk.
3. De werkgever meldt de vastgestelde werktijden ten minste 14 etmalen van te voren aan de werknemer. Voor
kraamverzorgenden is deze termijn tenminste 10 etmalen en wordt hierbij uitgegaan van de te werken dagen in plaats
van werktijden.
4. In geval van bijzondere omstandigheden met een incidenteel karakter kan, na overleg tussen werkgever en werknemer:
afgeweken worden van het bepaalde in lid 3;
afgeweken worden van de reeds vastgestelde werktijden.
5. met ingang van 1 juni 2011 geldt deze bepaling eveneens voor leden van BTN
Aan de werknemer van 55 jaar of ouder wordt geen nachtdienst, bereikbaarheids-, aanwezigheids- (waaronder
slaapdienst), of consignatiedienst opgedragen tussen 23.00 en 07.00 uur, tenzij de werknemer hiertegen geen bezwaar
maakt.
6. Bij de vaststelling van de werktijden dient een onafgebroken rusttijd in acht te worden genomen van ten minste 36 uur
per elke aaneengesloten periode van 7 x 24 uur, of een onafgebroken rusttijd van ten minste 60 uur aaneengesloten in
elke aaneengesloten periode van 9 x 24 uur. Bij de tweede variant geldt de mogelijkheid van bekorting tot 32 uur in elke
periode van 5 achtereenvolgende weken. Voor kraamverzorgenden kan als afwijkende rusttijd worden gehanteerd: in
een aaneengesloten tijdruimte van 11 maal 24 uur een onafgebroken rusttijd van ten minste 72 uur. Aan
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
34
kraamverzorgenden mag tijdens de voorgeschreven periodes van onafgebroken rust geen wachtdienst worden
opgedragen.
Artikel 5.1.1
Maximum arbeidstijd per dienst
1. De werkgever organiseert de arbeid zondanig dat de werknemer ten hoogste 10 uur arbeid verricht per dienst
2. Van het in het in vorige lid bepaalde kan uitsluitend worden afgeweken indien er sprake is van een incidentele,
onvoorziene wijziging van omstandigheden, met inachtneming van een maximum arbeidstijd per dienst van ten hoogste
12 uur.
Artikel 5.1.2
Nachtdiensten
Indien de werknemer nachtdienst verricht zoals gedefinieerd in de Arbeidstijdenwet (een dienst waarin meer dan een uur
arbeid wordt verricht tussen 00.00 en 06.00 uur) gelden de volgende aanvullende regels:
1. De werknemer mag maximaal 5 achtereenvolgende nachtdiensten verrichten.
2. In afwijking van lid 1 kan tussen werkgever en werknemer worden overeengekomen dat de werknemer 7 aaneengesloten
nachtdiensten verricht, waarbij het aantal nachtdiensten per 13 weken de 35 niet overschrijdt. Voor de werknemer die
arbeid verricht in de nachtdienst bedraagt de maximale arbeidstijd in elke periode van 13 achtereenvolgende weken
gemiddeld 40 uren per week.
3. Voor de werknemer voor wie reeds een afbouwregeling conform het WBVV (Werktijdenbesluit voor verplegings- en
verzorgingsinrichtingen) of het Arbeidstijdenbesluit geldt, zijn de leden 1 en 2 van dit artikel niet van toepassing.
4. Voor de werknemer die arbeid verricht in de nachtdienst bedraagt de maximale arbeidstijd per nachtdienst 9 uur. Van
het in de vorige volzin bepaalde kan uitsluitend worden afgeweken indien er sprake is van een incidentele, onvoorziene
wijziging van omstandigheden, met inachtneming van een maximale arbeidstijd per nacht van 10 uur.
Artikel 5.1.3
Vrije weekeinden
1. De werknemer geniet in ieder geval 22 vrije weekends per jaar.
2. Op verzoek van de werknemer kan een lager aantal vrije weekenden dan het aantal genoemd in lid 1 overeengekomen
worden, doch nooit minder dan 17 vrije weekenden per jaar.
3. Op verzoek van de werknemer, die uitsluitend in de weekenden werkzaam is, kan worden afgeweken van het aantal vrije
weekenden in de leden 1en 2.
Artikel 5.1.4
Pauzes
1. Binnen elke dagelijkse diensttijd wordt gelegenheid voor twee koffie/theepauzes gegeven, te weten per ochtend,
middag, avond of nacht – eenmaal.
2. Met instemming van de OR kan afgeweken worden van lid 1 op grond van organisatorische belangen/bedrijfsvoering.
3. Koffie- en theepauzes, welke minder dan een kwartier duren, worden als werktijd aangemerkt.
4. Indien en voor zover pauzes 15 minuten of langer duren en als eigen tijd worden aangemerkt, dient onafgebroken rust te
zijn gewaarborgd.
Artikel 5.2
Definities consignatiediensten, bereikbaarheidsdiensten, aanwezigheidsdiensten
1. Definities:
Consignatie: een periode tussen twee opeenvolgende diensten of tijdens een pauze, waarin de werknemer uitsluitend
verplicht is bereikbaar te zijn om in geval van onvoorziene omstandigheden op oproep zo spoedig mogelijk de bedongen
arbeid te verrichten.
Aanwezigheidsdienst: een aaneengesloten periode van ten hoogste 24 uren waarin de werknemer, zo nodig naast het
verrichten van de bedongen arbeid, verplicht is op de arbeidsplaats aanwezig te zijn om op oproep zo spoedig mogelijk de
bedongen arbeid te verrichten.
Bereikbaarheidsdienst: een aaneengesloten periode van ten hoogste 24 uren waarin de werknemer, zo nodig naast het
verrichten van de bedongen arbeid, verplicht is om bereikbaar te zijn om op oproep zo spoedig mogelijk de bedongen arbeid
te verrichten.
2. Werkingssfeer:
De normen van de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit zijn van toepassing op alle werknemers. Voor werknemers
werkzaam in de verpleging en de verzorging, en voor geneeskundigen zijn de geldende normen uit het Arbeidstijdenbesluit
van toepassing.
Artikel 5.3
Wachtdiensten Kraamverzorgenden
1. De werkgever kan aan de kraamverzorgende wachtdiensten opdragen. Onder wachtdienst wordt verstaan: een dienst die
maximaal 24 uur duurt, waarbinnen de kraamverzorgende zich beschikbaar moet houden om op eerste oproep een
partusassistentie en/of verzorging te verrichten.
2. Aan de kraamverzorgende worden geen bereikbaarheidsdiensten opgedragen.
3. De werkgever kan in overleg met de ondernemingsraad voor werknemers die uitsluitend in partusdiensten werken,
afspraken maken die afwijkend zijn van de artikelen 5.3.1 t/m 5.3.3 betreffende de wachtdiensten voor
kraamverzorgenden.
Artikel 5.3.1
Vergoeding wachtdiensten
1. Als vergoeding voor een wachtdienst kent de werkgever aan de kraamverzorgende een bruto bedrag toe volgens de
navolgende normen:
– op maandag tot en met vrijdag:
•
een vergoeding van bruto € 24,– bij een wachtdienst met een lengte van meer dan zestien uur en maximaal
vierentwintig uur. Met ingang van 1 januari 2011 bedraagt deze vergoeding bruto € 26,40;
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
35
•
2.
een vergoeding van bruto € 16,– bij een wachtdienst met een lengte van meer dan acht uur en maximaal
zestien uur. Met ingang van 1 januari 2011 bedraagt deze vergoeding bruto € 17,60;
•
een vergoeding van bruto € 8,– bij een wachtdienst met een lengte van maximaal acht uur.
Met ingang van 1 januari 2011 bedraagt deze vergoeding bruto € 8,80.
– op zaterdagen en zondagen alsook op feest- en gedenkdagen als bedoeld in artikel 1.1 lid 6 van de CAO:
•
een vergoeding van bruto € 36,– bij een wachtdienst met een lengte van meer dan zestien uur en maximaal
vierentwintig uur.
Met ingang van 1 januari 2011 bedraagt deze vergoeding bruto € 39,60;
•
een vergoeding van bruto € 24,– bij een wachtdienst met een lengte van meer dan acht uur en maximaal
zestien uur.
Met ingang van 1 januari 2011 bedraagt deze vergoeding bruto € 26,40.
•
een vergoeding van bruto € 12,– bij een wachtdienst met een lengte van maximaal acht uur;
Met ingang van 1 januari 2011 bedraagt deze vergoeding bruto € 13,20.
De werkgever kan, in afwijking van het gestelde in lid 1, met de ondernemingsraad afspraken maken om de in lid 1
bedoelde geldelijke bedragen om te zetten in een vergoeding in tijd. Naar analogie van de in het vorige lid genoemde
normen bedragen de vergoedingen in dat geval:
– op maandag tot en met vrijdag: 120 of 80 respectievelijk 40 minuten
Met ingang van 1 januari 2011 bedraagt deze vergoeding 132 of 88 respectievelijk 44 minuten;
– op zaterdagen en zondagen alsook op feest- en gedenkdagen als bedoeld in artikel 1.1 lid 6 van de CAO: 180 of
120 respectievelijk 60 minuten. Met ingang van 1 januari 2011 bedraagt deze vergoeding 198 of 132 respectievelijk
66 minuten.
Artikel 5.3.2
Oproep tijdens wachtdienst
Bij een oproep tijdens de wachtdienst worden alle gewerkte uren als arbeidsduur aangemerkt. De wachtdienst wordt bij een
oproep als onderbroken dan wel als beëindigd beschouwd.
Artikel 5.3.3
Maximum aantal oproepen tijdens wachtdienst
Een kraamverzorgende kan als onderdeel van de wachtdienst ten hoogste tweemaal worden opgeroepen voor een
partusassistentie, waarvan slechts eenmaal voor een partusassistentie plus verzorging. Bovendien kan aan de
kraamverzorgende maximaal drie aaneengesloten dagen een wachtdienst worden opgedragen. Indien de kraamverzorgende
twee respectievelijk drie aaneengesloten dagen een wachtdienst wordt opgedragen en hierbij niet wordt opgeroepen, wordt de
tweede respectievelijk de tweede en de derde wachtdienst geacht niet te behoren tot de wekelijkse onafgebroken rusttijd zoals
bedoeld in artikel 5.1 van de CAO.
Specifieke bepalingen werktijden voor Verpleeg- en Verzorgingshuizen ex artikel 1.1 lid 17 sub 1
Artikel 5.4.1
Gebroken diensten
Het is de werkgever verboden, tenzij de werknemer hierom verzoekt, aan de werknemer een gebroken dienst op te dragen.
Onder gebroken dienst wordt verstaan, een dienst binnen welke de werktijd wordt onderbroken gedurende tenminste een uur
en ten hoogste drie uren.
Artikel 5.4.2
Verschoven diensten
1. Onder Verschoven diensten wordt verstaan: een verplaatsing van een aantal aaneengesloten uren waarop de werknemer
volgens de vastgestelde werktijden arbeid zou moeten verrichten naar een ander moment, waarop de werknemer volgens
de vastgestelde werktijden géén arbeid zou hoeven te verrichten.
2. Indien door bijzondere omstandigheden met een incidenteel karakter het dienstbelang dit vereist, kan de werkgever, de
werknemer gehoord:
afwijken van artikel 5.1 lid 3 (werk- en rusttijden);
afwijken van artikel 5.1.3 (vrije weekeinden);
wijzigingen aanbrengen in reeds vastgestelde werktijden.
3. Indien de werkgever lid 2 toepast en daarmee wijziging aanbrengt in reeds vastgestelde werktijden ontvangt de
werknemer schadeloosstelling indien hij ter zake van vrijetijdsbesteding al uitgaven heeft gedaan.
4. Indien de werkgever lid 2 toepast en tengevolge daarvan in vastgestelde werktijden binnen 24 uur na zijn mededeling
hiervan aan de werknemer, een verschuiving optreedt, ontvangt de werknemer –onverkort het bepaalde in lid 3 van dit
artikel- naast het loon over de uren van die verschoven dienst uitsluitend een vergoeding conform artikel 5.5.3 lid 2
(geldelijke beloning overwerk).
Artikel 5.5
Overwerk
1. Onder overwerk wordt verstaan: arbeid die incidenteel wordt verricht boven de bij werktijdenregeling vastgestelde
arbeidsduur. De bepaling of sprake is van de in dit lid bedoelde overschrijding van de arbeidsduur wordt gemeten op
half jaarbasis.
Van overwerk is geen sprake voor zover sprake is van een verschoven dienst.
2. Vergoeding voor overwerk wordt gegeven, indien de werknemer opdracht tot overwerk heeft gekregen, dan wel
redelijkerwijs mocht aannemen, dat hij opdracht tot overwerk zou hebben gekregen. In een dergelijk geval stelt de
werkgever achteraf de noodzaak tot overwerk vast.
Artikel 5.5.1
Bepaling aantal overwerkuren en vrijgestelde werknemers
1. Indien het overwerk wordt verricht gedurende een periode van een half uur of korter voorafgaande aan of aansluitend op
de bij werktijdenregeling vastgestelde werktijd, komt deze periode niet voor vergoeding in aanmerking.
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
36
2.
3.
4.
Indien het overwerk wordt verricht gedurende een periode, langer dan een half uur, wordt deze periode afgerond op een
heel uur.
Indien het overwerk wordt verricht gedurende een periode, langer dan een uur, wordt deze periode naar boven afgerond
op halve respectievelijk hele uren.
Aan de zwangere werknemer na de derde maand van de zwangerschap zal geen overwerk worden opgedragen tenzij de
werknemer er mee instemt om overwerk te verrichten.
Artikel 5.5.2
Maximaal aantal uren overwerk, vacaturestelling
1. Het aantal uren overwerk mag gemiddeld per week, te meten per aaneengesloten periode van zes maanden niet méér
bedragen dan 10%:
van 36 uur, indien het salaris van de werknemer overeenkomt met nr. 48 van de inpassingstabel of daaronder;
van 42 uur, indien het salaris van de werknemer nr. 48 van de inpassingstabel te boven gaat.
Voor de werknemer op wie bijlage A2 van toepassing is en die als gevolg hiervan al dan niet gedurende een
bepaalde periode gemiddeld 38 uur per week arbeid verricht, geldt het in dit lid bepaalde met dien verstande dat
voor 36 respectievelijk 42 gelezen wordt 38 respectievelijk 44.
2. Indien het percentage van 10 in het eerste lid wordt overschreden, wordt op verzoek van de betrokken werknemer
overgegaan tot het verlenen van assistentie of het stellen van een vacature.
Artikel 5.5.3
Vergoedingsregeling voor de werknemer met een volletijd arbeidsduur
1. De vergoeding voor overwerk wordt – voor zover lid 3 van dit artikel niet anders bepaalt – verstrekt in de vorm van vrije
tijd, gelijk aan het aantal uren dat het overwerk heeft geduurd en daarenboven in de vorm van een geldelijke beloning
als bedoeld onder lid 2 van dit artikel.
2. De onder 1 genoemde geldelijke beloning bestaat uit een percentage van het uurloon en wel:
25% voor overwerk verricht tussen 06.00 uur en 22.00 uur op maandag tot en met vrijdag, met dien verstande dat in
een periode van zeven dagen het aantal aldus te belonen uren maximaal 5 bedraagt; de overige uren worden beloond
met 50%;
50% voor overwerk verricht tussen 22.00 uur en 06.00 uur op maandag tot en met vrijdag;
75% voor overwerk verricht op zaterdag tot 18.00 uur en op vrije dagen;
100% voor overwerk verricht op zaterdag vanaf 18.00 uur, op zon- en feestdagen tussen 00.00 en 24.00 uur en op
24 en 31 december tussen 18.00 en 24.00 uur;
Onder vrije dagen worden voor de toepassing van dit artikel verstaan: de dagen, niet zijnde zondag of feestdag, waarop
de werknemer volgens zijn werktijdenregeling niet zou behoeven te werken.
3. Het recht op vergoeding van overwerk als genoemd onder lid 1 wordt toegekend in de volgende gevallen:
- indien het salaris van de werknemer nr. 48 van de inpassingstabel niet overschrijdt;
- indien het salaris van de werknemer nr. 48 van de inpassingstabel te boven gaat: indien en voor zover het
aantal gewerkte uren boven de in de werktijdenregeling opgenomen arbeidsduur méér dan 6 gemiddeld per week
bedraagt, te meten over de periode waarvoor de werktijdenregeling geldt.
4. In afwijking van het gestelde in lid 3 onder a en b kunnen partijen bij deze CAO voor bepaalde categorieën van
werknemers een andere urennorm voor het overwerk vaststellen.
Artikel 5.5.4
Vergoedingsregeling voor de werknemer met een deeltijd arbeidsduur
1. De vergoeding van overwerk bestaat uit het voor de werknemer geldende uurloon indien en voor zover het aantal
overuren, gemiddeld per week, te meten over een periode van een half jaar, niet méér bedraagt dan het verschil tussen de
voor de werknemer geldende contractuele arbeidsduur en de arbeidsduur bij een volletijd arbeidsduur.
2. Daarenboven wordt een vergoeding als genoemd in artikel 5.5.3 toegekend, indien en voor zover het aantal overuren,
gemiddeld per week, te meten over een periode van een half jaar, méér bedraagt dan het verschil tussen de voor de
werknemer geldende contractuele arbeidsduur en de arbeidsduur bij een volletijd arbeidsduur.
Artikel 5.5.5
Opnemen vergoeding
1. De in artikel 5.5.3 bedoelde vrije tijd dient na overleg met de betrokken werknemer te worden verleend en opgenomen
uiterlijk in het kwartaal, volgend op het half jaar waarin het overwerk is verricht, tenzij tussen werkgever en werknemer
uitdrukkelijk anders is overeengekomen.
2. In afwijking van het gestelde in lid 1 kan de vergoeding in vrije tijd in overleg tussen werkgever en werknemer geheel
of gedeeltelijk in de vorm van een geldbedrag worden toegekend, bestaande uit het evenredige deel van het salaris.
Artikel 5.6
Structureel meerwerk
Indien een deeltijdwerker over een referteperiode van twee aaneengesloten kwartalen structureel meer dan 15% boven zijn
contractuele deeltijd arbeidsduur werkt, wordt op verzoek van de betrokken werknemer aan hem een contract aangeboden
waarin deze structureel meer gewerkte uren zijn verdisconteerd. Indien betrokkene hier niet om verzoekt, wordt overgegaan
tot het verlenen van assistentie of het stellen van een vacature.
Artikel 5.7
Onregelmatige dienst
Onder onregelmatige dienst wordt verstaan arbeid die, indien de werkgever het noodzakelijk oordeelt, aan de werknemer
wordt opgedragen volgens werktijdenregeling en wordt verricht op de uren als vermeld in artikel 5.7.3. Onder onregelmatige
dienst wordt mede verstaan, arbeid die door een deeltijdwerker niet volgens werktijdenregeling wordt verricht op de uren als
vermeld in artikel 5.7.3, boven het bij zijn arbeidsovereenkomst overeengekomen aantal uren, voor zover zij de 36 uren niet
te boven gaan.
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
37
Artikel 5.7.1
Werkingssfeer
Recht op vergoeding voor het verrichten van onregelmatige dienst hebben die werknemers, die zijn ingedeeld in functiegroep
65 of lager.
Artikel 5.7.2
Vergoedingsregeling onregelmatige dienst
1. De vergoeding voor onregelmatige dienst wordt verstrekt in de vorm van een geldelijke beloning dan wel, indien de
werknemer daarom verzoekt, in de vorm van vrije tijd.
De vrije tijd wordt bepaald door de ingevolge artikel 5.7.3 berekende geldelijke vergoeding te delen door het geldende
uurloon van de werknemer.
2. Het in het eerste lid bedoelde verzoek wordt, tenzij de belangen van de instelling zich hiertegen verzetten, door de
werkgever ingewilligd.
3. Het in het eerste lid bedoelde verzoek dient in de eerste helft van enig kalenderjaar te worden gedaan.
Bij inwilliging van het verzoek gaat de vergoeding in de vorm van vrije tijd in op 1 januari daaropvolgend en blijft
tenminste voor 1 kalenderjaar gehandhaafd.
4. Op uiterlijk 30 juni van enig kalenderjaar kunnen werkgever en werknemer mededelen dat de vergoeding niet meer in de
vorm van vrije tijd, doch in de vorm van een geldelijke beloning als bedoeld in lid 1 dient te geschieden. Deze wijziging
gaat alsdan in op 1 januari daarop volgend. De werkgever is bevoegd om aan de mededeling van de werknemer als
bedoeld in dit lid geen gevolg te geven, indien de belangen van de instelling zich hiertegen verzetten.
Artikel 5.7.3
Berekening vergoeding
De in artikel 5.7.2 genoemde geldelijke beloning wordt berekend uitgaande van het geldende uurloon, waarbij echter voor de
berekening als maximum geldt het uurloon afgeleid van nummer 20 van de inpassingstabel, op basis van de volgende
percentages:
22%: voor onregelmatige dienst op uren vallende tussen 06.00 uur en 07.00 uur, en tussen 20.00 uur en 22.00 uur op
maandag tot en met vrijdag;
38%: op uren vallende tussen 06.00 uur en 08.00 uur en tussen 12.00 uur en 22.00 uur op zaterdag;
44%: op uren vallende tussen 00.00 uur en 06.00 uur en tussen 22.00 en 24.00 uur op maandag tot en met vrijdag;
49%: op uren vallende tussen 00.00 uur en 06.00 uur en tussen 22.00 en 24.00 uur op zaterdag;
60%: op uren vallende tussen 00.00 uur en 24.00 uur op zon- en feestdagen en op uren vallende tussen 18.00 uur en 24.00
uur op 24 en 31 december.
Artikel 5.7.4
Afbouwregeling
1. Indien de onregelmatige dienst van de werknemer door de werkgever wordt beëindigd of verminderd dan wel de
beëindiging of vermindering plaatsvindt op medisch advies en niet is te wijten aan eigen schuld of toedoen van de
werknemer heeft deze aanspraak op een tegemoetkoming op de voet van de volgende leden.
2. Voorwaarden voor de in het eerste lid genoemde tegemoetkoming zijn, dat:
a. de werknemer in dezelfde instelling op het moment van de in het eerste lid bedoelde beëindiging dan wel
vermindering tenminste 3 jaren onafgebroken onregelmatige dienst heeft verricht.
b. het verschil tussen:
1. enerzijds het salaris verhoogd met de gemiddeld per maand in de voorgaande 12 maanden genoten vergoeding
voor onregelmatige dienst;
2. anderzijds het – al dan niet nieuwe - salaris verhoogd met de eventueel nog te genieten gemiddelde vergoeding
voor onregelmatige dienst (over een periode van 3 maanden na de in het eerste lid bedoelde beëindiging of
vermindering te meten);
meer bedraagt dan 2% van het onder 1 genoemde bedrag én het onder 2 berekende bedrag lager is dan het onder 1
berekende bedrag.
3. De tegemoetkoming bedraagt gedurende het eerste jaar 75%, gedurende het tweede jaar 50% en gedurende het derde
jaar 25% van het in het tweede lid genoemde verschil, voor zover dit meer bedraagt dan het in het tweede lid genoemde
percentage. De berekeningsgrondslag voor de tegemoetkoming blijft gedurende de hiervoor genoemde periode
ongewijzigd.
Toelichting
Indien kennelijk sprake is van een tijdelijke beëindiging of tijdelijke vermindering van de onregelmatige dienst dan wordt de
tegemoetkoming, vervat in artikel 5.7.4, niet gegeven.
De tijdelijke beëindiging of tijdelijke vermindering die het gevolg is van ziekte of arbeidsongeschiktheid volgens artikel 8.1
van de CAO wordt ondervangen door de in dit artikel gegeven garantie van het netto-inkomen, waarin de vergoeding voor
onregelmatigheidstoeslag over de afgelopen drie maanden is opgenomen. Wanneer in de periode van tenminste 3 jaren,
welke voorwaarde is voor een tegemoetkoming ingevolge artikel 5.7.4 lid 2 sub a., door oorzaken buiten schuld of toedoen
van de werknemer gedurende bepaalde periode(n) geen onregelmatige dienst is verricht, wordt bedoelde periode van 3 jaren
verlengd met de duur van de periode(n), waarin geen onregelmatige dienst is verricht. Artikel 5.7.4 lid 3 bepaalt, dat de
uitkomsten van de berekening gedurende de periode van 3 jaar bevroren blijven. Als voorwaarde voor de tegemoetkoming
geldt het bepaalde in de leden 1 en 2, dat gedurende drie jaar in dezelfde instelling onafgebroken onregelmatige dienst is
verricht. Onderbrekingen wegens vakantie en ziekte worden hierbij buiten beschouwing gelaten.
Artikel 5.8
Vergoedingsregeling consignatie-, aanwezigheids- en bereikbaarheidsdienst
Voor diensten als bedoeld in artikel 5.2 lid 1 van de CAO: consignatie-, aanwezigheids- en bereikbaarheidsdienst
1. Indien de werkgever het noodzakelijk oordeelt dat een werknemer een dienst verricht als bedoeld in artikel 5.2 lid 1 van
de CAO, geldt de navolgende vergoeding. De werknemer van wie het salaris niet meer bedraagt dan het onder nummer
88 van de inpassingstabel aangegeven bedrag, ontvangt voor de uren doorgebracht in bereikbaarheids- en
consignatiedienst, dagaanwezigheidsdienst (gedurende de uren tussen 06.00-24.00) en nachtaanwezigheidsdienst
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
38
2.
3.
(gedurende de uren tussen 24.00 en 06.00) een compensatie in vrije tijd.
Voor de werknemer die aanspraak heeft op toepassing van artikel 4 (garantiebepaling) van de uitvoeringsregeling
salariëring (CAO Ziekenhuiswezen), geldt in plaats van voornoemd nummer 88 het nummer 48 van de inpassingstabel.
De in het vorige lid bedoelde compensatie bedraagt per uur in het geval van:
a. Bereikbaarheidsdienst / consignatiedienst
op erkende feestdagen
: 3/18
op zaterdagen/zondagen
: 2/18
op overige dagen
: 1/18
b. Dagaanwezigheidsdienst (06.00-24.00)
op erkende feestdagen
: 5/18
op zaterdagen/zondagen
: 4/18
op overige dagen
: 2/18
c. Nachtaanwezigheidsdienst (24.00-06.00)
op erkende feestdagen
: 7/18
op zaterdagen/zondagen
: 6/18
op overige dagen
: 3/18
Indien de werknemer in een tijdvak van 3 achtereenvolgende perioden van 28 dagen met inachtneming van het bepaalde
in artikel 5.2 lid 2 : werkingssfeer, gedurende meer dan 8 weekenddagen bereikbaarheids- of aanwezigheids- en/of
consignatiedienst verricht, ontvangt hij boven de in lid 2 genoemde compensatie, voor de meerdere bereikbaarheids-,
aanwezigheids- en consignatiediensten op weekeindedagen een toeslag van 50% van deze compensatie. De beperking
vermeld in de tweede volzin van artikel 5.8.3 is op deze toeslag niet van toepassing.
Artikel 5.8.1
Vergoeding voor arbeid van de werknemer met een volletijd arbeidsduur
Wanneer tijdens de in artikel 5.2 lid 1genoemde diensten arbeid wordt verricht zijn, onverminderd de in artikel 5.8 vermelde
compensaties, artikel 5.5.1, 5.5.2, 5.5.3 en 5.5.5 (overwerk) van toepassing.
Ingeval de werknemer tijdens de dag- en nachtaanwezigheidsdienst wordt opgeroepen, wordt voor de berekening van de
overwerkvergoeding uitgegaan van een periode van tenminste een half uur; indien deze oproep geschiedt tijdens de
bereikbaarheidsdienst of consignatiedienst wordt voor genoemde berekening uitgegaan van een periode van tenminste een
half uur, te vermeerderen met de werkelijke reistijd.
Artikel 5.8.2
Vergoeding voor arbeid van de werknemer met een deeltijd arbeidsduur
1. De vergoeding voor arbeid verricht tijdens de in artikel 5.2 lid 1 genoemde diensten wordt verstrekt in de vorm van vrije
tijd, gelijk aan het aantal uren dat de arbeid heeft geduurd en daarenboven in de vorm van een geldelijke beloning als
bedoeld onder lid 2 van dit artikel.
2. De onder 1 genoemde geldelijke beloning bestaat uit een percentage van het uurloon en wel:
- 25% voor arbeid verricht tussen 06.00 uur en 22.00 uur op maandag tot en met vrijdag, met dien verstande dat in
een periode van zeven dagen het aantal aldus te belonen uren maximaal 5 bedraagt; de overige uren worden
beloond met 50%;
- 50% voor arbeid verricht tussen 22.00 uur en 06.00 uur op maandag tot en met vrijdag;
- 75% voor arbeid verricht op zaterdag tot 18.00 uur en op vrije dagen;
- 100% voor arbeid verricht op zaterdag vanaf 18.00 uur, op zon- en feestdagen tussen 00.00 en 24.00 uur en op 24
en 31 december tussen 18.00 en 24.00 uur.
Onder vrije dagen worden voor de toepassing van dit artikel verstaan: de dagen, niet zijnde zondag of feestdag, waarop
de werknemer volgens zijn werktijdenregeling niet zou behoeven te werken.
3. Ingeval de werknemer tijdens de dag- en nachtaanwezigheidsdienst wordt opgeroepen, wordt voor de berekening van de
vergoeding uitgegaan van een periode van tenminste een half uur; indien deze oproep geschiedt tijdens de
bereikbaarheidsdienst of consignatiedienst wordt voor genoemde berekening uitgegaan van een periode van tenminste
een half uur, te vermeerderen met de werkelijke reistijd.
Artikel 5.8.3
Opnemen vergoeding
1. De in artikelen 5.8 en 5.8.2 genoemde vrije tijd dient te worden verleend en opgenomen binnen een tijdvak van twee
maanden na het verrichten van de bereikbaarheids-, aanwezigheids- of consignatiedienst, tenzij tussen de werkgever en
de werknemer anders wordt overeengekomen. Ingeval het belang van de instelling zich naar het oordeel van de
werkgever verzet tegen het geven van vrije tijd, wordt de vrije tijd tot ten hoogste de helft omgezet in een geldbedrag,
bestaande uit het evenredige deel van het salaris.
2. In afwijking van het gestelde in lid 1 kan de vergoeding in vrije tijd voor de bereikbaarheidsdienst slechts in overleg
tussen werkgever en werknemer geheel of gedeeltelijk in de vorm van een geldbedrag worden toegekend, bestaande uit
het evenredige deel van het salaris.
3. Ingeval bereikbaarheids-, aanwezigheids- of consignatiedienst wordt verricht op een door de werkgever aangewezen
vakantiedag blijft de aanspraak van de werknemer op die dag behouden.
Artikel 5.9
Slaapdienst
De aanwezigheidsdienst als bedoeld in artikel 5.2 lid 1 kan mede vorm gegeven worden door een slaapdienst.
Onder slaapdienst wordt verstaan de omstandigheid dat een werknemer – buiten de vastgestelde werktijd – gedurende de uren
tussen 23.00 en 07.00 uur in de directe omgeving van cliënten moet slapen en anders dan na een oproep als bedoeld in artikel
5.2 (bereikbaarheids-, aanwezigheids- en consignatiedienst) direct hulp biedt indien de situatie van de cliënt zulks
noodzakelijk maakt.
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
39
Artikel 5.9.1
Vergoeding slaapdienst
1. Indien de werkgever het noodzakelijk oordeelt dat een werknemer een slaapdienst verricht, geldt de navolgende
vergoeding. De werknemer, van wie het salaris niet meer bedraagt dan het onder nummer 48 van de inpassingstabel van
Tabel 2 van het Hoofdstuk beloning aangegeven bedrag ontvangt als vergoeding:
a. een bedrag van € 19,- voor elke slaapdienst, ongeacht het aantal uren dat deze dienst bedraagt; en
b. een vergoeding in vrije tijd voor de uren doorgebracht in slaapdienst
2. De in het vorige lid onder b bedoelde vergoeding bedraagt een kwart van de tijd doorgebracht in slaapdienst
3. In het belang van de afdeling/dienst kan de werkgever, na overleg met de OR, in afwijking van de in lid 1 en 2
genoemde vergoedingsregeling een vergoeding toekennen in uitsluitend vrije tijd. Deze vergoeding bedraagt de helft
van de tijd doorgebracht in slaapdienst.
Artikel 5.9.2
Opnemen vergoeding slaapdienst
1. De in artikel 5.9.1 genoemde tijd wordt verleend en opgenomen binnen een tijdvak van twee maanden na het verrichten
van de slaapdienst, tenzij de werkgever en de werknemer anders overeengekomen. Ingeval het belang van de instelling
zich naar het oordeel van de werkgever verzet tegen het geven van vrije tijd, wordt de vrije tijd tot ten hoogste de helft
omgezet in een geldbedrag, bestaande uit het evenredige deel van het salaris.
2. Ingeval slaapdienst wordt verricht op een door de werkgever aangegeven vakantiedag blijft de aanspraak van de
werknemer op die dag behouden.
Toelichting
Van een slaapdienst is sprake als de werknemer in de directe omgeving van de cliënt slaapt en zelf, zonder tussenkomst door
derden, direct hulp biedt indien de situatie van de cliënt zulks noodzakelijk maakt.
Indien er wel sprake is van een oproep door een derde, dan is sprake van een consignatie-, bereikbaarheids-, of
nachtaanwezigheidsdienst.
Specifieke bepalingen werktijden voor Thuiszorgorganisaties ex artikel 1.1 lid 17 sub 2
Artikel 5.10
Gebroken dienst
1. Bij de inrichting van de werktijden kan de werkgever per dag één breuk toepassen, tenzij de werknemer instemt met
meerdere breuken. Als breuk wordt beschouwd een onderbreking van het werk zonder dat de tussenliggende tijd
werktijd of een pauze is; bij toepassing van de mogelijkheid van een of meer breuken per dag, geldt dat de werknemer
per dag minimaal twee maal twee uur aaneengesloten wordt ingezet. Het minimum van twee uur geldt niet voor zover de
werkzaamheden (werk)overleg betreffen.
De kosten, verbonden aan het na een breuk heen en weer reizen tussen woon- en werkplaats worden aan de werknemer
vergoed overeenkomstig de bepalingen van de regeling Reis- en verblijfkostenvergoeding artikel 9.1.
2. De beperkende bepalingen van lid 1 zijn niet van toepassing op werknemers die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend
werkzaamheden verrichten tijdens de avond (vanaf 20.00 uur), de nacht en de weekeinden.
Artikel 5.11
Overwerk
1. Overwerk is de arbeid die de werknemer in opdracht van de werkgever verricht en waarmee de voor de werknemer
geldende gemiddelde arbeidsduur per week, gemeten over een tijdvak van 13 weken, wordt overschreden in verband
met een incidentele onvoorziene wijziging van omstandigheden of indien de aard van de arbeid incidenteel een
dergelijke afwijking noodzakelijk maakt.
2. Geen vergoeding voor overwerk wordt toegekend indien het overwerk incidenteel gedurende minder dan een half uur
aansluitend aan de bij rooster of regeling vastgestelde werktijd wordt verricht.
3. Indien het overwerk wordt verricht gedurende een periode langer dan een half uur, wordt deze periode afgerond op een
heel uur.
4. Indien het overwerk wordt verricht gedurende een periode langer dan een uur, wordt deze periode naar boven afgerond
op halve, respectievelijk hele uren.
Artikel 5.11.1
Uitzonderingen overwerkvergoeding
Niet in aanmerking voor overwerkvergoeding komen werknemers:
a. die een volledig dienstverband hebben dat gesalarieerd wordt volgens salarisschaal FWG 65 of hoger;
b. die niet op verzoek of in opdracht van de werkgever overwerk verrichten.
Artikel 5.11.2
Overwerkvergoeding deeltijdwerker
1. De vergoeding voor overwerk voor de deeltijdwerker die gesalarieerd wordt volgens salarisschaal FWG 65 of hoger,
bestaat uit verlof gelijk aan de duur van het overwerk indien het aantal overuren niet méér bedraagt dan het verschil
tussen de voor de werknemer geldende contractuele arbeidsduur en de arbeidsduur bij een volledige dagtaak.
2. De werkgever kan besluiten het verlof om te zetten in een financiële vergoeding op basis van het voor de werknemer
geldende uurloon. In dat geval vindt over die uren ook een opbouw van vakantiedagen en vakantiebijslag plaats.
Artikel 5.11.3
Overwerkvergoeding
1. De vergoeding voor overwerk, verricht door andere werknemers dan bedoeld in artikel 5.11.2 bestaat uit verlof gelijk
aan de duur van het overwerk.
2. De werkgever kan besluiten het in lid 1 bedoelde verlof om te zetten in een financiële vergoeding op basis van het voor
de werknemer geldende uurloon. Voor deeltijders is de vergoeding in dat geval, indien het aantal overwerkuren niet
meer bedraagt dan het verschil tussen de voor de werknemer geldende contractuele arbeidsduur en de arbeidsduur bij
een volledige dagtaak, het voor de werknemer geldende uurloon en vindt over die uren ook een opbouw van
vakantiedagen en vakantiebijslag plaats.
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
40
Artikel 5.11.4
Opnemen overwerkvergoeding
Het in de artikelen 5.11.2 en 5.11.3 bedoeld verlof dient uiterlijk te worden opgenomen in het kwartaal volgend op dat waarin
is overgewerkt, tenzij tussen werkgever en werknemer uitdrukkelijk anders is/wordt overeengekomen.
Artikel 5.11.5
Maximaal aantal uren overwerk
De werknemer mag niet meer dan 10% boven de overeengekomen arbeidsduur voor een periode van vier maanden aan
overwerk verrichten. Indien het percentage van 10% wordt overschreden, wordt op verzoek van de betrokken werknemer
overgegaan tot het verlenen van assistentie of het stellen van een vacature.
Artikel 5.12
Inconveniënte uren
1. Inconveniënte uren zijn de uren waarin de werknemer in opdracht van de werkgever arbeid verricht, indien deze uren
vallen:
– op maandag tot en met vrijdag vóór 07.00 uur en vanaf 20.00 uur;
– op zaterdag;
– op zondagen, alsook feest- en gedenkdagen als bedoeld in artikel 1.1 lid 6.
2. Werkzaamheden, die gedurende korter dan één uur achtereen worden verricht, tellen niet mee voor de berekening van
het aantal inconveniënte uren.
3. Het volgen van opleiding en bijscholing leidt niet tot een toelage voor inconveniënte uren.
Artikel 5.12.1
Vergoeding inconveniënte uren
1. Aan de werknemer die in opdracht van de werkgever arbeid verricht op de in artikel 5.12 gedefinieerde inconveniënte
uren, wordt over die uren een brutotoelage toegekend van 40% van het uurloon.
2. Het percentage wordt ten hoogste berekend over het salaris overeenkomstig het maximum van salarisschaal FWG 35.
Artikel 5.13
Bereikbaarheidsdienst
De vergoeding voor bereikbaarheidsdienst, als bedoeld in artikel 5.2 lid 1, wordt als volgt vastgesteld:
1. De werknemer die zich bereikbaar houdt ontvangt daarvoor een compensatie in vrije tijd. Deze compensatie bedraagt:
– voor elk vol etmaal op maandag tot en met vrijdag: 1,5 uur;
– voor elk vol etmaal op zaterdagen, zondagen, feest- en gedenkdagen: 3 uren.
2. Indien gedurende minder dan 12 uur bereikbaarheidsdienst wordt opgedragen, wordt de compensatie naar evenredigheid
van het aantal uren vastgesteld.
3. Indien de werknemer zelf bij cliënten spoedopdrachten uitvoert, wordt dit aangemerkt als overwerk en vindt vergoeding
plaats conform het gestelde in artikelen 5.11 tot en met 5.11.5.
4. Op verzoek van de werknemer wordt de in lid 1 genoemde compensatie in vrije tijd vervangen door een bruto financiële
vergoeding op basis van het voor de werknemer geldende uurloon.
Artikel 5.14
Slaapdienst
De aanwezigheidsdienst als bedoeld in artikel 5.2 lid 1 kan mede vorm gegeven worden door een slaapdienst.
1. Onder slaapdienst wordt verstaan het door de werknemer in opdracht van de werkgever ’s avonds en/of ’s nachts in de
nabijheid van de cliënt slapen met de bedoeling om in voorkomende acute situaties aanwezig te zijn om hulp te kunnen
bieden.
2. De werknemer die een slaapdienst verricht ontvangt een vergoeding voor de in slaapdienst doorgebrachte uren. Deze
vergoeding bedraagt 30 % van de tijd doorgebracht in slaapdienst en wordt toegekend op basis van het salaris behorend
bij de door de werknemer beklede functie.
Hoofdstuk 6
Werk en privé
De artikelen in dit hoofdstuk gelden voor Thuiszorgorganisaties ex artikel 1.1 lid 17 sub 2 (TZ) en (gedeeltelijk) voor de
Verpleeg- en Verzorgingshuizen ex artikel 1.1 lid 17 sub 1 vanaf 1 januari 2008, tenzij anders bepaald.
Artikel 6.1
(Vakantie)verlof (vervalt per 1 januari 2012 en wordt vervangen door een nieuw artikel 6.1)
1. De werknemer heeft per kalenderjaar bij een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week, en afhankelijk van de leeftijd
die de werknemer in het betreffende kalenderjaar bereikt, recht op het navolgende aantal uren (vakantie)verlof met
behoud van salaris:
Leeftijd
18 jaar
19 jaar
20 jaar
21 tot en met 29 jaar
30 tot en met 39 jaar
40 tot en met 44 jaar
45 tot en met 49 jaar
50 tot en met 54 jaar
55 tot en met 64 jaar
Aantal uren
246
238
231
224
231
238
246
253
317
Artikel 6.1
(Vakantie)verlof (treedt in werking per 1 januari 2012)
1. De werknemer heeft per kalenderjaar recht op doorbetaald vakantieverlof, bestaande uit:
a. 224 uur basis-vakantieverlof. Dit basis-vakantieverlof bestaat uit 144 uur wettelijke vakantie-uren en 80 uur
bovenwettelijke vakantie-uren;
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
41
b.
2.
Uren in een persoonlijk levensfasebudget (PLB), dat met ingang van 1 januari 2012 gefaseerd wordt ingevoerd.
Vanaf 1 januari 2017 bedraagt het aantal bovenwettelijke (vakantie)-uren in het PLB 35 uren.
Op verzoek van de werknemer worden de bovenwettelijke verlofuren uit het basis-vakantieverlof als bedoeld in lid 1a
uitbetaald.
Artikel 6.1.2
Invoeringspad Persoonlijk Levensfase Budget (treedt in werking per 1 januari 2012)
1. De werknemer heeft per kalenderjaar en afhankelijk van de leeftijd die de werknemer in het betreffende kalenderjaar
bereikt, naast het basis-vakantieverlof recht op het navolgende aantal uren PLB.
Vanaf 1 januari 2012
leeftijd
18 jaar
19 jaar
20 jaar
21 t/m 29 jaar
30 t/m 39 jaar
40 t/m 44 jaar
45 t/m 49 jaar
50 t/m 54 jaar
55 t/m 64 jaar
Basisvakantieuren
224 uur
224 uur
224 uur
224 uur
224 uur
224 uur
224 uur
224 uur
224 uur
PLB uren
2012
22 uur
14 uur
7 uur
0 uur
7 uur
14 uur
22 uur
32 uur
32 uur
2013
6 uur
6 uur
6 uur
6 uur
13 uur
20 uur
25 uur
32 uur
32 uur
2014
12 uur
12 uur
12 uur
12 uur
19 uur
26 uur
28 uur
32 uur
32 uur
2015
18 uur
18 uur
18 uur
18 uur
25 uur
32 uur
32 uur
32 uur
32 uur
2016
24 uur
24 uur
24 uur
24 uur
32 uur
32 uur
32 uur
32 uur
32 uur
2017
35 uur
35 uur
35 uur
35 uur
35 uur
35 uur
35 uur
35 uur
35 uur
Artikel 6.1.3
Overgangsregeling 50 jaar of ouder (treedt in werking per 1 januari 2012)
In afwijking van het vorige artikel hebben werknemers die op 31 december 2011 in dienst zijn bij een werkgever (ex art. 1.1.
lid 17 ) en 50 jaar of ouder zijn, maar jonger dan 55 jaar, bij het bereiken van de leeftijd van 55 jaar jaarlijks recht op het
aantal PLB uren zoals opgenomen in onderstaand schema.
leeftijd op 31 december 2011
50 jaar
51 jaar
52 jaar
53 jaar
54 jaar
PLB uren bij bereiken leeftijd van 55 jaar, bij een
arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week
45
55
60
70
80
Artikel 6.1.4
Garantieregeling 55 jaar of ouder (treedt in werking per 1 januari 2012)
1. In afwijking van de vorige artikelen, heeft de werknemer:
a. die op 31 december 2011 55 jaar of ouder is en in dienst is of nadien in dienst treedt bij een werkgever (ex art. 1.1.
lid 17), recht op een persoonlijk levensfase budget, gelijk aan het aantal leeftijdsuren waarop hij in 2011 recht had,
te weten 93 uur;
b. die, vóór 1 januari 2009 in dienst was bij een verpleeg- en verzorgingshuis (ex art. 1.1. lid 17 sub 1) en de leeftijd
had bereikt van 55 jaar recht op een PLB van 111 uur.
2. In afwijking van het vorige artikel geldt voor de werknemer, in dienst bij een verpleeg- en verzorghuis, die gebruik
maakte vóór 1 april 2004 van de 55+regeling, de garantieregeling Bijlage A1 artikel 1 van de CAO. Deze werknemer
heeft géén recht op PLB-uren.
Artikel 6.1.5
Besteding uren PLB (treedt in werking per 1 januari 2012)
1. De werknemer maakt jaarlijks vóór 1 december de keuze of hij het PLB, besteedt aan (vakantie)verlof, levensloop of
spaart binnen het PLB;
2. Het aantal uren in het PLB bevat maximaal 175 uur (5 jaren x 35 uur) . Zodra het aantal uren meer bedraagt, moet de
werknemer voor dit meerdere een keuze maken uit:
storten op de levenslooprekening
overzetten naar het basis-vakantieverlof van in artikel 6.1 lid 1a CAO
3. De uren uit het PLB die overgezet worden naar het basis-vakantieverlof betreffen op dat moment de laatst opgebouwde
vakantierechten.
4. De uren in het PLB verjaren niet.
Artikel 6.1.6
1.
2.
Garantieregeling verlof werknemers 55 jaar en ouder in Verpleeg- en Verzorgingshuizen (vervalt
per 1 januari 2012)
De werknemer die, vóór 1 januari 2009 in dienst is bij een verpleeg- en verzorgingshuis ex artikel 1.1 lid 17 sub 1 èn de
leeftijd heeft bereikt van 55 jaar, behoudt het recht op het leeftijdsverlof van 108 uren extra verlof, zoals dit in de CAO
V&V (art. 6.1.1) was opgenomen;
De werknemer, als bedoeld in het vorig lid, heeft per kalenderjaar bij een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week,
recht op 335 uur (vakantie)verlof met behoud van salaris. Dit aantal garantie-uren is incl. de garantie van 108 uur als
genoemd in lid 1 van dit artikel en incl. de uren als bepaald in art. 6.1 tot 1/1/2012.
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
42
3.
Voor de werknemer in dienst bij een verpleeg-en verzorgingshuis, die gebruik maakte vóór 1 april 2004 van de 55+
regeling (art. 6.2.4 CAO V&V is een garantieregeling opgenomen in Bijlage A1 van deze CAO).
Artikel 6.1.7
Opbouw (vakantie)verlof
1. Voor elke kalendermaand waarin de werknemer in dienst is of zal zijn, bedraagt het vakantieverlof 1/12 deel van het per
jaar vastgestelde (vakantie)verlof. Een maand, waarin het dienstverband voor de 16e is ingegaan of na de 15e is
geëindigd, wordt voor de bepaling van het (vakantie)-verlof als een volle kalendermaand beschouwd.
2. Het verlof voor de werknemer met een arbeidsduur, die meer of minder dan de gemiddelde arbeidsduur van 36 uur per
week bedraagt als bedoeld in art. 4.1 wordt naar evenredigheid vastgesteld. Het aantal uren (vakantie)verlof wordt naar
boven afgerond op halve of hele uren.
Artikel 6.1.8
Opnemen van (vakantie)verlof
1. De werkgever is verplicht de werknemer ieder jaar in de gelegenheid te stellen (vakantie)verlof op te nemen.
2. Het (vakantie)verlof wordt, tenzij de belangen van de afdeling of dienst waar de betrokken werknemer aangesteld is zich
hiertegen verzetten, overeenkomstig de wensen van de werknemer – desgewenst ononderbroken - verleend. De
werknemer kan tenminste aanspraak maken op een (vakantie)verlof van drie weken aaneengesloten met inbegrip van de
weekends daaraan voorafgaand en daarop aansluitend.
3. De werkgever kan een regeling treffen die ertoe leidt, dat maximaal drie ziektedagen worden aangemerkt als
(vakantie)verlof in het geval dat de werknemer tijdens de arbeidsongeschiktheidsperiode met toestemming van de
controlerend geneeskundige vakantie geniet met dien verstande dat de werknemer recht houdt op tenminste het wettelijk
verlof ex artikel 7:634 BW .
4. De werkgever kan, indien zich omstandigheden voordoen, welke hij op het moment van vaststelling van het tijdvak van
het (vakantie)verlof niet kon voorzien en tengevolge waarvan het functioneren van de instelling c.q. dienst of afdeling
ernstig in gevaar komt, het door hem vastgestelde tijdvak van het (vakantie)verlof wijzigen. Het nieuwe tijdvak van het
(vakantie)verlof wordt door de werkgever in overleg met de werknemer vastgesteld.
5. De schade welke de werknemer tengevolge van deze wijziging lijdt, wordt door de werkgever vergoed.
Artikel 6.2
Verlof en feestdagen
1. Het (vakantie)verlof is voorts mede bedoeld voor verlof op feest- en gedenkdagen als bedoeld in artikel 1.1 lid 6. De
werknemer kan ervoor kiezen om in plaats van genoemde dagen verlof op te nemen op andere bij de godsdienst of de
levensbeschouwing van de werknemer passende dagen. Dit lid laat de mogelijkheid onverlet, dat uit de aard van de
werkzaamheden kan voortvloeien, dat het onmogelijk is dat de werknemer op genoemde dagen verlof opneemt.
2. De werknemer die in een vast patroon gedurende (maximaal) drie dagen per week werkt en die in ieder geval op
maandag en/of donderdag werkzaam is en waarbij deze werkdag(en) samenvalt (samenvallen) met een feest- of
gedenkdag, heeft het recht om in de gelegenheid gesteld te worden om op (een) andere dag(en) zijn werkzaamheden te
verrichten. Op deze wijze wordt het opnemen van verlofuren voor de betreffende feest- of gedenkdag voorkomen.
Artikel 6.2.1
Verlof in verband met bijzondere persoonlijke omstandigheden
Betaald verlof
1. In afwijking van het bepaalde in de Wet Arbeid en Zorg is het (vakantie)verlof mede bedoeld voor situaties waarin de
werknemer verlof wenst op te nemen in verband met bijzondere persoonlijke omstandigheden dan wel het kunnen
voldoen aan wettelijke verplichtingen. Onder bijzondere persoonlijke omstandigheden worden in elk geval begrepen:
huwelijk, registratie van partnerschap, verhuizing, de bevalling van de echtgenote van de werknemer of zijn
geregistreerde partner inclusief kraamverlof, huwelijksjubilea en het overlijden van een van zijn huisgenoten of een van
zijn bloed- en aanverwanten in de rechte lijn en in de tweede graad van de zijlijn.
2. Het (vakantie)verlof is mede bedoeld voor die persoonlijke gebeurtenis waarbij de werknemer aangeeft in verband met
het overlijden van een van zijn huisgenoten of een van zijn bloed- of aanverwanten in de rechte lijn en in de tweede
graad van de zijlijn rouwverlof te willen opnemen. De werkgever is verplicht om in situaties waarin het door de aard van
de persoonlijke gebeurtenis niet mogelijk is om het (vakantie)verlof tijdig in overleg vast te stellen, de werknemer in de
gelegenheid te stellen om toch (vakantie)verlof op te nemen, in een op de persoonlijke gebeurtenis afgestemde redelijke
omvang.
Onbetaald verlof
3. De werknemer heeft, als het (vakantie)verlof door bijzondere persoonlijke omstandigheden genoemd in dit artikel, in
enig kalenderjaar ontoereikend is, recht op onbetaald verlof. Hierbij geldt dat voldaan moet zijn aan de voorwaarden van
de Wet Arbeid en Zorg.
Artikel 6.2.2
Bezoek (tand)arts/specialist
In afwijking van het vorige artikel is het (vakantie)verlof niet bedoeld voor bezoek aan (tand)arts/specialist, dat
noodzakelijkerwijs gedurende werktijd dient plaats te vinden.
Artikel 6.2.3
Calamiteitenverlof voor het regelen van de zorg
1. Bij zodanige ziekte in het gezin dat de werknemer regelingen moet treffen om de zorg te regelen heeft de werknemer
recht op calamiteitenverlof met behoud van salaris.
2. De omvang van dit verlof bedraagt – achteraf vast te stellen – de benodigde tijd met een maximum van 24 uur per
kalenderjaar.
3. De werknemer heeft, als de 24-uur verlof als bedoeld in het vorige lid, in enig kalenderjaar ontoereikend is, recht op
onbetaald verlof als bedoeld in de Wet Arbeid en Zorg. Hierbij geldt dat voldaan moet zijn aan de voorwaarden van de
Wet Arbeid en Zorg.
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
43
Artikel 6.2.4
Zorgverlof bij zeer ernstige ziekte
Bij zeer ernstige ziekte van de echtgeno(o)t(e) of relatiepartner, (pleeg)ouders, (pleeg)kind of een verwant, waarmee de
werknemer samenwoont, waarvoor thuisverpleging en/of verzorging noodzakelijk is, wordt aan de werknemer die de
verzorging en/of verpleging op zich neemt na overleg met de werkgever betaald verlof verleend voor een aaneengesloten
periode van maximaal drie maanden. Het tijdens deze periode van verlof opgebouwde vakantieverlof wordt geacht in de
totale verlofperiode te zijn inbegrepen.
Een verklaring van de arts/behandelaar met betrekking tot de noodzaak van de verpleging en/of verzorging wordt door de
werknemer overgelegd.
Artikel 6.2.5
Verlenging bevallingsverlof
Aansluitend aan haar betaald (bevallings)verlof verleent de werkgever aan de werknemer, die dit wenst, verlof zonder behoud
van salaris voor een periode van maximaal vier weken.
Werkgever en werknemer dienen uiterlijk drie maanden voor de vermoedelijke datum van de bevalling een afspraak omtrent
dit verlof te hebben gemaakt. De werknemer dient daartoe haar wens tijdig kenbaar te maken aan de werkgever.
Artikel 6.2.6
Wet Arbeid en Zorg
1. Voor zover in de artikelen van dit hoofdstuk niet anders is bepaald geldt het bepaalde in de Wet Arbeid en Zorg.
2. Ten aanzien van de bepalingen van de Wet Arbeid en Zorg inzake zwangerschaps-, bevallings- , adoptie- en pleegzorg-,
kort- en langdurend zorgverlof, zijn geen afwijkende bepalingen opgenomen.
Artikel 6.2.7
(Gedeeltelijk) afwijzen verlof
Indien uit een oogpunt van instellingsbelang c.q. patiëntenbelang van de werkgever in redelijkheid niet verlangd kan worden
op een bepaald tijdstip verzuim toe te staan of verlof te verlenen, dan zal na overleg met de werknemer door de werkgever
een (gedeeltelijk) afwijzend besluit mogen worden genomen.
Artikel 6.2.8
Premies tijdens onbetaald verlof/levensloopregeling
1. De over de periode van onbetaald verlof verschuldigde premies ten laste van de werkgever kunnen op de werknemer
worden verhaald.
2. De werknemer kan bij onbetaald verlof als bedoeld in artikel 6.2.5 van de CAO dan wel bij ouderschapsverlof op grond
van de Wet Arbeid en Zorg, de pensioenverzekering bij het Pensioenfonds Zorg en Welzijn voortzetten, indien dit
mogelijk is op grond van het pensioenreglement van het Pensioenfonds. De werkgever neemt de vastgestelde
werkgeversbijdrage van de daarvoor verschuldigde premie voor zijn rekening.
3. Bij opname van verlof via de levensloopregeling kan een werknemer zijn pensioenverzekering voortzetten. Indien de
werknemer een inkomen heeft van ten minste 70% van het laatstgenoten salaris nemen werkgever en werknemer ieder
hun deel van de pensioenpremie voor hun rekening.
Lid 4 is alleen van toepassing voor de Verpleeg- en Verzorgingshuizen ex artikel 1.1 lid 17 sub 1:
4. De werknemer ontvangt tijdens de periode van onbetaald verlof als bedoeld in lid 2, de werkgeversbijdrage in de
basisaanvullende ziektekostenverzekering bij IZZ met inachtneming van het bepaalde in Bijlage A1 artikel 2. Het
bepaalde in dit lid geldt eveneens voor de werknemer die verlof via de levensloopregeling opneemt.
5. Het in de leden 2 en 4 bedoelde, voor rekening van de werkgever komend deel van de premies, bedraagt niet meer dan
de volledige gedurende de periode van onbetaald verlof aan het Pensioenfonds Zorg en Welzijn respectievelijk aan het
IZZ verschuldigde premies.
Ingeval de werkgever zorg draagt voor de afdracht van de volledige premie, verhaalt hij het deel dat niet voor zijn
rekening komt op de werknemer.
6. Het bepaalde in de vorige leden geldt alleen, indien de werknemer na het onbetaalde verlof zijn dienstverband tenminste
gedurende 6 maanden voortzet. Indien het dienstverband binnen deze termijn wordt beëindigd dient de werknemer, de
voor rekening van de werkgever komend deel van de premies in de periode van onbetaald verlof, terug te betalen.
Werkgever en werknemer treffen hiertoe een regeling.
Hoofdstuk 7
Meerkeuzesysteem arbeidsvoorwaarden
Artikel 7.1
Meerkeuzesysteem
De werknemer kan in het kader van een meerkeuzesysteem geld- en tijdbronnen ruilen tegen geld- en tijddoelen.
Artikel 7.2
Randvoorwaarden Meerkeuzesysteem
Bij de invulling en inrichting van het meerkeuzesysteem worden de navolgende randvoorwaarden toegepast:
1. Indien de werknemer een tijdbron inzet voor een oriëntatie op zijn beroeps-/loopbaan is de waarde van de tijdbron
120%.
2. Indien de werknemer gebruik maakt van het meerkeuzesysteem wordt de grondslag voor de berekening van toeslagen
overwerk en onregelmatige dienst/inconveniënte uren niet verlaagd met de ingezette bron.
3. Indien de werknemer kiest voor uitruil van een tijdbron tegen het doel extra pensioen, wordt de waarde van het uurloon
gelijk gesteld aan 115% van het actuele uurloon op het moment van de inwisseling van een geldbron in een
pensioenaanspraak.
Artikel 7.3
Inrichting Meerkeuzesysteem
De werkgever bepaalt in overleg met de ondernemingsraad de invulling en inrichting van het meerkeuzesysteem, met
inachtneming van artikel 7.2. In dat verband bepalen zij onder andere de bronnen en doelen. Voor wat betreft de doelen kan
onder meer gedacht worden aan financiering van kosten die voortvloeien uit de verplichte (her)registratie in het kader van de
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
44
Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg, vakbondscontributie, contributie beroepsorganisaties, fiets- of
reiskosten.
Hoofdstuk 8
Arbeid en gezondheid
Artikel 8.1
Loondoorbetaling bij ziekte en arbeidsongeschiktheid
1. De werknemer die door ongeschiktheid als gevolg van ziekte als bedoeld in artikel 7:629 BW verhinderd is de bedongen
arbeid te verrichten, heeft:
a. gedurende een termijn van 52 weken aanspraak op doorbetaling van zijn bruto salaris door de werkgever;
b. gedurende de daaropvolgende 52 weken aanspraak op doorbetaling van 70% van zijn bruto salaris en ten minste op
het voor hem geldende wettelijk minimum (jeugd)loon door de werkgever.
2. Onder bruto salaris als bedoeld in dit artikel wordt verstaan de som van:
a. het bruto-maandsalaris dat de werknemer geniet op het moment dat de ongeschiktheid als gevolg van ziekte
ontstaat;
b. overige structurele looncomponenten.
De hoogte van deze structurele looncomponenten wordt op maandbasis gemeten over een periode van zes maanden
voorafgaand aan de maand waarin de ongeschiktheid ten gevolge van ziekte is ingetreden.
Het bruto salaris wordt verminderd met:
c. de aanspraak die de werknemer als gevolg van de in lid 1 genoemde omstandigheden heeft op een uitkering op
grond van of krachtens een bij de wet geldende verzekering of op grond van een arbeidsongeschiktheidspensioen
ingevolge van een pensioenregeling of een samenloop daarvan.
d. De inkomsten in of buiten dienstbetrekking door de werknemer genoten voor werkzaamheden die hij heeft verricht
gedurende de tijd dat hij de bedongen arbeid had kunnen verrichten in de periode als bedoeld in lid 1 onder a.
3. Het bruto salaris wordt aangepast:
indien het maandsalaris wordt gewijzigd als gevolg van:
toekenning van een periodieke verhoging gedurende de eerste 52 weken van ziekte;
algemene salarisaanpassingen ingevolge deze CAO.
4. Gedurende de in lid 1 onder a en b genoemde perioden behoudt de werknemer recht op vakantiebijslag, onder aftrek van
de op grond van enige bij of krachtens de wet geldende verzekering toegekende vakantiebijslag.
De hoogte van de vakantiebijslag wordt vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.1.13.
5. Gedurende de in lid 1 onder a en b genoemde perioden behoudt de werknemer recht op de eindejaarsuitkering als
bedoeld in artikel 3.1.11.
6. Het recht op doorbetaling van het inkomen als bedoeld in lid 1 vervalt op het tijdstip dat de dienstbetrekking eindigt.
7. Als de werknemer na beëindiging van zijn ziekte zijn werkzaamheden heeft hervat en binnen de termijn als genoemd in
artikel 7: 629 lid 10 BW, na deze hervatting opnieuw ziek wordt, zal de tweede ziekte als een voortzetting van de eerste
worden beschouwd.
Artikel 8.1.1
Loondoorbetaling bij ziekte en arbeidsongeschiktheid bij min-maxcontract
Met inachtneming van het bepaalde in het vorige artikel geldt voor werknemers met een min-maxcontract als bedoeld in
artikel 4.2 in afwijking van het vorige artikel lid 2a het navolgende, voor zover het salaris moet worden bepaald over een
tijdvak dat werkgever en werknemer nog geen afspraak hebben gemaakt over de toepassing van het variabele gedeelte: het
bruto maand- of periodesalaris, vastgesteld als gemiddelde over de 3 maanden of 3 periodes, voorafgaand aan de maand of de
periode waarin deze vaststelling plaatsvindt.
Artikel 8.1.2
Productieve arbeid en re-integratie-activiteiten tijdens ziekte
Voor de werknemer die gedurende de periode als bedoeld in artikel 8.1 lid 1 onder b productieve arbeid verricht bij de
werkgever of bij een derde, en/of re-integratieactiviteiten verricht, die tussen werkgever en werknemer zijn overeengekomen
in het plan van aanpak als bedoeld in artikel 7:658a lid 2 van het Burgerlijk Wetboek geldt het volgende:
a. de uren die zijn besteed aan productieve arbeid en/of de uren die direct zijn besteed aan re-integratieactiviteiten worden
doorbetaald tegen 100% van het op dat moment voor de werknemer geldende salaris.
b. de overige uren worden doorbetaald overeenkomstig het bepaalde in artikel 8.1 lid 1 onder b en lid 2.
c. de overeenkomstig sub a en/of sub b genoten inkomsten kunnen afzonderlijk dan wel tezamen ten hoogste 100%
bedragen van het bruto salaris als bedoeld in artikel 8.1 lid 2 en nooit minder dan 70%, met een minimum van het voor
de werknemer geldende wettelijk minimum (jeugd)loon.
Artikel 8.1.3
Loonaanvulling vervroegde IVA-uitkering
1. Ingeval de werknemer, als gevolg van een vervroegde keuring als bedoeld in de WIA, gedurende de eerste 52 weken
van ziekte als bedoeld in artikel 8.1 lid 1 onder a recht heeft op een IVA-uitkering als bedoeld in de WIA, heeft hij
aanspraak op een aanvulling van de werkgever tot 100% van brutosalaris als bedoeld in artikel 8.1 lid 2.
2. Het brutosalaris wordt verminderd met:
a. het bedrag van de uitkering door de werknemer ontvangen op grond van enige bij of krachtens de wet geldende
verzekering of uitkeringsregeling alsmede een uitkering op grond van het arbeidsongeschiktheidspensioen
ingevolge een pensioenregeling;
b. het bedrag aan bruto salaris in of buiten dienstbetrekking door de werknemer genoten voor werkzaamheden die hij
heeft verricht gedurende de tijd dat hij recht heeft op een IVA-uitkering als bedoeld in lid 1.
Artikel 8.1.4
WIA 0-35%
(dit artikel is alleen van toepassing op werknemers werkzaam bij Verpleeg- en Verzorgingshuizen ex artikel 1.1. lid 17 sub 1)
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
45
1.
2.
De werknemer die na afloop van twee jaar ziekte als bedoeld in artikel 8.1. lid 1 onder a en b op grond van de
claimbeoordeling ingevolge de WIA minder dan 35% arbeidsongeschikt is, heeft aanspraak op 100% van zijn salaris
indien hij werkzaam is in zijn functie dan wel arbeid verricht op het niveau van zijn functie. Indien de werknemer een
andere functie gaat vervullen, waarop een ander salaris van toepassing is, heeft de werknemer aanspraak op dat salaris.
Het feit dat een werknemer voor 0-35% arbeidsongeschikt is verklaard, vormt als zodanig geen reden voor ontslag. Het
voorgaande is niet gelijk te stellen met een absoluut ontslagverbod, de overige normale ontslaggronden blijven van
toepassing.
Artikel 8.1.5
Verlagen of vervallen van loondoorbetaling
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 7: 629 lid 3 en lid 6 BW, kan de werkgever de doorbetaling van het inkomen als
bedoeld in artikel 8.1 lid 1 verlagen tot het in artikel 7: 629 lid 1 BW voorgeschreven niveau, indien blijkt dat de
werknemer de verplichtingen die de werkgever - op grond van de wet en/of een eigen regeling - aan de zieke werknemer
stelt, niet is nagekomen.
2. Het recht op loondoorbetaling als bedoeld in artikel 8.1 lid 1, kan door de werkgever geheel of gedeeltelijk vervallen
verklaard worden, wanneer de aanspraak op uitkering ingevolge de ZW, WIA, WAO of WW geheel of gedeeltelijk
komt te vervallen, tenzij dit aan de werkgever te wijten is.
Artikel 8.1.6
WGA premie
De werkgever mag op grond van artikel 34 lid 2 van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) een deel van de
gedifferentieerde WGA-premie op het loon van de werknemer inhouden.
Als de werkgever hiertoe overgaat geldt het volgende: zijn gedifferentieerde WGA-premie wordt verminderd met de opslag
(‘rentehobbel’) op de gemiddelde premie, bedoeld in artikel 2.8 lid 2 van het Besluit Wfsv. Van het restant mag maximaal
50% op het loon van de werknemer worden ingehouden.
Artikel 8.2.1
Plan van aanpak arbeidsomstandigheden
De werkgever stelt een plan van aanpak inzake de arbeidsomstandigheden op.
De werkgever draagt er zorg voor dat het plan van aanpak en de prioritering binnen dit plan aansluiten op de aard en de
omvang van de binnen de instelling geconstateerde arborisico’s.
De werkgever zal het plan van aanpak met het medezeggenschapsorgaan bespreken en evalueren.
Artikel 8.2.2
Risico inventarisatie en evaluatie
De werkgever zal ten behoeve van de door hem op grond van de Arbowet uit te voeren risico inventarisatie en evaluatie
(RI&E) gebruik maken van het standaardmodel RI&E welke voor de branche Verpleeg- en Verzorgingshuizen ex artikel 1.1
lid 17 sub 1 in opdracht van sociale partners is ontwikkeld.
Artikel 8.2.3
Ziekteverzuim
De werkgever onderzoekt oorzaken van geconstateerde substantiële afwijkingen, bijvoorbeeld op een afdeling, van het
gemiddelde ziekteverzuim binnen de instelling. De werkgever voert overleg met het medezeggenschapsorgaan over de
noodzaak tot het treffen van maatregelen.
Artikel 8.2.4
Arbozorgsysteem
De werkgever hanteert een arbozorgsysteem.
Artikel 8.2.5
Kwaliteit van de arbeid
1. De werkgever hanteert een methode van capaciteitsplanning in het kader van de kwaliteit van de arbeid en verstrekt
hierover binnen de organisatie informatie. Daarmee wordt beoogd de medewerkers en het medezeggenschapsorgaan te
betrekken bij de planning van de inzet van personeel in kwalitatieve en kwantitatieve zin.
2. De werkgever overlegt tenminste eenmaal per jaar met het medezeggenschapsorgaan over de toepassing van deze
methode.
3. De werkgever is gehouden om verbeteracties te realiseren indien het medezeggenschapsorgaan of de werkgever
knelpunten hebben geconstateerd.
4. Onder knelpunten als bedoeld in lid 3 worden in ieder geval verstaan frequent voorkomende ‘last-minute’ wijzigingen
die een gebleken negatief effect hebben op de werklast en de werkdruk.
De navolgende bepalingen (8.3.1 t/m 8.3.4) blijven voor de Verpleeg- en Verzorgingshuizen ex artikel 1.1 lid 17 sub 1
gehandhaafd in het kader van het overleg over de totstandkoming van de arbocatalogus.
Artikel 8.3.1
Preventiebeleid fysieke belasting
1. De werkgever voert een preventief beleid, dat erop is gericht om de mate van blootstelling van werknemers aan fysieke
overbelasting terug te dringen.
Het beleid is gebaseerd op een door de werkgever opgesteld plan van aanpak preventiebeleid fysieke belasting. Bij de
uitvoering van het beleid maakt hij gebruik van de door partijen ter beschikking gestelde instrumenten en richtlijnen.
2. Het Plan van Aanpak Preventiebeleid fysieke belasting als bedoeld in lid 1 bevat in ieder geval het volgende:
a. de wijze van aanpak van de aan de hand van de in lid 1 bedoelde instrumenten en richtlijnen vastgestelde lacunes
en/of verbeterpunten in het bestaande preventiebeleid;
b. in samenhang met het onder a gestelde, de wijze van aanpak van de met behulp van de in lid 1 bedoelde
instrumenten en richtlijnen vastgestelde mate van fysieke overbelasting;
c. ten aanzien van de aanpak van verbeterpunten als bedoeld onder a en b worden vastgelegd:
de concrete maatregelen welke genomen zullen worden;
het tijdpad waarbinnen de verschillende maatregelen genomen worden;
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
46
-
3.
de prioritering van de te nemen maatregelen, welke gerelateerd is aan de mate van blootstelling aan fysieke
overbelasting;
de (eind)verantwoordelijke persoon, afdeling of onderdeel voor elk van de maatregelen afzonderlijk en voor
het geheel van maatregelen gezamenlijk.
d. Het plan van aanpak wordt in overleg met het medezeggenschapsorgaan vastgesteld en tenminste 1 maal per jaar
geëvalueerd met het medezeggenschapsorgaan.
De werknemer is gehouden zijn medewerking te verlenen aan maatregelen en activiteiten van de werkgever in het kader
van de aanpak van fysieke overbelasting.
Artikel 8.3.2
Preventiebeleid psychische belasting
1. De werkgever voert een preventief beleid dat erop is gericht om de mate van blootstelling van werknemers aan te hoge
psychische belasting en werkdruk terug te brengen.
Het beleid is gebaseerd op een door de werkgever opgesteld plan van aanpak preventiebeleid psychische belasting en
werkdruk.
2. De werknemer is gehouden zijn medewerking te verlenen aan maatregelen en activiteiten van de werkgever als bedoeld
in lid 1.
Artikel 8.3.3
Seksuele intimidatie
1. De werkgever zorgt er voor dat de werknemer zo veel mogelijk wordt beschermd tegen seksuele intimidatie en de
nadelige gevolgen daarvan.
2. Onder seksuele intimidatie, als bedoeld in lid 1, wordt verstaan:
ongewenste seksuele toenadering, verzoek om seksuele gunsten of ander verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag van
seksuele aard waarbij tevens sprake is van een van de volgende punten:
3. a. Onderwerping aan dergelijk gedrag wordt, hetzij expliciet hetzij impliciet, gehanteerd als voorwaarde voor
tewerkstelling van een persoon.
b. Onderwerping aan of afwijzing van dergelijk gedrag door een persoon, wordt gebruikt of mede gebruikt als basis
voor beslissingen die het werk van deze persoon raken.
c. Dergelijk gedrag heeft het doel de werkprestaties van een persoon aan te tasten en/of een intimiderende, vijandige
of onaangename werkomgeving te creëren.
d. De werkgever kan een vertrouwenspersoon benoemen bij wie werknemers die met seksuele intimidatie worden
geconfronteerd zich kunnen melden voor opvang, steun en advies.
e. Indien de werkgever besluit tot het benoemen van een vertrouwenspersoon, kan het medezeggenschapsorgaan een
bindende voordracht doen.
f. De vertrouwenspersoon is alleen verantwoording schuldig aan de werkgever.
g. De werkgever verschaft de noodzakelijke faciliteiten.
h. Artikel 21 WOR aangaande bescherming van de rechtspositie wordt voor de functie van de vertrouwenspersoon
van toepassing verklaard.
4. Indien de werkgever besluit tot het benoemen van een klachtencommissie die klachten over seksuele intimidatie
onderzoekt, geschiedt de benoeming, de regeling van de samenstelling, werkwijze, taken en bevoegdheden van de
klachtencommissie in overleg met het medezeggenschapsorgaan.
5. Indien de werknemer een geval van seksuele intimidatie bij de werkgever heeft gemeld, stelt de werkgever of een
daartoe ingestelde klachtencommissie een onderzoek in.
6. Indien een werknemer wordt geconfronteerd met seksuele intimidatie heeft zij/hij het recht de werkzaamheden
onmiddellijk te onderbreken zonder dat dit een dringende reden voor ontslag in de zin van artikel 7: 678 BW oplevert. In
dat geval dient het voorval onmiddellijk bij de werkgever gemeld te worden.
7. In afwachting van het in lid 5 genoemde onderzoek heeft de werknemer het recht de werkzaamheden te weigeren die
haar/hem opnieuw in contact brengen met degene tegen wie het onderzoek loopt.
8. De werkgever voorkomt dat de positie van de werknemer geschaad wordt als gevolg van het melden van een klacht over
seksuele intimidatie.
Artikel 8.3.4
Agressie en geweld
1. De werkgever zorgt er voor dat de werknemer zoveel mogelijk wordt beschermd tegen uitingen van agressie en geweld
en de nadelige gevolgen daarvan. De werkgever voert hiertoe preventief beleid ten aanzien van agressie en geweld.
2. De werkgever zal regelingen treffen voor de opvang van werknemers die te maken hebben gekregen met agressie,
geweld en traumatische ervaringen. De kosten van deze regeling komen voor rekening van de werkgever.
3. In de door de werkgever uit te voeren Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) zal aandacht worden besteed aan de
onderwerpen agressie, geweld en de opvang in verband met traumatische ervaringen.
Hoofdstuk 9
Bijdragen en uitkeringen
Dit artikel treedt in werking per 1 januari 2008 met inachtneming van de navolgende overgangsmaatregel. Eigen
instellingsregelingen die vóór 1 januari 2008 tussen de werkgever en de OR zijn overeengekomen op grond van artikel 1 lid 4
Uitvoeringsregeling J CAO-Thuiszorg respectievelijk artikel 10.1.1 lid 8 CAO-V&V, voor zover die afwijken van de per 1
januari 2008 geldende regeling uit deze CAO, blijven vanaf 1 januari 2008 gehandhaafd.
Werkgever en OR zijn evenwel verplicht opnieuw overleg te voeren over deze instellingsregelingen tegen de achtergrond van
de nieuwe vergoedingsregeling woon-werkverkeer van deze CAO. Indien werkgever en OR daarover geen overeenstemming
bereiken, blijft de instellingsregeling ongewijzigd.
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
47
Met ingang van 1 januari 2011 geldt bovenstaande eveneens voor leden van BTN met uitzondering van artikel 9.2, die ingaat
per juni 2011 voor leden van BTN .
Artikel 9.1
Vergoedingen voor reiskosten
1. Aan de werknemer die op een vaste standplaats, de standplaats is bepalend voor het woon-werkverkeer, een door de
werkgever aan te wijzen locatie, zijn werk verricht, wordt een tegemoetkoming gegeven in de kosten verbonden aan het
eenmaal dagelijks heen en weer reizen van zijn woning naar die standplaats overeenkomstig het bepaalde in artikel 9.2
van deze regeling.
2. Aan de werknemer die zijn werk verricht bij cliënt(en) thuis en hiertoe rechtstreeks van zijn woning naar deze cliënt(en)
reist, wordt een tegemoetkoming in de reiskosten gegeven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9.3.1 van deze
regeling.
3. Aan de werknemer die op een vaste standplaats, een door de werkgever aan te wijzen locatie, zijn werk verricht en
vanuit deze standplaats naar cliënt(en) thuis reist om daar werkzaamheden te verrichten òf op een andere door de
werkgever aan te wijzen locatie zijn werk verricht, ontvangt:
a. een vergoeding voor woon-werkverkeer als bedoeld lid 1 van dit artikel;
b. voor het reizen van die standplaats naar cliënten thuis dan wel naar een door de werkgever aan te wijzen locatie een
vergoeding overeenkomstig het bepaalde in artikel 9.3.1 en artikel 9.3.2. In afwijking van het bepaalde in artikel 9.3.2
eerste lid, onder punt a, geldt in dit geval voor alle kilometers een vergoeding van netto € 0,27, indien het bepaalde
vervoermiddel auto of motor is.
4. Aan de werknemer die in opdracht van de werkgever in het kader van zijn werkzaamheden incidenteel reis- en
verblijfkosten ter zake van dienstreizen moet maken worden deze kosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 9.4.2
vergoed.
5. Onder locatie wordt verstaan in de zin van dit artikel: een door de werkgever aan te wijzen plaats waar de werknemer
zijn werk verricht. Onder locatie wordt niet verstaan de woning van een cliënt in de thuissituatie.
Artikel 9.2
Vergoeding kosten woon- werkverkeer
Met ingang van 1 juni 2011 geldt dit artikel eveneens voor leden van BTN.
1. Aan de werknemer wordt een tegemoetkoming gegeven in de kosten verbonden aan het eenmaal dagelijks heen en weer
reizen van zijn woning naar zijn standplaats, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden.
2. Onder de in het eerste lid genoemde kosten worden verstaan de reiskosten gebaseerd op de laagste klasse van het
openbaar vervoer alsmede de kosten voortvloeiend uit gebruik van brug, tunnel of veer.
3. Het bedrag van de vergoeding als bedoeld in het eerste lid bedraagt maximaal € 125,15 * /€ 127,03.** per maand. Op
het bedrag van de vergoeding komt in mindering een eigen bijdrage van de werknemer van € 59,53*/ € 60,42 **.
4. Voor de werknemer, die gebruik maakt van eigen vervoer wordt de vergoeding met inachtneming van het bepaalde in
het derde lid gefixeerd op het tarief, dat met inachtneming van het aantal af te leggen kilometers, bij vervoer per trein
laagste klasse geldt.
5. Voor werknemers met wie in het kader van een deeltijd arbeidsduur is overeengekomen dat gemiddeld minder dan vijf
dagen per week wordt gereisd, wordt het bedrag van de tegemoetkoming alsmede van de eigen bijdrage als bedoeld in
lid 3 naar rato van het aantal werkdagen vastgesteld.
6. Op verzoek van de werkgever dient de werknemer de bescheiden over te leggen waaruit het bedrag van de
tegemoetkoming kan worden vastgesteld.
7. De in de leden 3 en 4 genoemde bedragen worden gelijktijdig met de wijziging van de vervoertarieven van de NS
aangepast.
8. De werkgever kan in overleg met de OR dan wel de PVT een afwijkende regeling treffen voor (de) werknemer(s) ten
aanzien van de vergoeding voor het dagelijks heen en weer reizen van zijn woning naar zijn werk. Deze regeling treedt
dan in de plaats van het bepaalde in de artikelen 9.1 en 9.2 Indien er geen overeenstemming is bereikt, blijft het bepaalde
in de artikelen 9.1 en 9.2 van toepassing.
*
Per 1 januari 2010
** Per 1 januari 2011
Artikel 9.3.1
Vergoeding reiskosten van huis naar cliënten in de wijk
1. Aan de werknemer als bedoeld in artikel 9.1 leden 2 en 3 onder b, wordt voor het reizen naar een cliënt in de wijk een
vergoeding toegekend voor de aan zijn werk gerelateerde reis- en verblijfkosten volgens de navolgende bepalingen.
2. De werkgever bepaalt in overleg met de werknemer van welk van de in deze regeling genoemde vervoermiddelen wordt
uitgegaan.
3. Indien de werkgever op basis van een met de ondernemingsraad overeengekomen regeling een vervoermiddel aan de
werknemer beschikbaar stelt, wordt voor de daarmee afgelegde reizen geen vergoeding toegekend.
4. Werkgever en ondernemingsraad kunnen voor de vergoeding van reis- en verblijfkosten naast de onderhavige regeling
aanvullende afspraken maken.
De aanvullende afspraken die reeds bij de invoering van de wijziging van de onderhavige uitvoeringsregeling J CAO TZ
(1 januari 2003, dan wel periode 1 van 2003) bestaan, blijven van kracht tenzij in overleg tussen werkgever en
ondernemingsraad andere afspraken worden gemaakt. Dit laatste ingegeven door het totaal van kosten dat samenhangt
met de kosten voortkomende uit deze bepaling.
Artikel 9.3.2
Vergoedingsnormen per vervoermiddel
1. De vergoeding voor reiskosten is afhankelijk van het volgens artikel 9.3.1 lid 2 bepaalde vervoermiddel en wel als volgt:
a. Auto/motor: voor de door de werknemer afgelegde eerste 10 kilometers per dag ontvangt de werknemer netto
€ 0,15 per kilometer. Voor alle afgelegde kilometers boven 10 kilometer per dag ontvangt de werknemer netto
€ 0,27 per kilometer.
Bromfiets/scooter/snorfiets: de werknemer ontvangt per dag netto € 1,91 ongeacht het aantal afgelegde kilometers.
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
48
b.
c.
Fiets: de werknemer ontvangt per dag netto € 1,09 ongeacht het aantal afgelegde kilometers.
Openbaar vervoer: de werknemer ontvangt een netto-vergoeding, berekend als volgt:
•
de werkelijke kosten op basis van het laagste klassetarief, indien aan de fiscale voorschriften voor belastingen premievrije vergoeding van de werkelijke kosten wordt voldaan (hetgeen bij de huidige wetgeving onder
andere inhoudt dat de werknemer de vervoerbewijzen na gebruik bij de werkgever inlevert en de werkgever
deze administreert);
•
indien niet aan de fiscale voorschriften voor vergoeding van de werkelijke kosten wordt voldaan, bijvoorbeeld
indien per auto/motor wordt gereisd terwijl dit niet als uitgangspunt is afgesproken voor de vergoeding, wordt
een bedrag toegekend op basis van de volgende tabel:
Enkele reisafstand
woning-werk:
Vergoeding bij reizen op:
1 dag per week
2 dagen per week
3 dagen per week
4 of meer dagen per
week
–
–
–
meer
dan:
0 km
tot en met:
10 km
–
10 km
15 km
€ 16,25 per maand € 32,50 per maand
€ 48,75 per maand
€ 65,– per maand
€ 3,75 per week
€ 11,25 per week
€ 15,– per week
€ 22,75 per maand € 45,50 per maand
€ 68,25 per maand
€ 91,– per maand
€ 5,25 per week
€ 15,75 per week
€ 21,– per week
€ 32,50 per maand € 65,00 per maand
€ 97,50 per maand
€ 130,– per maand
€ 7,50 per week
€ 22,50 per week
€ 30,– per week
15 km
20 km
20 km
€ 7,50 per week
€ 10,50 per week
€ 15,00 per week
Werkgever en werknemer kunnen voor de te hanteren vergoeding anders overeenkomen.
2. Voor zover de in het voorgaande lid genoemde vergoedingen in het kalenderjaar fiscaal bovenmatig zijn, worden zij
geacht mede te strekken tot vergoeding van reiskosten die de werkgever in zoverre nog wel aanvullend belastingvrij kan
vergoeden1.
Artikel 9.4.1
Vergoeding extra kosten woon-werkverkeer
1. Aan de werknemer, op wie de regeling als bedoeld in artikel 9.1 lid 2 en artikel 9.1 lid 3 sub b niet van toepassing is,
wordt een vergoeding verleend van de kosten verbonden aan het heen en weer reizen van zijn woning naar de plaats
waar hij zijn werk moet verrichten ten gevolge van:
gebroken diensten met een onderbreking langer dan 3 uren;
een oproep in het kader van de bereikbaarheidsdienst;
overwerk op uren die niet aansluiten op de normale arbeidstijd;
aanwezigheidsdienst op uren die niet aansluiten op de normale arbeidstijd.
2. Onder reiskosten wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan:
de kosten gebaseerd op de laagste klasse van het openbaar vervoer;
indien de werknemer van eigen auto gebruik maakt: het bedrag van het tarief dat, met inachtneming van het aantal
afgelegde kilometers, bij vervoer per trein laagste klasse geldt;
bij een oproep al dan niet in het kader van de bereikbaarheidsdienst de werkelijk gemaakte reiskosten dan wel
indien van een eigen auto gebruik wordt gemaakt een vergoeding van € 0,27 netto per km
Artikel 9.4.2
Vergoeding reis- en verblijfkosten incidentele dienstreizen
1. Aan de werknemer die in opdracht van de werkgever in het kader van zijn werkzaamheden incidenteel reis- en
verblijfkosten ter zake van dienstreizen moet maken worden deze kosten vergoed met inachtneming van de navolgende
richtlijnen.
Voor de verblijfkosten: de noodzakelijk gemaakte kosten.
Voor de reiskosten:
de kosten van openbaar vervoer op basis van laagste klasse tarief;
een vergoeding van netto € 0,27 per kilometer indien de werknemer met toestemming van de werkgever van eigen
auto gebruikt maakt. Dit bedrag wordt gelijktijdig met de wijziging van de vervoerstarieven van het openbaar
vervoer aangepast.
2. Op verzoek van de werkgever dient de werknemer de bescheiden over te leggen waaruit het bedrag van de vergoeding
kan worden vastgesteld.
Voor een deel zijn de in artikel 9.3.2 genoemde vergoedingen lager dan de fiscale norm van € 0,19 per kilometer, voor kilometers die in
verband met het werk worden gereisd. Voor een ander deel is sprake van fiscale bovenmatigheid. De fiscus staat toe om de ruimte die
overblijft bij de lagere vergoedingen fiscaal ‘weg te strepen’ tegen (een deel) van de bovenmatige vergoedingen, waarmee de
bovenmatigheid en dus de fiscale lasten kunnen worden beperkt. Deze handelwijze, door de fiscus ‘saldering’ genoemd, wordt alleen
toegestaan wanneer in de regeling een bepaling wordt opgenomen, zoals bij lid 2 is gedaan, die voorziet in de mogelijkheid om (delen van)
de ene vergoeding toe te rekenen aan een andere.
1
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
49
3.
De werkgever kan in overleg met de OR dan wel de PVT een afwijkende regeling treffen ten aanzien van het toekennen
van een vergoeding aan (de) werknemer(s) voor de gemaakte reis- en verblijfkosten. Deze regeling treedt dan in de
plaats van dit artikel. Indien er geen overeenstemming is bereikt, blijft dit artikel van toepassing.
Artikel 9.5
Uitkering bij overlijden
1. Ingeval van overlijden van de werknemer wordt door de werkgever aan:
a. de echtgeno(o)t(e) of relatiepartner, van wie de werknemer niet duurzaam gescheiden leefde, en bij ontstentenis van
deze aan
b. diens minderjarige kinderen, en bij ontstentenis van deze aan
c. degene ten aanzien van wie de werknemer grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in
gezinsverband leefde,
een uitkering verstrekt op basis van diens laatstgenoten salaris over de periode vanaf de dag na het overlijden tot en met
de laatste dag van de derde maand na die waarin het overlijden plaatsvond.
2. De overlijdensuitkering wordt belasting- en premievrij uitbetaald met uitzondering van het salaris over de maand van
overlijden.
3. Indien de overledene geen betrekkingen nalaat als hierboven genoemd, kan de werkgever de uitkering of een gedeelte
daarvan doen toekomen aan de persoon of de personen, die daarvoor naar het oordeel van de werkgever op grond van
billijkheidsoverwegingen in aanmerking komt/komen.
4. De overlijdensuitkering als bedoeld in het eerste lid wordt verminderd met het bedrag der uitkering ter zake van
overlijden krachtens de ZW of de WAO/WIA.
Artikel 9.6
Herregistratie sociaal-geneeskundigen
De werknemer in een functie als sociaal-geneeskundige heeft recht op een vergoeding van kosten die samenhangen met de
verplichting tot herregistratie op grond van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Stb. 1993, nr. 655).
De vergoeding betreft zowel de doorbetaling van salaris over de binnen de werktijd vallende noodzakelijke bij- en
nascholingstijd, inclusief activiteiten zoals intercollegiale toetsing, alsook de noodzakelijke kosten van de scholing.
De werkgever behoudt ten aanzien van de door de werknemer gekozen vorm van bij- en nascholing het recht tot toetsing
daarvan aan het belang van de organisatie.
Artikel 9.7
Herregistratie specialist ouderengeneeskunde
1. De werknemer, werkzaam als specialist ouderengeneeskunde, heeft in het kader van de herregistratie ingevolge de Wet
op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Stb. 1993, nr. 655) recht op vergoeding van kosten van
noodzakelijke scholing. De voor scholing benodigde tijd wordt als werktijd aangemerkt.
2. Op de in het eerste lid bedoelde vergoeding bestaat alleen recht indien en voor zover deze kosten voortvloeien uit het
Besluit houdende de algemene eisen voor de herregistratie van verpleeghuisartsen, Stct. 27 november 2008, nr. 231.
Artikel 9.8.1
Wachtgeld
1. Aan de werknemer wiens arbeidsovereenkomst, niet op eigen verzoek, eindigt
hetzij door opzegging door de werkgever na toestemming van de UWV WERKbedrijf op grond van het BBA;
hetzij door ontslag na verkregen toestemming van de kantonrechter;
hetzij op grond van een uitspraak van het Scheidsgerecht;
hetzij op grond van een uitspraak van de gewone rechter.
wordt, indien deze beëindiging geschiedt wegens:
a. gehele of gedeeltelijke opheffing van zijn functie;
b. reorganisatie waardoor zijn werkzaamheden geheel of gedeeltelijk overbodig zijn geworden;
c. fusie, liquidatie of gehele dan wel gedeeltelijke sluiting van de instelling;
d. onbekwaamheid van de werknemer, welke niet aan zijn schuld of toedoen is te wijten. De werknemer dient
tenminste de leeftijd van 50 jaar te hebben bereikt alsmede 15 jaar of langer bij de werkgever of diens
rechtsvoorganger in dienst te zijn;
met ingang van de dag van het ontslag een wachtgeld toegekend.
2. Het wachtgeld wordt toegekend indien:
aan de werknemer een uitkering ingevolge de WW is toegekend;
en hij overigens al datgene doet wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van de in lid 4 sub a. genoemde
uitkeringen.
3. Aan de werknemer, aan wie door de werkgever schriftelijk wordt medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst op een van
de gronden, genoemd in het eerste lid, zal worden beëindigd, wordt, indien hij voor de dag van het ontslag een andere
dienstbetrekking aanvaardt, waaraan een lager salaris is verbonden, met ingang van de dag van indiensttreding
respectievelijk een aanvulling op dat salaris respectievelijk die inkomsten tot de hoogte van het wachtgeld toegekend.
Het in dit lid bepaalde geldt overeenkomstig in geval van inkomsten uit bedrijf.
4. Voor de toepassing van de verdere bepalingen van deze wachtgeldregeling wordt onder wachtgeld verstaan de som van
enerzijds:
a. de uitkering ingevolge de WW, een eventuele uitkering ingevolge de ZW, de WAO, de WIA, alsmede de uitkering
ingevolge een loonsuppletieregeling, alsmede de overbruggingsuitkering van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn
dan wel, in het geval van een rechthebbende die geen aanspraak heeft op de overbruggingsuitkering, hetgeen de
rechthebbende als flexpensioenuitkering, die verplicht tot uitkering komt, ingevolge de pensioenregeling van het
Pensioenfonds Zorg en Welzijn ontvangt;
b. inkomsten uit arbeid of bedrijf, voor zover het vorige lid of artikel 9.8.6 lid 1 t/m 3 van toepassing is;
c. anderzijds de aanvulling daarop van de werkgever.
5. De uitkering van wachtgeld geschiedt maandelijks met inachtneming van de voor de salarisbetaling geldende
regelingen.
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
50
6.
7.
Het recht op wachtgeld kan in overleg tussen de werkgever en de rechthebbende geheel of gedeeltelijk worden
vervangen door een afkoopsom.
De werkgever is in geval van sluiting van de instelling verplicht tijdig maatregelen te nemen die financiering van de
wachtgeldverplichting waarborgen.
Artikel 9.8.2
Duur van het wachtgeld
1. Het wachtgeld wordt toegekend gedurende drie maanden, vermeerderd met drie maanden voor elk vol dienstjaar, met
dien verstande dat bij toepassing van deze bepaling de duur van het wachtgeld is gemaximeerd tot de duur van de voor
de betreffende (ex)werknemer geldende loongerelateerde WW-uitkering.
2. Voor de werknemer die binnen vijf jaren na de datum van het ontslag de pensioengerechtigde leeftijd zal bereiken en
daarenboven op de datum van het ontslag tenminste 10 dienstjaren bij de instelling zal hebben volbracht, wordt de duur
van het wachtgeld verlengd tot het bereiken van die leeftijd.
3. Tijdens de in de leden 2 en 3 van dit artikel vermelde verlengde wachtgeldperiode is het bepaalde van artikel 9.8.3 lid 1
met betrekking tot de hoogte van het wachtgeld van toepassing.
4. Voor de bepaling van het aantal dienstjaren als bedoeld in het eerste lid, tellen de jaren mee die de werknemer heeft
doorgebracht bij de huidige werkgever en diens rechtsvoorganger(s).
Artikel 9.8.3
Hoogte van het wachtgeld
1. Het wachtgeld is gedurende de eerste zes maanden gelijk aan het laatstgenoten salaris en bedraagt vervolgens gedurende
de volgende drie maanden 80%, gedurende de daarop volgende twee jaren 75% en vervolgens 70% van het salaris.
De berekeningsgrondslag voor het wachtgeld is het laatstgenoten brutosalaris van de rechthebbende, vermeerderd met
het bedrag der vakantiebijslag en structurele eindejaarsuitkering, berekend over een maand waarop de rechthebbende op
de dag voorafgaand aan zijn ontslag aanspraak had of zou hebben gehad bij waarneming van zijn functie.
Indien dit salaris geheel of gedeeltelijk uit wisselende inkomsten bestaat, geldt ten aanzien van deze inkomsten als
laatstelijk genoten salaris of als deel daarvan het gemiddelde salaris over de laatste twaalf volle kalendermaanden aan
het ontslag voorafgaand.
Als deel van de berekeningsgrondslag geldt tevens het bedrag dat over de twaalf volle kalendermaanden, voorafgaand
aan het ontslag, gemiddeld aan toelage inconveniënte uren is toegekend.
Gedurende de wachtgeldperiode bedraagt het wachtgeld nooit minder dan 80% van het minimumloon als bedoeld in de
Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
2.
Indien de wachtgeldgerechtigde een overbruggingsuitkering geniet als bedoeld in het reglement van het Pensioenfonds
Zorg en Welzijn, dan wel, in het geval van een rechthebbende die geen aanspraak heeft op de overbruggingsuitkering,
hetgeen de rechthebbende als flexpensioenuitkering, die verplicht tot uitkering komt, ingevolge de pensioenregeling van
het Pensioenfonds Zorg en Welzijn ontvangt, wordt deze uitkering aangevuld tot de hoogte van het wachtgeld als
omschreven in dit artikel.
3. Algemene loonaanpassingen zoals van toepassing voor deze CAO, die door de wachtgeldgerechtigde zouden zijn
genoten indien betrokkene in dienst zou zijn gebleven, zullen bij de berekening van het wachtgeld in aanmerking
worden genomen. Alsdan worden voor de berekening van het netto-inkomen de op dat moment geldende premiehoogten
in acht genomen.
4. Indien tengevolge van de al dan niet geleidelijke vermindering van de individuele werkzaamheden de toepassing van het
in de voorafgaande leden bepaalde tot voor de wachtgeldgerechtigde ongunstige resultaten zou leiden, wordt in zijn
voordeel van die bepalingen afgeweken.
Artikel 9.8.4
Pensioenbijdrage
1. Gedurende de periode waarin de rechthebbende aanspraak heeft op wachtgeld, heeft hij, in geval van vrijwillige
voortzetting – voor ten minste de helft – van de deelneming in de pensioenregeling die op hem van toepassing was, als
tegemoetkoming in de kosten hiervan recht op de helft van het werkgeversaandeel in de pensioenpremie dat de
werkgever voor de rechthebbende over de volle maand voorafgaande aan het ontslag verschuldigd was, respectievelijk
bij een wijziging van het premiepercentage verschuldigd zou zijn geweest, ware deze wijziging reeds in evenbedoelde
maand van kracht geweest.
2. Het in lid 1 bepaalde is alleen van toepassing indien de rechthebbende zélf met betrekking tot de in lid 1 bedoelde
voortzetting (ten minste) de helft van het werknemersaandeel in de pensioenpremie dat de rechthebbende over de volle
maand voorafgaande aan het ontslag verschuldigd was, respectievelijk bij een wijziging van het premiepercentage
verschuldigd zou zijn geweest, ware deze wijziging reeds in evenbedoelde maand van kracht geweest, voor zijn
rekening neemt.
3. De rechthebbende die gedurende de periode waarin aanspraak op wachtgeld bestaat op enig moment in aanmerking zou
komen voor gebruikmaking van de Overbruggingsregeling van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn heeft, in geval van
volledige vrijwillige voortzetting van de deelneming in de pensioenregeling, als tegemoetkoming in de kosten hiervan
recht op het werkgeversaandeel in de pensioenpremie dat de werkgever voor de rechthebbende over de volle maand
voorafgaande aan het ontslag verschuldigd was, respectievelijk bij een wijziging van het premiepercentage verschuldigd
zou zijn geweest, ware deze wijziging reeds in evenbedoelde maand van kracht geweest.
4. Het in lid 3 bepaalde is alleen van toepassing indien de rechthebbende zélf met betrekking tot de in lid 3 bedoelde
voortzetting het werknemersaandeel in de pensioenpremie dat de rechthebbende over de volle maand voorafgaande aan
het ontslag verschuldigd was, respectievelijk bij een wijziging van het premiepercentage verschuldigd zou zijn geweest,
ware deze wijziging reeds in evenbedoelde maand van kracht geweest, voor zijn rekening neemt.
5. De rechthebbende is, voor zover mogelijk, verplicht een uitkering uit het Fonds Voorheffing Pensioenverzekering aan te
vragen. Een uitkering uit dit fonds wordt in mindering gebracht op de in dit artikel bedoelde tegemoetkoming in de
pensioenpremie gedurende de wachtgeldperiode.
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
51
Artikel 9.8.5
Verplichtingen van de werknemer / wachtgeldgerechtigde
1. De werknemer is verplicht na aanzegging van het ontslag direct ervoor zorg te dragen dat hij als werkzoekende wordt
ingeschreven bij het UWV WERKbedrijf
2. De werknemer/wachtgeldgerechtigde is verplicht gebruik te maken van een hem geboden mogelijkheid om inkomsten
uit arbeid of bedrijf te verkrijgen, tenzij hij aantoont dat het nakomen van deze verplichting redelijkerwijs niet kan
worden gevergd.
3. De werknemer/wachtgeldgerechtigde is verplicht aan de werkgever direct opgave te doen van het bedrag van de
inkomsten uit arbeid of bedrijf en/of van het bedrag dat aan uitkering op grond van een wettelijke regeling wordt
ontvangen. Desgevraagd dient hij alle gewenste inlichtingen en bewijsstukken te verschaffen.
Artikel 9.8.6
Vermindering van het wachtgeld
1. Indien de wachtgeldgerechtigde met ingang van of na de dag waarop het wachtgeld is ingegaan, inkomsten uit arbeid of
bedrijf geniet, worden deze inkomsten op het wachtgeld in mindering gebracht, indien en voor zover zij tezamen met het
wachtgeld meer bedragen dan het laatstgenoten salaris.
2. Het onder 1 bepaalde vindt overeenkomstig toepassing ten aanzien van inkomsten uit of in verband met arbeid of
bedrijf, ter hand genomen gedurende non-activiteit, vakantie of verlof, onmiddellijk voorafgaande aan het ontslag, ter
zake waarvan het wachtgeld is toegekend.
3. Het onder 1 bepaalde vindt eveneens toepassing wanneer de rechthebbende arbeid of bedrijf ter hand heeft genomen
vóór de dag van het ontslag, anders dan bedoeld in de voorafgaande leden, en na die dag uit die arbeid of dat bedrijf
inkomsten of meer inkomsten gaat genieten. Dit geldt evenwel niet als de belanghebbende aannemelijk maakt dat die
inkomsten of vermeerdering van inkomsten of een gedeelte daarvan noch het gevolg zijn van verhoogde
werkzaamheden noch verband houden met het ontslag.
In dit laatste geval worden die inkomsten, die meerdere inkomsten of dat gedeelte daarvan niet in aanmerking genomen
voor de toepassing van het eerste lid.
4. Indien op de WW-uitkering van een werknemer een strafkorting wordt toegepast zal de verplichting van de werkgever
tot aanvulling als bedoeld in artikel 9.8.3 overeenkomstig worden aangepast en kan de werknemer geen beroep doen op
loonbetaling ex artikel 7:629 BW.
5. Indien de inkomsten uit bedrijf of arbeid als bedoeld in lid 1 leiden tot een (gedeeltelijke) korting op de wettelijke
uitkering dan gaat het gedeelte van de inkomsten dat in mindering wordt gebracht op de wettelijke uitkering tot het
begrip wachtgeld behoren.
Artikel 9.8.7
Verval van het wachtgeld
1. Het wachtgeld vervalt:
a. met ingang van de dag, volgend op die waarop de werknemer is overleden;
b. met ingang van de dag, waarop de werknemer aanspraak gaat maken op ouderdomspensioen invaliditeitspensioen
ingevolge het reglement van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn, uit hoofde van de betrekking waaruit hij met
wachtgeld is ontslagen;
c. indien de wachtgeldgerechtigde weigert aan de hem in artikel 9.8.5 opgelegde verplichtingen te voldoen;
d. indien één van de in artikel 9.8.1 lid 4 genoemde uitkeringen wordt stopgezet, omdat de wachtgeldgerechtigde niet
het bepaalde in artikel 9.8.1 lid 2 tweede gedachtestreepje, in acht neemt.
Hangende een beroepsprocedure krachtens genoemde wettelijke regelingen wordt de uitkering van het wachtgeld
opgeschort.
2. Het wachtgeld kan door de werkgever vervallen worden verklaard indien de wachtgeldgerechtigde onvoldoende
medewerking geeft aan een geneeskundig onderzoek dat strekt tot het aanvragen van invaliditeitspensioen of van een
wettelijke uitkering wegens arbeidsongeschiktheid.
Artikel 9.8.8
Uitkering bij overlijden
1. Ingeval van overlijden van de wachtgeldgerechtigde wordt door de werkgever aan:
a. de echtgeno(o)t(e) of relatiepartner, van wie de wachtgeldgerechtigde niet duurzaam gescheiden leefde, en bij
ontstentenis van deze aan
b. diens minderjarige kinderen, en bij ontstentenis van deze aan
c. degene ten aanzien van wie de wachtgeldgerechtigde grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie
hij in gezinsverband leefde,
een uitkering verstrekt ter grootte van het wachtgeld dat over de eerste drie maanden volgend op de maand van
overlijden zou zijn uitgekeerd.
2.
Indien de overledene geen betrekkingen nalaat als hierboven genoemd, kan de werkgever de uitkering of een gedeelte
daarvan doen toekomen aan de persoon of de personen, die daarvoor naar het oordeel van de werkgever op grond van
billijkheidsoverwegingen in aanmerking komt/komen.
3.
De overlijdensuitkering als bedoeld in het eerste lid vervalt indien en voor zover ter zake van overlijden uitkeringen
worden verstrekt krachtens de sociale verzekeringswetten.
Artikel 9.8.9
Bijzondere regelingen
1. Wanneer bij de nieuwe werkgever geen regeling voor vergoedingen van verhuiskosten van kracht is, zal aan hen die een
eigen huishouding voeren bij verhuizing binnen één jaar na beëindiging van het dienstverband eenmaal een
tegemoetkoming worden gegeven ten bedrage van eenmaal het maandsalaris met een minimum van tweemaal het voor
de werknemer geldende minimumloon per maand, indien de afstand van de woonplaats naar de nieuwe werkplaats zo
groot is, dat hij redelijkerwijs dient te verhuizen.
2. a. Bestaande toezeggingen aan de wachtgeldgerechtigde ter zake van vergoedingen van studiekosten blijven
gedurende de wachtgeldperiode gehandhaafd.
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
52
b.
Vergoeding voor studiekosten geschiedt voor 100% wanneer de opleiding het gevolg is van herplaatsing binnen de
instelling wegens reorganisatie of opheffing van de dienst waar de werknemer werkzaam is.
(Sub c geldt voor werknemers in dienst van V&V-instelling)
c. Indien de wachtgeldgerechtigde voor de datum van ontslag deelnemer van IZZ was, blijft gedurende de
wachtgeldperiode het deelnemerschap op voet van het bepaalde in Bijlage A artikel 2 en verder van de CAO
bestaan.
Artikel 9.8.10
Positieve afwijking wachtgeldregeling
In geval er sprake is van een situatie van een sociaal plan als bedoeld in artikel 12.2 Hoofdstuk Fusie en reorganisatie,
overeen te komen met de (regionale) werknemersorganisaties in verband met (dreigend) collectief ontslag, is de werkgever
verplicht met werknemersorganisaties te overleggen over de wachtgeldregeling, waarbij een positieve afwijking ten opzichte
van de wachtgeldregeling uit deze CAO moet worden afgesproken.
Hoofdstuk 10
Medezeggenschap en faciliteiten werknemersorganisaties
Artikel 10.1
Extra bevoegdheden ondernemingsraad
1. De OR wordt door de ondernemer in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over een door hem voorgenomen
besluit tot benoeming van een lid van het bestuur respectievelijk lid van de Raad van Toezicht; hierbij wordt de
procedure overeenkomstig artikel 30 van de WOR toegepast.
2. Deze bepaling treedt in werking per 1 januari 2011
De werkgever bespreekt eenmaal per jaar het werktijdenbeleid met de OR. Hierbij komt in elk geval de
medezeggenschap van de werknemers bij het vaststellen van de werktijden aan de orde.
3. Deze bepaling treedt in werking per 1 januari 2011
De werkgever spant zich in om samen met de OR in het kader van het arbobeleid aandacht te besteden aan de thema’s
werkdruk en veiligheid.
4. Deze bepaling treedt in werking per 1 januari 2011
De werkgever overlegt eenmaal per jaar met de OR over het contractenbeleid. In dit overleg komen zowel vanuit het
perspectief van de organisatie als vanuit het perspectief van de werknemers in ieder geval de volgende onderwerpen aan
de orde:
1. het aangaan van grotere contracten en het opplussen van deeltijdcontracten;
2. knelpunten inzake de uitvoering van de werktijdenregeling.
5. Deze bepaling treedt in werking per 1 januari 2011
De werkgever stelt jaarlijks in overleg met de ondernemingsraad een scholingsplan en het daarvoor benodigde budget
vast. Het scholingsbudget bedraagt tenminste 2% van de loonsom van de werkgever. Het scholingsplan bevat
functiegerichte, beroepsgerichte en op inzetbaarheid gerichte scholing en een faciliteitenregeling.
Artikel 10.2
Verlof in verband met lidmaatschap werknemersorganisatie
1. a. De werkgever stelt de werknemer in de gelegenheid deel te nemen aan activiteiten van de werknemersorganisaties,
waarvan hij lid is. De werknemer verkrijgt daarbij betaald verlof, tot een totaal van 200 uur per jaar, indien
deelneming aan deze activiteiten geschiedt op uren waarop hij volgens arbeidsovereenkomst inzetbaar is.
b. Onder activiteiten van de werknemersorganisaties worden verstaan:
statutaire vergaderingen dan wel vergaderingen van statutaire regionale organen voor zover de werknemer als
bestuurslid en/of afgevaardigde is aangewezen;
conferenties, landelijke en regionale vergaderingen en werkgroepen voor zover de werknemer daartoe door het
hoofdbestuur is uitgenodigd;
cursussen voor zover de werknemer deze geeft of daaraan deelneemt op verzoek van het hoofdbestuur.
c. Onder werknemersorganisatie wordt verstaan:
1. een vereniging van werknemers die partij is bij deze CAO;
2. een vakcentrale, waarbij een vereniging als bedoeld onder 1 is aangesloten;
3. de Federatie van Beroepsorganisaties in de Zorg en daaraan gerelateerd onderwijs en onderzoek (FBZ), voor
zover de werknemer op wie het in dit lid bepaalde van toepassing is, lid is van een onder 1 bedoelde
vereniging of bestuurslid is van de FBZ en het bestuurlijke activiteiten voor de FBZ betreft;
4. een vereniging van werknemers die een samenwerkingsovereenkomst heeft met een onder 1 bedoelde
vereniging; als zodanig geldt bij inwerkingtreding van deze CAO:
Nederlandse Vereniging van Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundigen;
Nederlandse Vereniging van Creatief Therapeuten;
Vereniging voor Psychodiagnostisch werkenden (VVP).
Wanneer, gelet op het hiervoor bepaalde, dit aantal verenigingen uitgebreid wordt, zullen partijen bij deze
CAO hiervan aan de werkgever mededeling doen.
2. De werknemer die vakbondsconsulent is bij een instelling met tenminste 200 FTE wordt vier uur per week vrijgesteld
voor de taken van de consulent. Per instelling kunnen maximaal 5 vakbondsconsulenten (1 per werknemersorganisatie,
partij bij deze CAO) worden vrijgesteld.
Artikel 10.3
Rechtsbescherming vakbondsconsulenten
De werknemer die werkzaamheden verricht als vakbondsconsulent binnen de instelling, geniet dezelfde rechtsbescherming
als op grond van de Wet op de ondernemingsraden geldt voor leden van de ondernemingsraad.
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
53
Artikel 10.4
Verzorgende en Verpleegkundige Adviesraad
Om bij te dragen aan de professionaliteit en kwaliteit van de verzorgende en verpleegkundige zorg bevelen CAO-partijen de
instelling van een Verzorgende en Verpleegkundige Adviesraad aan.
Hoofdstuk 11
Functiewaardering
Artikel 11.1
Uitgangspunten FWG
De functie van de werknemer is met in achtneming van het onderstaande door de werkgever ingedeeld in één van de
functiegroepen 5, 10, 15, 20, 25, 30, 35, 40, 45, 50, 55, 60, 65, 70, 75 en 80.
De indeling als voornoemd volgt uit de toepassing van het actuele computerondersteunende systeem FWG
Basis voor de indeling is de daadwerkelijk uitgeoefende functie, vastgelegd in een desbetreffende functiebeschrijving
conform door CAO-partijen overeengekomen kwaliteitscriteria.
Indeling van de functie op basis van het FWG functiewaarderingssysteem vindt plaats na vaststelling van de functie
overeenkomstig de desbetreffende functiebeschrijving.
Bij het vaststellen van de functiebeschrijving alsmede bij het vaststellen van de waardering en de indeling van de functie
die de werknemer vervult geldt de procedure zoals bedoeld in dit hoofdstuk.
De werkgever geeft aan wie binnen de instelling bevoegd is tot het beheer van de FWG instellingsbestanden
(systeemdeskundige) en tot het maken van een indelingsvoorstel met het FWG-systeem (indelers). De werkgever
waarborgt een juiste systeemtoepassing en draagt in dit verband zorg voor adequate opleiding en training van FWGdeskundigen en indelers.
De werkgever dan wel de werknemer heeft recht op inzage om niet in het FWG functiewaarderingssysteem en de relatie
hiervan met de indeling van de functie in de functiegroepen als bedoeld in artikel 11.1 resp. artikel 3.1.2
De werkgever dan wel werknemer richten hiertoe een verzoek aan CAO-partijen.
Artikel 11.2.1
Herindeling
1. Na de eenmalige indeling van functies volgens het nieuwe functiewaarderingssysteem zullen er zich regelmatig situaties
voordoen, waarin (indeling of) herindeling van functies moet plaatsvinden. De in dit hoofdstuk opgenomen
herindelingsprocedure kan worden aangevangen niet eerder dan één jaar na de datum van het (her)indelingsbesluit
waarbij de functie laatstelijk is vastgesteld bij de (her)indeling.
2. Uitgangspunten bij de herindeling:
a. Wijzigingen van en aanvullingen op het functiemateriaal.
Indien partijen bij de CAO overeenkomen om het systeem of de systeeminhoud aan te passen, dan dient de
werkgever tot heroverweging van (een) bestaande functie-indeling(en) over te gaan, indien en voor zover de
aanpassingen direct betrekking hebben op die bestaande functie-indeling(en).
b. Wezenlijke verandering van de functie-inhoud.
De werkgever dient tot toetsing c.q. heroverweging van (een) functie-indeling(en) over te gaan, overeenkomstig de
in dit hoofdstuk opgenomen procedure, indien sprake is van wezenlijke verandering van de inhoud van (een)
functie(s).
Wanneer redelijkerwijs verondersteld mag worden dat de functie-inhoud en/of functie-eisen niet meer aansluiten
bij de functie of het niveau, zoals deze laatstelijk is vastgelegd bij de (her)indeling, is sprake van een wezenlijke
verandering van een functie.
3. Indien de werkgever een nieuwe functie voorlopig heeft ingedeeld kan de werknemer 6 maanden na deze voorlopige
indeling een schriftelijk en gemotiveerd verzoek tot herindeling indienen. Vervolgens zal de werkgever binnen 3
maanden overgaan tot het starten van de herindelingsprocedure.
Artikel 11.2.2
Herindelingsprocedure
Op basis van de bij a en b omschreven uitgangspunten kan zowel de werkgever als de werknemer het initiatief nemen tot het
starten van een herindelingsprocedure. De herindelingsprocedure vindt plaats in de volgende fasen;
a. In fase 1 vindt plaats:
een toetsing door de werkgever (dan wel een door de werkgever daartoe aangewezen functionaris) van het initiatief
tot herindeling;
dan wel een nadere overweging door de werkgever of en zo ja welke de gevolgen zijn van wijzigingen van en/of
aanvullingen op het systeem.
Bij de beoordeling of sprake is van een wezenlijke verandering van de functie-inhoud dient de inhoud van de functie van
betrokken werknemer te worden geïnventariseerd. Alsdan kan worden bezien in hoeverre tot wijziging van het laatstelijk
vastgestelde indelingsniveau dient te worden gekomen.
b. In fase 2 legt de werkgever de functiebeschrijving voor aan de werknemer.
c. In fase 3 stelt de werkgever de waardering van de functie vast en biedt dit overeenkomstig het bepaalde in artikel 11.2.4
van dit hoofdstuk aan de werknemer aan.
Artikel 11.2.3
Vaststellen functiebeschrijving
1. De werkgever neemt een voorlopig besluit over de functiebeschrijving van de werknemer en legt dit aan de werknemer
voor.
2. Indien de werknemer niet instemt met het voorlopige besluit als bedoeld in lid 1, kan hij bezwaar maken bij de
werkgever. Het bezwaar dient schriftelijk en met redenen omkleed bij de werkgever te worden ingediend, binnen een
termijn van 30 dagen, hetzij een binnen de instelling in overeenstemming met de OR nader bepaalde termijn, nadat de
werkgever de werknemer over het voorlopig besluit tot vaststelling van zijn functie heeft geïnformeerd.
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
54
3.
4.
De werkgever wint binnen 14 dagen na ontvangst van het bezwaarschrift advies in bij de door de werkgever ingestelde
Interne Bezwaren Commissie FWG (IBC). De taak, samenstelling en werkwijze van de IBC FWG wordt vastgelegd in
een tussen de werkgever en de OR overeengekomen reglement.
De werkgever beslist en informeert de werknemer schriftelijk binnen een termijn van 30 dagen na ontvangst van het
advies van de IBC-FWG inzake het bezwaarschrift van de werknemer definitief over de vaststelling van de
functiebeschrijving, hetzij een binnen de instelling in overeenstemming met de OR nader bepaalde termijn.
Toelichting
Het besluit in lid 4 betekent het einde van de procedure binnen de instelling van de vaststelling van de functiebeschrijving
van de werknemer. Indien de werknemer het niet eens is met het definitieve besluit van de werkgever is er sprake van een
geschil betreffende de arbeidsovereenkomst.
Artikel 11.2.4
Waardering en indeling van de functie
1. Met behulp van het FWG functiewaarderingssysteem bepaalt de werkgever de FWG waardering en indeling van de
functie.
2. Na de vaststelling van de waardering en de indeling van de functie vindt een herindelingsgesprek plaats tussen de
werkgever (dan wel een door de werkgever daartoe aangewezen functionaris) en de werknemer over de waardering en
indeling van de functie. De werknemer kan zich tijdens dit gesprek laten bijstaan door een derde.
3. Van het gesprek als bedoeld in het vorige lid wordt een verslag gemaakt. Indien in dit gesprek wordt overeengekomen
een tweede gesprek te voeren wordt van dit gesprek, en de eventueel daarop volgende gesprekken door de werkgever
een verslag gemaakt.
4. De werknemer ontvangt binnen 14 dagen na het gesprek als bedoeld in lid 2 een voorlopig herindelingsvoorstel en het
gespreksverslag.
5. Indien de werknemer akkoord gaat met het herindelingsvoorstel dient hij dit binnen 30 dagen na ontvangst van het
voorstel schriftelijk aan de werkgever kenbaar te maken.
6. De werkgever bevestigt binnen 14 dagen na het akkoord van de werknemer het herindelingsvoorstel en stelt de
werknemer schriftelijk op de hoogte van het definitieve besluit conform het voorstel.
7. Indien de werknemer niet akkoord gaat met het herindelingsvoorstel dan dient hij binnen 30 dagen na ontvangst van het
herindelingsvoorstel schriftelijk en gemotiveerd bij de werkgever een bezwaar in te dienen.
8. De werkgever wint binnen 14 dagen na ontvangst van het bezwaarschrift advies in bij de Interne Bezwaren Commissie
FWG, ter zake van het bezwaar van de werknemer betreffende de waardering en indeling van de vastgestelde functie.
9. De werkgever beslist en informeert de werknemer schriftelijk binnen een termijn van 30 dagen na ontvangst van het
advies van de IBC-FWG inzake het bezwaarschrift van de werknemer hetzij een binnen de instelling in
overeenstemming met de OR nader bepaalde termijn over de definitieve waardering en indeling van de functie.
Hoofdstuk 12
Fusie en reorganisatie
Artikel 12.1
Toepasselijkheid Fusiegedragsregels
1. Het SER-besluit “Fusiegedragsregels 2000 ter bescherming van de belangen van werknemers” (SER-fusiecode) is van
toepassing op fusies waarbij een organisatie betrokken is die valt onder de werkingssfeer van deze CAO.
2. Met fusie wordt gelijkgesteld elke vorm van overdracht van zeggenschap over een (deel van een) organisatie aan een
andere rechtspersoon.
3. De SER-fusiecode is van toepassing, ongeacht het aantal werknemers in een bij de fusie betrokken organisatie.
Artikel 12.2
Bepalingen bij reorganisatie/gedwongen ontslagen
1. Dit artikel is van toepassing op reorganisatie en/of vermindering of beëindiging van werkzaamheden, waaronder tevens
begrepen de situatie waarin deze het directe gevolg zijn van een aanbesteding in het kader van de Wet maatschappelijke
ondersteuning (Wmo).
2. Indien de werkgever overgaat tot een reorganisatie van (een deel van) de organisatie die een aanmerkelijke wijziging tot
gevolg heeft in de arbeidssituatie van in totaal 20 of meer werknemers op één of meer binnen het tijdsverloop van de
totale reorganisatie gelegen tijdstippen, dient hij een voorlopig reorganisatieplan op te stellen.
3. Wanneer sprake is van een zodanige vermindering of beëindiging van de werkzaamheden dan wel reorganisatie van (een
deel van) de organisatie dat in totaal 20 of meer werknemers moeten worden ontslagen, op één of meer binnen het
tijdsverloop van de totale reorganisatie gelegen tijdstippen, dient de werkgever een voorlopig afvloeiings- en/of
reorganisatieplan op te stellen.
4. Voor zover er bij de in de leden 2 en 3 bedoelde situaties sprake is van rechtspositionele gevolgen voor de betrokken
werknemers, voert de werkgever daarover tijdig overleg met de werknemersorganisaties, partij bij deze CAO.
5. Nadat zowel het overleg met de ondernemingsraad alsook het overleg met de werknemersorganisaties is gevoerd, stelt
de werkgever het reorganisatie- en/of afvloeiingsplan definitief vast. Hij brengt dit ter kennis van zowel de
ondernemingsraad als de werknemersorganisaties. Na de uitvoering van het reorganisatieplan ontvangt de
ondernemingsraad het nieuwe organisatieschema van de werkgever.
6. De werkgever beargumenteert ontslagaanzeggingen schriftelijk.
7. Binnen het kader van dit artikel wordt met ontslag gelijkgesteld ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van
artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 12.3
Overname personeel WMO
(Dit artikel treedt in werking voor inschrijvingen op gemeentelijke opdracht tot het leveren van WMO huishoudelijke
verzorging vanaf het moment dat de deze bepaling Algemeen Verbindend is verklaard).
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
55
In aanvulling op de overlegplicht van artikel 10a Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Stb. 2006, 351 en Stb. 2009, 346)
gelden, in het kader van het aangaan respectievelijk in het kader van wijzigingen in de contractuele betrekkingen tussen de
werkgever en de gemeente inzake de opdracht tot het leveren van WMO huishoudelijke verzorging in natura, voor de bij dit
overleg betrokken werkgevers de navolgende leden:
1. Werkingssfeer
a. Verliezende werkgever: de werkgever die de opdracht tot het verlenen van huishoudelijke verzorging ingevolge de
WMO zorg in natura van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente heeft verloren of wiens
gegunde opdracht is verminderd.
b. Verkrijgende werkgever: de werkgever die de opdracht tot het verlenen van huishoudelijke verzorging ingevolge de
WMO zorg in natura van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente heeft verkregen of wiens
gegunde opdracht is vermeerderd.
c. Werknemer: de werknemer die uitsluitend of in hoofdzaak uitvoerende werkzaamheden verricht bij cliënten in het
kader van hulp bij het huishouden voor wie door het verlies van de opdracht geen arbeid meer beschikbaar is bij de
verliezende werkgever.
d. Deze regeling geldt niet indien de Wet overgang ondernemingen als bedoeld in de artikelen 7: 662 tot en met 7:
666 BW van toepassing is, waarbij de rechten en verplichtingen die op dat tijdstip voor de werkgever voortvloeien
uit een arbeidsovereenkomst tussen hem en de daar werkzame werknemer(s) bij overgang van rechtswege
overgaan op de verkrijgende werkgever.
2. Verplichtingen
a. De werkgever die inschrijft op een gemeentelijke opdracht tot het leveren van WMO huishoudelijke verzorging in
natura, vermeldt de verplichtingen ingevolge deze regeling in de offerte.
b. De verliezende werkgever(s) en de verkrijgende werkgever(s) treden gezamenlijk in overleg over de overname
door de verkrijgende werkgever(s) van de bij de verliezende werkgever in dienst zijnde werknemers, voor wie door
het verlies van de opdracht geen arbeid meer beschikbaar is.
c. De in sub b genoemde werkgevers stellen de betrokken gemeente(n) op de hoogte van dit overleg met het verzoek
hieraan deel te nemen met als doel te komen tot concrete afspraken over een inhoudelijke bijdrage van de gemeente
op grond van de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor (behoud van) de locale werkgelegenheid.
d. De verliezende werkgever(s) stelt (stellen) een (gezamenlijk) overzicht op met werknemers als bedoeld in lid 1 sub
c. Daarbij worden de werknemers evenredig ingedeeld, waarbij tenminste rekening wordt gehouden met:
functiegroep;
de contractuele arbeidsduur.
e. In goed onderling overleg tussen de verkrijgende werkgevers vindt een redelijke en evenredig gespreide verdeling
van het aantal werknemers plaats, te meten op FTE-basis en rekening houdend met de indeling als bedoeld in sub d.
f. De verkrijgende werkgever(s) is (zijn) verplicht aan de op grond van de sub e verdeelde werknemer(s) een
arbeidsovereenkomst aan te bieden. Deze arbeidsovereenkomst wordt aangegaan tegen dezelfde caoarbeidsvoorwaarden zoals die laatstelijk op de werknemer van toepassing waren bij de verliezende werkgever.
g. Als voor een of meer werkgevers uit dwingende wet- en regelgeving verplichtingen voortvloeien die van invloed
zijn op de toepassing van dit artikel, zoals (herplaats) verplichtingen tegenover huidige werknemers die van invloed
zijn op de mate waarin nieuw personeel kan worden overgenomen, kan van de verplichtingen van sub d, e en f
worden afgeweken. Daarbij wordt zoveel mogelijk in de geest van deze regeling gehandeld.
3. Klachtencommissie
a. CAO-partijen stellen een klachtencommissie in, bestaande uit twee vertegenwoordigers namens de
werkgeversorganisaties en twee vertegenwoordigers namens de werknemersorganisaties alsmede een door deze
vertegenwoordigers te benoemen voorzitter.
b. De commissie heeft tot taak, klachten van een bij het in deze regeling bedoelde overleg betrokken werkgever in
behandeling te nemen en te beoordelen of de werkgever(s) tot wie de klacht zich richt, in redelijkheid aan de in
deze regeling bedoelde voorwaarden heeft (hebben) meegewerkt.
c. Het oordeel van de commissie heeft het karakter van een zwaarwegend advies. Slechts indien alle betrokken
werkgevers de commissie schriftelijk om een oordeel verzoeken, is het oordeel van de commissie bindend.
d. De commissie stelt ten behoeve van haar werkzaamheden een reglement op en legt dit ter goedkeuring voor aan
cao-partijen.
e. De kosten van de commissie komen voor rekening van cao-partijen die daartoe een vergoedingsregeling opstellen.
Hoofdstuk 13
Invoeringsbepalingen Basis-CAO
Met ingang van 1 januari 2011 geldt dit hoofdstuk ook voor leden van BTN
Invoeringsbepalingen Basis CAO VVT
De in artikel 13.3 opgenomen CAO-artikelen van de voormalige CAO-Thuiszorg en de daarmee corresponderende artikelen
uit de voormalige CAO-V&V worden niet in de per 1 januari 2008 geldende CAO VVT opgenomen. Deze regelingen
worden overgeheveld naar het decentrale instellingsniveau en vormen onderwerp van decentraal overleg tussen werkgever en
OR.
Artikel 13.1
Invoeringsbepaling
1. De werkgever en de OR nemen per 1 januari 2008* de regelingen als opgenomen in artikel 13.3 integraal en
ongewijzigd op in een ondernemingsovereenkomst als bedoeld in artikel 32 lid 2 WOR.
2. Eigen regelingen, voor zover opgenomen in artikel 13.3, die zijn gebaseerd op de bevoegdheid in de voormalige CAOThuiszorg respectievelijk CAO-V&V om in plaats van de CAO-regeling, met instemming van de OR een eigen regeling
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
56
3.
4.
5.
6.
vast te stellen en op grond hiervan voor 1 januari 2008* reeds zijn overeengekomen tussen de werkgever en de OR,
blijven gehandhaafd en worden opgenomen in de ondernemingsovereenkomst.
Eigen regelingen, voor zover opgenomen in artikel 13.3, gebaseerd op bepalingen uit de voormalige CAO-Thuiszorg
respectievelijk CAO-V&V, die een nadere invulling van deze bepalingen op instellingsniveau voorschrijven en op grond
hiervan voor 1 januari 2008* zijn overeengekomen tussen de werkgever en de OR, blijven per 1 januari 2008 eveneens
gehandhaafd en worden opgenomen in de ondernemingsovereenkomst.
Optionele “kan-bepalingen” uit de voormalige CAO-Thuiszorg respectievelijk CAO-V&V, voor zover opgenomen in
artikel 13.3, waarvan de ondernemer en de OR voor 1 januari 2008* geen gebruik hebben gemaakt worden, met behoud
van dit karakter, eveneens opgenomen in de ondernemingsovereenkomst.
Indien de werkgever en de OR constateren dat nog geen (nadere) invulling is gegeven aan een regeling of bepaling voor
zover opgenomen in artikel 13.3, die een verplichting tot nadere invulling inhoudt, dan gaat genoemde bepaling mee
over naar de ondernemingsovereenkomst, waarbij de ondernemer en de OR zich verplichten hier voor 1 juli 2008*
(nadere) invulling aan te geven. De overeengekomen uitwerking wordt eveneens vastgelegd in de
ondernemingsovereenkomst.
De werkgever en de OR zullen tot 1 juli 2008** geen eigen regelingen in de plaats stellen of wijzigen aangaande de
regelingen van artikel 13.3 die per 1 januari 2008* zijn opgenomen in de ondernemingsovereenkomst.
Artikel 13.2
Randvoorwaarden decentraal overleg werkgever en de OR
1. Vanaf 1 juli 2008** kan de werkgever in overleg met de OR over de onderwerpen die zijn vastgelegd in artikel 13.3
eigen regelingen vaststellen, die in de plaats treden van de tot dan toe geldende regelingen van de
ondernemingsovereenkomst.
2. De regelingen uit artikel 13.3 die de werkgever in overleg met de OR overeenkomt, gelden voor onbepaalde tijd dan wel
voor bepaalde tijd. De werkgever en de OR komen de duur per regeling overeen.
3. In afwijking van lid 2 geldt voor instellingsregelingen die in overleg tussen de werkgever en de OR vanaf 1 juli 2008**
gewijzigd overeen worden gekomen, eenmalig een looptijd tot de expiratiedatum van deze CAO, te weten 1 maart
2010***, tenzij werkgever en OR voor het aflopen van deze periode overeenkomen de regeling voort te zetten.
4. Indien de werkgever en de OR geen overeenstemming bereiken over een eigen regeling, dan blijft de regeling zoals per
1 januari 2008* opgenomen in de ondernemingsovereenkomst, onverkort van kracht.
5. Indien de werkgever en de OR geen overeenstemming bereiken over aanpassing van een eigen regeling, dan blijft de
eigen regeling zoals die tot dan toe is opgenomen in de ondernemingsovereenkomst, onverkort van kracht.
6. De werkgever kan, bij gebrek aan overeenstemming met de OR over (aanpassing van) een eigen regeling opgenomen in
de ondernemingsovereenkomst, geen vervangende instemming bij de kantonrechter verzoeken ex artikel 27 lid 4 WOR.
7. De OR is verplicht een achterbanraadpleging onder het personeel te houden alvorens regelingen als bedoeld in de
ondernemingsovereenkomst worden vastgesteld of gewijzigd.
8. Werkgever en OR komen de verplichting overeen tot periodieke evaluatie van de ondernemingsovereenkomst en de
daarin vervatte regelingen.
9. De werkgever stelt de werknemers op de hoogte van (tussentijdse) wijzigingen van de met de OR overeengekomen
regelingen van de ondernemingsovereenkomst.
10. De in dit artikel opgenomen randvoorwaarden moeten onderdeel uitmaken van de ondernemingsovereenkomst.
*
1 januari 2008 wordt voor leden van BTN 1 januari 2011
** 1 juli 2008 wordt voor leden van BTN 1 juli 2011
*** 1 maart 2010 wordt voor leden van BTN 1 maart 2012
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
57
Artikel 13.3
A.
Decentrale regelingen
Voor Thuiszorgorganisaties ex artikel 1.1 lid 17 sub 2
gelden de volgende regelingen uit de voormalige CAO
Thuiszorg als bedoeld in artikel 13.1 lid 1:
1. Scholing en ontwikkeling:
a. artikel 38a CAO-T
b. artikel 38b CAO-T
c. artikel 38d CAO-T
d. artikel 38e lid 5 CAO-T
e. artikel 38f leden 1, 2, 3, 6 eerste zin, 7 en 8
CAO-T
f. artikel 39 lid 5 CAO-T
g. artikel 43 CAO-T
h. artikel 75 CAO-T
i. uitvoeringsregeling K CAO-T
2. Beoordelingsregeling, inclusief
beloningsaccenten:
a. artikel 30 CAO-T
b. artikel 30a CAO-T
c. artikel 30b CAO-T
d. artikel 61 CAO-T
e. artikel 6 Uitvoerinngsregeling A CAO-T
f. artikel 7 Uitvoeringsregeling A CAO-T
3. Invulling meerkeuzesysteem arbeidsvoorwaarden:
a. artikel 7a leden 1, 2, 3, 4 en 10 CAO-T
4. Vergoedingen:
a. artikel 40 CAO-T
b. artikel 76 CAO-T
c. artikel 77 CAO-T
5. Integriteitsbeleid:
a. artikel 44 CAO-T
b. artikel 8 lid 2 sub f CAO-T
6. Werkoverleg:
a. artikel 1 sub p CAO-T
b. artikel 54 CAO-T
7. Verplichtingen werkgever en werknemer:
a. artikel 51 leden 1 en 2 CAO-T
b. artikel 48 leden 1 en 2 CAO-T
c. artikel 49 CAO-T
d. artikel 51a CAO-T
e. artikel 50 sub b CAO-T
f. artikel 39 CAO-T
g. artikel 40 CAO-T
8. Melding afwezigheid:
a. artikel 35 CAO-T
9. Verhuiskostenregeling:
a. artikel 41 CAO-T
b. artikel 73 CAO-T
c. uitvoeringsregeling I CAO-T
B.
Voor Verpleeg- en Verzorgingshuizen ex artikel 1.1 lid
17 sub 1 gelden de volgende regelingen uit de
voormalige CAO-V&V 2006-2007 als bedoeld in
artikel 13.1 lid 1:
1. Scholing en ontwikkeling
a. artikel 3.3.5 leden 2, 3,4 en 5 CAO-V&V
b. artikel 3.3.10 CAO-V&V
c. artikel 7.1 CAO-V&V
d. artikel 7.2 CAO-V&V
e. artikel 7.3 CAO-V&V
f. artikel 7.4 CAO-V&V
2. Beoordelingsregeling, inclusief
beloningsaccenten:
a. artikel 3.1.7 lid 2 CAO-V&V
b. artikel 3.2.2 CAO-V&V
c. artikel 3.2.4 CAO-V&V
3. Invulling Meerkeuzesysteem arbeidsvoorwaarden:
a. artikel 8.1 CAO-V&V
b. artikel 8.2 CAO-V&V
c. artikel 8.3 CAO-V&V
d. artikel 8.4 leden 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8 en 9 CAOV&V
e. artikel 8.6 leden 1 en 2 CAO-V&V
f. artikel 8.7 CAO-V&V
g. artikel 8.8 CAO-V&V
4. Vergoedingen:
a. artikel 5.4.9 CAO-V&V
5. Verplichtingen werkgever en werknemer
a. artikel 2.3 leden 1,2,3,5 en 6 CAO-V&V
b. artikel 2.4 CAO-V&V
c. artikel 2.5 CAO-V&V
d. artikel 2.6 CAO-V&V
e. artikel 9.1.4 CAO-V&V
6. Melding afwezigheid:
a. artikel 9.1.1 CAO-V&V
7. Verhuiskostenregeling
a. artikelen 10.4.1 t/m 10.4.7 CAO-V&V
Artikel 13.4
Decentraal overleg werknemersorganisaties over medezeggenschap
1. De werkgever voert over wijzigingen van de in lid 2 respectievelijk lid 3 genoemde regelingen overleg met de (regionale
vertegenwoordigers van de) werknemersorganisaties, partij bij deze CAO.
2. Voor Thuiszorgorganisaties ex artikel 1.1 lid 17 sub 2 betreft het de volgende regelingen uit de voormalige CAOThuiszorg 2005-2007:
a. artikel 63.
3. Voor Verpleeg- en Verzorgingshuizen ex artikel 1.1 lid 17 sub 1 betreft het de volgende regelingen uit de voormalige
CAO-V&V 2006-2007:
a. artikel 12.1.1 lid 5
b. artikel 12.1.3
4. Indien geen overeenstemming wordt bereikt over wijziging, dan blijven de regelingen als bedoeld in leden 2 en 3
ongewijzigd in stand.
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
58
Hoofdstuk 14
Slotbepalingen
Artikel 14.1
Uitzendkrachten
De werkgever dient zich ervan te verzekeren dat aan de arbeidskrachten die door een uitzendbureau ter beschikking worden
gesteld aan een organisatie die onder de werkingssfeer van deze CAO valt, overeenkomstige arbeidsduur, lonen en overige
vergoedingen worden toegekend als die, welke worden toegekend aan werknemers, werkzaam in gelijke of gelijkwaardige
functies, in dienst van de inlenende organisatie.
Artikel 14.2
Commissie van Interpretatie
Vraagstukken omtrent de interpretatie van de tekst van deze CAO en de daarbij behorende bijlagen kunnen worden
voorgelegd aan de Commissie van Interpretatie, daartoe ingesteld door de partijen bij deze CAO. Slechts CAO-partijen zijn
bevoegd een vraagstuk aan deze Commissie voor te leggen. Samenstelling, werkwijze en bevoegdheden van deze Commissie
zijn opgenomen in een tussen CAO-partijen geldend reglement.
Artikel 14.3
Op non-actief stelling en schorsing
Indien de werkgever de werknemer op non-actief stelt of schorst behoudt de werknemer zijn salaris gedurende deze periode.
Artikel 14.4
Bijdrage werknemersorganisaties
De bijdrage aan de werknemersorganisaties wordt tussen partijen bij deze CAO geregeld en wordt door de
werkgeverspartij(en) uitgekeerd.
Artikel 14.5
Duur, wijziging en opzegging van de CAO
1. Deze CAO heeft een looptijd van 1 maart 2010 tot 1 maart 2012.
2. CAO-partijen kunnen besluiten de CAO tussentijds te wijzigen.
3. Indien geen der partijen uiterlijk twee maanden voor de datum waarop de bepalingen van deze CAO eindigen, bij
aangetekend schrijven aan de andere partij het tegendeel kenbaar maakt, wordt de duur van de bepalingen van de CAO
geacht stilzwijgend telkens voor één kalenderjaar te zijn verlengd.
CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg
59
Bijlage A1
Garantieregelingen Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorgorganisaties
Artikel 1
Garantiebepalingen Verpleeg- en Verzorgingshuizen ex artikel 1.1 lid 17 sub 1
1. Voor werknemers in dienst van een verpleeg- en/of verzorgingshuis blijven de in lid 2 genoemde garantieregelingen uit
de CAO-Verpleeg- en Verzorgingshuizen 2006-2007 gehandhaafd onder de daarbij behorende voorwaarden en duur.
2
De in lid 1 genoemde garantieregelingen zijn:
a. artikel 3.4 leden 4, 5 en 6 CAO-V&V;
b. artikel 6.2.5 CAO-V&V. Deze 55+-regeling wordt vanaf 1 januari 2009 toegepast met inachtneming van de
navolgende (vakantie)verlofuren als bedoeld in artikel 6.1 van deze CAO:
- bij een salaris dat het bedrag behorend bij inpassingstabel nr. 35 niet overschrijdt: 242 uren
- bij een salaris dat het bedrag behorend bij inpassingstabel nr. 35 overschrijdt: 243 uren
c. artikel 10.2.7 CAO-V&V;
d. artikel 13.4 CAO-V&V.
e. artikel 3.1.6 CAO-V&V 2006-2007: Salarisgarantie FWG 3.0
1. a. De werknemer die voor 1 januari 2001 viel onder § IIA CAO 1999-2000, wiens functie bij de invoering van
het functiewaarderingssysteem FWG 3.0 per 1 januari 2000 als gevolg van de toepassing van voornoemd
systeem wordt ingedeeld in een lagere functiegroep, heeft recht op integrale salarisgarantie. Voornoemd
recht houdt in dat het actuele, laatstelijk geldende, salaris en het daarbij behorende perspectief, waaronder
tevens begrepen is een eventuele salarisgarantie van artikel 4 van de Uitvoeringsregeling salariëring van de
CAO-Ziekenhuiswezen 1998-1999, van toepassing blijft.
b. De werknemer die voor 1 januari 2001 viel onder § IIB CAO 1999-2000, wiens functie bij de invoering van
het functiewaarderingssysteem FWG 3.0 per 1 januari 2001 als gevolg van de toepassing van voornoemd
systeem wordt ingedeeld in een lagere functiegroep, heeft recht op integrale salarisgarantie als bedoeld in
Bijlage B van de cao.
2. De werknemer als bedoeld in het vorige lid heeft uitsluitend recht op deze salarisgarantie indien hij vóór
1 februari 2004 in dienst is gekomen bij de huidige werkgever. Met het begrip werkgever wordt tevens
bedoeld diens rechtsvoorganger(s).
3. a. Indien ten gevolge van herindeling als bedoeld in artikel 11.2.1 tot en met 11.2.4 Hoofdstuk
functiewaardering, een lagere functiegroep van kracht wordt, geldt per de eerste van de kalendermaand
volgend op het indelingsbesluit het volgende:
1. Indien ten gevolge van het herindelingsbesluit een lagere functiegroep voor de werknemer van kracht
wordt, wordt het salaris zoals vastgelegd in de arbeidsovereenkomst bevroren, ingeval het salaris meer
bedraagt dan het maximum salaris van de lagere functiegroep vermeerderd met 10%. Dit bevroren
salaris wordt aangepast met de algemene loonaanpassingen zoals van toepassing voor de CAOVerpleeg- en Verzorgingshuizen.
2. Indien ten gevolge van het herindelingsbesluit een lagere functiegroep voor de werknemer van kracht
wordt, dan kan hij het maximum salaris zoals vastgelegd in de arbeidsovereenkomst bereiken,
voorzover dit het maximum salaris plus 10% behorende bij de lagere functiegroep niet overstijgt.
b. Indien tengevolge van herindeling als bedoeld in artikel 11.2.1 tot en met 11.2.4 Hoofdstuk
functiewaardering, een hogere functiegroep van kracht wordt, geldt per de eerste van de kalendermaand
volgend op het indelingsbesluit, het volgende:
1. De salarisschalen behorend bij de hogere functiegroep worden van toepassing.
2. Bij de vaststelling van het salaris uit de nieuwe salarisschaal geldt ten minste het bedrag dat
overeenkomt met het salaris dat per de eerste van voornoemde kalendermaand gold. Wanneer dit
bedrag niet in de nieuwe salarisschaal voorkomt, dan geldt het naast hogere bedrag van die
salarisschaal.
3. Bij de toepassing van het hiervoor bepaalde geldt tenminste het eerste bedrag van de functionele- of
aanloopsalarisschaal die voor de werknemer geldt. Bij de vaststelling van het salaris geldt voor de
werknemer die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt, het in de jeugdsalarisschaal bij zijn leeftijd
vermelde bedrag.
Komt het salaris dat voor de werknemer, die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt, direct
voorafgaand aan het besluit tot herindeling, niet voor in een jeugdsalarisschaal, dan geldt hetzelfde dan
wel het naast hogere bedrag van de aanloopsalarisschaal respectievelijk de functionele salarisschaal.
4. Artikel 3.2.1 leden 1 en 2 van dit hoofdstuk zijn ten deze niet van toepassing.
c. Indien voorafgaand aan het besluit tot herindeling lid 1 van toepassing is, geldt het volgende: Voor zover
toepassing van de leden 3a. of 3b. van dit artikel leidt tot een lager salaris dan het in lid 1 van dit artikel
bepaalde salaris(-verloop), dan heeft de werknemer tenminste aanspraak op een salaris conform het in lid 1
bepaalde.
Artikel 2 Garantiebepaling Verpleeg- en verzorgingshuizen ex artikel 1.1. lid 17 sub 1: Ziektekostenregeling IZZ
1. Werknemers die voor zichzelf en de leden van diens gezin, op grond van deze CAO op 31 december 2008 recht hadden
op een IZZ-vergoeding als bedoeld in de navolgende leden, behouden deze vergoeding.
2. De (voormalige) werknemer kan deelnemen aan de collectieve ziektekostenregeling (en) IZZ. De voorwaarden voor
deelneming voor hem en zijn eventuele mededeelnemer(s) en de omvang van de verstrekkingen zijn geregeld in het
Reglement Ziektekostenregeling van de Stichting IZZ. Het Reglement Ziektekostenregeling en de premie worden
vastgesteld en gewijzigd door het bestuur van de stichting.
3. De werkgever verstrekt uitsluitend een bijdrage in de premie aan de werknemer en zijn eventuele mededeelnemer(s) bij
deelname aan de collectieve ziektekostenregeling (en) IZZ. De voorwaarden voor toekenning en de hoogte van de
bijdrage van de (voormalige) werkgever in de premie van de betreffende ziektekostenregeling(en) worden vastgesteld
door partijen bij deze cao en is opgenomen in dit artikel.
Bijlage A Garantieregelingen Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorgorganisaties
60
4.
De in lid 1 genoemde regelingen worden uitgevoerd door de Stichting IZZ. In het bestuur van deze stichting zijn partijen
bij deze cao vertegenwoordigd.
5. De voor de deelname van de (voormalige) werknemer aan de ziektekostenregeling IZZ totaal verschuldigde premie per
deelnemer wordt door de werkgever gestort in het door voornoemde stichting beheerde Ziektekostenfonds tenzij in het
Reglement anders is bepaald.
6. De (voormalige) werknemer heeft, conform de voorwaarden van dit artikel, aanspraak op een tegemoetkoming van de
werkgever in de door hem gemaakte premiekosten ter zake van de Basisaanvullende regeling van de
ziektekostenverzekering bij de Stichting IZZ voor zichzelf en de leden van zijn gezin.
7. Geen tegemoetkoming wordt door de (voormalige) werkgever verleend aan:
a. deelnemers van wie het dienstverband is geëindigd en die aansluitend een ouderdoms-, nabestaanden- of
wezenpensioen of overbruggingsuitkering ontvangen;
b. deelnemers die in verband met arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO respectievelijk de WIA in aanmerking
kunnen komen voor ontslag of ontslagen zijn, vanaf het moment dat betrokkene in aanmerking kan komen voor
ontslag, zonder dat de deelnemer in parttime dienstverband werkzaam blijft.
8. Tenzij de werkgever besluit de gebruikelijke bijdrage te verstrekken is de deelnemer voor het mededeelnemerschap van
zijn relatiepartner de volledige premie verschuldigd.
9. De werkgever vergoedt twee derde van de premiekosten van de Basisaanvullende regeling als bedoeld in lid 6. De
tegemoetkoming in de premiekosten is een bruto bedrag, waarover loonheffing moet worden ingehouden.
10. De vergoedingen als bedoeld in dit artikel worden slechts verstrekt aan de werknemer en de leden van diens gezin, voor
zover zij bij IZZ zijn verzekerd en voor zover zij niet reeds uit andere hoofde recht hebben op een tegemoetkoming in de
premiekosten voor de Regeling basisvergoeding en/of de basisaanvullende regeling van IZZ.
Artikel 3 Garantiebepalingen Thuiszorgorganisaties ex artikel 1.1 lid 17 sub 2
1. Voor werknemers in dienst van een Thuiszorgorganisatie blijven de in lid 2 genoemde garantieregelingen uit de CAOThuiszorg 2006 gehandhaafd onder de daarbij behorende voorwaarden.
2
De in lid 1 genoemde garantieregelingen zijn:
a. artikel 89 CAO-Thuiszorg;
b. artikel 93 CAO-Thuiszorg;
c. Uitvoeringsregeling A, artikel 9 leden 3 en 4 CAO-Thuiszorg;
d. Uitvoeringsregeling A, artikel 10 CAO-Thuiszorg.
Bijlage A2
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
Afwijkende arbeidsduur als bedoeld in artikel 5.5.2 lid 1 CAO
In afwijking van hetgeen in artikel 4.1 lid 1 CAO VVT
a. kan op grond van lid 2 sub b een arbeidsduur van gemiddeld 38 uur per week worden vastgesteld.
b. kan voor de arbeidsverhouding die tot 1 januari 2001 viel onder artikel 23a § IIB van de CAO V&V 1999-2000,
een arbeidsduur van gemiddeld 38,4 uur per week worden vastgesteld.
Van het bepaalde in lid 1 kan ten behoeve van de werknemer met een volledige arbeidsduur als volgt worden
afgeweken:
a. voor kleine afdelingen en/of solistische functies kan de 36-urige werkweek op perioden langer dan zes maanden
worden gerealiseerd;
b. voor de onder a. genoemde situaties waarvoor de 36-urige werkweek ook niet op perioden langer dan zes maanden
kan worden gerealiseerd, behoort een structurele arbeidsduur van gemiddeld 38 uur tot de mogelijkheden.
Met de werknemer op wie lid 2 sub a. van toepassing is, komt de werkgever overeen dat hij boven de voor hem
geldende contractuele basisarbeidsduur van 36 uur twee uren extra werkt. De extra te werken uren worden afzonderlijk
geregistreerd.
De extra uren als bedoeld in lid 3 worden door de werknemer gespaard. De werknemer heeft ten aanzien van deze
gespaarde uren nimmer recht op een andere compensatie dan in tijd, behoudens het bepaalde in lid 6 van dit artikel en
behoudens het bepaalde in het Hoofdstuk Meerkeuzesysteem.
Indien de werknemer wegens ziekte zijn werkzaamheden langer dan 6 maanden niet kan verrichten, is na deze periode
een afspraak op grond van lid 3 om twee uur extra te werken, niet meer van toepassing.
In het kader van de afspraak als bedoeld in lid 3 om twee uren extra te werken maakt de werkgever met de werknemer,
met inachtneming van het bepaalde in dit artikel, onder meer schriftelijk afspraken over:
de termijn gedurende welke de extra uren worden gewerkt;
de wijze waarop en de periode wanneer de gespaarde extra gewerkte uren worden gecompenseerd;
het minimum en het maximum van de periode waarin de gespaarde uren worden opgenomen;
de wijze waarop bij de beëindiging van het dienstverband de voor deze beëindiging niet opgenomen gespaarde uren
worden genoten;
de in acht te nemen afspraken bij het opnemen van verlof.
Bij beëindiging van het dienstverband, worden de gespaarde uren voor de datum van het einde van het dienstverband
opgenomen. Ingeval het niet mogelijk is om alle opgespaarde uren voor de beëindiging van het dienstverband op te
nemen worden de resterende uren uitbetaald tegen het dan geldende uurloon.
Alle arbeidsvoorwaarden genoemd in deze cao en de op grond van het bepaalde in artikel 1.2 Hoofdstuk algemene
bepalingen tussen de werkgever en de OR overeengekomen regelingen en de pensioenaanspraken als bedoeld in het
reglement van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn blijven, tenzij in de cao anders is bepaald, gebaseerd op de
contractuele basisarbeidsduur als bedoeld in lid 3 van dit artikel.
Indien de werknemer als bedoeld in lid 1 sub a. na het van kracht worden van de wettelijke regeling voor verlofsparen
na 31 december 2000 op grond van het bepaalde in dit artikel, en voor zover van toepassing, op grond van overige cao
bepalingen, meer verlofuren opbouwt dan het wettelijk toegestane aantal van 250 dagen dan wel meer dan het
toegestane aantal dagen van de alsdan geldende wettelijke regeling in een volletijd arbeidsduur van gemiddeld 38, 38,4
respectievelijk 36 uur, en indien er sprake is van een deeltijd arbeidsduur naar rato van het contractuele dienstverband,
dan is hij over het meerdere loonbelasting en premies verschuldigd.
Bijlage A Garantieregelingen Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorgorganisaties
61
Bijlage B
Professioneel statuut voor een arts werkzaam in een Thuiszorginstelling
Overwegende:
dat de arts zijn werkzaamheden zal verrichten met inachtneming van de voor de arts geformuleerde code;
dat een regeling van professionele aangelegenheden ten aanzien van de arts, werkzaam op basis van een
arbeidsovereenkomst en vallend onder de werkingssfeer van deze CAO, noodzakelijk is;
dat er geen verschil in medisch functioneren mag zijn tussen een op arbeidsovereenkomst werkzame arts en diens
collega die vrijgevestigd is;
dat de arts een eigen specifieke en persoonlijke verantwoordelijkheid heeft voor zijn geneeskundig handelen,
rechtstreeks betrekking hebbend op een persoon c.q. cliënt met het doel een ziekte te voorkomen dan wel zijn
gezondheidstoestand te beoordelen en het geven van raad;
dat de arts voor dit handelen verantwoording verschuldigd is aan deze persoon c.q. cliënt;
dat de arts met de andere artsen, werkzaam in een zelfde verband, de medeverantwoordelijkheid draagt voor een
verantwoord niveau van de beroepsuitoefening van iedere in hetzelfde verband werkzame arts;
dat de werkgever een algemene verantwoordelijkheid draagt voor de dienstverlening dan wel de zorgverlening;
dat derhalve deze overeenkomst noodzakelijk is, waarbij zowel de individuele verantwoordelijkheid van de arts, de
collectieve verantwoordelijkheid van alle in het verband werkzame artsen alsook de verantwoordelijkheid van de
werkgever voor de dienstverlening c.q. de zorgverlening in haar totaliteit nader worden geregeld;
is het navolgende overeengekomen:
Artikel 1
In dit statuut wordt verstaan onder:
Instelling:
De privaatrechtelijke instelling die valt onder de werkingssfeer van de CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg.
Werkgever:
De privaatrechtelijke organisatie met wie de arts een arbeidsovereenkomst heeft gesloten.
Arts:
De arts, werkzaam op het terrein van de jeugdgezondheidszorg, die als werknemer in een instelling werkzaam is en uit
hoofde van zijn werkzaamheden geneeskundige handelingen verricht.
Artikel 2
1. De arts verbindt zich ten aanzien van de individuele jeugdigen die aan zijn zorg zijn dan wel worden toevertrouwd, op
het gebied van zijn deskundigheid, die geneeskundige handelingen te verrichten, die gericht zijn op bevordering en
bewaking van diens gezondheid, groei en ontwikkeling en het opsporen van afwijkingen daaronder begrepen.
2. Indien de arts gegronde redenen meent te hebben dat klachten en/of afwijkingen van de jeugdigen niet op het terrein van
zijn specifieke deskundigheid liggen, verwijst hij de jeugdigen rechtstreeks naar de huisarts, specialist of andere
deskundigen dan wel daarvoor in aanmerking komende instanties.
Artikel 3
Het handelen als genoemd in artikel 2 geschiedt door de arts onder zijn persoonlijke verantwoordelijkheid.
Artikel 4
1. De arts is verplicht mee te werken aan de kwaliteitsbewaking.
2. De werkgever moet de kwaliteitsbewaking mogelijk maken.
Artikel 5
1. De werkgever verschaft de arts de benodigde personele, instrumentele en ruimtelijke voorzieningen.
2. Van de hem ter beschikking gestelde hulpmiddelen en instrumenten dient de arts een zorgvuldig gebruik te maken met
inachtneming van het doel waarvoor deze zijn aangeschaft.
3. De werkgever zal de in lid 1 genoemde instrumentele en ruimtelijke voorzieningen in een zodanige staat houden dat
voldaan wordt aan de eisen van technische behoefte, bedrijfszekerheid en medisch wetenschappelijk werk.
4. De arts is verplicht zich bij de uitoefening van zijn werkzaamheden te houden aan de aanwijzingen welke door of
namens de werkgever worden gegeven. Indien deze aanwijzingen door de arts als onredelijk worden ervaren of
indruisen tegen de belangen van de cliënten, kan hij zich tot de werkgever wenden.
Artikel 6
1. De arts is gehouden van iedere persoon, ten aanzien van wie hij geneeskundige handelingen verricht, op de in de
instelling gebruikelijke wijze de medische en/of multidisciplinaire dossiers op te maken en bij te houden.
2. De werkgever is verplicht ervoor zorg te dragen dat deze medische en/of multidisciplinaire dossiers op behoorlijke wijze
kunnen worden opgeborgen in de instelling en wel zodanig dat geheimhouding van de inhoud daarvan is verzekerd
overeenkomstig de privacywetgeving.
3. De medische (en multidisciplinaire) dossiers zullen zowel tijdens de duur van het dienstverband als ook na het einde
daarvan overeenkomstig daartoe vastgestelde normen in het (medisch) archief van de instelling rusten en ter beschikking
staan van de behandelende arts en in het geval van het multidisciplinair dossier ter beschikking staan van alle betrokken
hulpverleners.
4. Inzage van een medisch dossier (in tegenstelling tot het multidisciplinaire dossier) door derden kan slechts geschieden
met toestemming van de arts c.q. diens opvolger.
Bijlage B Professioneel statuut voor een arts werkzaam in een Thuiszorginstelling
62
5.
Publicatie van gegevens uit een medisch dossier geschiedt niet dan met toestemming van de betrokken arts
respectievelijk diens opvolger, waarbij hij ervoor zorg draagt dat de belangen van de cliënt niet worden geschaad. Indien
de betrokken arts dit wenst, geschiedt publicatie slechts met vermelding van de bron.
Artikel 7
1. De arts zal op verzoek van de werkgever medewerking verlenen aan de opleiding en/of de bijscholing van het in de
instelling werkzame personeel voor zover dit is gelegen binnen het raam van zijn deskundigheid en in tijd is in te passen
in het geheel van de overeengekomen werkzaamheden.
2. Indien de arts in het kader van de sociaal-geneeskundige opleiding tot supervisor is benoemd door de sociaalgeneeskundige Registratie Commissie, zal het supervisorschap onderdeel zijn van zijn werkzaamheden en de werkgever
draagt, indien nodig, zorg voor de faciliteiten.
Artikel 8
De arts is verantwoordelijk voor het op peil houden van zijn professionele kennis en vaardigheden, welke vereist zijn voor
een goede vervulling van zijn taak en/of functie binnen de Thuiszorginstelling en wordt daartoe door de werkgever
overeenkomstig de uitvoeringsregeling studiefaciliteiten in de gelegenheid gesteld. De werkgever draagt er tevens zorg voor
dat de werknemer kennis kan nemen van voor de beroepsgroep gebruikelijke vakliteratuur.
Bijlage B Professioneel statuut voor een arts werkzaam in een Thuiszorginstelling
63
Model individuele arbeidsovereenkomst van de CAO VVT
Ondergetekenden,
De Stichting / Vereniging________________,
gevestigd te__________________________ verder te noemen werkgever, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door
____________________________________
en
____________________________________
wonende te___________________________
(adres),______________________________
geboren______________________________
te___________________________________
nationaliteit___________________________
verder te noemen werknemer
verklaren hierbij een arbeidsovereenkomst te hebben aangegaan onder de navolgende voorwaarden:
Artikel 1
Dienstverband
De werknemer treedt met ingang van___________________in dienst van de werkgever in de functie
van___________________, waarvoor de volgende hoofdlijnen als omschrijving gelden:________________ .
Artikel 2
Arbeidsplaats(en)
De plaats(en) / het (de) werkgebied(en) waar de arbeid wordt verricht is (zijn): ___________________ .
Artikel 3
Duur van de arbeidsovereenkomst
De arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd* / voor bepaalde tijd* tot___________________op grond
van ___________________ .
Artikel 4
Proeftijd
De eerste maand* / eerste twee maand(en)* na indiensttreding zal / zullen gelden als de wettelijke proeftijd als bedoeld in
artikel 7:652 van het Burgerlijk Wetboek___________________ .
Artikel 5
Arbeidsduur
De arbeidsduur bedraagt___________________uren gemiddeld per week, te meten per half jaar* ( in geval sprake is van een
voltijd arbeidsduur / op jaarbasis* (ingeval geen sprake is van een volletijd arbeidsduur).
Artikel 6
Salaris
Het salaris bij indiensttreding bedraagt op het niveau van ___________________ € __________________bruto per maand
volgens de (jeugd/aanloop/functionele*) salarisschaal, behorende bij FWG functiegroep ___________________ .
Dit salaris zal overeenkomstig artikel 3.1.7 van de CAO worden gewijzigd. De eerste periodieke verhoging zal plaatsvinden
op___________________.
Artikel 7
Vakantie-uren
Het aantal vakantie-uren waarop de werknemer recht heeft is___________________ en bedraagt voor het lopende
kalenderjaar___________________ .
Artikel 8
Pensioen
De werkgever draagt zorg voor aanmelding bij het Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW).
Artikel 9
Opzegging / tussentijdse opzegging
De opzeggingstermijn bedraagt voor de werkgever___________________ maand(en) en voor de
werknemer___________________ maand(en).
Artikel 10 Geschillen
De beslechting van geschillen uit deze arbeidsovereenkomst vindt plaats door de kantonrechter* / door het Scheidsgerecht
Gezondheidszorg*. De aanwijzing van genoemd Scheidsgerecht in de arbeidsovereenkomst met een werknemer, die niet
volgens de bepalingen van het reglement van het Scheidsgerecht is aan te merken als een hogere functionaris, is nietig.
Artikel 11 Professionele aangelegenheden
Op deze overeenkomst is van toepassing de regeling van professionele aangelegenheden als vervat in de bijlagen.
Model individuele arbeidsovereenkomst van de CAO VVT
64
Slotbepalingen
Artikel 12
De CAO voor de Verpleeg-, Verzorgingshuizen en de Thuiszorg, zoals deze luidt of zal komen te luiden en de krachtens die
CAO vastgestelde arbeidsvoorwaarden, vormen met deze arbeidsovereenkomst één geheel.
Artikel 13
De werknemer verklaart van de werkgever te hebben ontvangen:
1. een exemplaar van de in artikel 12 bedoelde Collectieve Arbeidsovereenkomst;
2. een exemplaar van het pensioenreglement van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn;
De werknemer verklaart met de inhoud van bovenvermelde regelingen, voor zover op hem van toepassing, zoals zij luiden of
zullen komen te luiden, akkoord te gaan.
3. een exemplaar van de ondernemingsovereenkomst als bedoeld in artikel 2.1 lid 2 CAO.
Artikel 14
Arbeidsvoorwaarden die niet in de bepalingen van deze CAO zijn geregeld en die vóór de datum van inwerkingtreding van
deze CAO voor de werknemers golden, zijn de volgende:
1.
______________________________
2.
______________________________ .
Artikel 15
Regeling van aangelegenheden, waarvoor de Collectieve Arbeidsovereenkomst geen bepalingen geeft en die werkgever en
werknemer toch wensen te regelen.
Aldus overeengekomen en in tweevoud opgemaakt en ondertekend
te___________________de___________________20___________________
(werkgever)
(werknemer)
(wettelijk vertegenwoordiger)
* doorhalen wat niet van toepassing is.
Model individuele arbeidsovereenkomst van de CAO VVT
65
Adressen van de partijen bij het CAO-overleg
I.
Werkgeversorganisaties
ActiZ
Postbus 8258, 3503 RG Utrecht, tel. 030 2739393
www.ActiZ.nl, [email protected]
BTN
Postbus 4050, 4900 CB Oosterhout
Tel. 0162 460077
www.branchebelang-thuiszorg.nl, [email protected]
II.
Werknemersorganisaties
AbvaKabo FNV
Hoofdkantoor Boerhaavelaan 1, Postbus 3010, 2700 KT Zoetermeer, tel. 0900 22825226
www.abvakabo.nl
Regiokantoren
Regio Noord, Leonard Springerlaan 23, Postbus 11043 9700 CA Groningen
Regio Oost, Binnensingel 3, Postbus 538, 7400 AM Deventer
Regio Midden-Nederland, Oudenoord 170, Postbus 1555, 3500 BN Utrecht
Regio Noord-West, Naritaweg 10, Postbus 58077, 1040 HB Amsterdam
Regio Zuid-Holland-Noord, Boerhaavelaan 1, Postbus 3010, 2700 KT Zoetermeer
Regio Zuid-Holland-Zuid, Pegasusweg 200, Postbus 8572, 3009 AN Rotterdam
Regio Zuid-Oost, Noordkade 3, Postbus 540, 6000 AM Weert
CNV Publieke Zaak
Postbus 84500, 2508 AM Den Haag, Tel. 070 4160600
www.cnvpubliekezaak.nl [email protected]
FBZ: Federatie van Beroepsorganisaties in de Zorg en daaraan gerelateerd onderwijs en onderzoek
Postbus 20058, 3502 LB Utrecht, tel. 030 670 27 08 [email protected], www.fbz.nu
- Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband
Janssoniuslaan 34-36, 3528 AJ Utrecht, Postbus 20058, 3502 LB Utrecht, tel. 030 6702705
[email protected], www.artsennet.nl/ad
- Nederlands Instituut van Psychologen
Osdorper Ban 27A 1068 LD Amsterdam, Postbus 9921, 1006 AP Amsterdam, tel. 020 4106222
[email protected], www.psynip.nl
- Vereniging van Geestelijk Verzorgers in Zorginstellingen, Leidseplein 5 1017 PR Amsterdam, tel. 030-2628618,
[email protected], www.vgvz.nl
- Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie Stadsring 159b 3817 BA Amersfoort, Postbus 248, 3800 AE
Amersfoort, tel. 033 4672900
[email protected], www.kngf.nl
- Nederlandse Vereniging voor Psychomotorische Therapie, Fivelingo 253, 3524 BN Utrecht, 030-2800432, [email protected],
www.nvpmt.nl
- Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie, sectie Gezondheidszorg (NVLF/G), Steinhagenseweg 2b, 3440 AB
Woerden, Postbus 75, 3440 AB, Woerden, tel. 0348 457070, [email protected]
www.nvlf.nl
- Nederlandse Vereniging voor Ergotherapie
Kaap Hoorndreef 56b, 3563 AV Utrecht, tel. 030 2628356, [email protected] www.ergotherapie.nl
- Nederlandse Vereniging van Diëtisten
De Molen 93 3995 AW Houten, Postbus 526, 3990 GH Houten, tel. 030 6346222
[email protected], www.nvdietist.nl
- VHP Zorg, Singel 280, 3311 HK Dordrecht, tel. 0631044773, [email protected], www.vhp-zorg.nl
NU’91, Beroepsorganisatie van
de Verpleging
Postbus 6001, 3503 PA Utrecht
Tel. 030 2964144
www.nu91.nl
Adressen van de partijen bij het cao-overleg
66
Trefwoordenlijst
Aanwezigheidsdienst ............. 9, 32
Adressen van de partijen bij het
CAO-overleg ............................. 63
Afbouwregeling......................... 35
Agressie en geweld.................... 44
Arbeidsduur ........................... 9, 31
Arbeidsomstandigheden .............. 7
Arbeidsongeschiktheid .............. 42
Arbeidsovereenkomst ................ 11
duur ........................................... 11
einde .......................................... 12
opzegging .................................. 12
Arbeidstijd ........................... 32, 46
Arbocatalogus ....................... 7, 43
Arbozorgsysteem....................... 43
Bereikbaarheidsdienst 9, 32, 38, 46
Beroepsopleidingen ................... 15
Bevordering ............................... 14
Combinatiefunctie ..................... 13
Consignatiedienst ........................ 9
consignatie ................................ 32
vergoeding ................................. 35
Definities ..................................... 9
Dienstjaar .................................. 48
Dienstreizen......................... 45, 46
Eenmalige uitkering 2010 ......... 14
Eindejaarsuitkering
structurele eindejaarsuitkering . 14
Feest- en gedenkdagen ................ 9
Functiewaardering ............... 51, 57
functiewaarderingssysteem ....... 12
herindelingsprocedure............... 51
Fusie en reorganisatie ................ 52
fusiegedragsregels..................... 52
ontslagen ................................... 52
reorganisatie ............................. 52
Gebroken diensten ................. 9, 33
Herregistratie ............................. 47
sociaal-geneeskundige............... 47
specialist ouderengeneeskunde . 47
Inconveniënte uren .................... 38
vergoeding inconveniënte uren.. 38
Interpretatie ............................... 56
Invoeringsbepalingen Basis CAO
ondernemingsovereenkomst ...... 53
IZZ garantie ............................. 57
Leerlingsalarissen ...................... 17
verkorte opleiding tot
kraamverzorgende ..................... 17
Leerling-werknemer
salaris leerlingen ....................... 16
Levensloopbijdrage Verpleeg- en
Verzorgingshuizen ..................... 14
Loondoorbetaling bij ziekte ....... 42
min-maxcontract ........................ 42
Medezeggenschap ...................... 50
Meerkeuzesysteem ..................... 41
inrichting ................................... 41
randvoorwaarden ...................... 41
Min/max contracten ................... 31
Nachtdiensten ............................ 32
Non-actief stelling ..................... 56
Nulurencontracten...................... 31
OBU........................................... 12
Ondernemingsraad
extra bevoegdheden ................... 50
randvoorwaarden decentraal
overleg ....................................... 54
Onregelmatige dienst ................. 34
vergoeding ................................. 35
Ontheffingen CAO..................... 10
Ontslag ....................................... 12
Overlijden, uitkering bij ............. 47
Overname personeel WMO ....... 52
Overwerk ....................... 33, 37, 46
maximaal aantal uren overwerk 34
overwerkvergoeding................... 37
vergoedingsregeling .................. 34
Pauzes ........................................ 32
Pensioen ..................................... 15
Persoonlijk Levensfase Budget .. 39
besteding uren PLB.................... 39
garantieregeling 55 jaar e.o. ..... 39
Plan van aanpak
arbeidsomstandigheden .............. 43
Preventiebeleid .......................... 43
fysieke belasting ......................... 43
psychische belasting .................. 44
Proeftijd ..................................... 61
Professioneel statuut .................. 59
Reiskosten
dienstreizen ................................ 46
verblijfkosten ............................. 46
Relatiepartner............................... 9
RI&E.......................................... 43
Salaris .......................................... 9
leerling ....................................... 16
periodieke verhogingen.............. 13
reeks ........................................... 22
schalen ....................................... 19
uitbetaling .................................. 13
Salarisgarantieregeling............... 13
FWG 3.0 .................................... 57
Trefwoordenlijst
leerling-werknemer ................... 16
Schorsing................................... 56
Seksuele intimidatie .................. 44
Slaapdienst .......................... 36, 38
vergoeding ................................. 37
Spaarloonregeling...................... 15
Stagiair ........................................ 9
stage BOL .................................. 17
Structureel meerwerk ................ 34
Toepassing CAO ....................... 10
Toepassing CAO leden BTN ..... 11
Uitzendkrachten ........................ 56
Uurloon ....................................... 9
Vakantie .................................... 38
bijslag ........................................ 14
opbouw ...................................... 40
opnemen .................................... 40
Vakantiekracht ............................ 9
Vakbondsconsulent VVT .......... 50
Verblijfkosten ............................ 45
Vergoeding kosten woonwerkverkeer ............................... 45
Vergoedingen voor reiskosten ... 45
Vergoedingsregeling ................. 35
aanwezigheidsdienst .................. 35
bereikbaarheidsdienst ............... 35
consignatie ................................ 35
Verlof
afwijzen verlof ........................... 41
betaald verlof i.v.m. bijzondere
persoonlijke omstandigheden .... 40
bezoek (tand)arts/specialist ....... 40
calamiteitenverlof ...................... 40
feestdagen.................................. 40
verlenging bevallingsverlof ....... 41
zorgverlof .................................. 41
Verschoven diensten ................. 33
Voorbereidende periode ............ 17
Wachtdiensten
Kraamverzorgenden .................. 32
Wachtgeld ................................. 47
bijzondere regelingen ................ 49
duur ........................................... 48
hoogte ........................................ 48
positieve afwijking ..................... 50
uitkering bij overlijden .............. 49
vermindering ............................. 49
verval......................................... 49
Werkingssfeer CAO .................. 10
Zakgeld...................................... 17
stagevergoeding leerlingen ....... 17
67
CAO Thuiszorg 2006-2010
Versie 5, 1 juli 2010 (in verband met wijziging minimumlonen)
Overleg Arbeidsvoorwaarden Thuiszorg (OAT),
Deze CAO Thuiszorg heeft een looptijd van 1 oktober 2006 tot 1 maart 2010.
Aangezien in de thuiszorg naast elkaar wordt gewerkt met maandsalarissen en periodesalarissen (van vier weken), is bij de
ingangsdata zowel een maand van ingang alsook een periode van ingang vermeld.
Voor vragen op het gebied van de interpretatie/toepassing van de CAO kunnen georganiseerde werknemers en werkgevers
(leden) zich respectievelijk wenden tot:
Werknemers, voorzover lid:
– CNV Publieke Zaak, Den Haag, zie voor telefoonnummers pagina 3;
Werkgevers voorzover lid:
– BTN-Helpdesk, Oosterhout, tel. (0162) 40 81 01.
Aan de totstandkoming van deze uitgave is de uiterste zorg besteed. Voor informatie die nochtans onvolledig of onjuist is
opgenomen, aanvaarden auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor eventuele verbeteringen van de
opgenomen gegevens houden zij zich gaarne aanbevolen.
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden
verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand,
of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door
fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Telefoonnummers voor interpretatie/toepassing van de CAO
CNV Publieke Zaak
Hoofdkantoor Den Haag
Regio 1 (Friesland, Groningen, Drenthe)
Regio 2 (Gelderland en Overijssel)
Regio 3 (Noord-Holland, Utrecht, Flevoland)
Regio 4 (Zuid-Holland)
Regio 5 (Noord-Brabant, Limburg, Zeeland)
Versie 6, februari 2011
(070) 416 06 00
(0592) 39 01 00
(055) 526 42 00
(035) 626 43 00
(010) 478 74 00
(040) 217 15 00
68
Inhoud
Protocol bij de totstandkoming van de CAO Thuiszorg 2006-2010
De ondergetekenden,
CNV Publieke Zaak, gevestigd te ’s-Gravenhage;
BTN, Branchebelang Thuiszorg Nederland, gevestigd te Oosterhout;
anderzijds,
verder te noemen: partijen,
hebben overeenstemming over een nieuwe CAO Thuiszorg met een looptijd van 1 oktober 2006 tot 1 maart 2010 waarvan de
wijzigingen ten opzichte van de vorige CAO Thuiszorg zijn opgenomen in het bij deze overeenkomst gevoegde
wijzigingspakket.
De ondergetekenden verklaren voorts overeenstemming te hebben over de hierna volgende onderwerpen.
Reiskosten
Partijen hebben afgesproken tijdens de looptijd van de CAO een onderzoek uit te voeren met als doelstelling het verkennen
van de mogelijkheden om de belasting die als gevolg van bovenfiscale reiskosten door de werkgever aan de fiscus moet
worden afgedragen op een ander wijze in arbeidsvoorwaarden om te zetten.
WMO
Partijen bevelen instellingen aan zich optimaal in te spannen om zoveel mogelijk werknemers te behouden voor de
zorgsector. Partijen bevelen aan dat:
thuiszorginstellingen zullen zich bij een herverdeling van werk ten gevolge van een WMO aanbesteding zoveel mogelijk
inspannen betrokken werknemers te behouden voor hun eigen organisatie dan wel deze bij de gegunde instellingen te
herplaatsen.
medewerkers die huishoudelijke zorg met signaleerfunctie bieden worden conform FWG op minimaal FWG 15
ingeschaald. Loonsverlagingen in het kader van WMO aanbestedingen zijn niet aan de orde tenzij het FWG systeem tot
andere conclusies leidt en deze conclusies worden erkend door cao partijen.
Rouwverlof
Partijen bevelen aan dat organisaties een rouwprotocol opstellen en zullen hiertoe een voorbeeld protocol aanbieden.
Levensfasebeleid
Cao-partijen hebben bij de onderhandelingen gesproken over levensfasebeleid, over de zogenoemde ontziebepalingen in de
cao en in het bijzonder over de leeftijdsafhankelijke verlofregelingen.
CAO partijen willen graag de mogelijkheden verkennen om de huidige leeftijdsafhankelijke verlofregelingen door te
ontwikkelen naar een model waarmee eigentijds levensfasebeleid voor werknemers in alle levens- en loopbaanfasen
vormgegeven kan worden.
Cao-partijen hebben vastgesteld:




dat alle cao-partijen in beginsel bereid zijn om de huidige leeftijdsafhankelijke verlofregelingen door te ontwikkelen
naar een nieuw verlofmodel;
dat hierbij een model uitgaande van een persoonlijk levensfasebudget op basis van dienstjaren door alle cao-partijen als
beloftevol, onderhandelbaar en uitwerkbaar wordt gezien;
dat zowel van werkgeverszijde als van werknemerszijde de nodige randvoorwaarden aan een persoonlijk
levensfasebudget op basis van dienstjaren zullen worden gesteld maar dat deze randvoorwaarden naar verwachting
onderhandelbaar zijn;
dat de doorontwikkeling van de huidige leeftijdsafhankelijke verlofregelingen naar een persoonlijk levensfasebudget op
basis van dienstjaren naar verwachting een aanzienlijk financieringsvraagstuk met zich mee zal brengen waarvoor de
cao-partijen in goed overleg een oplossing zullen moeten zoeken;
Versie 6, februari 2011
69





dat voor de uiteindelijke beoordeling van de haalbaarheid van een persoonlijk levensfasebudget op basis van dienstjaren
en voor de verdere vormgeving en uitwerking daarvan het noodzakelijk is dat door cao–partijen een gezamenlijk traject
wordt ingezet;
dat een dergelijk traject moet worden uitgevoerd aan de hand van scenario’s met volledig transparante calculatie van
gegevens, aanspraken en (belonings)kosten en overgangsregelingen;
dat een dergelijk traject aan alle cao-partijen inzicht moet geven in de noodzakelijke bewegingsruimte aan beide kanten
zodat alle cao-partijen daarin een weloverwogen afweging van belangen kunnen maken;
dat een dergelijk traject (deels) bij voorkeur wordt begeleid en uitgevoerd door een onafhankelijke en ter zake kundige
partij en binnen de looptijd van deze cao is afgerond;
dat alle cao-partijen voor dit traject een inspanningsverplichting dienen te aanvaarden en daarvoor een gezamenlijke
intentieverklaring dienen overeen te komen met voldoende bindingskracht maar zonder vooraf gedefinieerd resultaat.
Op basis van bovenstaande conclusies, die door alle cao-partijen volledig onderschreven worden, hebben partijen de
navolgende afspraak gemaakt:
Het model uitgaande van een persoonlijk levensfasebudget op basis van dienstjaren wordt door partijen als een serieuze
mogelijkheid gezien om de vigerende leeftijdsgebonden verlofregelingen te vervangen. Partijen verwachten dat dit model
beter aansluit op de wensen van werknemers en werkgevers, rekeninghoudend met de maatschappelijke en demografische
ontwikkelingen.
Partijen hebben om die reden besloten om gedurende de looptijd van deze cao te komen tot een uitwerking van dit model
waarbij het streven van partijen is om dit model te implementeren in de Cao Thuiszorg. Bij deze uitwerking, waarbij gebruik
zal worden gemaakt van verschillende scenario’s, komen de aspecten van herverdeling, toekenning van aanspraken en de
financiering uitvoerig aan de orde. Voor de uitwerking van het model zullen partijen PGGM benaderen om als
projectuitvoerder te gaan fungeren. PGGM is een onafhankelijke partij met de expertise die voor dit project noodzakelijk is.
Het streven is het gezamenlijk traject, waarmee de uiteindelijke beoordeling van de haalbaarheid van een dergelijk
persoonlijk levensfasebudget op basis van dienstjaren en de verdere vormgeving en uitwerking daarvan plaatsvindt, voor het
einde van de looptijd van deze CAO gereed te hebben.
Mantelcontract ziektekostenverzekeraar
BTN zal voor haar leden met één of meerdere ziektekostenverzekeraar(s) mantelovereenkomst(en) afsluiten inzake de
ziektekostenverzekering.
Toekomst van de kraamzorg
De laatste jaren staat de sector kraamzorg erg onder druk. Deze druk uit zich onder andere verlaging van het gemiddeld aantal
uren kraamzorg per kraambed, verlaging van de omvang van de contracten van kraamverzorgenden, tekorten in de kraamzorg
door moeilijk vervulbare vacatures, groter personeelsverloop dan voorgaande jaren en daling van de uitstroom uit de
opleidingen. Zie hiervoor ook het rapport Monitoring Kraamzorg III, Nivel april 2008. Partijen hechten groot belang aan
behoud van het product kraamzorg en het beroep van kraamverzorgende. Partijen hebben afgesproken tijdens de looptijd van
de CAO te onderzoeken hoe werkgevers en werknemers kunnen anticiperen op de ontwikkelingen in de sector kraamzorg, de
toekomst van de kraamzorg en welke activiteiten hiervoor uitgezet dienen te worden.
Modernisering van arbeidsvoorwaarden
Partijen constateren uit signalen van hun leden dat het steeds belangrijker wordt in te spelen op de wensen en behoeften van
werknemers. Een uniform pakket van arbeidsvoorwaarden blijkt niet aan de wensen van de werknemers tegemoet te komen.
Er is behoefte aan keuzevrijheid. Werknemers willen hun arbeidsvoorwaarden kunnen afstemmen op hun persoonlijke
levensfase, individuele wensen en behoeften en willen meer flexibilisering.
Partijen hebben afgesproken tijdens de looptijd van de CAO een studie te doen naar de mogelijkheden om te komen tot het
inrichten van pakketten op maat voor werknemers welke past binnen de bedrijfsvoering.
Zelfstandig ondernemerschap
De arbeidsmarkt verandert en de inzet van arbeidskrachten verandert hierdoor ook. Er is meer behoefte aan en noodzaak tot
flexibilisering van de arbeid om tegemoet te kunnen komen aan de vraag naar zorg en de mogelijkheden tot inzet van
zorgverleners.
Flexibilisering kan plaats vinden met de inzet van werknemers maar ook met de inzet van zelfstandig ondernemers (niet in
loondienst werkzame zorgverleners). Partijen hechten er groot belang aan dat zorgverleners ongeacht de soort arbeidsrelatie
goed geïnformeerd zijn en bewust keuzes maken.
Partijen zullen gezamenlijk afstemmen hoe en op welke onderwerpen deze informatieverstrekking het beste plaats kan
vinden.
Partijen spreken tevens af dat er tijdens de looptijd van de CAO onderzocht zal worden of er mogelijkheden bestaan van
voortzetting van de huidige pensioenregeling PFZW bij zelfstandig ondernemerschap.
Toekomst CAO
Tegen het einde van de looptijd van deze CAO zullen partijen overwegen of de CAO verder wordt voorgezet dan wel dat
omstandigheden zodanig gewijzigd zijn dat één bedrijfstak CAO tot de mogelijkheden behoort.
Versie 6, februari 2011
70
ALGEMEEN GEDEELTE CAO
Hoofdstuk I
Algemene bepalingen
Artikel 1
Definities
In deze CAO wordt verstaan onder:
a.
Arbeidsovereenkomst: een overeenkomst als bedoeld in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek;
b. Werkgever: de privaatrechtelijke organisatie, als bedoeld in artikel 2 van deze CAO;
c.
Werknemer: degene die als werknemer in de zin van het Burgerlijk Wetboek een arbeidsovereenkomst met de
werkgever is aangegaan, met uitzondering van degenen die genoemd zijn in artikel 2 lid 2;
d. Werknemer werkzaam op basis van gesubsidieerde arbeid: degene die op grond van/in het kader van de Kaderregeling
Arbeidsinpassing, de Wet inschakeling werkzoekenden of de Wet werk en bijstand een arbeidsovereenkomst naar
burgerlijk recht heeft gesloten met de werkgever;
e.
Instelling/inrichting: de privaatrechtelijke organisatie die valt onder de werkingssfeer van artikel 2 lid 1 van de CAO;
f.
Overleg Arbeidsvoorwaarden Thuiszorg (OAT):
het geen rechtspersoonlijkheid bezittende overleg tussen enerzijds:
– werknemersorganisatie, te weten:

CNV Publieke Zaak;
en anderzijds:
werkgeversorganisatie, te weten:

BTN, Branchebelang Thuiszorg Nederland;
g. Salaris: het tussen werkgever en werknemer overeengekomen bruto maand-of periodesalaris, exclusief de in de
hoofdstukken III, IV, VI, VII en XII genoemde vergoedingen en/of toelagen en exclusief de vakantietoeslag en
exclusief de eindejaarsuitkering;
h.
Periode: een aaneengesloten tijdvak van vier weken;
i.
Arbeidsduur: de – met inachtneming van deze CAO – tussen werkgever en werknemer overeengekomen tijd waarin
arbeid wordt verricht, waarbij inbegrepen:
– reis- en wachttijden die hun oorzaak vinden in de door de werkgever opgedragen werkzaamheden inclusief de
door gebroken diensten veroorzaakte extra reistijd;
– het houden van spreekuren;
– het noodzakelijk bijwonen van de direct uit de werkzaamheden voortvloeiende vergaderingen;
– opleiding of bijscholing als bedoeld in artikel 43;
– reistijd verbonden aan werkzaamheden buiten de plaats van tewerkstelling en/of het werkgebied aan het begin
en/of het einde van het werk, voor zover deze reistijden meer bedragen dan de voor de werknemer gebruikelijke
reistijden van het woon-/werkverkeer;
– werkoverleg;
j.
Plaats van tewerkstelling: de gemeente of het met name bekende afzonderlijk liggende deel van de gemeente, waar het
gebouw staat waarin of van waaruit de werknemer normaliter de functie uitoefent dan wel kantoor houdt;
k. Werkgebied: het gebied zoals dat is vastgesteld in de individuele arbeidsovereenkomst;
l.
Relatiepartner: een persoon met wie de werknemer een affectieve relatie heeft en met wie hij – met het oogmerk
duurzaam samen te leven – op hetzelfde adres woont en een gemeenschappelijke huishouding voert. Bloedverwanten
van de werknemer tot en met de derde graad worden niet als relatiepartner aangemerkt. Eerste- en tweede graads
bloedverwanten: de graad van bloedverwantschap tussen personen wordt gevonden door het aantal geboortes te tellen
dat tussen hen in ligt. Ouder - kind is dus eerste graad en grootouder – kleinkind broer en zus, tweede graad
m. Vakantiekracht: degene die tijdens de vakanties werkzaamheden verricht in een dienstverband van niet langer dan 60
werkdagen per kalender-/ periodejaar;
n.
Inval-/oproepkracht:
– diegene, die een overeenkomst met de werkgever heeft en zich beschikbaar heeft gesteld om op afroep van de
werkgever op arbeidsovereenkomst te komen werken maar niet verplicht is om aan deze oproep gehoor te geven;
alsmede
– diegene, die met de werkgever een zogenaamd nul-uren contract heeft gesloten;
o. Uurloon: het jaarsalaris gedeeld door 1878, waarbij het jaarsalaris wordt berekend als twaalf maal het (onafgeronde)
maandsalaris;
p. Werkoverleg: het periodiek gezamenlijk overleg tussen de leidinggevende(n) en de overige werknemers per
organisatorische eenheid van een instelling over arbeidsorganisatie, arbeidsomstandigheden, verzuimbeleid en de in dat
verband geldende verantwoordelijkheden van werkgever en werknemer. Het werkoverleg betreft niet het overleg over
individuele cliënten;
q. In deze CAO gelden alle begrippen die betrekking hebben op personen die in de mannelijke vorm gesteld zijn, ook voor
vrouwen.
r. Pauze: een onderbreking van de werkzaamheden met rust als hoofdkenmerk en met een duur van maximaal 1 uur, tenzij
werknemer en werkgever een langere maximumduur overeenkomen.
Artikel 2
Werkingssfeer
1. Werkgever
a. De CAO is van toepassing op de bij BTN aangesloten privaatrechtelijke organisatie, dan wel een al of niet juridisch
zelfstandig onderdeel hiervan, al of niet met rechtspersoonlijkheid en al dan niet met winstoogmerk, waarvan de
Versie 6, februari 2011
71
ALGEMEEN GEDEELTE CAO
activiteiten hoofdzakelijk een extramuraal karakter hebben en die zich voornamelijk richt op het verlenen van, al of
niet direct of indirect verzekerde of door de overheid gefinancierde, zorg of hulp bestaande uit e´e´n of meer van de
volgende vormen:
 huishoudelijke verzorging (waaronder wordt begrepen het ondersteunen bij of overnemen van activiteiten op
het gebied van het verzorgen van het huishouden van een persoon dan wel van de leefeenheid waartoe een
persoon behoort) en/of persoonlijke verzorging en/of verpleging al dan niet in combinatie met ondersteunende
begeleiding en/of activerende begeleiding en/of prenatale zorg en/of het uitlenen van verpleegartikelen en/of
jeugdgezondheidszorg en/of dieetadvisering en/of vaccinaties;
en/of
 kraamzorg: waaronder wordt verstaan het leveren van de volgende activiteiten: partusassistentie, verzorging en
controle van kraamvrouw en pasgeborene, voorlichting en instructie, waarborgen van hygiëne tijdens partus en
kraambed, huishoudelijke verzorging en/of opvang;
b. De CAO is tevens van toepassing op de bij BTN aangesloten privaatrechtelijke organisatie(s) die beheerd wordt
(worden) door (een) organisatie(s) als genoemd in lid 1 sub a en die uitsluitend dan wel nagenoeg uitsluitend
activiteiten verricht(en) ten behoeve van die organisatie(s).
2. Werknemer
De CAO is van toepassing op alle werknemers met uitzondering van de volgende categorieën werknemers:
 werknemers die de functie van algemeen directeur bekleden; hieronder wordt verstaan diegene die als
eindverantwoordelijke is belast met het beheer van de instelling en daarvoor rechtstreeks verantwoording verschuldigd is
aan het Bestuur respectievelijk de Raad van Toezicht;
 vakantiekrachten, hieronder wordt verstaan degene die tijdens de vakanties werkzaamheden verricht in een dienstverband
van niet langer dan 60 werkdagen per kalender-/periodejaar.
Artikel 2a
Uitzendkrachten
De werkgever dient zich er van te verzekeren dat aan de arbeidskrachten die door een uitzendbureau ter beschikking worden
gesteld aan een organisatie die onder de werkingssfeer van deze CAO valt, overeenkomstige salariëring, de vergoedingen
volgens hoofdstuk III en de kostenvergoedingen worden toegekend als die, welke worden toegekend aan de werknemers
werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies, in dienst van de inlenende organisatie.
Artikel 7
Werknemer werkzaam op basis van gesubsidieerde arbeid
1. De bepalingen van de CAO zijn onverkort van toepassing op een werknemer werkzaam op basis van gesubsidieerde
arbeid, met uitzondering van:
– artikel 8
– artikel 9
– artikel 87 en Uitvoeringsregeling N Wachtgeld.
2. Bij de indiensttreding van een werknemer werkzaam op basis van gesubsidieerde arbeid dient de werkgever de volgende
regels in acht te nemen:
a. bij de indiensttreding mag geen sprake zijn van verdringing van een reeds bestaande arbeidsplaats dan wel van
invulling van een reeds voorziene arbeidsplaats. Dat wil zeggen dat het moet gaan om een arbeidsplaats die zonder
gebruikmaking van de Wet inschakeling werkzoekenden dan wel de Wet werk en bijstand niet tot stand zou zijn
gekomen;
b. met de werknemer werkzaam op basis van gesubsidieerde arbeid wordt een arbeidsovereenkomst voor bepaalde
tijd voor de duur van een jaar afgesloten;
c. de werkgever stelt een begeleidingsplan op dat waarborgen biedt voor een reële training en begeleiding van de
werknemer werkzaam op basis van gesubsidieerde arbeid, ter bevordering van diens mogelijke doorstroming naar
een reguliere arbeidsplaats. In dit plan wordt in ieder geval voorzien in de aanwijzing van een vaste begeleider die
met de begeleiding van de werknemer werkzaam op basis van gesubsidieerde arbeid is belast;
d. de werkgever neemt de inspanningsverplichting op zich om de werknemer werkzaam op basis van gesubsidieerde
arbeid bij voldoende geschiktheid, na het verstrijken van de hiervoor onder b genoemde periode van een jaar, door
te laten stromen naar een reguliere arbeidsplaats binnen zijn instelling, indien de personeelsformatie van de
instelling dit toelaat.
Meerkeuzesysteem arbeidsvoorwaarden
Artikel 7a
Meerkeuzesysteem arbeidsvoorwaarden
1. De werknemer kan arbeidsvoorwaarden (in dit artikel verder aangeduid als ‘bron’) ruilen voor andere
arbeidsvoorwaarden (in dit artikel verder aangeduid als ‘doel’).
2. De werknemer kan de volgende arbeidsvoorwaarden inzetten als (geld of tijd) bron:
a. verlofuren;
b. meer gewerkte uren;
c. overwerkuren;
d. extra gekochte uren;
Versie 6, februari 2011
72
ALGEMEEN GEDEELTE CAO
3.
4.
5.
6.
7.
8.
e. salaris;
f. vakantietoeslag;
g. eindejaarsuitkering;
h. bijzondere toeslagen;
i.
toelage inconveniënte uren;
j. vergoeding wachtdienst kraamverzorgenden;
k. spaarverlof.
De werknemer kan, binnen de geldende wettelijke en fiscale kaders, de in het vorige lid genoemde bron(nen) inzetten
voor de volgende (geld-of tijd)doel(en):
a. levensloopregeling;
b. extra verlofuren;
c. geld;
d. spaarloonregeling;
e. fiets;
f. kinderopvang;
g. extra pensioen;
h. contributie voor vakbond en/of beroepsvereniging.
De werkgever kan – in overleg met de ondernemingsraad – het meerkeuzesysteem inrichten, alsmede bronnen en/of
doelen toevoegen aan het meerkeuzesysteem zoals dat binnen de instelling wordt gebruikt.
Bij de aanwending van tijdbronnen, zoals genoemd onder lid 2, sub a, b, c en j, voor gelddoelen/doelen in natura, wordt
de geldswaarde van deze bronnen berekend op basis van het alsdan geldende uurloon.
Indien de werknemer het tot 1 januari 2006 opgebouwde spaarverlof opneemt ten behoeve van een oriëntatie op zijn
beroep of loopbaan wordt het aantal uren als genoemd onder lid 2 sub a en b vermeerderd met 20%.
Indien de werknemer gebruik maakt van de mogelijkheden van het meerkeuzesysteem wordt, voor zover van toepassing,
salaris ten behoeve van de berekening van de vergoeding op grond van artikel 3 en 4 uitvoeringsregeling B Overwerk en
de toelage inconvenie¨nte uren op grond van artikel 2 uitvoeringsregeling C Inconvenie¨nte uren zodanig vastgesteld als
ware het bruto loon niet verlaagd.
Indien de werknemer kiest voor uitruil tegen het doel extra pensioen, wordt de waarde van het uurloon gelijk gesteld aan
115% van het actuele uurloon op het moment van de inwisseling van een geldbron in een pensioenaanspraak.
B. Aanvullende bepalingen bij het doel levensloopregeling
Doorbetaling van pensioenpremie tijdens levensloopverlof
9. Bij de betaling van de pensioenpremie tijdens het verlof betaalt de werknemer het werknemersdeel en de werkgever het
werkgeversdeel, indien tijdens de verlofperiode de werknemer ten minste een inkomen uit de levensloop heeft van 70%
van het laatstgenoten salaris.
Opnemen van verlof
10. Indien de werknemer verlof op wil nemen dan dient hij dit vier maanden voor de eerste verlofdag schriftelijk bij de
werkgever aan te vragen onder opgave van de gewenste periode van verlof en het aantal verlofuren per week. Kan uit
een oogpunt van instellingsbelang in redelijkheid niet van de werkgever verlangd worden dat hij op een bepaald tijdstip
verlof verleent dan neemt de werkgever na overleg met de werknemer een (gedeeltelijk) afwijzend besluit.
Versie 6, februari 2011
73
ALGEMEEN GEDEELTE CAO
ALGEMEEN GEDEELTE CAO
Hoofdstuk II
Arbeidsovereenkomst
Artikel 8
Inhoud arbeidsovereenkomst
1. De arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk aangegaan en gewijzigd. De werkgever draagt zorg voor ondertekening van
de (gewijzigde) overeenkomst door beide partijen en toezending van de overeenkomst aan de werknemer.
2
De arbeidsovereenkomst vermeldt, naast hetgeen in artikel 7:655 BW staat vermeld, de volgende gegevens:
a. de verplichting tot verhuizing of de ontheffing daarvan;
b. indien van toepassing, de gronden voor het aangaan van een overeenkomst voor bepaalde tijd;
c. de proeftijd;
d. de wijze waarop de werktijden geregeld zijn;
e. de datum van periodieke verhoging;
f. de nevenfuncties als bedoeld in artikel 44 bij indiensttreding;
g. de eventuele verplichting tot scholing ingevolge artikel 43;
h. eventuele bijzondere bepalingen, regelingen, afspraken en verplichtingen, die van toepassing zijn.
3. In een leerarbeidsovereenkomst in het kader van de beroepsbegeleidende leerweg van het OC&W-opleidingsstelsel
worden de volgende elementen aanvullend gemeld:
a. de verklaring dat na diplomering een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zal gelden in de functie waarvoor de
opleiding heeft plaatsgevonden;
b. een omschrijving van de procedure bij arbeidsrechtelijke geschillen en geschillen in de verhouding tussen de leerling, de
instelling als leerbedrijf en het opleidingsinstituut, al dan niet onder verwijzing naar bestaande geschillenregelingen;
c. de mogelijkheid van tussentijdse beëindiging van de leerarbeidsovereenkomst;
d. de van toepassingverklaring van een terugbetalingsregeling conform artikel 5, Uitvoeringsregeling K, Studiefaciliteiten.
4. De werknemer kan verzoeken om verstrekking van:
a. deze CAO;
b. het pensioenreglement;
c. de statuten en huishoudelijk reglement van de werkgever;
d. reglement ondernemingsraad
De werknemer tekent een verklaring van ontvangst, indien bovengenoemde zaken zijn verstrekt.
Artikel 8a
Proeftijd
Werkgever en werknemer kunnen een proeftijd overeenkomen. Deze beslaat maximaal twee maanden, ongeacht of de
arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd wordt aangegaan.
Artikel 9
Duur arbeidsovereenkomst
1. Een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor bepaalde of voor onbepaalde tijd.
2. Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd mag niet langer dan voor maximaal één jaar worden aangegaan, tenzij
sprake is van:
a. tijdelijke vervanging wegens het volgen van een opleiding, door ziekte, militaire dienst of tewerkstelling als
gewetensbezwaarde militaire dienst dan wel wegens zwangerschaps- en bevallingsverlof of adoptieverlof van een
andere werknemer;
b. werkzaamheden met een kennelijk tijdelijk karakter.
3.
a. Wanneer de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt aangegaan in de in lid 2 van dit artikel onder a
genoemde gevallen, bedraagt de maximale duur – inclusief eventuele verlengingen – 2,5 jaar.
b. Wanneer de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt aangegaan in de in lid 2 van dit artikel onder b
genoemde gevallen, is de duur gelijk aan de duur van de overeengekomen werkzaamheden.
4. In afwijking van het bepaalde in lid 2 van dit artikel mag een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een leerlingkraamverzorgende na het verstrijken van de termijn van één jaar worden verlengd met maximaal 12 maanden, indien de
opleiding binnen de termijn van één jaar niet met goed gevolg is afgerond.
5. Indien een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd samenloopt met een leerovereenkomst bedraagt de duur, in afwijking
van het bepaalde in lid 2, maximaal de duur van de leerovereenkomst.
6. Indien een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt belast met de uitvoering van een
project, waarvan de financiering van tijdelijke aard is, kan ter vervanging van deze werknemer met een andere
werknemer een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd worden aangegaan voor de duur van dit project, zulks in
afwijking van het bepaalde in lid 2.
7. Indien een arbeidsovereenkomst, die voor bepaalde tijd is aangegaan door werkgever en werknemer na het verstrijken
van deze bepaalde tijd stilzwijgend wordt voortgezet, wordt zij geacht vanaf dat tijdstip voor onbepaalde tijd te zijn
aangegaan.
8. Indien een arbeidsovereenkomst, die voor bepaalde tijd is aangegaan na het verstrijken van deze bepaalde tijd door
partijen voor bepaalde tijd wordt voortgezet, dienen ten aanzien van deze voortzetting(en) de maximumtermijnen als
bedoeld in dit artikel onverkort in acht te worden genomen en wel met dien verstande dat voortzetting van de
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd slechts mogelijk is indien en voor zover de gezamenlijke duur van het tijdvak
waarover de arbeidsovereenkomst aanvankelijk is aangegaan en de termijn(en) waarmee zij is voortgezet geen
overschrijding inhoudt van de van toepassing zijnde maximumtermijn.
Versie 6, februari 2011
74
ALGEMEEN GEDEELTE CAO
9.
Wanneer meer dan drie voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen
van niet meer dan 31 dagen, waarbij door samenstelling van die opeenvolgende arbeidsovereenkomsten de van
toepassing zijnde maximumtermijn niet wordt overschreden, dan worden de vierde en de daarop volgende
arbeidsovereenkomst(en) eveneens geacht te zijn aangegaan voor bepaalde tijd.
Hoofdstuk III
Arbeidsduur, werktijden en daarmee samenhangende vergoedingen
Artikel 10
Arbeidsduur
1. De tussen werkgever en werknemer overeen te komen arbeidsduur wordt uitgedrukt in een gemiddeld aantal uren per
week, dat is afgeleid van een totaal aantal uren per jaar.
2. Deze arbeidsduur is bij een volledig dienstverband gemiddeld 36 uur per week.
3. Werkgever en werknemer kunnen in afwijking van lid 2 overeenkomen dat, gelet op het solistisch karakter van de
uitgeoefende functie in samenhang met de voortgang van de werkzaamheden, een arbeidsduur geldt die hoger ligt dan
gemiddeld 36 uur per week met een maximum van gemiddeld 40 uur per week.
4. De arbeidsduur van de werknemer die op 31 december 1998 bij de werkgever in dienst is, blijft met ingang van 1
januari 1999 ongewijzigd, tenzij werkgever en werknemer anders overeenkomen.
Artikel 11
(Gereserveerd)
Artikel 12
Werktijden algemeen
1. Met inachtneming van de tussen werkgever en werknemer overeengekomen arbeidsduur en de toepassing van artikel 13,
en bij kraamverzorgenden in aanvulling hierop, artikel 18, stelt de werkgever – na overleg met de werknemer – de
werktijden vast al dan niet in de vorm van roosters.
2. De werkgever meldt de vastgestelde werktijden ten minste tien etmalen van tevoren aan de werknemer. Na overleg
tussen werkgever en werknemer kan van de vastgestelde werktijden worden afgeweken. Voor kraamverzorgenden wordt
bij de toepassing van dit lid uitgegaan van vastgestelde werkdagen in plaats van vastgestelde werktijden.
3. Bij toepassing van roosters, zoals bedoeld in artikel 13, lid 2, sub d, dienen de werktijden ten minste één maand van
tevoren bij de werknemer bekend te zijn. Voor kraamverzorgenden wordt hierbij uitgegaan van te werken dagen in
plaats van werktijden. Na overleg tussen werkgever en werknemer kan van vastgestelde roosters worden afgeweken.
4. Bij de regeling van de werktijden wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de levensbeschouwing van de
werknemer. De werknemer krijgt de gelegenheid de plichten te vervullen die voortvloeien uit de bij zijn
levensbeschouwing behorende feestdagen.
Artikel 13
Randvoorwaarden bij de inrichting van de werktijden
Bij de inrichting van de werktijden gelden in samenhang met artikel 10, 12 en 18 en met gebruikmaking van de
mogelijkheden die de Arbeidstijdenwet en het daarop gebaseerde Arbeidstijdenbesluit bieden de volgende randvoorwaarden:
1.
2.
Waar in dit artikel het begrip ‘dienst’ wordt gehanteerd, is bedoeld hetgeen de Arbeidstijdenwet daaronder verstaat, te
weten: een aaneengesloten tijdruimte waarin arbeid wordt verricht en die gelegen is tussen twee op grond van die wet
geldende opeenvolgende onafgebroken rusttijden. Waar in dit artikel het begrip ‘(werk)overleg’ wordt gehanteerd, is
bedoeld al het overleg dat de uitvoerende werkzaamheden ondersteunt.
a. de werknemer werkt per 13 kalenderweken maximaal gemiddeld 36 uur per week, dan wel maximaal gemiddeld 37
uur per week indien artikel 10, lid 4 wordt toegepast; indien artikel 10, lid 3 van toepassing is, werkt de werknemer
per 13 kalenderweken maximaal gemiddeld 40 uur per week; bovendien geldt dat gemeten over 4 kalenderweken
maximaal gemiddeld 45 uur per week wordt gewerkt; indien gebruik wordt gemaakt van roosters, geldt in plaats
van genoemd tijdvak van 13 kalenderweken een tijdvak van 26 weken;
b. de werknemer werkt per dienst maximaal 10 uur;
c. voor de werknemer met een geringere arbeidsduur dan gemiddeld 36 uur per week geldt bovendien dat de
werktijden zodanig worden ingericht dat bij inzet van de werknemer per dienst minimaal 3 uur aaneengesloten
werkzaamheden worden verricht en dat per 13 kalenderweken maximaal op 65 dagen wordt gewerkt; gelet op de
samenstelling van het cliëntenaanbod kan het noodzakelijk zijn dat het minimum aantal aaneengesloten uren per
dienst niet op 3 maar op 2 wordt gesteld; het minimum aantal uren van 3, respectievelijk 2 geldt niet voorzover de
werkzaamheden (werk)overleg betreffen;
d. de voor de werknemer geldende gemiddelde arbeidsduur per week wordt zodanig ingericht, dat dit gemiddelde per
blok van maximaal 13 weken wordt bereikt, met dien verstande, dat per blok ten hoogste 20 te veel of te weinig
gewerkte uren kunnen worden overgeheveld naar een volgend tijdvak van maximaal 13 weken, naast de
mogelijkheid als bedoeld onder sub e; in afwijking hiervan kan bij toepassing van roosters de gemiddelde
arbeidsduur per week zodanig worden ingericht dat dit gemiddelde per blok van maximaal 26 weken wordt bereikt,
in welk geval er geen uren naar een volgend tijdvak kunnen worden overgeheveld, afgezien van de mogelijkheid
als bedoeld onder sub e;
e. werkgever en werknemer kunnen schriftelijk vast te leggen afspraken maken over een zodanige inrichting van de
werktijden dat de gemiddelde arbeidsduur per 13 weken als bedoeld onder sub a en sub c wordt overschreden tot
een maximum van gemiddeld 40 uur per week, waardoor met die overschrijding corresponderende vrije tijd wordt
opgespaard die ofwel op een later tijdstip wordt opgenomen dan wel op een later tijdstip in salaris wordt uitbetaald;
f. voor de werknemer die jonger is dan 18 jaar zijn de navolgende leden 4 tot en met 6 niet van toepassing, maar
gelden de standaardbepalingen van de Arbeidstijdenwet.
Versie 6, februari 2011
75
ALGEMEEN GEDEELTE CAO
3.
De werknemer heeft ten minste 21 vrije weekeinden per jaar; tijdens deze vrije weekeinden mag geen
bereikbaarheidsdienst worden opgedragen. Op deze bepaling zijn twee uitzonderingsmogelijkheden:
– de werknemer die uitsluitend in weekeinden werkt, heeft ten minste 13 vrije zondagen per 52 weken;
– de overige werknemers kunnen er op verzoek van de werkgever voor kiezen om in plaats van ten minste 21 vrije
weekeinden, ten minste 13 vrije zondagen per 52 weken te hebben; de werknemer kan deze keus met een
opzegtermijn van twee maanden of twee periodes intrekken.
4. Indien de werknemer arbeid verricht in nachtdienst zoals gedefinieerd in de Arbeidstijdenwet (een dienst waarin de uren
tussen 00.00 uur en 06.00 uur geheel of gedeeltelijk zijn begrepen) gelden de volgende aanvullende regels:
a. de minimumrust na een nachtdienst die eindigt na 02.00 uur is 14 uur (1 . per periode van 7 . 24 uur in te korten tot
8 uur);
b. de minimumrust bedraagt 48 uur na een reeks van ten minste 3 en ten hoogste 6 achtereenvolgende nachtdiensten
indien deze eindigen voor of op 02.00 uur en in andere gevallen na een reeks van ten minste 3 en ten hoogste vijf
achtereenvolgende nachtdiensten;
c. de maximumarbeidstijd per nachtdienst bedraagt 9 uur;
d. de maximumarbeidstijd per 13 weken bedraagt gemiddeld 36 uur per week, dan wel maximaal gemiddeld 37 uur
per week indien artikel 10, lid 4 wordt toegepast; indien artikel 10, lid 3 van toepassing is, bedraagt de gemiddelde
arbeidsduur maximaal gemiddeld 40 uur per week;
e. het maximum aantal nachtdiensten bedraagt 28 per 13 weken en 52 per 13 weken indien de nachtdiensten voor of
op 02.00 uur eindigen.
5. Indien de werknemer arbeid verricht in overwerk gelden de volgende aanvullende regels:
– de werknemer werkt per dienst maximaal 12 uur, per week maximaal 54 uur en per periode van 13
achtereenvolgende weken maximaal gemiddeld 40 uur per week.
6.
Indien de werknemer zijn arbeid geheel of gedeeltelijk in nachtdienst verricht en bovendien overwerk verricht, bedraagt
de arbeidstijd per nachtdienst maximaal 10 uur en de totale arbeidstijd per 13 achtereenvolgende weken maximaal
gemiddeld 40 uur per week.
7.
De werkgever organiseert de arbeid zodanig dat indien de werknemer van 18 jaar of ouder meer dan 5,5 uur arbeid per
dienst verricht, deze arbeid wordt afgewisseld door een pauze van ten minste een halfuur aaneengesloten, welke pauze
mag worden gesplitst in twee pauzes. Voor de werknemer met een leeftijd beneden 18 jaar geldt hetzelfde, met dien
verstande dat als norm niet 5,5 uur, maar 4,5 uur van toepassing is.
8.
Bij de inrichting van de werktijden kan de werkgever per dag één breuk toepassen, tenzij de werknemer instemt met
meerdere breuken. Als breuk wordt beschouwd een onderbreking van het werk zonder dat de tussenliggende tijd
werktijd of een pauze is; bij toepassing van de mogelijkheid van een of meer breuken per dag, geldt dat de werknemer
per dag minimaal twee maal twee uur aaneengesloten wordt ingezet. Het minimum van twee uur geldt niet voorzover
de werkzaamheden (werk)overleg betreffen. De kosten, verbonden aan het na een breuk heen en weer reizen tussen
woon-en werkplaats worden aan de werknemer vergoed overeenkomstig de bepalingen van de Uitvoeringsregeling J
Reis-en verblijfkostenvergoeding.
9.
De beperkende bepalingen van lid 8 zijn niet van toepassing op werknemers die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend
werkzaamheden verrichten tijdens de avond (vanaf 20.00 uur), de nacht en de weekeinden.
10. Aan de werknemer die 55 jaar of ouder is mag tegen zijn wil geen overwerk, werk tijdens inconveniënte uren,
bereikbaarheidsdienst en slaapdienst worden opgedragen.
Artikel 14
Overwerk
1. Overwerk is de arbeid die de werknemer in opdracht van de werkgever verricht en waarmee de voor de werknemer
geldende gemiddelde arbeidsduur per week, gemeten over een tijdvak van 13 weken, wordt overschreden in verband
met een incidentele onvoorziene wijziging van omstandigheden of indien de aard van de arbeid incidenteel een
dergelijke afwijking noodzakelijk maakt.
2. De vergoeding voor overwerk wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van de Uitvoeringsregeling B Overwerk.
Artikel 15
Inconveniënte uren
1. Inconveniënte uren zijn de uren waarin de werknemer in opdracht van de werkgever arbeid verricht, indien deze uren
vallen:
– op maandag tot en met vrijdag vóór 07.00 uur en vanaf 20.00 uur;
– op zaterdag;
– op zondagen, alsook feest-en gedenkdagen als bedoeld in artikel 32, lid 5.
2. De vergoeding voor het verrichten van werkzaamheden gedurende inconveniënte uren wordt vastgesteld
overeenkomstig de bepalingen van de Uitvoeringsregeling C Toelage inconveniënte uren.
Artikel 16
Bereikbaarheidsdienst
1. Onder bereikbaarheidsdienst wordt verstaan dat de werknemer zich in opdracht van de werkgever gedurende bepaalde
uren in zijn vrije tijd bereikbaar dient te houden voor spoedopdrachten van onvoorziene aard.
2. De vergoeding voor bereikbaarheidsdienst wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van Uitvoeringsregeling D
Bereikbaarheidsdienst.
Artikel 17
Slaapdienst
1. Onder slaapdienst wordt verstaan het door de werknemer in opdracht van de werkgever ’s avonds en/of ’s nachts in de
nabijheid van de cliënt slapen met de bedoeling om in voorkomende acute situaties aanwezig te zijn om hulp te kunnen
Versie 6, februari 2011
76
ALGEMEEN GEDEELTE CAO
2.
bieden.
De door de werknemer in slaapdienst doorgebrachte tijd wordt voor 30% beschouwd als arbeidsduur in de zin van
artikel 1, sub i. De werknemer heeft over deze uren aanspraak op het salaris behorend bij de door hem beklede functie.
Artikel 18
Inrichting werktijden kraamverzorgenden
1. Voor de inrichting van werktijden van kraamverzorgenden bevat Uitvoeringsregeling F Wachtdienst
Kraamverzorgenden naast het gestelde in artikel 13, aanvullende bepalingen.
2. Voor kraamverzorgenden geldt naast de randvoorwaarden bij de inrichting van werktijden als gesteld in artikel 13 dat
bij de inrichting van de werktijden, rekening houdend met de voor de kraamzorg geldende afwijkingsmogelijkheid van
artikel 5:3, lid 2 van de Arbeidstijdenwet, de volgende patronen voor de wekelijkse onafgebroken rust kunnen worden
toegepast:
– in een aaneengesloten tijdruimte van 11 maal 24 uur een onafgebroken rust van tenminste 72 uur;
– ofwel een onafgebroken rust volgens de normen van artikel 5:3 van de Arbeidstijdenwet.
Tijdens de op grond hiervan geldende periodes van onafgebroken rust mag geen wachtdienst worden opgedragen. De
werkgever kan gebruikmaken van de in dit lid genoemde afwijkingsvariant van de Arbeidstijdenwet mits hij voor die
toepassingsmogelijkheid de instemmingsprocedure heeft gevolgd, die is opgenomen in artikel 27 van de Wet op de
ondernemingsraden.
3. Werkgever kan in overleg met de ondernemingsraad voor werknemers die uitsluitend in partusdiensten werken,
afspraken maken die afwijkend zijn van de in Uitvoeringsregeling F gestelde bepalingen.
Artikel 19 tot en met artikel 21 (Gereserveerd)
Hoofdstuk IV
Salariëring
Artikel 22
Functiewaardering
1. De functie van de werknemer wordt op basis van de toepassing van het actuele computerondersteunde systeem FWG©,
ingedeeld in een van de volgende functiegroepen: 5, 10, 15, 20, 25, 30, 35, 40, 45, 50, 55, 60, 65, 70, 75, 80.
2. De wijze van (her)indelen van de functie van een werknemer en de daarbij te volgen procedure zijn vastgelegd in
Uitvoeringsregeling E Functiewaardering Gezondheidszorg (FWG).
3. Het in lid 1 gestelde geldt niet:
a. voor de leerling-werknemer als genoemd in Uitvoeringsregeling A Salariëring hoofdstuk IV Leerlingsalarissen;
b. voor de werknemer die werkzaam is op basis van gesubsidieerde arbeid;
c. indien en zolang ingevolge artikel 7 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet REA) ontheffing is
verkregen.
Artikel 23
Salaris
1. Het salaris van de werknemer wordt vastgesteld volgens Uitvoeringsregeling A Salariëring.
2. De werkgever deelt zo spoedig mogelijk gespecificeerd en schriftelijk een wijziging in het salaris van de werknemer
mee.
3. De werknemer dient uiterlijk twee dagen voor het einde van de kalendermaand of salarisperiode over zijn salaris en
uiterlijk in de maand of periode volgend op het ontstaan van een aanspraak op een toeslag op het salaris, hierover te
kunnen beschikken.
4. De inval-/oproepkracht waarmee een nul-urencontract is overeengekomen, heeft, na verloop van de eerste zes maanden
van een dergelijk contract, geen recht op loondoorbetaling tijdens de perioden waarin hij door de werkgever niet is
opgeroepen om werkzaamheden te verrichten, zulks conform het bepaalde in artikel 7:628, lid 7, van het Burgerlijk
Wetboek. Recht op loondoorbetaling bestaat evenmin in het geval van een minmaxcontract, waarbij het eventueel
bovenminimale aantal te werken uren naar analogie van een nul-urencontract wordt toegepast en de werknemer niet is
opgeroepen om tijdens de bovenminimale uren werkzaamheden te verrichten. Indien zich voorafgaand aan of tijdens
een periode waarvoor de werknemer al is opgeroepen een buiten de werknemer gelegen onvoorziene omstandigheid
voordoet, waardoor de werknemer geen werkzaamheden kan verrichten, is de hiervoor bedoelde uitsluiting van
loondoorbetaling niet van toepassing. Deze bepaling laat onverlet hetgeen ter zake voor de eerste zes maanden van de
arbeidsovereenkomst al dan niet is bepaald in de individuele arbeidsovereenkomst, zulks conform het bepaalde in
artikel 7:628, lid 5, van het Burgerlijk Wetboek.
5. Geen salaris is verschuldigd over de tijd, gedurende welke de werknemer in strijd met zijn verplichtingen opzettelijk
nalaat zijn werkzaamheden te verrichten. Dit wordt de werknemer schriftelijk en gemotiveerd medegedeeld.
6.
In afwijking van lid 3 kan aan de werknemer met wie een arbeidsovereenkomst is aangegaan voor een wisselend aantal
uren per week een voorschot worden betaald dat ten minste 75% beloopt van het te verwachten salaris.
Artikel 24
(Gereserveerd)
Artikel 25
Structurele eindejaarsuitkering
1. De werknemer heeft recht op een eindejaarsuitkering ter hoogte van 1,5%. De eindejaarsuitkering bedraagt met ingang
van 1 januari 2009 3%.
2. De berekeningsgrondslag voor de in lid 1 genoemde eindejaarsuitkering is het door de werknemer over de maanden
januari tot en met december, dan wel periode 1 tot en met 13, feitelijk verdiende totale brutosalaris, vermeerderd met de
Versie 6, februari 2011
77
ALGEMEEN GEDEELTE CAO
3.
4.
over dit tijdvak opgebouwde vakantietoeslag, exclusief alle overige toeslagen.
De in lid 1 genoemde eindejaarsuitkering wordt in beginsel in december van dat jaar dan wel in januari van het
daaropvolgende jaar uitbetaald, dan wel zoveel eerder als het dienstverband tussen werkgever en werknemer eindigt.
De werknemer heeft de mogelijkheid om de in lid 1 genoemde eindejaarsuitkering te verlagen met 1,5 %, onder
gelijktijdige opbouw van 25 verlofuren. Bij de werknemer die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar in dienst is
of geen volledig dienstverband heeft of op wie artikel 10 lid 3 en/of lid 4 wordt toegepast, geldt dit aantal verlofuren
naar rato. Organisaties die deze regeling reeds in 2008 hebben ingevoerd, kunnen dit handhaven tenzij de werknemer
hier bezwaar tegen heeft.
Artikel 26 tot en met artikel 29 (Gereserveerd)
Artikel 30
Waarneming hoger gesalarieerde functie
1. De werknemer, met wie is overeengekomen dat hij tijdelijk een hoger bezoldigde functie van een andere werknemer
geheel of nagenoeg geheel waarneemt, anders dan bij verlof wegens vakantie, ontvangt op het tijdstip dat de
waarneming 30 dagen heeft geduurd met terugwerkende kracht tot het tijdstip waarop de waarneming aanving een
toelage tot het bedrag van het salaris dat hij zou ontvangen wanneer hij in de nieuwe functie zou zijn ingeschaald.
2. Maximaal 2 werknemers kunnen met de waarneming, als bedoeld in lid 1 worden belast. De toelage wordt alsdan voor
elke werknemer berekend naar evenredigheid van het gedeelte van de waarneming dat elk van beiden verricht.
Artikel 30a
Arbeidsmarkttoeslagen
Indien voor een of meer specifieke functie(s) sprake is van een arbeidsmarktknelpunt, kan aan de werknemer een tijdelijke
toeslag worden toegekend ter grootte van maximaal 10% van het voor de werknemer geldende salaris.
Artikel 30b
Beloningsaccenten in verband met functioneren
Werkgever en ondernemingsraad kunnen afspraken maken over een binnen de instelling te hanteren systematiek van
tijdelijke positieve beloningsaccenten in verband met het functioneren van werknemers. De toepassing daarvan is gekoppeld
aan een systeem van personeelsbeoordeling, als bedoeld in artikel 61.
Hoofdstuk V
Vakantie, verlof en vakantietoeslag
Artikel 31
(Gereserveerd)
Artikel 32
(Vakantie)verlof
1.
De werknemer heeft per kalenderjaar bij een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week, en afhankelijk van de leeftijd
die de werknemer in het betreffende kalenderjaar bereikt, recht op het navolgende aantal uren (vakantie)verlof met
behoud van salaris:
Leeftijd
Aantal uren
18 jaar
19 jaar
20 jaar
21 tot en met 29 jaar
30 tot en met 39 jaar
40 tot en met 44 jaar
45 tot en met 49 jaar
50 tot en met 54 jaar
55 tot en met 64 jaar
246 uren
238 uren
231 uren
224 uren
231 uren
238 uren
246 uren
253 uren
317 uren
2.
3.
4.
De werknemer die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar in dienst is, geen volledig dienstverband heeft of op wie
artikel 10, lid 3 en/of lid 4 wordt toegepast, heeft naar evenredigheid aanspraak op uren (vakantie)verlof. Het aantal
uren (vakantie)verlof wordt naar boven afgerond op halve of hele uren.
De tijdstippen van aanvang en einde van een vakantie dienen door de werkgever tijdig in overleg met de werknemer te
worden bepaald. De werkgever zal de werknemer op zijn verzoek in de gelegenheid stellen om 15 aaneengesloten
werkdagen vakantie op te nemen met inbegrip van vier weekeinden. Bij vakanties die korter duren dan 15
aaneengesloten werkdagen stelt de werkgever de werknemer op diens verzoek in de gelegenheid om ten minste 9 dagen
achtereen, inclusief twee weekeinden, afwezig te zijn.
Het (vakantie)verlof is mede bedoeld voor situaties waarin de werknemer verlof wenst op te nemen in verband met
bijzondere persoonlijke omstandigheden voor de eerste- en tweedegraads bloedverwanten dan wel het kunnen voldoen
aan wettelijke verplichtingen, en treedt aldus in de plaats van dergelijke rechten op basis van het Burgerlijk Wetboek.
De verklaring van eerste- en tweedegraads bloedverwanten wordt benoemd in Hoofdstuk I Algemene Bepalingen,
Definities artikel 1.l. Onder bijzondere persoonlijke omstandigheden worden in elk geval begrepen: huwelijk, registratie
van partnerschap, verhuizing, de bevalling van de echtgenote van de werknemer of zijn geregistreerde partner, adoptie,
huwelijksjubilea. De werkgever is verplicht om in situaties waarin het door de aard van de persoonlijke gebeurtenis niet
mogelijk is om het (vakantie)verlof tijdig in overleg vast te stellen, de werknemer in de gelegenheid te stellen om toch
(vakantie)verlof op te nemen, in een op de persoonlijke gebeurtenis afgestemde redelijke omvang.
Versie 6, februari 2011
78
ALGEMEEN GEDEELTE CAO
5.
6.
7.
8.
Het (vakantie)verlof is voorts mede bedoeld voor verlof op feest-en gedenkdagen, te weten Nieuwjaarsdag, Eerste en
Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, Eerste en Tweede Pinksterdag, Eerste en Tweede Kerstdag, Koninginnedag, 5 mei
en andere als zodanig door de Rijksoverheid erkende nationale feest-en gedenkdagen. De werknemer kan ervoor kiezen
om in plaats van genoemde dagen verlof op te nemen op andere bij de godsdienst of de levensbeschouwing van de
werknemer passende dagen. Dit lid laat de mogelijkheid onverlet, dat uit de aard van de werkzaamheden kan
voortvloeien, dat het onmogelijk is dat de werknemer op genoemde dagen verlof opneemt, echter met inachtneming van
artikel 12, lid 4. De werknemer die in een vast patroon gedurende (maximaal) drie dagen per week werkt en die in ieder
geval op maandag en/of donderdag werkzaam is en waarbij deze werkdag(en) samenvalt (samenvallen) met een feest-of
gedenkdag, heeft het recht om in de gelegenheid gesteld te worden om op (een) andere dag(en) zijn werkzaamheden te
verrichten. Op deze wijze wordt het opnemen van verlofuren voor de betreffende feest-of gedenkdag voorkomen.
Werkgever en werknemer kunnen overeenkomen dat de werknemer, met inachtneming van hetgeen de
vakantiewetgeving en fiscale wetgeving mogelijk maakt, (vakantie)verlof spaart, dan wel dat deze rechten worden
omgezet in loonbetaling. Daarbij kunnen tevens worden betrokken de spaaruren die voortvloeien uit de toepassing van
artikel 13, lid 2, sub e.
De werknemer die gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, behoudt recht op opbouw van (vakantie)verlof als ware hij volledig
arbeidsgeschikt. Bij opname van verlof gedurende een periode van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, wordt het
opgenomen verlof verrekend, als ware de werknemer volledig arbeidsgeschikt.
Voor rouwverlof betreffende de eerste en tweede graads bloedverwanten wordt de Wet arbeid en zorg (Wazo) gevolgd.
Artikel 33
Zwangerschaps- en bevallingsverlof
1. De werknemer heeft in verband met haar bevalling recht op zwangerschaps- en bevallingsverlof. De bepalingen zoals
gesteld in de Wet arbeid en zorg, hoofdstuk 3, zijn onverkort van toepassing, tenzij in de navolgende leden anders
wordt vermeld.
2. De werkgever betaalt het laatstgenoten brutosalaris door aan de werknemer die de bedongen arbeid wegens het verlof
als genoemd in lid 1 niet verricht gedurende de periode waarop zij op grond van de Wet arbeid en zorg recht op dit
verlof heeft en wel zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt. De uitkering voortkomende uit de aanspraak die de
werknemer in het kader van dit verlof krachtens de Wet arbeid en zorg heeft, wordt op deze betaling in mindering
gebracht.
3. Onder brutosalaris wordt verstaan de som van:
a. het bruto maand-of periodesalaris, dat de werknemer geniet op het moment, dat het verlof als bedoeld in het eerste
lid zich voordoet,
b. overige loonbestanddelen, die als loon worden aangemerkt in de van toepassing zijnde dagloonregelingen van de
werknemersverzekeringen. De hoogte van de genoemde bestanddelen wordt op maandbasis gemeten over de
periode van 3 maanden, voorafgaand aan de maand waarin het verlof aanvangt.
4. Voor werknemers met een min-maxcontract, zijnde een arbeidsovereenkomst waarbinnen een minimum gemiddelde
arbeidsduur per week is afgesproken met de mogelijkheid om deze arbeidsduur daarboven in overleg tussen werkgever
en werknemer te varie¨ren tot een vooraf afgesproken maximum, dan wel andere afspraken tussen werkgever en
werknemer op grond waarvan naast een vast minimum aantal arbeidsuren de mogelijkheid bestaat om op oproepbasis
daarboven meer uren te werken, geldt in afwijking van hetgeen is gesteld in lid 3, sub a, voor de vaststelling van het
nettosalaris: het bruto maand-of periodesalaris, vastgesteld als gemiddelde over de 3 maanden of 3 periodes,
voorafgaand aan de dag waarop het verlof aanvangt.
5. Bijstelling van het in lid 3 en 4 bedoelde salaris vindt plaats conform hetgeen gesteld is in artikel 36 lid 6.
6.
Indien de werknemer nalaat een aanspraak op een uitkering krachtens de Wet arbeid en zorg te effectueren dan vindt de
aanvulling tot het laatstgenoten salaris plaats als ware de aanspraak wel geëffectueerd. Indien het recht op voornoemde
uitkering vervalt, vervalt gelijktijdig het recht op doorbetaling.
Artikel 33a
Calamiteiten-en zorgverlof
1. Bij zodanige ziekte in het gezin dat de werknemer regelingen moet treffen om de zorg te regelen heeft de werknemer
recht op calamiteitenverlof met behoud van salaris.
2.
De omvang van dit verlof bedraagt – achteraf vast te stellen – de benodigde tijd met een maximum van 24 uur per
kalenderjaar.
3. De werknemer brengt de werkgever zo spoedig mogelijk van de calamiteit op de hoogte, daarbij aangevend een
indicatie van de benodigde tijd.
4. De werkgever kan verder verlof toekennen voor een beperkte, per geval door hem vast te stellen tijdsduur, bijvoorbeeld
bij ernstige ziekte van personen, die aan de zorg van de werknemer zijn toevertrouwd.
Artikel 33b
Pensioenpremie PGGM gedurende wettelijk ouderschapsverlof
Gedurende de periode dat de werknemer gebruikmaakt van het wettelijk recht op ouderschapsverlof, draagt de werkgever
zorg voor voortzetting van de totale pensioenpremieafdracht aan het PGGM op basis van het salaris zoals dat gold direct
voorafgaand aan het ouderschapsverlof, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
–
de werknemer betaalt aan de werkgever het ingevolge artikel 79a van deze CAO te berekenen werknemersdeel van deze
premie;
–
de werknemer verklaart voorafgaand aan het ouderschapsverlof om na afloop van het ouderschapsverlof in dienst van
de werkgever te blijven.
Versie 6, februari 2011
79
ALGEMEEN GEDEELTE CAO
Artikel 34
Vakantietoeslag
1. De werknemer heeft recht op een vakantietoeslag voor iedere maand of ieder deel van een maand waarin hij salaris dan
wel een uitkering krachtens artikel 33 dan wel artikel 36 heeft genoten.
2. Tenzij in de volgende leden anders is bepaald, bedraagt de vakantietoeslag per kalendermaand 8% van het bedrag dat de
betrokken werknemer in die maand aan salaris of uitkering als bedoeld in lid 1 heeft genoten.
3. De vakantietoeslag bedraagt voor de werknemer van 21 jaar of ouder met een volledig dienstverband minimaal € 114,97
per maand. Dit bedrag wordt naar evenredigheid verminderd indien de werknemer slechts een deel van de periode
waarover vakantietoeslag wordt berekend in dienst is geweest dan wel in die periode of een deel daarvan in deeltijd
heeft gewerkt. Het in dit lid bedoelde minimumbedrag wordt niet toegepast op de werknemer die bij de instelling
werkzaam is op basis van gesubsidieerde arbeid.
4. De vakantietoeslag wordt eenmaal per jaar berekend over het tijdvak van twaalf maanden dan wel 13 periodes,
aanvangende met de maand juni dan wel de zesde periode van het voorafgaande kalenderjaar. De uitbetaling van de
vakantietoeslag vindt ten hoogste tweemaal per jaar plaats, doch in elk geval uiterlijk met de salarisbetaling over de
maand mei dan wel periode 5 van het desbetreffende jaar. Bij ontslag of indiensttreding vóór afloop respectievelijk na
het beginnen van de periode waarover vakantietoeslag wordt uitbetaald, vindt uitbetaling plaats over het gedeelte van de
periode dat de werknemer in dienst was.
Hoofdstuk VI
Voorzieningen bij arbeidsongeschiktheid
Loondoorbetaling bij arbeidsongeschiktheid
Artikel 36
Vakantietoeslag
1. a. De werkgever betaalt het laatstgenoten brutosalaris door aan de werknemer die de bedongen arbeid geheel dan wel
gedeeltelijk niet heeft verricht omdat hij daartoe door ziekte/arbeidsongeschiktheid verhinderd was en wel zolang
de arbeidsovereenkomst voortduurt voor de termijn van in totaal 52 weken.
b. Indien na deze termijn nog sprake is van ziekte/arbeidsongeschiktheid betaalt de werkgever en wel zolang de
arbeidsovereenkomst voortduurt voor de termijn van in totaal 52 weken 70% van het laatstgenoten brutosalaris
door, doch ten minste het voor de werknemer geldende wettelijk minimum(jeugd)loon.
c. Voor de werknemer die gedurende de onder b van dit lid bedoelde termijn, dit in het kader van een tussen
werkgever en werknemer afgesproken plan van aanpak
– arbeid verricht ten behoeve van zijn reïntegratie bij de werkgever of een derde
en/of
– overige reïntegratieactiviteiten uitvoert bedraagt de loondoorbetaling 100% van het laatstgenoten brutosalaris
voor de uren gemoeid met die arbeid ofwel die activiteiten, met een maximum van de oorspronkelijke
overeengekomen arbeidsduur.
d. Voor de toepassing van het in dit lid onder sub a en b gestelde worden periodes, waarin de werknemer wegens de
daar genoemde redenen verhinderd was, samengeteld indien zij elkaar opvolgen met een onderbreking van minder
dan vier weken. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:629, lid 10 BW worden ziekteperiodes die worden
onderbroken door zwangerschaps-en/of bevallingsverlof ingevolge artikel 3:1 lid 2 en 3 Wet Arbeid en Zorg, alleen
samengeteld wanneer de ziekte geacht wordt voort te komen uit dezelfde oorzaak.
e. Ten aanzien van de werknemer wiens eerste dag van ziekte/arbeidsongeschiktheid ligt voor 1 januari 2004 blijft
artikel 36 van toepassing (en in aanvulling hierop – indien van toepassing – artikel 92) zoals dat van kracht was op
31 december 2003. Voor toepassing van het voorgaande worden perioden van ziekte/arbeidsongeschiktheid geacht
een zelfde niet onderbroken periode van ziekte/arbeidsongeschiktheid te vormen, indien deze elkaar met een
onderbreking van minder dan vier weken opvolgen. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:629, lid 10 BW
worden ziekteperiodes die worden onderbroken door zwangerschaps-en/of bevallingsverlof ingevolge artikel 3:1 lid
2 en 3 Wet arbeid en zorg, alleen samengeteld wanneer de ziekte geacht wordt voort te komen uit dezelfde oorzaak.
2. Op de loondoorbetaling als bedoeld in het eerste lid komt in mindering:
a. De aanspraak die de werknemer, als gevolg van de in lid 1 genoemde omstandigheden, kan maken op een uitkering
op grond van of krachtens een bij wet geldende verzekering of op grond van een arbeidsongeschiktheidspensioen
ingevolge een pensioenregeling, of een samenloop daarvan.
b. De inkomsten, door de werknemer in of buiten dienstbetrekking genoten voor werkzaamheden die hij heeft
verricht gedurende de tijd dat hij, zo hij daartoe niet verhinderd was geweest, de bedongen arbeid had kunnen
verrichten.
3. Indien de werknemer nalaat een aanspraak op een uitkering krachtens de in lid 2, onder a bedoelde wetten of
voorzieningen te effectueren, dan vindt vermindering van de loondoorbetaling plaats als ware deze aanspraak wel
geëffectueerd.
4. Onder brutosalaris wordt verstaan de som van:
a. het bruto maand- of periodesalaris, dat de werknemer geniet op het moment, dat de verhindering als bedoeld in het
eerste lid zich voordoet,
b. overige loonbestanddelen, die als loon worden aangemerkt in de van toepassing zijnde dagloonregelingen van de
werknemersverzekeringen. De hoogte van de genoemde bestanddelen wordt op maandbasis gemeten over de
periode van 3 maanden, voorafgaand aan de maand waarin de verhindering als bedoeld in het eerste lid zich
voordoet.
Versie 6, februari 2011
80
ALGEMEEN GEDEELTE CAO
5.
Voor werknemers met een min-maxcontract, zijnde een arbeidsovereenkomst waar binnen een minimum gemiddelde
arbeidsduur per week is afgesproken met de mogelijkheid om deze arbeidsduur daarboven in overleg tussen werkgever
en werknemer te variëren tot een vooraf afgesproken maximum, dan wel andere afspraken tussen werkgever en
werknemer op grond waarvan naast een vast minimum aantal arbeidsuren de mogelijkheid bestaat om op oproepbasis
daarboven meer uren te werken, geldt in afwijking van lid 4 sub a het navolgende, voor zover het salaris moet worden
bepaald over een tijdvak dat werkgever en werknemer nog geen afspraak hebben gemaakt over de toepassing van het
variabele gedeelte: het bruto maand- of periodesalaris, vastgesteld als gemiddelde over de 3 maanden of 3 periodes,
voorafgaand aan de maand of de periode waarin deze vaststelling plaatsvindt.
6. Bijstelling van het in lid 1 en 4 bedoelde brutosalaris vindt plaats, indien het bruto maand-of periodesalaris wijziging
ondergaat ten gevolge van:
a. toekenning van een periodieke verhoging gedurende de eerste 52 weken van ziekte;
b. aanpassing van het bruto maand- of periodesalaris aan de loonontwikkelingen van deze CAO;
c. tussen werkgever en werknemer gemaakte afspraken met betrekking tot een wijziging in de arbeidsduur; voor
werknemers met een minmaxcontract worden hieronder tevens verstaan gemaakte afspraken over toepassing van
het variabel gedeelte van de arbeidsduur.
7. a. De werkgever is bevoegd om de betaling als bedoeld in het eerste lid op te schorten voor de tijd, gedurende welke
de werknemer de verplichtingen ingevolge artikel 35 niet is nagekomen of zich niet houdt aan andere door de
werkgever schriftelijk gegeven redelijke voorschriften omtrent het verstrekken van inlichtingen die de werkgever
behoeft om het recht op loon vast te stellen.
b. De werkgever kan slechts tot opschorting van de loondoorbetaling overgaan wanneer hij de werknemer daarvan
kennis heeft gegeven binnen een redelijke termijn.
8. Het recht op de loondoorbetaling als bedoeld in lid 1 vervalt:
a. indien de werknemer zonder voldoende gronden:
– nalaat zich onder geneeskundige behandeling te (blijven) stellen;
– nalaat de daarbij gegeven voorschriften tot zijn herstel op te volgen;
– zich schuldig maakt aan gedragingen die zijn genezing belemmeren;
b. indien de ziekte of arbeidsongeschiktheid opzettelijk door de werknemer is veroorzaakt;
c. indien de verhindering het gevolg is van een gebrek waarover de werknemer bij het aangaan van de
arbeidsovereenkomst de werkgever opzettelijk onjuiste inlichtingen heeft gegeven;
d. indien de aanspraak van de werknemer op een uitkering ingevolge de in lid 2 sub a genoemde wetten vervalt, tenzij
de oorzaak bij de werkgever ligt;
e. indien de werknemer weigert om passend werk bij de werkgever of een derde te verrichten, terwijl hij daartoe op
medische gronden wel in staat is.
Het recht op loondoorbetaling vervalt slechts wanneer de werkgever de werknemer daarvan kennis heeft gegeven
binnen een redelijke termijn.
9. Indien een uitkering ingevolge de in lid 2 sub a genoemde wetten en regelingen in een der gevallen, bedoeld in lid 8,
sub a tot en met sub c en sub e gedeeltelijk door de uitvoeringsinstelling wordt geweigerd, wordt de loondoorbetaling
naar evenredigheid verminderd.
10. Indien de werknemer uit hoofde van de ziekte of arbeidsongeschiktheid een vordering tot schadevergoeding vanwege
loonderving tegenover derden kan doen gelden heeft de werknemer slechts recht op de loondoorbetaling, in dit artikel
bedoeld, als de werknemer de rechten jegens genoemde derden tot het bedrag van deze loondoorbetaling cedeert aan de
werkgever.
Artikel 37
(Gereserveerd)
Artikel 37a
Nadere arbeidsvoorwaardelijke afspraken rond ziekteverzuim
1. Als onderdeel van een beleidsplan voor de bestrijding van ziekteverzuim kan de werkgever met instemming van de
ondernemingsraad een samenhangend stelsel van positieve en negatieve arbeidsvoorwaardelijke prikkels invoeren.
2. Bij de toepassing van het eerste lid kan zowel in gunstige als in ongunstige zin van de bepalingen van deze CAO
worden afgeweken.
Artikel 38
(Gereserveerd)
Hoofdstuk VI A Scholing/opleiding en kinderopvang
Artikel 38a
1.
2.
Algemeen
Dit artikel en het volgende artikel 38b gaan in op tussen werkgever en ondernemingsraad te maken afspraken over de
besteding van een deel van de loonsom van de instelling aan maatregelen, gericht op scholing en opleiding en overige
maatregelen die ondersteuning bieden aan werving en behoud van personeel. Dit neemt niet weg dat ook overige
onderdelen van de CAO en instrumenten buiten CAO-kaders kunnen bijdragen aan de verbetering van de
arbeidsmarktpositie.
Onder loonsom wordt verstaan het totaal van alle verloonde bedragen waarover loonbelasting en premies
volksverzekeringen moeten worden afgedragen.
Artikel 38b
Scholing en opleiding
Versie 6, februari 2011
81
ALGEMEEN GEDEELTE CAO
1.
2.
3.
De werkgever stelt jaarlijks in overleg met de ondernemingsraad een scholings-en opleidingsplan vast, waarin afspraken
zijn opgenomen gericht op opleiding ten behoeve van instroom van nieuwe werknemers, alsook afspraken in het kader
van opleiding en (bij)scholing van reeds in dienst zijnde werknemers.
De kosten van het in het eerste lid bedoelde plan beslaan minimaal 3% van de loonsom van de instelling. Dit budget is
gericht op alle kosten van opleiding en scholing. Het genoemde percentage is exclusief bijdragen die de werkgever
ontvangt vanuit het Sectorfonds Zorg en vanuit de zogenoemde Meerjarenafspraken tussen de sector thuiszorg en de
overheid.
CAO-partijen bevelen aan om bij de opstelling van het in lid 1 bedoelde plan, naast aandacht voor de instellingsdoelen
van scholing en opleiding, tevens een of meer van de navolgende thema’s te betrekken:
– een keuze voor opleidingsbudgetten per afdeling of team;
– de wijze waarop binnen de instelling vorm wordt gegeven aan stagebeleid;
– de aanpak van praktijk-en werkbegeleiding, met inachtneming van hetgeen voortvloeit uit de ‘Regeling voor de
erkenning van leerbedrijven die beroepspraktijkvorming verzorgen in de sectoren gezondheidszorg,
dienstverlening, welzijn en sport’, zoals deze luidt per 1 januari 2001, vastgesteld door de Stichting CalibrisLandelijk Orgaan van het Beroepsonderwijs Gezondheidszorg, Dienstverlening, Welzijn en Sport;
– de samenhang tussen de aanwending van het budget van minimaal 3% en de middelen die voortkomen uit de in lid
2 genoemde twee externe financieringsbronnen.
Hoofdstuk VI B Leerlingen en stagiaires
Artikel 38d
Algemeen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a.
leerling-werknemer: de werknemer met een leerarbeidsovereenkomst die – anders dan in vervolg op een reeds lopende
arbeidsovereenkomst bij dezelfde werkgever – een mbo-of een hbo-opleiding volgt ingevolge het OCenWopleidingsstelsel (beroepsbegeleidende leerweg).
b.
leerling-werknemer verkorte opleiding kraamverzorgende: de werknemer met een leerarbeidsovereenkomst die – anders
dan in vervolg op een reeds lopende arbeidsovereenkomst bij dezelfde werkgever – een zogenoemde verkorte opleiding
tot kraamverzorgende volgt, waarvan de eindtermen door partijen zijn afgeleid van de voor kraamverzorgenden
relevante eindtermen uit het opleidingsstelsel verpleging en verzorging.
c.
stagiaire: een leerling/student die een mbo-of een hbo-opleiding volgt ingevolge het OCenW-opleidingsstelsel
(beroepsopleidende leerweg).
Artikel 38e
Leerling-werknemer
1. Op de leerling-werknemer zijn naast dan wel in afwijking van de overige onderdelen van deze CAO de in dit artikel
opgenomen specifieke bepalingen van toepassing.
2. De maximale arbeidsduur is gemiddeld 36 uur per week, waarvan gemiddeld maximaal 4 uur binnenschoolse lestijd
wordt beschouwd als arbeidsduur en waarover aldus het salaris wordt doorbetaald.
3. Bij een afgesproken arbeidsduur van minder dan gemiddeld 36 uur per week, wordt lid 2 naar rato van de omvang van
het dienstverband toegepast.
4. Het salaris van de leerling-werknemer wordt vastgesteld volgens hoofdstuk IV van Uitvoeringsregeling A Salariëring.
5. Werkgever en leerling-werknemer komen een terugbetalingsregeling overeen van door de werkgever aan de leerlingwerknemer in het kader van de opleiding verschafte kostenvergoedingen, bijvoorbeeld inzake cursus-en lesgelden,
examen-en diplomeringskosten en studiemateriaal, voor het geval de leerarbeidsovereenkomst gedurende de
opleidingsperiode wordt beëindigd door omstandigheden die aan de werknemer te wijten zijn. Op deze situaties is de in
artikel 8, lid 3 bedoelde geschillenregeling van toepassing.
Artikel 38f
Leerling-werknemer verkorte opleiding kraamverzorgende
1. Op de leerling-werknemer die een verkorte opleiding tot kraamverzorgende volgt zijn naast dan wel in afwijking van de
overige onderdelen van deze CAO de in dit artikel opgenomen specifieke bepalingen van toepassing.
2. De minimumleeftijd bij aanvang van de leerarbeidsovereenkomst is 21 jaar.
3. De leerarbeidsovereenkomst bevat de verplichting van de werkgever om de leerling-werknemer na het behalen van het
certificaat van de opleiding een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan te bieden voor de functie van
kraamverzorgende. Andersom wordt de verplichting van de werknemer vastgelegd om na het behalen van het certificaat
van de opleiding in te gaan op een aanbod van de werkgever voor een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in de
functie van kraamverzorgende.
4. Als uitgangspunt geldt dat een arbeidsduur van gemiddeld 32 uur per week wordt afgesproken. Daarbij wordt de
opleidingstijd, zijnde de op school doorgebrachte tijd, gerekend tot de arbeidsduur. Werkgever en leerling-werknemer
kunnen in overleg afwijken van het uitgangspunt van de gemiddelde 32-urige arbeidsduur.
5. Het salaris van de leerling-werknemer gedurende de opleiding wordt vastgesteld volgens hoofdstuk IV van
Uitvoeringsregeling A Salariëring.
6. Na het behalen van het certificaat van de opleiding wordt de werknemer bij totstandkoming van de
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ingeschaald in de bij de functie kraamverzorgende behorende salarisschaal.
Inschaling geschiedt in beginsel in aanloopperiodiek 1, met dien verstande, dat de werkgever op basis van artikel 2, lid
4 dan wel artikel 4 van de Uitvoeringsregeling A inschaling op een hoger volgnummer kan toepassen.
7. De werkgever heeft de inspanningsverplichting om de werknemer die de verkorte opleiding met goed gevolg heeft
afgerond en met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bij hem in dienst blijft, met inachtneming van
Versie 6, februari 2011
82
ALGEMEEN GEDEELTE CAO
8.
studiefaciliteiten op basis van artikel 75 in de gelegenheid te stellen de brede opleiding tot verzorgende (de mboopleiding Verzorging) volgens het opleidingsstelsel verpleging en verzorging te volgen.
a. Indien de werknemer op eigen verzoek of wegens aan hemzelf te wijten feiten of omstandigheden ontslag wordt
verleend binnen een termijn van drie jaar sedert de datum waarop de studie met goed gevolg is afgesloten, dient hij
de door de werkgever gemaakte kosten voor cursus-en lesgelden, de examen-en certificaatkosten, alsmede de
aanschaffingskosten van het verplicht gestelde studiemateriaal terug te betalen en wel als volgt: voor elke maand
die ontbreekt aan de termijn van drie jaar tot 1/36 gedeelte van het bedrag van de genoemde kosten. Deze
verplichting is uitsluitend van toepassing op de werknemer die voor 1 september 2002 is gestart met het volgen van
de verkorte opleiding tot kraamverzorgende en geldt niet indien het ontslag aansluitend wordt gevolgd door een
nieuwe arbeidsovereenkomst met een werkgever die onder de werkingssfeer van deze CAO valt.
b. Werkgever en leerling-werknemer komen een terugbetalingsregeling overeen van door de werkgever aan de
leerling-werknemer in het kader van de opleiding verschafte kostenvergoedingen, bijvoorbeeld inzake cursus-en
lesgelden, examen-en diplomeringskosten en studiemateriaal, voor het geval de leerarbeidsovereenkomst
gedurende de opleidingsperiode wordt beëindigd door omstandigheden die aan de werknemer te wijten zijn. Deze
bepaling is niet van toepassing voor die leerling-werknemer die voor 1 september 2002 is gestart met het volgen
van de verkorte opleiding tot kraamverzorgende. Voor hen geldt hetgeen onder sub a is gesteld.
Artikel 38g
Stagiaire
Partijen bevelen aan dat de werkgever in overleg met de ondernemingsraad een vergoedingsregeling vaststelt voor stagiaires
die bij de instelling een stage volgen in het kader van de zogenoemde beroepsopleidende leerweg (BOL).
Hoofdstuk VII Algemene verplichtingen werknemer
Artikel 39
Algemeen
1. De werknemer kan binnen redelijke grenzen en voor zover het belang van het werk of de instelling zulks vordert, na
overleg worden verplicht voor een zo kort mogelijke periode met een maximum van drie maanden tot:
a. het verrichten van andere werkzaamheden, welke in redelijke mate aansluiten bij zijn functie;
b. wijzigingen in de regeling van zijn arbeidsduur en werktijden;
c. wijzigingen in de plaats van tewerkstelling en/of het werkgebied.
Artikel 40
Aanstellingskeuring
De werkgever kan de werknemer verplichten om zich vóór het aangaan van de arbeidsovereenkomst te onderwerpen aan een
aanstellingskeuring, indien de uitoefening van de van toepassing zijnde functie een aanwijsbaar risico oplevert voor de
gezondheid en de veiligheid van de aankomende werknemer en/of van derden. De kosten van een aanstellingskeuring komen
ten laste van de werkgever. Onder kosten worden tevens de reis-en verblijfkosten van de werknemer verstaan. Deze worden
vergoed overeenkomstig Uitvoeringsregeling J Reis-en verblijfkostenvergoeding.
Artikel 41
Verhuizing
1. De werkgever kan de werknemer verplichten om in of nabij de plaats van tewerkstelling te wonen indien de reiskosten
van het dagelijks reizen tussen de woning en het gebouw waarin gewoonlijk de werkzaamheden worden verricht hoger
zijn dan het bedrag, genoemd in artikel 1 van de Uitvoeringsregeling I Verhuiskostenvergoeding.
2. Indien een werkgebied als bedoeld in artikel 1, sub k of een ander werkgebied wordt aangewezen, is de werknemer
verplicht in dat werkgebied te wonen.
3. De werkgever kan de werknemer al dan niet op eigen verzoek schriftelijk ontheffing verlenen van de in lid 1 en 2
genoemde verplichting.
4. De verplichting tot verhuizing of de ontheffing daarvan wordt schriftelijk vastgelegd onder opgave van redenen.
5. De werkgever kan een verleende ontheffing – in overleg met de werknemer en met inachtneming van een redelijke
termijn – intrekken wanneer het belang van het werk en een goede uitoefening van de functie zulks blijken te vereisen.
Artikel 42
(Gereserveerd)
Artikel 43
Opleiding en bijscholing
1. De werkgever kan de werknemer verplichten een opleiding of bijscholing te volgen die noodzakelijk is voor een goede
uitoefening van de functie. De werknemer kan de werkgever verzoeken een opleiding of bijscholing te volgen onder
volledige toepassing van dit artikel, welk verzoek de werkgever slechts gemotiveerd kan afwijzen.
2. De kosten van een dergelijke verplichte opleiding of bijscholing alsmede de reis-en verblijfkosten zijn voor rekening
van de werkgever, volgens Uitvoeringsregeling J Reis-en verblijfkostenvergoeding. De met het volgen van verplichte
opleiding en bijscholing gemoeide tijd wordt beschouwd als arbeidsduur.
3. De werkgever kan aan werknemers die verplicht worden een opleiding te volgen de verplichting opleggen om de kosten
van de opleiding terug te betalen (conform Uitvoeringsregeling K Studiefaciliteiten, artikel 5).
4. Voor werknemers met een leerarbeidsovereenkomst is het onderhavige artikel niet van toepassing, tenzij er sprake is
van een door de werkgever aan een reeds in dienst zijnde werknemer opgelegde verplichting tot het gaan volgen van
een opleiding waarbij een leerarbeidsovereenkomst geldt.
5. Voor werknemers die krachtens de Wet op de (re)ïntegratie arbeidsgehandicapten (Wet REA) als arbeidsgehandicapte
worden beschouwd, is het onderhavige artikel eveneens van toepassing voorzover de opleiding of bijscholing geschiedt
Versie 6, februari 2011
83
ALGEMEEN GEDEELTE CAO
in het kader van de reïntegratie. Daarbij wordt voor de financiering van kosten zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de
mogelijkheden die de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet REA) biedt.
Artikel 44
Nevenfuncties
1. De werknemer is verplicht de werkgever schriftelijk in kennis te stellen van het voornemen gehonoreerde nevenfuncties
te gaan verrichten en van uitbreiding in bestaande gehonoreerde nevenfuncties.
2. De werknemer is verplicht de werkgever schriftelijk in kennis te stellen van het voornemen niet-gehonoreerde
nevenfuncties te gaan verrichten bij een instelling/inrichting, vallende onder de werkingssfeer van deze CAO.
3. Indien deze werkzaamheden of uitbreiding daarvan als strijdig met of schadelijk voor de vervulling van zijn functie
kunnen worden beschouwd, dient de werkgever binnen één maand na verzending van bedoelde kennisgeving de
werknemer schriftelijk en gemotiveerd mede te delen dat verrichting van deze werkzaamheden of uitbreiding daarvan
niet geoorloofd is. De werkgever kan de werknemer in dat geval – met inachtneming van een redelijke termijn –
opdragen een nevenfunctie te beëindigen.
4. De werkgever is verplicht de werknemer te horen alvorens een beslissing te nemen over het al of niet toestaan van het
verrichten van werkzaamheden in verband met een (on)gehonoreerde nevenfunctie of een uitbreiding daarvan.
5. Indien de werkgever niet binnen 1 maand antwoord geeft op de kennisgeving van de werknemer aangaande
(on)gehonoreerde nevenfuncties, wordt goedkeuring verondersteld.
Artikel 45 tot en met artikel 47 (Gereserveerd)
Hoofdstuk VIII Algemene verplichtingen werkgever
Algemeen
Artikel 50
Verstrekking CAO
De werkgever is verplicht:
a. per looptijd van de CAO een exemplaar van deze CAO aan de werknemer te verstrekken, indien de werknemer daar om
verzoekt;
b. de werknemer in het bezit te stellen van een exemplaar van de op hem van toepassing zijnde actuele
functiebeschrijving;
Hoofdstuk IX
Sociaal-organisatorische regelingen
Artikel 52
Fusiegedragsregels
1. In aanvulling op hetgeen voortvloeit uit het ‘SER-besluit Fusiegedragsregels 2000 ter bescherming van de belangen van
de werknemers’, verder te noemen ‘de SER-fusiecode’, geldt voor fusies waarbij een instelling als bedoeld in deze
CAO betrokken is het navolgende.
2. Met fusie wordt gelijkgesteld elke vorm van overdracht van zeggenschap over een (deel van een) instelling aan een
andere rechtspersoon.
3. De SER-fusiecode, alsook onderhavig artikel, zijn van toepassing, ongeacht het aantal werknemers in een bij de fusie
betrokken instelling.
4. Uitgangspunt van het overleg over de fusieplannen tussen een bij een fusie betrokken instelling en de
werknemersorganisaties is dat er geen achteruitgang in de rechtspositie van het zittend personeel mag plaatsvinden, dat
geen arbeidsplaatsen verloren gaan en dat geen gedwongen ontslagen plaatsvinden.
5. Indien het in het vierde lid genoemde overleg leidt tot afspraken inzake de rechten van de werknemers bij de fusie
worden deze in een overeenkomst vastgelegd, in de vorm van een sociaal plan.
Artikel 53
Bepalingen bij reorganisaties/gedwongen ontslagen
1. Indien de werkgever overgaat tot een reorganisatie van (een deel van) de instelling die een aanmerkelijke wijziging tot
gevolg heeft in de arbeidssituatie van 20 of meer werknemers, dient hij een voorlopig reorganisatieplan op te stellen. Hij
legt dit met een adviesaanvraag voor aan de ondernemingsraad. In het voorlopig reorganisatieplan wordt aangegeven:
–
welke onderdelen van de instelling als gevolg van de reorganisatie kwalitatief en kwantitatief wijzigen;
–
op welke wijze (tijdsbestek, fasen) de reorganisatie zal worden geëffectueerd;
–
een indicatie van het aantal formatieplaatsen dat (eventueel) verloren zal gaan.
2. Wanneer sprake is van een zodanige vermindering of beëindiging van de werkzaamheden dan wel reorganisatie van
(een deel van) de instelling dat 20 of meer werknemers moeten worden ontslagen, dient de werkgever een voorlopig
afvloeiings- en/of reorganisatieplan op te stellen. Hij legt dit met de adviesaanvraag voor aan de ondernemingsraad. In
dit plan wordt, naast hetgeen wordt genoemd in het eerste lid, bovendien aangegeven:
– in welke onderdelen van de instelling of onder welke functies gedwongen ontslagen zullen plaatsvinden;
– een zo precies mogelijke opgave van het aantal gedwongen ontslagen per functie en per onderdeel van de instelling;
–
op welke wijze de uitgaven in de niet-personele sfeer kunnen worden beperkt en eventueel eigen inkomsten
kunnen worden verhoogd;
– op welke wijze de uitgaven in de personele sfeer kunnen worden beperkt door middel van natuurlijk verloop en/of
een vacaturestop.
Versie 6, februari 2011
84
ALGEMEEN GEDEELTE CAO
3.
4.
5.
6.
7.
Voor zover er bij de in de leden 1 en 2 bedoelde situaties sprake is van rechtspositionele gevolgen voor de betrokken
werknemers, voert de werkgever daarover tijdig overleg met de werknemersorganisaties, partij bij deze CAO.
Nadat zowel het overleg met de ondernemingsraad alsook het overleg met de werknemersorganisaties is gevoerd, stelt
de werkgever het reorganisatie- en/of afvloeiingsplan definitief vast. Hij brengt dit ter kennis van zowel de
ondernemingsraad als de werknemersorganisaties. Na de uitvoering van het reorganisatieplan ontvangt de
ondernemingsraad het nieuwe organisatieschema van de werkgever.
Als de werkgever in de situatie als bedoeld in het tweede lid overgaat tot gedwongen ontslagen binnen de eerder
aangegeven onderdelen van de instelling of functies, dient hij er bij de vast te stellen ontslagvolgorde van uit te gaan dat
als eerste worden ontslagen zij die een aanspraak kunnen effectueren op de Overbruggingsuitkering van het PGGM,
waarbij ouderen in leeftijd vóór jongeren gaan. Indien vervolgens nog meer gedwongen ontslagen noodzakelijk zijn,
sluit de werkgever bij de toepassing daarvan aan bij de maatstaven die de Centrale organisatie Werk en Inkomen (CWI)
dient te hanteren bij de beoordeling van ontslagaanvragen.
De werkgever beargumenteert ontslagaanzeggingen schriftelijk.
Binnen het kader van dit artikel wordt met ontslag gelijkgesteld ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van
artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 54
Werkoverleg
1. Het werkoverleg wordt gevoerd op basis van tussen werkgever en ondernemingsraad gemaakte afspraken inzake dit
overleg, in welke afspraken in elk geval de volgende elementen worden meegenomen:
– de voor de instelling nader uitgewerkte doelstelling van werkoverleg;
– de frequentie en organisatie van het werkoverleg met inachtneming van de verplichting van de werknemer om aan
het werkoverleg deel te nemen.
2. Indien werkgever en ondernemingsraad geen overeenstemming over de frequentie van werkoverleg bereiken, geldt een
minimale frequentie van vier maal per kalenderjaar.
3. Werkgever en ondernemingsraad overleggen minimaal eenmaal per kalenderjaar over de ervaringen met het
werkoverleg en eventueel daaruit voortkomende wensen tot aanpassing van de in het eerste lid bedoelde afspraken.
Artikel 55
Seksuele of andere vormen van intimidatie
1. De werkgever is verplicht maatregelen te nemen die de lichamelijke en geestelijke integriteit van de werknemer zoveel
mogelijk beschermen, opdat seksuele intimidatie, discriminatie, racisme, agressie en elke andere vorm van intimidatie
kunnen worden voorkomen. Bovendien bevordert de werkgever respect voor levensbeschouwelijke opvattingen tussen
de werknemers onderling en van werknemers ten opzichte van de cliënten.
2. a. Indien een werknemer bij of door een cliënt wordt geconfronteerd met seksuele intimidatie, discriminatie, racisme,
agressie of een andere vorm van intimidatie:
– heeft hij/zij het recht de werkzaamheden bij de betrokken cliënt onmiddellijk te onderbreken zonder dat dit een
dringende reden voor ontslag in de zin van artikel 7:678 Burgerlijk Wetboek oplevert;
– dient hij/zij het voorval eveneens onmiddellijk bij de werkgever c.q. een daartoe door de werkgever
aangewezen persoon te melden.
b. Indien de werknemer een geval van seksuele intimidatie, discriminatie, racisme, agressie of een andere vorm van
intimidatie bij de werkgever c.q. de daartoe door de werkgever aangewezen persoon heeft gemeld, stelt de
werkgever een onderzoek in en neemt hij dusdanige maatregelen dat herhaling wordt voorkomen.
c. De werknemer die een geval van seksuele intimidatie, discriminatie, racisme, agressie of een andere vorm van
intimidatie heeft gemeld, heeft het recht het opnieuw plaatsen bij de betrokken cliënt te weigeren.
Artikel 56
Gehandicapte werknemers
1. De werkgever zal met het oog op een positief beleid ten aanzien van de gehandicapte werknemers met het doel voor hen
gelijke kansen te bevorderen met betrekking tot de deelname aan het arbeidsproces, de nodige voorzieningen treffen,
gericht op het behoud, het herstel of de bevordering van de arbeidsgeschiktheid van werknemers. De werkgever zal bij
zijn aanstellings- en plaatsingsbeleid hieraan bijzondere aandacht geven.
2. Werkgever en werknemer zullen bij de reïntegratie van de arbeidsgehandicapte werknemer een beroep doen op de
mogelijkheden die de Wet op de (re)i¨ntegratie arbeidsgehandicapten (Wet REA) dan wel de WIA, WAZ, WAJONG en
Ziektewet bieden. Zo nodig zal de werkgever deze voorziening voorfinancieren op het moment dat zekerheid is
verkregen, dat de uitvoeringsinstelling de aanvraag zal honoreren.
Artikel 57 en artikel 58 (Gereserveerd)
Artikel 59
Positieve actie
1. Partijen bij deze CAO verklaren zich te willen inzetten om gelijke kansen voor mannen en vrouwen en etnische
minderheden in het arbeidsproces te bevorderen.
2. Om dit doel te bereiken zullen werkgevers in overleg met de ondernemingsraad bevorderen dat met betrekking tot de in
lid 1 genoemde groepen nadere voorzieningen worden getroffen ten aanzien van werving en selectie, opleiding en
loopbaanbegeleiding, waarbij onder andere gedacht kan worden aan:
– een voorkeursbeleid bij werving en selectie indien is aangetoond dat er sprake is van ondervertegenwoordiging in
bepaalde functies, zulks in relatie tot de samenstelling van de bevolking in het werkgebied van de instelling en
indien sprake is van een gelijke geschiktheid met betrekking tot de vervulling van de vacature;
– een actief opleidingsbeleid teneinde de doorstroming naar hogere functies te verbeteren;
– faciliteiten met betrekking tot de combinatie van betaalde arbeid met verzorgingstaken, teneinde de uitstroom van
Versie 6, februari 2011
85
ALGEMEEN GEDEELTE CAO
de in lid 1 genoemde groepen werknemers tegen te gaan.
Artikel 60
Initiatiefrecht werkgever en werknemer
Werkgever en werknemer kunnen gezamenlijk dan wel individueel het initiatief nemen om wensen op het gebied van
arbeidsduur, werktijden, taken en loopbaanbeleid te bespreken. Voornoemde onderwerpen komen bij voorkeur als onderdeel
van een functioneringsgesprek aan de orde.
Artikel 61
Beoordelingsregeling
1. De werkgever kan een systeem van personeelsbeoordeling hanteren, waaronder wordt verstaan een systematiek
waarmee de werknemer wordt beoordeeld in zijn functioneren als werknemer.
2. Het in lid 1 bedoelde systeem van personeelsbeoordeling behoeft de instemming van de ondernemingsraad.
Hoofdstuk X
Medezeggenschap
Artikel 62
(Gereserveerd)
Artikel 63
Faciliteiten ondernemingsraad
1. De leden van de ondernemingsraad hebben het recht per jaar 100 uren tijdens werktijd te besteden aan werkzaamheden
verband houdende met de raad, anders dan voor het bijwonen van de vergaderingen van de raad en van vergaderingen
van door de raad ingestelde commissies. Vergaderingen van de raad en ingestelde commissies gelden als werktijd.
2. Voor de voorzitter en de secretaris van de ondernemingsraad geldt in afwijking van het eerste lid een aantal uren van
150 per jaar.
3. De werkgever dient zorg te dragen voor een adequate vervanging van de uren die de leden van de ondernemingsraad,
met inachtneming van het gestelde in de leden 1 en 2 van dit artikel, besteden aan de werkzaamheden die verband
houden met de raad.
4. De werkgever dient ambtelijke ondersteuning aan de ondernemingsraad ter beschikking te stellen. De omvang van de
ambtelijke ondersteuning bedraagt 2 uur per week per OR-zetel, tenzij werkgever en ondernemingsraad anders
overeenkomen.
Artikel 64
Bestuurssamenstelling
1. Het bestuur c.q. de Raad van Toezicht, c.q. de Raad van Commissarissen van een instelling maakt zo spoedig mogelijk
aan de ondernemingsraad schriftelijk kenbaar aan welke wijze van bestuurssamenstelling als genoemd in
Uitvoeringsregeling H Samenstelling Bestuur/Raad van Toezicht/Raad van Commissarissen het zich gebonden acht.
2. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op het bestuur, c.q. de Raad van Toezicht, c.q. de Raad van Commissarissen
van instellingen waar de ondernemingsraad verder strekkende bevoegdheden heeft dan genoemd in de
Uitvoeringsregeling H Samenstelling Bestuur/Raad van Toezicht/Raad van Commissarissen. Lid 1 is eveneens niet van
toepassing indien als uit werking van artikel 4 van het Landelijk Sociaal Plan integratie kruiswerk/ gezinsverzorging in
een plaatselijk aanvullend plan al een keuze is vastgelegd.
Artikel 65
Hoogste dagelijkse leiding
Wanneer de vacature van een werknemer belast met de hoogste dagelijkse leiding in de instelling moet worden vervuld, stelt
de werkgever de ondernemingsraad in de gelegenheid een gesprek te voeren met de gerede kandidaat/ kandidaten voor de
vervulling van deze vacature. Het oordeel van de ondernemingsraad over deze kandidaat/kandidaten zal voor de
standpuntbepaling van de werkgever zwaar wegen.
Hoofdstuk XI
Faciliteiten voor werknemersorganisaties
Artikel 69
Verlof voor werknemersorganisaties
1. Tenzij de te verrichten werkzaamheden zich naar het oordeel van de werkgever daartegen verzetten, heeft de werknemer
die lid is van een werknemersorganisatie, partij bij deze CAO, op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van deze
organisatie, recht op maximaal 17 dagen buitengewoon verlof met behoud van salaris, voor het deelnemen aan die
werkzaamheden/bijeenkomsten, die door kaderleden van de werknemersorganisatie die het betreffende verzoek heeft
ingediend, in het algemeen worden verricht en bijgewoond.
2. Onder werkzaamheden/bijeenkomsten die door kaderleden in het algemeen worden verricht of bijgewoond dienen die
werkzaamheden/bijeenkomsten te worden verstaan die betreffen bestuurlijke activiteiten binnen de desbetreffende
werknemersorganisatie dan wel vertegenwoordigende activiteiten namens die werknemersorganisatie.
3. Deze activiteiten moeten ertoe strekken de doelstellingen van de desbetreffende werknemersorganisatie te
ondersteunen.
4. De werknemer in een instelling met ten minste 500 werknemers die namens een werknemersorganisatie, partij bij deze
CAO, werkzaamheden verricht als vakbondsconsulent, heeft recht op verlof met behoud van salaris tot een maximum
van gemiddeld 4 uur verlof per week, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:
– elke werknemersorganisatie, partij bij deze CAO, kan per instelling één vakbondsconsulent aanwijzen, met als doel
Versie 6, februari 2011
86
ALGEMEEN GEDEELTE CAO
individuele belangenbehartiging van binnen de instelling werkzame leden;
de aanwijzing als vakbondsconsulent vindt eerst plaats, nadat de werknemersorganisatie dit voornemen schriftelijk
bij de werkgever heeft aangemeld, met een omschrijving van de door de vakbondsconsulent in die hoedanigheid te
verrichten activiteiten.
Tenzij de werkzaamheden zich naar het oordeel van de werkgever daartegen verzetten, hebben leden van een
zogenoemde bedrijfsledengroep binnen de instelling, bestaande uit leden van een werknemersorganisatie, partij bij deze
CAO, recht op verlof met behoud van salaris voor activiteiten van die groep. De werknemersorganisatie dient daarvoor
een schriftelijk verzoek in bij de werkgever. Voor dit doel zijn per 1.000 werknemers binnen een instelling per jaar
maximaal 20 dagen beschikbaar, die verdeeld worden over de bestuursleden van de bedrijfsledengroep. Per lid wordt
echter maximaal 5 dagen verlof in dit kader verleend.
Voor de werknemer met een niet volledig dienstverband geldt dat hij, voor
zover dat voor hem beïnvloedbaar is,
ervoor zorg draagt dat de activiteiten als bedoeld in dit artikel zoveel mogelijk plaatsvinden buiten werktijd. Er is
daarbij geen sprake van compensatie op een ander tijdstip.
De werknemer die op 31 december 1994 valt onder de werkingssfeer van de CAO Gezinsverzorging en kan aantonen
dat hij in de 2 daaraan voorafgaande jaren meer dan 17 dagen buitengewoon verlof voor werknemersorganisaties heeft
opgenomen voor de activiteiten genoemd in lid 2 en 3 van dit artikel, heeft een individueel verworven recht op
verlofdagen als bedoeld in lid 1 tot een maximum van het gemiddelde van het aantal van deze verlofdagen, opgenomen
in genoemde 2 voorafgaande jaren.
–
5.
6.
7.
Artikel 70
Overige faciliteiten
1. Partijen bij deze CAO willen bevorderen dat er binnen de instellingen mogelijkheden worden geboden tot het geven van
faciliteiten aan leden en kaderleden van werknemersorganisaties, partij bij deze CAO.
2. De in lid 1 genoemde faciliteiten dienen ten minste het volgende te omvatten:
a. het toestaan van het gebruik van publicatieborden, waarop informatie wordt verstrekt en aankondigingen van
werknemersorganisaties kunnen worden bekendgemaakt;
b. het beschikbaar stellen van ruimten van de instelling ten behoeve van buiten de werktijd te houden bijeenkomsten
van de werknemersorganisaties;
c. het gebruik van de telefoon voor het leggen van contacten door kaderleden van de werknemersorganisaties;
d. kaderleden zullen in beperkte mate in staat worden gesteld persoonlijke contacten te leggen met de binnen de
instelling werkzame leden.
Artikel 70a
Rechtsbescherming vakbondsconsulenten
De werknemer die werkzaamheden verricht als vakbondsconsulent binnen de instelling, geniet dezelfde rechtsbescherming
als op grond van de Wet op de ondernemingsraden geldt voor leden van de ondernemingsraad.
Artikel 71
Bijdrage aan werknemersorganisaties
Branchebelang Thuiszorg Nederland stelt jaarlijks een financiële bijdrage ter beschikking aan de werknemersorganisatie,
partij bij deze CAO.
Hoofdstuk XII Onkostenvergoedingen en overige financiële regelingen
Tegemoetkoming premie ziektekostenverzekering
Artikel 72
(Gereserveerd)
Artikel 73
Vergoeding verhuiskosten
De werknemer die op grond van artikel 41 verplicht is te verhuizen of verplicht is de dienstwoning te verlaten, heeft recht op
een tegemoetkoming overeenkomstig de bepalingen van de Uitvoeringsregeling I Verhuiskostenvergoeding. Het recht op
deze tegemoetkoming bestaat eveneens indien de werknemer verhuist op grond van medische noodzaak, blijkend uit een
verklaring van een door de werkgever aangewezen geneeskundige.
Artikel 74
Reis- en verblijfkostenvergoeding
Aan de werknemer die aan zijn werk verbonden reis- en/of verblijfkosten moet maken, worden deze kosten vergoed op grond
van de Uitvoeringsregeling J Reis- en verblijfkostenvergoeding.
Artikel 75
Studiefaciliteiten
Aan de werknemer die een opleiding volgt die naar het oordeel van de werkgever in het belang van het werk en/of de
werksoort is en voortvloeit uit zijn functie en/of te verwachten functie(s) binnen de instelling, kan studieverlof en/of een
tegemoetkoming in de studiekosten worden verleend overeenkomstig de bepalingen van de Uitvoeringsregeling K
Studiefaciliteiten.
Artikel 76
Telefoonkosten
Voor de vergoeding van de door de werknemer in opdracht van de werkgever gemaakte telefoonkosten wordt binnen de
instelling een regeling afgesproken tussen werkgever en ondernemingsraad.
Versie 6, februari 2011
87
ALGEMEEN GEDEELTE CAO
Artikel 77
Dienstkleding
De werkgever zal, indien en voor zover het dragen van dienstkleding wordt voorgeschreven, de daaraan verbonden werkelijk
noodzakelijk gemaakte of te maken kosten van aanschaf en reiniging voor zijn rekening nemen.
Artikel 78
Jubileumgratificatie
1. De werknemer die al of niet met onderbreking in dienst is geweest van een of meer werkgevers, die onder de
werkingssfeer van deze CAO vallen, heeft recht op een jubileumgratificatie bij het volbrengen van een diensttijd van
25, 40 of 50 jaar, volgens de normen van het tweede lid van dit artikel. Onder diensttijd wordt voor de toepassing van
dit artikel tevens begrepen de diensttijd in de sector gezinsverzorging bij een werkgever die onder de werkingssfeer van
de CAO Welzijn viel, toen de gezinsverzorging nog bij die CAO was ondergebracht.
2. De in het eerste lid bedoelde jubileumgratificatie bedraagt bij:
– 25 dienstjaren een bruto half maandsalaris;
– 40 dienstjaren een bruto heel maandsalaris;
– 50 dienstjaren een bruto heel maandsalaris.
3. Onder maandsalaris wordt begrepen:
a. het bruto maandsalaris, vermeerderd met
b. vakantietoeslag over een maand, een en ander afgerond op (een veelvoud van) € 2,50.
Artikel 79
Spaarloonregeling
De werkgever draagt zorg voor de invoering van een spaarloonregeling binnen de instelling indien de ondernemingsraad daar
om verzoekt.
Artikel 79a
Premieverdeling PGGM
De werkgever verhaalt een deel van de aan het pensioenfonds PGGM af te dragen premies op de werknemers door toepassing
van een jaarlijks door partijen bij deze CAO vast te stellen berekeningsformule. Deze formule wordt zodanig opgesteld, dat,
gemeten als gemiddelde over het totaal van alle werknemers in de thuiszorg, 50% van de door de gezamenlijke werkgevers in
de thuiszorg aan het PGGM af te dragen premies op de werknemers wordt verhaald.
Hoofdstuk XIII Regelingen bij conflicten
Artikel 80 Schorsing
1. De werkgever kan de werknemer voor ten hoogste 14 kalenderdagen schorsen, indien het vermoeden bestaat dat een
dringende reden in de zin van artikel 7:677 en 7:678 Burgerlijk Wetboek aanwezig is om een werknemer op staande
voet te ontslaan en schorsing naar het oordeel van de werkgever in het belang van het werk dringend gevorderd wordt.
Deze termijn kan ten hoogste eenmaal met 14 dagen worden verlengd.
2. Het besluit tot schorsing, alsmede het besluit tot verlenging ervan, worden door de werkgever terstond aan de
werknemer meegedeeld, onder vermelding van de duur van de schorsing en de redenen, die tot de schorsing c.q.
verlenging ervan aanleiding hebben gegeven. Een dergelijk besluit dient zo spoedig mogelijk daarna schriftelijk en
gemotiveerd door de werkgever aan de werknemer bevestigd te worden.
3. Omtrent het voornemen tot schorsing zal de werkgever alvorens daartoe over te gaan de werknemer horen of doen
horen, althans daartoe behoorlijk oproepen. De werknemer heeft het recht zich te doen bijstaan door een raadsman.
4. Gedurende de schorsing behoudt de werknemer het recht op salaris.
5. Blijkt de schorsing ongegrond te zijn, dan zal de werknemer door de werkgever worden gerehabiliteerd hetgeen
schriftelijk aan de werknemer zal worden meegedeeld of bevestigd.
Wanneer de werknemer zich heeft laten bijstaan door een raadsman, dan komen de kosten in dit geval voor rekening van de
werkgever.
6. De werknemer kan de werkgever verplichten het bepaalde in lid 5 van dit artikel ook ten aanzien van derden die door de
werkgever op de hoogte zijn gesteld, van toepassing te verklaren.
7. Het niet rehabiliteren van de werknemer en het niet tijdig schriftelijk mededelen of bevestigen van zijn rehabilitatie,
indien het vermoeden dat tot schorsing heeft geleid niet juist blijkt te zijn, kunnen voor de werknemer opleveren een
grond voor onmiddellijke beëindiging, als bedoeld in artikel 7:679 Burgerlijk Wetboek.
Artikel 81
Op non-actiefstelling
1. De werkgever kan de werknemer voor een periode van ten hoogste 3 weken op non-actief stellen, indien de voortgang
van de werkzaamheden – door welke oorzaak dan ook – ernstig wordt belemmerd. De termijn die hierbij in acht wordt
genomen dient zo beperkt mogelijk te zijn, echter zo lang als nodig is om oplossingen tot stand te brengen. Mocht dit na
drie weken nog niet mogelijk zijn, dan kan de termijn in overleg met de werknemer of diens raadsman worden verlengd.
2. De werkgever deelt een besluit tot op non-actiefstelling alsmede het besluit tot verlenging zo spoedig mogelijk
schriftelijk mee aan de werknemer onder vermelding van de redenen waarom de voortgang der werkzaamheden deze
maatregel vereist.
3. Op non-actiefstelling geschiedt steeds met behoud van salaris.
4. De werkgever is gehouden gedurende de periode van op non-actiefstelling die voorzieningen te treffen die mogelijk zijn
om de werkzaamheden wederom voortgang te doen vinden.
5. De op non-actiefstelling kan niet bij wijze van strafmaatregel worden gebruikt.
Versie 6, februari 2011
88
ALGEMEEN GEDEELTE CAO
Artikel 82 tot en met artikel 85 (Gereserveerd)
Hoofdstuk XIV Einde van de arbeidsovereenkomst
Artikel 86
Beëindiging van de arbeidsovereenkomst
1. Naast de gevallen zoals genoemd in artikel 7:674 (overlijden werknemer), 7:676 (beëindiging tijdens de proeftijd),
7:677 (ontslag op staande voet), 7:678 (dringende reden voor werkgever), 7:679 (dringende reden voor werknemer),
7:685 en 7:686 (ontbinding wegens gewichtige reden dan wel wegens wanprestatie) BW, eindigt de
arbeidsovereenkomst in de volgende gevallen:
a. met wederzijds goedvinden op het door werkgever en werknemer overeengekomen tijdstip;
b. door het verstrijken van de termijn waarvoor de arbeidsovereenkomst is aangegaan;
c. op de eerste dag van de maand waarin de werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt;
d. bij gebruik van het recht op overbruggingsuitkering ingevolge de pensioenregeling van het PGGM, tenzij werkgever
en werknemer anders overeenkomen;
e. door schriftelijke opzegging, met inachtneming van hetgeen in lid 2 van dit artikel wordt bepaald. De opzegging
dient onder opgave van redenen te geschieden.
2. De opzegtermijn voor zowel de werknemer als de werkgever bedraagt twee maanden dan wel twee periodes, tenzij op
grond van de wet door de werkgever een langere opzegtermijn in acht dient te worden genomen. De opzegtermijn gaat
in op de eerste dag van de kalendermaand, dan wel van de periode, volgend op de opzegging.
Artikel 87
Wachtgeld
1. De werknemer die wordt ontslagen wegens vermindering of beëindiging der werkzaamheden, dan wel wegens
reorganisatie van de instelling, wordt met ingang van de dag dat het ontslag ingaat, door de werkgever een wachtgeld
toegekend, overeenkomstig Uitvoeringsregeling N Wachtgeld.
Artikel 88
Uitkering bij overlijden
1. Na het overlijden van de werknemer wordt, naast de uitbetaling van het salaris en de vakantietoeslag tot en met de dag
van overlijden, een uitkering ineens toegekend, gelijk aan twee maandsalarissen, c.q. twee periodesalarissen van de
overleden werknemer aan de rechthebbenden conform artikel 7:674, lid 3 BW.
2. De overlijdensuitkering, bedoeld in lid 1 van dit artikel, wordt verminderd met het bedrag van de uitkering dat aan de
nagelaten betrekkingen ter zake van het overlijden van de werknemer toekomt krachtens een wettelijk voorgeschreven
ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Hoofdstuk XV Verkregen rechten
Artikel 89
Verkregen rechten algemeen
1. Tussen werkgever en werknemer overeengekomen arbeidsvoorwaarden welke voor werknemers, vallende onder de
CAO Welzijn, op 28 februari 1979 en voor werknemers, vallende onder de CAO Kruiswerk en Tuberculosebestrijding,
op 31 december 1979, in voor de werknemer gunstige zin afwijken van de respectievelijk per 1 maart 1979 en 1 januari
1980 geldende CAO Welzijn en CAO Kruiswerk en Tuberculosebestrijding, blijven gehandhaafd, tenzij sprake is van
een excessief beding.
2. Onder excessief beding wordt verstaan een tussen werkgever en werknemer overeengekomen regeling die zo sterk
afwijkt van de voor werknemers onder gelijke omstandigheden geldende arbeidsvoorwaarden, dat in redelijkheid niet
gevergd kan worden dat deze regeling gehandhaafd blijft.
3. Partijen bij de CAO kunnen ter zake van excessieve bedingen een nadere afbouwregeling treffen.
4. CAO-partijen bepalen uitsluitend op verzoek van de werkgeversvereniging of werknemersorganisatie die partij is bij de
CAO of in een concrete zaak sprake is van een excessief beding als bedoeld in het voorgaande lid.
5. In afwijking van het bepaalde in lid 1 van dit artikel heeft de in lid 1 bedoelde werknemer, die op 28 februari 1979 viel
onder de CAO Welzijn en die met toestemming van de werkgever voor de uitoefening van zijn functie gebruik moet
maken van eigen auto, motor of scooter recht op de vergoeding op basis van Uitvoeringsregeling J Reis-en
verblijfkostenvergoeding.
Artikel 90 t/m artikel 92 (Gereserveerd)
Artikel 93
Verkregen rechten jubileumgratificaties
Voor de werknemer die op 31 december 1994 een arbeidsovereenkomst heeft waarop de CAO Kruiswerk van toepassing is
gelden in aanvulling op de leden 1 tot en met 3 van artikel 78 (Jubileumgratificatie) de volgende rechten:
–
bij 12 1/2 dienstjaren een jubileumgratificatie van een bruto kwart maandsalaris;
–
het bruto maandsalaris, als bedoeld in artikel 78 lid 3 wordt vermeerderd met het bedrag dat in de 3 maanden,
voorafgaande aan het jubileum gemiddeld per maand aan toelage inconvenie¨nte uren is genoten;
Versie 6, februari 2011
89
ALGEMEEN GEDEELTE CAO
–
–
indien de omvang van het dienstverband in de loop der jaren is gewijzigd kan de werkgever de gratificatie aanpassen
indien de werknemer door een dergelijke wijziging onredelijk veel zou worden benadeeld of bevoordeeld;
de werkgever zal aan de werknemer die wordt ontslagen wegens blijvende arbeidsongeschiktheid of wegens gebruik
van de overbruggingsuitkering van het PGGM een evenredige jubileumgratificatie voor 25, 40 of 50 dienstjaren
toekennen, indien de diensttijd op twee jaar na geheel is voltooid.
Hoofdstuk XVI Overgangs-en slotbepalingen
Interpretatie van de CAO
Artikel 95 tot en met artikel 97 (Gereserveerd)
Artikel 98
Duur en wijziging
1. Deze CAO wordt aangegaan voor de duur van 1 oktober 2006 tot 1 maart 2010.
2. Indien geen der partijen uiterlijk drie maanden vóór de datum waarop deze CAO eindigt bij aangetekend schrijven het
tegendeel verlangt, wordt de duur elk jaar met één jaar verlengd.
3. Partijen kunnen overeenkomen deze CAO tijdens de duur te wijzigen.
Versie 6, februari 2011
90
Uitvoeringsregeling A Salariëring
(ex artikelen 7, 23, 38e en 38f)
Hoofdstuk I
Algemene bepalingen
Artikel 1
Begripsbepalingen
a.
Salarisschaal: Reeks van bedragen corresponderend met een vaste reeks volgnummers, zoals genoemd in artikel 13 van
deze regeling.
b. Aanloopschaal: De binnen de salarisschaal opgenomen laagste twee periodieken, aangeduid met aanloopperiodiek 0 en
aanloopperiodiek 1.
c.
Salaris: Het op de werknemer van toepassing zijnde bedrag uit de op hem van toepassing zijnde salarisschaal.
d. Salarisanciënniteit: De tijd die in aanmerking komt voor de vaststelling van het salaris op een hoger bedrag dan de
laagste periodiek van de salarisschaal, welke op de functie van de werknemer van toepassing is.
e.
Periodiek: Opeenvolgende bedragen in een salarisschaal.
f.
Maand: Een kalendermaand.
g. Periode: Een aaneengesloten tijdvak van vier weken.
Artikel 2
Bepaling salaris
1. a. Het salaris van de werknemer wordt vastgesteld op basis van een door hem beklede functie. Deze functie wordt met
behulp van het actuele Functie Waarderingssysteem Gezondheidszorg (FWG_) ingedeeld in een van de
functiegroepen 5 tot en met 80. De wijze van (her)indelen van de functie en de daarbij te volgen procedure zijn
vastgelegd in Uitvoeringsregeling E, Functiewaardering Gezondheidszorg (FWG). Het nummer van de
salarisschaal correspondeert met het nummer van de functiegroep waarin de functie van de werknemer is ingedeeld.
b. Het salaris van de werknemer die werkzaam is op basis van gesubsidieerde arbeid (ex artikel 22, lid 3, sub b van het
algemene gedeelte van deze CAO), wordt vastgesteld conform het gestelde in artikel 8 van deze
uitvoeringsregeling. Het salaris van de werknemer, zoals genoemd in artikel 22, lid 3, sub a van het algemene
gedeelte van deze
CAO (leerlingen) wordt vastgesteld conform het gestelde in hoofdstuk IV van deze uitvoeringsregeling.
2. Het salaris van de werknemer wordt daarbij bepaald volgens de salarisbedragen corresponderend met de volgnummers,
genoemd in hoofdstuk III, artikel 14, onderdeel B1 tenzij sprake is van toepassing van het wettelijk minimumloon dan
wel leeftijdsalarissen, als bedoeld in lid 3.
3. Het salaris in de salarisschalen FWG 10 tot en met FWG 35 van de werknemer die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft
bereikt, wordt vastgesteld volgens de salarisbedragen, corresponderend met de leeftijden, als vermeld bij die
salarisschalen in hoofdstuk II, artikel 13. Voor salarisschaal FWG 5 geldt hetzelfde, met dien verstande dat hierbij
sprake is van toepassing van het wettelijk minimumloon.
4. Het salaris van de werknemer van 21 jaar en ouder wordt bij zijn indiensttreding in de regel vastgesteld op het laagste
volgnummer uit de op zijn functie van toepassing zijnde salarisschaal. De werkgever kan met de werknemer
overeenkomen dat de werknemer, al dan niet op basis van elders verkregen ervaring, niet in de aanloopschaal wordt
ingeschaald, doch in een hoger volgnummer van de salarisschaal.
5. Het salaris van de werknemer wordt in de volgende gevallen vastgesteld naar evenredigheid van de voor hem geldende
arbeidsduur:
– indien de werknemer geen volledig dienstverband heeft;
– indien de toepassing van artikel 10, lid 3 of lid 4 van het algemeen gedeelte van deze CAO leidt tot een arbeidsduur
die hoger ligt dan gemiddeld 36 uur per week;
– indien het salaris over een gedeelte van een maand of periode moet worden berekend.
6. Indien een werknemer, direct voorafgaand aan zijn indiensttreding reeds in een andere onder de werkingssfeer van deze
CAO vallende instelling in een zelfde, volgens dezelfde salarisschaal gehonoreerde functie werkzaam is geweest, wordt
ten minste de in deze functie verworven salarisanciënniteit in de nieuwe functie gehandhaafd, onverlet het bepaalde in
lid 4.
Artikel 3
Periodieke verhoging
1. Het salaris van de werknemer wordt jaarlijks verhoogd met één periodiek tot het maximum van de salarisschaal, tenzij
het bepaalde in artikel 6 wordt toegepast.
2. De periodieke verhogingen binnen salarisschalen gaan in op de eerste dag van de maand of periode waarin de
werknemer:
– in dienst trad;
– de leeftijd bereikte waarop de laagste periodiek van de van toepassing zijnde salarisschaal ging gelden;
– bevorderd werd;
dan wel op de periodiekdatum van de oude functie.
3. In de individuele arbeidsovereenkomst wordt vermeld welke van de in het tweede lid van dit artikel vermelde
mogelijkheden van toepassing is.
Artikel 4
Salaris bij bevordering naar een hogere functie
1. In geval van bevordering naar een met een hogere salarisschaal gehonoreerde functie wordt de salarisanciënniteit in de
nieuwe functie in de hogere salarisschaal bepaald op ten minste het naast hogere salarisbedrag dat de betrokken
Versie 6, februari 2011
91
2.
werknemer op de dag van bevordering zou hebben genoten in zijn voorgaande functie.
Indien bij bevordering de salarisschalen van de oude en de nieuwe functies elkaar overlappen en de data van
bevordering en periodieke verhoging gelijk zijn, wordt eerst de periodieke verhoging in de oude salarisschaal
toegekend, waarna horizontale inschaling in de nieuwe salarisschaal plaatsvindt, vermeerderd met één periodiek.
Artikel 5
Salaris bij overgang naar functie op gelijk niveau
Indien een werknemer door zijn werkgever in een andere volgens dezelfde salarisschaal gehonoreerde functie wordt
tewerkgesteld, wordt de in de vorige functie verworven salarisanciënniteit gehandhaafd.
Artikel 6
Inhouden periodiek
1. Bij onvoldoende bekwaamheid, geschiktheid of ijver van de werknemer kan de werkgever jaarlijks besluiten één
periodiek niet toe te kennen.
2. Toepassing van lid 1 van dit artikel is uitsluitend mogelijk als bij de toepassing van een beoordelingssysteem, zoals
bedoeld in artikel 61 van het algemeen gedeelte van deze CAO, een onvoldoende functioneren van de werknemer is
vastgesteld.
3. Toepassing van dit artikel mag niet leiden tot vermindering van het reeds toegekende salaris.
4. De werkgever kan met terugwerkende kracht het niet toekennen van de periodiek intrekken.
5. De werkgever is verplicht de werknemer onverwijld mededeling te doen van de ingevolge dit artikel genomen
maatregelen, onder opgave van de daaruit voor de eerstvolgende verhoging van het salaris van de werknemer
voortvloeiende gevolgen. Deze mededeling wordt onder vermelding van de redenen schriftelijk bevestigd.
Artikel 7
Extra periodieken
1. Bij buitengewone bekwaamheid, geschiktheid en ijver van de werknemer kan de werkgever schriftelijk beargumenteerd
maximaal 2 extra periodieken toekennen waarbij het maximum van de schaal met maximaal 2 periodieken
overschreden kan worden.
2. Het bepaalde in het eerste lid mag slechts worden toegepast ten aanzien van een werknemer, die als zodanig ten minste
een jaar bij dezelfde werkgever in dienst is geweest in dezelfde salarisschaal.
Artikel 8
Werknemer die werkzaam is op basis van gesubsidieerde arbeid (ex artikel 22, lid 3, sub b)
De inpassing van het salaris van werknemers die vallen onder artikel 22, lid 3, sub b vindt plaats op basis van schaal FWG 5.
De werkgever kan met de werknemer overeenkomen dat van het voorgaande in positieve zin kan worden afgeweken.
Artikel 9
1.
2.
3.
4.
Conversiebepalingen voor werknemers die vielen onder de werkingssfeer van de CAO Thuiszorg 20022003 en wier functie tot 1 juli 2003 werd gewaardeerd via IMF-kort en per 1 juli 2003 wordt
gewaardeerd met FWG 3.0.
Met ingang van 1 juli 2003 vindt invoering van het Functie Waarderingsysteem Gezondheidszorg (FWG) plaats zoals
weergegeven in uitvoeringsregeling E.
De koppeling van de FWG-indelingen met het salarisgebouw vindt plaats per 1 december 2003 dan wel periode 13 van
2003. Voor de bepaling van het salaris in de periode 1 juli 2003 tot 1 december 2003 zijn de (oude) salarisbedragen van
de CAO thuiszorg 2002-2003 van toepassing.
De werknemer wiens functie bij de invoering van FWG per 1 juli 2003 als gevolg van de toepassing van dit systeem
wordt ingedeeld in een functiegroep waarvan het perspectief in de nieuwe situatie (zoals dit geldt per 1 december 2003
dan wel periode 13 van 2003) lager is dan het perspectief in de oude situatie (zoals dit geldt per 30 juni 2003), heeft
recht op een integrale salarisgarantie zoals bedoeld in artikel 10 van deze uitvoeringsregeling. De overige werknemers
worden ingepast op de wijze zoals beschreven in artikel 11 van deze uitvoeringsregeling.
Indien de werknemer bij de invoering van FWG een toeslag coördinerende taken ontvangt, waarbij deze toeslag een
structureel karakter kent, dan vormt deze toeslag een onderdeel van het oude salaris zoals dit in het voorgaande lid
wordt genoemd. Een aanpassing van deze toeslag met de algemene salarisverhoging die, in enig jaar, door partijen
wordt overeengekomen, vindt echter niet plaats.
Artikel 10 Garantieregeling
1. De werknemer op wie de integrale salarisgarantie, zoals bedoeld in artikel 9, lid 3 van toepassing is, behoudt het oude
salaris en het daarbij behorende perspectief zoals dat in de oude situatie voor die werknemer gold. Dit oude salaris wordt
aangepast met de algemene salarisverhoging die, in enig jaar, door partijen wordt overeengekomen.
2. De werkgever kan met de werknemer die recht heeft op de integrale salarisgarantie afspreken dat, in afwijking van het
gestelde in het eerste lid, alsnog indeling in het FWG-salarisgebouw plaatsvindt. Het is hierbij mogelijk het salaris te
garanderen op het niveau van een periodiek of volgnummer zonder dat recht bestaat op het maximum van een
salarisschaal.
Artikel 11 Salarisindeling in salaristabel FWG voor werknemers die niet vallen onder de garantieregeling
1. De inschaling van de op 30 november 2003 in dienst zijnde werknemer vindt per 1 december 2003 dan wel periode 13
van 2003 plaats in salaristabel B-0 (behorende bij de CAO Thuiszorg 2003-2004: salarisschalen FWG-systematiek per 1
december 2003/periode 13 van 2003 exclusief verhoging met 1,5%). Het nummer van de salarisschaal correspondeert
met het nummer van de functiegroep waarin de functie van de werknemer is ingedeeld.
2. Inpassing in de salarisschaal vindt plaats op de navolgende wijze:
a. indien het oude salaris (dit is het salaris op 30 november 2003) onder het minimum ligt van de nieuwe schaal volgt
Versie 6, februari 2011
92
inschaling op het laagste bedrag van de nieuwe schaal;
indien het oude salaris ligt tussen het minimum en het maximum van de nieuwe schaal dan volgt inschaling op een
gelijk dan wel het eerste naast hogere bedrag van de nieuwe schaal. Hierbij is het niet van belang of dit bedrag
behoort bij een leeftijd-dan wel aanloopperiodiek;
c. nadat inschaling op voorgaande wijze heeft plaatsgevonden, vindt een salarisverhoging van 1,5% plaats.
Voorgaande betekent dat dan salarisgebouw B-1 (behorende bij de CAO Thuiszorg 2003-2004) van toepassing is.
b.
Hoofdstuk II
Structuur salarisschalen
Salarisschalen FWG 5 tot en met FWG 80
Artikel 13 Met ingang van 1 januari 2007 dan wel periode 1 van 2007 tot en met 31 december 2007 dan wel periode 13 van
2007
B1 Salarisschalen FWG 5 tot en met FWG 80 per 1 januari 2007 inclusief verhoging met 2,75% in die zin dat de
salarissen eerst zijn opgehoogd met 0,5% en vervolgens met 2,25% , waarbij de maand- en periodesalarissen gelden
bij een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week..
FWG 5
Leeftijd
Maandsalaris
Periodesalaris
*) 16 jaar
*) 17 jaar
*) 18 jaar
*) 19 jaar
*) 20 jaar
*) 21 jaar
€
€
€
€
€
€
448,80
513,80
591,85
682,90
800,00
943,10
€
€
€
€
€
€
*) 22 jaar
€
Uurloon
413,87
472,32
544,32
627,84
735,84
868,32
€
€
€
€
€
€
2,87
3,28
3,78
4,36
5,11
6,03
1.105,70
€ 1.018,08
€
7,07
23 jaar e.o. (WML*) € 1.300,80
* Wet Minimum(jeugd)loon 1 januari
2007
€ 1.196,64
€
8,31
FWG 10
Maandsalaris
Periodesalaris
17 jaar
18 jaar
19 jaar
Leeftijd
€
€
€
831,59
970,72
1.108,77
€ 765,04
€ 893,78
€ 1.019,56
€
€
€
Uurloon
5,31
6,21
7,08
20 jaar
€
1.247,92
€ 1.148,30
€
7,97
Periodiek Volgnr.
Maandsalaris
Periodesalaris
Uurloon
0
1
€
1.300,80
€ 1.196,64
€
8,31
1
2
€
1.309,77
€ 1.204,53
€
8,36
2
3
€
1.334,06
€ 1.228,20
€
8,53
3
4
€
1.385,97
€ 1.275,55
€
8,86
4
5
€
1.436,78
€ 1.321,43
€
9,18
FWG 15
Leeftijd
Maandsalaris
€
€
€
17 jaar
18 jaar
19 jaar
€
20 jaar
Periodiek
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
0
1
2
Versie 6, februari 2011
Volgnr.
3
4
5
6
7
Uurloon
€ 793,15
€ 926,33
€ 1.058,03
€
€
€
1.292,10
€ 1.188,25
€
Maandsalaris
€
€
€
€
€
Periodesalaris
862,51
1.006,06
1.149,64
1.334,06
1.385,97
1.436,78
1.464,39
1.503,03
Periodesalaris
€
€
€
€
€
1.228,20
1.275,55
1.321,43
1.348,06
1.383,58
5,51
6,43
7,35
8,25
Uurloon
€
€
€
€
€
8,53
8,86
9,18
9,36
9,61
93
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
€
€
€
€
€
1.540,58
1.581,44
1.625,61
1.675,32
1.727,22
€
€
€
€
€
1.417,61
1.454,61
1.496,04
1.541,91
1.589,26
€
€
€
€
€
9,84
10,10
10,39
10,71
11,04
8
13
€
1.785,76
€ 1.642,54
€
11,41
FWG 20
Leeftijd
Maandsalaris
Periodesalaris
Uurloon
17 jaar
18 jaar
19 jaar
€
€
€
879,07
1.025,96
1.171,72
€ 809,43
€ 944,09
€ 1.078,75
€
€
€
5,62
6,56
7,49
20 jaar
€
1.317,49
€ 1.211,93
€
8,42
Periodiek
Volgnr.
Maandsalaris
Periodesalaris
Uurloon
0
1
2
3
4
5
6
7
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
1.436,78
1.464,39
1.503,03
1.540,58
1.581,44
1.625,61
1.675,32
1.727,22
1.785,76
1.844,28
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
1.321,43
1.348,06
1.383,58
1.417,61
1.454,61
1.496,04
1.541,91
1.589,26
1.642,54
1.697,29
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
9,18
9,36
9,61
9,84
10,10
10,39
10,71
11,04
11,41
11,79
8
15
€
1.898,40
€ 1.746,12
€
12,13
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
FWG 25
Leeftijd
Maandsalaris
€
€
€
17 jaar
18 jaar
19 jaar
€
20 jaar
Periodiek
Volgnr.
Periodesalaris
Uurloon
901,15
1.052,46
1.202,66
€ 829,22
€ 967,76
€ 1.106,86
€
€
€
1.352,83
€ 1.244,48
€
Maandsalaris
Periodesalaris
5,75
6,72
7,69
8,64
Uurloon
0
1
2
3
4
5
6
7
8
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
1.464,39
1.503,03
1.540,58
1.581,44
1.625,61
1.675,32
1.727,22
1.785,76
1.844,28
1.898,40
1.959,13
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
1.348,06
1.383,58
1.417,61
1.454,61
1.496,04
1.541,91
1.589,26
1.642,54
1.697,29
1.746,12
1.802,35
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
9,36
9,61
9,84
10,10
10,39
10,71
11,04
11,41
11,79
12,13
12,52
9
17
€
2.008,84
€ 1.848,22
€
12,83
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
FWG 30
Leeftijd
Maandsalaris
Periodesalaris
Uurloon
17 jaar
18 jaar
19 jaar
€
€
€
925,46
1.078,96
1.233,58
€ 850,86
€ 992,92
€ 1.134,98
€
€
€
5,91
6,90
7,88
20 jaar
€
1.387,07
€ 1.275,55
€
8,86
Periodiek
Aanloopperiodiek 0
Versie 6, februari 2011
Volgnr.
6
Maandsalaris
€
1.464,39
Periodesalaris
€ 1.348,06
Uurloon
€
9,36
94
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
1.503,03
1.540,58
1.581,44
1.625,61
1.675,32
1.727,22
1.785,76
1.844,28
1.898,40
1.959,13
2.008,84
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
1.383,58
1.417,61
1.454,61
1.496,04
1.541,91
1.589,26
1.642,54
1.697,29
1.746,12
1.802,35
1.848,22
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
9,61
9,84
10,10
10,39
10,71
11,04
11,41
11,79
12,13
12,52
12,83
10
18
€
2.068,47
€ 1.902,97
€
13,22
Aanloopperiodiek 1
FWG 35
Leeftijd
Maandsalaris
Periodesalaris
Uurloon
17 jaar
18 jaar
19 jaar
€
€
€
976,26
1.138,59
1.300,94
€ 898,22
€ 1.047,67
€ 1.197,13
€
€
€
6,24
7,28
8,31
20 jaar
€
1.463,28
€ 1.346,58
€
9,35
Periodiek
Volgnr.
Maandsalaris
Periodesalaris
Uurloon
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
1.540,58
1.581,44
1.625,61
1.675,32
1.727,22
1.785,76
1.844,28
1.898,40
1.959,13
2.008,84
2.068,47
2.122,57
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
1.417,61
1.454,61
1.496,04
1.541,91
1.589,26
1.642,54
1.697,29
1.746,12
1.802,35
1.848,22
1.902,97
1.953,29
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
9,84
10,10
10,39
10,71
11,04
11,41
11,79
12,13
12,52
12,83
13,22
13,56
10
20
€
2.180,00
€ 2.006,56
€
13,93
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
FWG 40
Periodiek
Volgnr.
Maandsalaris
Periodesalaris
Uurloon
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
14
16
17
18
19
20
21
22
23
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
1.625,61
1.675,32
1.727,22
1.844,28
1.959,13
2.008,84
2.068,47
2.122,57
2.180,00
2.236,33
2.291,55
2.347,87
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
1.496,04
1.541,91
1.589,26
1.697,29
1.802,35
1.848,22
1.902,97
1.953,29
2.006,56
2.058,35
2.108,66
2.160,45
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
10,39
10,71
11,04
11,79
12,52
12,83
13,22
13,56
13,93
14,29
14,64
15,00
10
24
€
2.405,29
€ 2.213,72
€
15,37
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
FWG 45
Periodiek
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
Versie 6, februari 2011
Volgnr.
16
18
Maandsalaris
€
€
1.959,13
2.068,47
Periodesalaris
€ 1.802,35
€ 1.902,97
Uurloon
€
€
12,52
13,22
95
0
1
2
3
4
5
6
7
20
21
22
23
24
25
26
27
€
€
€
€
€
€
€
€
2.180,00
2.236,33
2.291,55
2.347,87
2.405,29
2.463,82
2.524,56
2.587,52
€
€
€
€
€
€
€
€
2.006,56
2.058,35
2.108,66
2.160,45
2.213,72
2.267,00
2.323,23
2.380,94
€
€
€
€
€
€
€
€
13,93
14,29
14,64
15,00
15,37
15,74
16,13
16,53
8
28
€
2.642,73
€ 2.431,25
€
16,88
FWG 50
Periodiek
Volgnr.
Maandsalaris
Periodesalaris
Uurloon
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
18
20
21
23
25
27
28
29
30
31
32
33
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
2.068,47
2.180,00
2.236,33
2.347,87
2.463,82
2.587,52
2.642,73
2.704,57
2.765,32
2.822,74
2.880,16
2.940,91
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
1.902,97
2.006,56
2.058,35
2.160,45
2.267,00
2.380,94
2.431,25
2.488,96
2.543,71
2.596,98
2.650,25
2.706,48
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
13,22
13,93
14,29
15,00
15,74
16,53
16,88
17,28
17,66
18,03
18,40
18,80
10
34
€
3.001,65
€ 2.761,24
€
19,18
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
FWG 55
Periodiek
Volgnr.
Maandsalaris
Periodesalaris
Uurloon
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
19
21
23
26
28
30
32
34
35
36
37
38
39
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
2.122,57
2.236,33
2.347,87
2.524,56
2.642,73
2.765,32
2.880,16
3.001,65
3.057,97
3.114,29
3.179,44
3.245,71
3.310,87
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
1.953,29
2.058,35
2.160,45
2.323,23
2.431,25
2.543,71
2.650,25
2.761,24
2.813,03
2.864,82
2.925,49
2.986,16
3.046,83
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
13,56
14,29
15,00
16,13
16,88
17,66
18,40
19,18
19,53
19,89
20,32
20,74
21,16
11
40
€
3.369,41
€ 3.100,10
€
21,53
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
FWG 60
Periodiek
Volgnr.
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
0
1
2
3
4
5
6
7
Versie 6, februari 2011
27
29
32
34
36
38
40
42
44
45
Maandsalaris
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
2.587,52
2.704,57
2.880,16
3.001,65
3.114,29
3.245,71
3.369,41
3.496,41
3.618,98
3.673,11
Periodesalaris
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
2.380,94
2.488,96
2.650,25
2.761,24
2.864,82
2.986,16
3.100,10
3.217,00
3.329,46
3.379,78
Uurloon
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
16,53
17,28
18,40
19,18
19,89
20,74
21,53
22,34
23,12
23,47
96
8
9
46
47
€
€
3.728,32
3.785,76
€ 3.430,09
€ 3.483,36
€
€
23,82
24,19
10
48
€
3.840,97
€ 3.533,67
€
24,54
FWG 65
Periodiek
Volgnr.
Maandsalaris
Periodesalaris
Uurloon
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
34
36
38
40
41
42
43
44
46
48
50
52
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
3.001,65
3.114,29
3.245,71
3.369,41
3.434,56
3.496,41
3.559,35
3.618,98
3.728,32
3.840,97
3.954,71
4.067,35
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
2.761,24
2.864,82
2.986,16
3.100,10
3.142,27
3.217,00
3.274,71
3.329,46
3.430,09
3.533,67
3.638,73
3.742,32
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
19,18
19,89
20,74
21,53
21,95
22,34
22,74
23,12
23,82
24,54
25,27
25,99
10
54
€
4.181,10
€ 3.847,38
€
26,72
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
FWG 70
Periodiek
Volgnr.
Maandsalaris
Periodesalaris
Uurloon
0
1
2
3
4
5
6
7
8
44
46
48
50
51
52
53
56
59
62
64
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
3.618,98
3.728,32
3.840,97
3.954,71
4.012,14
4.067,35
4.125,88
4.294,86
4.464,92
4.634,99
4.748,74
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
3.329,46
3.430,09
3.533,67
3.638,73
3.692,01
3.742,32
3.797,07
3.952,44
4.107,82
4.264,67
4.369,74
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
23,12
23,82
24,54
25,27
25,64
25,99
26,37
27,45
28,53
29,62
30,35
9
66
€
4.889,01
€ 4.498,48
€
31,24
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
FWG 75
Periodiek
Volgnr.
Maandsalaris
Periodesalaris
Uurloon
0
1
2
3
4
5
6
54
56
58
60
62
63
64
65
68
€
€
€
€
€
€
€
€
€
4.181,10
4.294,86
4.406,39
4.521,25
4.634,99
4.690,22
4.748,74
4.818,31
5.031,46
€
€
€
€
€
€
€
€
€
3.847,38
3.952,44
4.054,55
4.187,36
4.264,67
4.314,99
4.369,74
4.433,37
4.630,18
€
€
€
€
€
€
€
€
€
26,72
27,45
28,16
28,89
29,62
29,97
30,13
30,79
32,15
7
71
€
5.242,40
€ 4.824,02
€
33,50
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
FWG 80
Periodiek
Volgnr.
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
0
1
Versie 6, februari 2011
66
68
70
72
Maandsalaris
€
€
€
€
4.889,01
5.031,46
5.172,83
5.315,27
Periodesalaris
€
€
€
€
4.498,48
4.630,18
4.760,39
4.890,61
Uurloon
€
€
€
€
31,24
32,15
33,06
33,96
97
2
3
74
75
€
€
5.456,64
5.527,33
€ 5.020,83
€ 5.085,94
€
€
34,87
35,32
4
76
€
5.599,11
€ 5.152,53
€
35,78
Artikel 13 Met ingang van 1 januari 2008 dan wel periode 1 van 2008 tot en met 31 december 2008 dan wel periode 13 van
2008
B1 Salarisschalen FWG 5 tot en met FWG 80 per 1 januari 2008 inclusief een verhoging van 3,25% waarbij de
maand- en periodesalarissen gelden bij een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week
Versie 6, februari 2011
98
FWG 5
Leeftijd
Maandsalaris
*) 16 jaar
*) 17 jaar
*) 18 jaar
*) 19 jaar
*) 20 jaar
*) 21 jaar
€
€
€
€
€
€
460,60
527,35
607,45
700,90
821,05
967,90
Periodesalaris
€
€
€
€
€
€
*) 22 jaar € 1.134,75
23 jaar
e.o.
(WML*)
€ 1.335,00
* Wet Minimum(jeugd)loon 1 januari 2008
Uurloon
425,20
486,80
560,80
647,00
757,80
893,40
€
€
€
€
€
€
2,95
3,38
3,89
4,49
5,25
6,20
€ 1.047,40
€
7,27
€ 1.232,40
€
8,56
FWG 10
Leeftijd
Maandsalaris
€
€
€
17 jaar
18 jaar
19 jaar
€
20 jaar
Periodiek
Volgnr.
858,61
1.002,27
1.144,81
1.288,48
Maandsalaris
Periodesalaris
Uurloon
€ 789,90
€ 922,82
€ 1.052,69
€
€
€
€ 1.185,61
€
Periodesalaris
5,49
6,41
7,31
8,23
Uurloon
0
1
€
1.335,00
€ 1.232,40
€
8,56
1
2
€
1.352,34
€ 1.243,67
€
8,64
2
3
€
1.377,41
€ 1.268,12
€
8,81
3
4
€
1.431,02
€ 1.317,01
€
9,15
4
5
€
1.483,47
€ 1.364,37
€
9,47
FWG 15
Leeftijd
Maandsalaris
17 jaar
18 jaar
19 jaar
20 jaar
Periodiek
€
€
€
890,54
1.038,76
1.187,00
€
1.334,09
Volgnr.
Maandsalaris
Periodesalaris
Uurloon
€ 818,93
€ 956,44
€ 1.092,42
€
€
€
€ 1.226,87
€
Periodesalaris
5,69
6,64
7,59
8,52
Uurloon
0
1
2
3
4
5
6
7
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
1.381,20
1.431,02
1.483,47
1.511,98
1.551,88
1.590,64
1.632,84
1.678,44
1.729,76
1.783,36
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
1.275,00
1.317,01
1.364,37
1.391,88
1.428,54
1.463,68
1.501,88
1.544,66
1.592,02
1.640,92
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
8,85
9,15
9,47
9,67
9,92
10,16
10,43
10,73
11,06
11,40
8
13
€
1.843,80
€ 1.695,92
€
11,78
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
FWG 20
Leeftijd
17 jaar
18 jaar
19 jaar
Versie 6, februari 2011
Maandsalaris
€
€
€
907,64
1.059,30
1.209,81
Periodesalaris
€ 835,74
€ 974,77
€ 1.113,81
Uurloon
€
€
€
5,80
6,77
7,73
99
€
1.360,31
0
1
2
3
4
5
6
7
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
1.483,47
1.511,98
1.551,88
1.590,64
1.632,84
1.678,44
1.729,76
1.783,36
1.843,80
1.904,22
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
1.364,37
1.391,88
1.428,54
1.463,68
1.501,88
1.544,66
1.592,02
1.640,92
1.695,92
1.752,45
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
9,47
9,67
9,92
10,16
10,43
10,73
11,06
11,40
11,78
12,17
8
15
€
1.960,10
€ 1.802,87
€
12,52
20 jaar
Periodiek
Volgnr.
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
Maandsalaris
€ 1.251,31
€
Periodesalaris
8,69
Uurloon
FWG 25
Leeftijd
Maandsalaris
Periodesalaris
Uurloon
17 jaar
18 jaar
19 jaar
€
€
€
930,44
1.086,67
1.241,74
€ 856,17
€ 999,22
€ 1.142,83
€
€
€
5,94
6,94
7,94
20 jaar
€
1.396,80
€ 1.284,93
€
8,92
0
1
2
3
4
5
6
7
8
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
1.511,98
1.551,88
1.590,64
1.632,84
1.678,44
1.729,76
1.783,36
1.843,80
1.904,22
1.960,10
2.022,80
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
1.391,88
1.428,54
1.463,68
1.501,88
1.544,66
1.592,02
1.640,92
1.695,92
1.752,45
1.802,87
1.860,93
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
9,67
9,92
10,16
10,43
10,73
11,06
11,40
11,78
12,17
12,52
12,92
9
17
€
2.074,13
€ 1.908,29
€
13,25
Periodiek
Volgnr.
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
Maandsalaris
Periodesalaris
Uurloon
FWG 30
Leeftijd
Maandsalaris
17 jaar
18 jaar
19 jaar
20 jaar
Periodiek
955,53
1.114,03
1.273,67
€
1.432,15
Volgnr.
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Versie 6, februari 2011
€
€
€
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
Maandsalaris
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
1.511,98
1.551,88
1.590,64
1.632,84
1.678,44
1.729,76
1.783,36
1.843,80
1.904,22
1.960,10
2.022,80
2.074,13
Periodesalaris
Uurloon
€ 878,52
€ 1.025,19
€ 1.171,86
€
€
€
€ 1.317,01
€
Periodesalaris
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
1.391,88
1.428,54
1.463,68
1.501,88
1.544,66
1.592,02
1.640,92
1.695,92
1.752,45
1.802,87
1.860,93
1.908,29
6,10
7,12
8,14
9,15
Uurloon
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
9,67
9,92
10,16
10,43
10,73
11,06
11,40
11,78
12,17
12,52
12,92
13,25
100
10
18
€
2.135,70
€ 1.964,82
€
13,64
FWG 35
Leeftijd
Maandsalaris
17 jaar
18 jaar
19 jaar
20 jaar
Periodiek
€
€
€
1.007,99
1.175,60
1.343,22
€
1.510,84
Volgnr.
Maandsalaris
Periodesalaris
Uurloon
€ 927,41
€ 1.081,72
€ 1.236,03
€
€
€
€ 1.390,35
€
Periodesalaris
6,44
7,51
8,58
9,66
Uurloon
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
1.590,64
1.632,84
1.678,44
1.729,76
1.783,36
1.843,80
1.904,22
1.960,10
2.022,80
2.074,13
2.135,70
2.191,56
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
1.463,68
1.501,88
1.544,66
1.592,02
1.640,92
1.695,92
1.752,45
1.802,87
1.860,93
1.908,29
1.964,82
2.016,77
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
10,16
10,43
10,73
11,06
11,40
11,78
12,17
12,52
12,92
13,25
13,64
14,01
10
20
€
2.250,85
€ 2.071,77
€
14,39
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
FWG 40
Periodiek
Volgnr.
Maandsalaris
Periodesalaris
Uurloon
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
14
16
17
18
19
20
21
22
23
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
1.678,44
1.729,76
1.783,36
1.904,22
2.022,80
2.074,13
2.135,70
2.191,56
2.250,85
2.309,01
2.366,02
2.424,17
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
1.544,66
1.592,02
1.640,92
1.752,45
1.860,93
1.908,29
1.964,82
2.016,77
2.071,77
2.125,25
2.177,19
2.230,67
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
10,73
11,06
11,40
12,17
12,92
13,25
13,64
14,01
14,39
14,76
15,12
15,49
10
24
€
2.483,46
€ 2.285,67
€
15,87
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
FWG 45
Periodiek
Volgnr.
Maandsalaris
Periodesalaris
Uurloon
0
1
2
3
4
5
6
7
16
18
20
21
22
23
24
25
26
27
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
2.022,80
2.135,70
2.250,85
2.309,01
2.366,02
2.424,17
2.483,46
2.543,90
2.606,60
2.671,61
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
1.860,93
1.964,82
2.071,77
2.125,25
2.177,19
2.230,67
2.285,67
2.340,67
2.398,73
2.458,32
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
12,92
13,64
14,39
14,76
15,12
15,49
15,87
16,25
16,66
17,07
8
28
€
2.728,62
€ 2.510,26
€
17,43
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
FWG 50
Versie 6, februari 2011
101
Periodiek
Volgnr.
Maandsalaris
Periodesalaris
Uurloon
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
18
20
21
23
25
27
28
29
30
31
32
33
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
2.135,70
2.250,85
2.309,01
2.424,17
2.543,90
2.671,61
2.728,62
2.792,47
2.855,19
2.914,48
2.973,77
3.036,49
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
1.964,82
2.071,77
2.125,25
2.230,67
2.340,67
2.458,32
2.510,26
2.569,85
2.626,38
2.681,38
2.736,39
2.794,45
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
13,64
14,39
14,76
15,49
16,25
17,07
17,43
17,85
18,24
18,62
19,00
19,41
10
34
€
3.099,20
€ 2.850,98
€
19,80
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
FWG 55
Periodiek
Volgnr.
Maandsalaris
Periodesalaris
Uurloon
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
19
21
23
26
28
30
32
34
35
36
37
38
39
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
2.191,56
2.309,01
2.424,17
2.606,60
2.728,62
2.855,19
2.973,77
3.099,20
3.157,35
3.215,51
3.282,78
3.351,20
3.418,48
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
2.016,77
2.125,25
2.230,67
2.398,73
2.510,26
2.626,38
2.736,39
2.850,98
2.904,45
2.957,93
3.020,57
3.083,21
3.145,85
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
14,01
14,76
15,49
16,66
17,43
18,24
19,00
19,80
20,17
20,54
20,98
21,41
21,85
11
40
€
3.478,91
€ 3.200,85
€
22,23
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
FWG 60
Periodiek
Volgnr.
Maandsalaris
Periodesalaris
Uurloon
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
27
29
32
34
36
38
40
42
44
45
46
47
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
2.671,61
2.792,47
2.973,77
3.099,20
3.215,51
3.351,20
3.478,91
3.610,04
3.736,60
3.792,48
3.849,49
3.908,79
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
2.458,32
2.569,85
2.736,39
2.850,98
2.957,93
3.083,21
3.200,85
3.321,56
3.437,67
3.489,62
3.541,57
3.596,57
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
17,07
17,85
19,00
19,80
20,54
21,41
22,23
23,07
23,87
24,23
24,59
24,98
10
48
€
3.965,80
€ 3.648,52
€
25,34
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
FWG 65
Periodiek
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
Versie 6, februari 2011
Volgnr.
34
36
Maandsalaris
€
€
3.099,20
3.215,51
Periodesalaris
€ 2.850,98
€ 2.957,93
Uurloon
€
€
19,80
20,54
102
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
38
40
41
42
43
44
46
48
50
52
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
3.351,20
3.478,91
3.546,18
3.610,04
3.675,03
3.736,60
3.849,49
3.965,80
4.083,23
4.199,54
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
3.083,21
3.200,85
3.244,40
3.321,56
3.381,14
3.437,67
3.541,57
3.648,52
3.756,99
3.863,94
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
21,41
22,23
22,66
23,07
23,48
23,87
24,59
25,34
26,09
26,83
10
54
€
4.316,98
€ 3.972,42
€
27,59
FWG 70
Periodiek
Volgnr.
Maandsalaris
Periodesalaris
Uurloon
0
1
2
3
4
5
6
7
8
44
46
48
50
51
52
53
56
59
62
64
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
3.736,60
3.849,49
3.965,80
4.083,23
4.142,53
4.199,54
4.259,98
4.434,44
4.610,03
4.785,63
4.903,08
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
3.437,67
3.541,57
3.648,52
3.756,99
3.812,00
3.863,94
3.920,47
4.080,90
4.241,32
4.403,28
4.511,75
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
23,87
24,59
25,34
26,09
26,47
26,83
27,23
28,34
29,45
30,58
31,33
9
66
€
5.047,90
€ 4.644,68
€
32,25
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
FWG 75
Periodiek
Volgnr.
Maandsalaris
Periodesalaris
Uurloon
0
1
2
3
4
5
6
54
56
58
60
62
63
64
65
68
€
€
€
€
€
€
€
€
€
4.316,98
4.434,44
4.549,60
4.668,19
4.785,63
4.842,65
4.903,08
4.974,91
5.194,98
€
€
€
€
€
€
€
€
€
3.972,42
4.080,90
4.186,32
4.323,45
4.403,28
4.455,22
4.511,75
4.577,45
4.780,66
€
€
€
€
€
€
€
€
€
27,59
28,34
29,07
29,82
30,58
30,94
31,11
31,79
33,20
7
71
€
5.412,77
€ 4.980,80
€
34,59
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
FWG 80
Periodiek
Volgnr.
Maandsalaris
Periodesalaris
Uurloon
0
1
2
3
66
68
70
72
74
75
€
€
€
€
€
€
5.047,90
5.194,98
5.340,94
5.488,02
5.633,98
5.706,97
€
€
€
€
€
€
4.644,68
4.780,66
4.915,11
5.049,56
5.184,01
5.251,24
€
€
€
€
€
€
32,25
33,20
34,13
35,07
36,00
36,47
4
76
€
5.781,08
€ 5.319,99
€
36,94
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
Artikel 13 Met ingang van 1 maart 2009 dan wel periode 3 van 2009
B1 Salarisschalen FWG 5 tot en met FWG 80 per 1 maart 2009 inclusief een verhoging van 3% waarbij de maand- en
periodesalarissen gelden bij een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week.
Versie 6, februari 2011
103
FWG 5
Leeftijd
Maandsalaris
Periodesalaris
Uurloon
*) 16 jaar
€ 488,50
€ 449,28
€ 3,12
*) 17 jaar
€ 559,30
€ 514,08
€ 3,57
*) 18 jaar
€ 644,30
€ 593,28
€ 4,12
*) 19 jaar
€ 743,40
€ 684,00
€ 4,75
*) 20 jaar
€ 870,85
€ 800,64
€ 5,56
*) 21 jaar
€ 1.026,60
€ 944,64
€ 6,56
*) 22 jaar
€ 1.203,60
€ 1.107,36
€ 7,69
€ 1.303,20
€ 9,05
*) 23 jaar e.o.
€ 1.416,00
* Wet minimum (jeugd)loon 1 juli 2010
FWG 10
Leeftijd
Maandsalaris Periodesalaris
Uurloon
17 jaar
€ 884,37
€ 813,60
€ 5,65
18 jaar
€ 1.032,34
€ 950,40
€ 6,60
19 jaar
€ 1.179,15
€ 1.084,32
€ 7,53
20 jaar
€ 1.327,13
€ 1.221,12
€ 8,48
Periodiek
Volgnr.
Maandsalaris Periodesalaris
Uurloon
0
1
€ 1.416,00
€ 1.303,20
€ 9,05
1
2
€ 1.416,00
€ 1.303,20
€ 9,05
2
3
€ 1.418,74
€ 1.306,08
€ 9,07
3
4
€ 1.473,95
€ 1.356,48
€ 9,42
4
5
€ 1.527,98
€ 1.405,44
€ 9,76
FWG 15
Leeftijd
Maandsalaris
Periodesalaris
Uurloon
17 jaar
18 jaar
19 jaar
€ 917,25
€ 1.069,92
€ 1.222,61
€ 843,50
€ 985,13
€ 1.125,19
€
€
€
5,86
6,84
7,81
20 jaar
€ 1.374,12
€ 1.263,67
€
8,78
Periodiek
Volgnr.
Maandsalaris
0
1
2
3
4
5
6
7
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
8
13
€ 1.899,12
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
1.418,74
1.473,95
1.527,98
1.557,34
1.598,43
1.638,36
1.681,83
1.728,80
1.781,66
1.836,86
Periodesalaris
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
Uurloon
1.306,16
1.356,52
1.405,31
1.433,63
1.471,40
1.507,59
1.546,94
1.591,00
1.639,78
1.690,14
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
9,07
9,42
9,76
9,96
10,22
10,47
10,74
11,05
11,39
11,74
€ 1.746,80
€
12,13
FWG 20
Leeftijd
Maandsalaris
Periodesalaris
Uurloon
17 jaar
18 jaar
19 jaar
€ 934,87
€ 1.091,08
€ 1.246,10
€ 860,81
€ 1.004,01
€ 1.147,22
€
€
€
5,98
6,97
7,97
20 jaar
€ 1.401,12
€ 1.288,85
€
8,95
Versie 6, februari 2011
104
Periodiek
Volgnr.
Maandsalaris
0
1
2
3
4
5
6
7
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
8
15
€ 2.018,90
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
1.527,98
1.557,34
1.598,43
1.638,36
1.681,83
1.728,80
1.781,66
1.836,86
1.899,12
1.961,34
Periodesalaris
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
Uurloon
1.405,31
1.433,63
1.471,40
1.507,59
1.546,94
1.591,00
1.639,78
1.690,14
1.746,80
1.805,02
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
9,76
9,96
10,22
10,47
10,74
11,05
11,39
11,74
12,13
12,53
€ 1.856,95
€
12,90
FWG 25
Leeftijd
Maandsalaris
17 jaar
18 jaar
19 jaar
20 jaar
Periodiek
Volgnr.
Uurloon
€ 958,36
€ 1.119,27
€ 1.278,99
€ 881,86
€ 1.029,19
€ 1.177,12
€
€
€
€ 1.438,70
€ 1.323,47
€
Maandsalaris
0
1
2
3
4
5
6
7
8
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
9
17
€ 2.136,35
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
Periodesalaris
1.557,34
1.598,43
1.638,36
1.681,83
1.728,80
1.781,66
1.836,86
1.899,12
1.961,34
2.018,90
2.083,49
Periodesalaris
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
6,12
7,15
8,17
9,19
Uurloon
1.433,63
1.471,40
1.507,59
1.546,94
1.591,00
1.639,78
1.690,14
1.746,80
1.805,02
1.856,95
1.916,75
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
9,96
10,22
10,47
10,74
11,05
11,39
11,74
12,13
12,53
12,90
13,31
€ 1.965,54
€
13,65
FWG 30
Leeftijd
Maandsalaris
Periodesalaris
Uurloon
17 jaar
18 jaar
19 jaar
€ 984,20
€ 1.147,45
€ 1.311,88
€ 904,87
€ 1.055,95
€ 1.207,02
€
€
€
6,28
7,33
8,38
20 jaar
€ 1.475,12
€ 1.356,52
€
9,42
Periodiek
Volgnr.
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Versie 6, februari 2011
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
Maandsalaris
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
1.557,34
1.598,43
1.638,36
1.681,83
1.728,80
1.781,66
1.836,86
1.899,12
1.961,34
2.018,90
2.083,49
2.136,35
Periodesalaris
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
1.433,63
1.471,40
1.507,59
1.546,94
1.591,00
1.639,78
1.690,14
1.746,80
1.805,02
1.856,95
1.916,75
1.965,54
Uurloon
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
9,96
10,22
10,47
10,74
11,05
11,39
11,74
12,13
12,53
12,90
13,31
13,65
105
10
18
€ 2.199,77
€ 2.023,77
€
14,05
FWG 35
Leeftijd
Maandsalaris
17 jaar
18 jaar
19 jaar
20 jaar
Periodiek
Volgnr.
Uurloon
€ 1.038,23
€ 1.210,87
€ 1.383,51
€ 955,23
€ 1.114,17
€ 1.273,12
€
€
€
€ 1.556,16
€ 1.432,06
€
Maandsalaris
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
10
20
€ 2.318,37
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
Periodesalaris
1.638,36
1.681,83
1.728,80
1.781,66
1.836,86
1.899,12
1.961,34
2.018,90
2.083,49
2.136,35
2.199,77
2.257,31
Periodesalaris
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
6,63
7,74
8,84
9,94
Uurloon
1.507,59
1.546,94
1.591,00
1.639,78
1.690,14
1.746,80
1.805,02
1.856,95
1.916,75
1.965,54
2.023,77
2.077,27
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
10,47
10,74
11,05
11,39
11,74
12,13
12,53
12,90
13,31
13,65
14,05
14,43
€ 2.133,92
€
14,82
FWG 40
Periodiek
Volgnr.
Maandsalaris
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
14
16
17
18
19
20
21
22
23
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
10
24
€ 2.557,97
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
1.728,80
1.781,66
1.836,86
1.961,34
2.083,49
2.136,35
2.199,77
2.257,31
2.318,37
2.378,28
2.437,00
2.496,90
Periodesalaris
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
Uurloon
1.591,00
1.639,78
1.690,14
1.805,02
1.916,75
1.965,54
2.023,77
2.077,27
2.133,92
2.189,00
2.242,51
2.297,59
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
11,05
11,39
11,74
12,53
13,31
13,65
14,05
14,43
14,82
15,20
15,57
15,96
€ 2.354,24
€
16,35
FWG 45
Periodiek
Volgnr.
Maandsalaris
0
1
2
3
4
5
6
7
16
18
20
21
22
23
24
25
26
27
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
8
28
€ 2.810,48
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
2.083,49
2.199,77
2.318,37
2.378,28
2.437,00
2.496,90
2.557,97
2.620,22
2.684,80
2.751,76
Periodesalaris
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
Uurloon
1.916,75
2.023,77
2.133,92
2.189,00
2.242,51
2.297,59
2.354,24
2.410,89
2.470,69
2.532,07
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
13,31
14,05
14,82
15,20
15,57
15,96
16,35
16,74
17,16
17,58
€ 2.585,57
€
17,96
FWG 50
Periodiek
Versie 6, februari 2011
Volgnr.
Maandsalaris
Periodesalaris
Uurloon
106
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
18
20
21
23
25
27
28
29
30
31
32
33
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
10
34
€ 3.192,18
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
2.199,77
2.318,37
2.378,28
2.496,90
2.620,22
2.751,76
2.810,48
2.876,25
2.940,84
3.001,91
3.062,98
3.127,59
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
2.023,77
2.133,92
2.189,00
2.297,59
2.410,89
2.532,07
2.585,57
2.646,95
2.705,17
2.761,83
2.818,48
2.878,28
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
14,05
14,82
15,20
15,96
16,74
17,58
17,96
18,38
18,79
19,18
19,57
19,99
€ 2.936,51
€
20,39
FWG 55
Periodiek
Volgnr.
Maandsalaris
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
19
21
23
26
28
30
32
34
35
36
37
38
39
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
11
40
€ 3.583,28
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
2.257,31
2.378,28
2.496,90
2.684,80
2.810,48
2.940,84
3.062,98
3.192,18
3.252,07
3.311,97
3.381,26
3.451,74
3.521,03
Periodesalaris
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
Uurloon
2.077,27
2.189,00
2.297,59
2.470,69
2.585,57
2.705,17
2.818,48
2.936,51
2.991,58
3.046,66
3.111,18
3.175,71
3.240,23
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
14,43
15,20
15,96
17,16
17,96
18,79
19,57
20,39
20,77
21,16
21,61
22,05
22,50
€ 3.296,88
€
22,90
FWG 60
Periodiek
Volgnr.
Maandsalaris
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
27
29
32
34
36
38
40
42
44
45
46
47
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
10
48
€ 4.084,77
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
2.751,76
2.876,25
3.062,98
3.192,18
3.311,97
3.451,74
3.583,28
3.718,35
3.848,70
3.906,26
3.964,98
4.026,06
Periodesalaris
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
Uurloon
2.532,07
2.646,95
2.818,48
2.936,51
3.046,66
3.175,71
3.296,88
3.421,20
3.540,80
3.594,31
3.647,81
3.704,47
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
17,58
18,38
19,57
20,39
21,16
22,05
22,90
23,76
24,59
24,96
25,33
25,73
€ 3.757,97
€
26,10
FWG 65
Periodiek
Volgnr.
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
0
1
2
Versie 6, februari 2011
34
36
38
40
41
Maandsalaris
€
€
€
€
€
3.192,18
3.311,97
3.451,74
3.583,28
3.652,57
Periodesalaris
€
€
€
€
€
2.936,51
3.046,66
3.175,71
3.296,88
3.341,73
Uurloon
€
€
€
€
€
20,39
21,16
22,05
22,90
23,34
107
3
4
5
6
7
8
9
42
43
44
46
48
50
52
€
€
€
€
€
€
€
3.718,35
3.785,28
3.848,70
3.964,98
4.084,77
4.205,73
4.325,53
10
54
€ 4.446,49
€
€
€
€
€
€
€
3.421,20
3.482,58
3.540,80
3.647,81
3.757,97
3.869,70
3.979,86
€
€
€
€
€
€
€
23,76
24,18
24,59
25,33
26,10
26,87
27,64
€ 4.091,59
€
28,41
FWG 70
Periodiek
Volgnr.
Maandsalaris
0
1
2
3
4
5
6
7
8
44
46
48
50
51
52
53
56
59
62
64
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
9
66
€ 5.199,34
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
3.848,70
3.964,98
4.084,77
4.205,73
4.266,81
4.325,53
4.387,78
4.567,47
4.748,34
4.929,20
5.050,17
Periodesalaris
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
Uurloon
3.540,80
3.647,81
3.757,97
3.869,70
3.926,36
3.979,86
4.038,09
4.203,33
4.368,56
4.535,37
4.647,11
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
24,59
25,33
26,10
26,87
27,27
27,64
28,04
29,19
30,34
31,50
32,27
€ 4.784,02
€
33,22
FWG 75
Periodiek
Volgnr.
Maandsalaris
0
1
2
3
4
5
6
54
56
58
60
62
63
64
65
68
€
€
€
€
€
€
€
€
€
7
71
€ 5.575,16
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
4.446,49
4.567,47
4.686,09
4.808,23
4.929,20
4.987,93
5.050,17
5.124,15
5.350,83
Periodesalaris
€
€
€
€
€
€
€
€
€
Uurloon
4.091,59
4.203,33
4.311,91
4.453,15
4.535,37
4.588,88
4.647,11
4.714,77
4.924,08
€
€
€
€
€
€
€
€
€
28,41
29,19
29,94
30,72
31,50
31,87
32,04
32,74
34,19
€ 5.130,23
€
35,63
FWG 80
Periodiek
Volgnr.
Maandsalaris
0
1
2
3
66
68
70
72
74
75
€
€
€
€
€
€
4
76
€ 5.954,51
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
5.199,34
5.350,83
5.501,17
5.652,66
5.803,00
5.878,18
Periodesalaris
€
€
€
€
€
€
Uurloon
4.784,02
4.924,08
5.062,56
5.201,05
5.339,53
5.408,77
€
€
€
€
€
€
33,22
34,19
35,16
36,12
37,08
37,56
€ 5.479,59
€
38,05
B2 Per 1 juli 2009 wordt FWG 35 verlengd met een extra periodiek (periodiek 11, volgnummer 21). Werknemers die
op 30 juni 2009 reeds op het maximum van FWG 35 zitten (periodiek 10, volgnummer 20) krijgen deze verhoging
toegekend op de eerstgeldende periodiekdatum
FWG 35
Leeftijd
17 jaar
18 jaar
19 jaar
Versie 6, februari 2011
Maandsalaris
€ 1.038,23
€ 1.210,87
€ 1.383,51
Periodesalaris
€ 955,23
€ 1.114,17
€ 1.273,12
Uurloon
€
€
€
6,63
7,74
8,84
108
€ 1.556,16
20 jaar
Periodiek
Volgnr.
Maandsalaris
€
Periodesalaris
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
1.507,59
1.546,94
1.591,00
1.639,78
1.690,14
1.746,80
1.805,02
1.856,95
1.916,75
1.965,54
2.023,77
2.077,27
9,94
Uurloon
Aanloopperiodiek 0
Aanloopperiodiek 1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
10
20
€ 2.318,37
€ 2.133,92
€
14,82
11
21
€ 2.378,28
€ 2.189,00
€
15,20
Hoofdstuk III
1.638,36
1.681,83
1.728,80
1.781,66
1.836,86
1.899,12
1.961,34
2.018,90
2.083,49
2.136,35
2.199,77
2.257,31
€ 1.432,06
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
10,47
10,74
11,05
11,39
11,74
12,13
12,53
12,90
13,31
13,65
14,05
14,43
Inpassingstabellen salarissen
Artikel 14 Met ingang van 1 januari 2007 dan wel periode 1 van 2007
Salarisschalen FWG 5 tot en met FWG 80 per 1 januari 2007 inclusief verhoging met 2,75% in die zin dat de
salarissen eerst zijn opgehoogd met 0,5% en vervolgens met 2,25% , waarbij de maand- en periodesalarissen gelden
bij een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week.
volgnummer
maandsalaris
Periodesalaris
uurloon
€ 1.300,80
€ 1.196,64
€ 8,31
1
€ 1.309,77
€ 1.204,53
€ 8,36
2
€ 1.334,06
€ 1.228,20
€ 8,53
3
€ 1.385,97
€ 1.275,55
€ 8,86
4
€ 1.436,78
€ 1.321,43
€ 9,18
5
€ 1.464,39
€ 1.348,06
€ 9,36
6
€ 1.503,03
€ 1.383,58
€ 9,61
7
€ 1.540,58
€ 1.417,61
€ 9,84
8
€
1.581,44
€
1.454,61
€
10,10
9
€ 1.625,61
€ 1.496,04
€ 10,39
10
€ 1.675,32
€ 1.541,91
€ 10,71
11
€
1.727,22
€
1.589,26
€ 11,04
12
€ 1.785,76
€ 1.642,54
€ 11,41
13
€ 1.844,28
€ 1.697,29
€ 11,79
14
€ 1.898,40
€ 1.746,12
€ 12,13
15
€ 1.959,13
€ 1.802,35
€ 12,52
16
€ 2.008,84
€ 1.848,22
€ 12,83
17
€ 2.068,47
€ 1.902,97
€ 13,22
18
€ 2.122,57
€ 1.953,29
€ 13,56
19
€ 2.180,00
€ 2.006,56
€ 13,93
20
€ 2.236,33
€ 2.058,35
€ 14,29
21
€ 2.291,55
€ 2.108,66
€ 14,64
22
€ 2.347,87
€ 2.160,45
€ 15,00
23
€ 2.405,29
€ 2.213,72
€ 15,37
24
€ 2.463,82
€ 2.267,00
€ 15,74
25
€ 2.524,56
€ 2.323,23
€ 16,13
26
€ 2.587,52
€ 2.380,94
€ 16,53
27
€
2.642,73
€
2.431,25
€ 16,88
28
Versie 6, februari 2011
109
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
2.704,57
2.765,32
2.822,74
2.880,16
2.940,91
3.001,65
3.057,97
3.114,29
3.179,44
3.245,71
3.310,87
3.369,41
3.434,56
3.496,41
3.559,35
3.618,98
3.673,11
3.728,32
3.785,76
3.840,97
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
2.488,96
2.543,71
2.596,98
2.650,25
2.706,48
2.761,24
2.813,03
2.864,82
2.925,49
2.986,16
3.046,83
3.100,10
3.142,27
3.217,00
3.274,71
3.329,46
3.379,78
3.430,09
3.483,36
3.533,67
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
17,28
17,66
18,03
18,40
18,80
19,18
19,53
19,89
20,32
20,74
21,16
21,53
21,95
22,34
22,74
23,12
23,47
23,82
24,19
24,54
€
€
€
€
€
3.954,71
4.012,14
4.067,35
4.125,88
4.181,10
€
€
€
€
€
3.638,73
3.692,01
3.742,32
3.797,07
3.847,38
€
€
€
€
€
25,27
25,64
25,99
26,37
26,72
€ 4.294,86
€ 3.952,44
€ 27,45
€ 4.406,39
€ 4.464,92
€ 4.521,25
€ 4.054,55
€ 4.107,82
€ 4.187,36
€ 28,16
€ 28,53
€ 28,89
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
4.634,99
4.690,22
4.748,74
4.818,31
4.889,01
4.264,67
4.314,99
4.369,74
4.433,37
4.498,48
29,62
29,97
30,35
30,79
31,24
€ 5.031,46
€ 4.630,18
€ 32,15
€ 5.172,83
€ 5.242,40
€ 5.315,27
€ 4.760,39
€ 4.824,02
€ 4.890,61
€ 33,06
€ 33,50
€ 33,96
€ 5.456,64
€ 5.527,33
€ 5.599,11
€ 5.020,83
€ 5.085,94
€ 5.152,53
€ 34,87
€ 35,32
€ 35,78
Artikel 14 Met ingang van 1 januari 2008 dan wel periode 1 van 2008
Salarisschalen FWG 5 tot en met FWG 80 per 1 januari 2008 inclusief een verhoging van 3,25% waarbij de maanden periodesalarissen gelden bij een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week
Versie 6, februari 2011
110
volgnummer
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
Versie 6, februari 2011
maandsalaris
€ 1.335,00
€ 1.352,34
€ 1.377,41
€ 1.431,02
€ 1.483,47
€ 1.511,98
€ 1.551,88
€ 1.590,64
€ 1.632,84
€ 1.678,44
€ 1.729,76
€ 1.783,36
€ 1.843,80
€ 1.904,22
€ 1.960,10
€ 2.022,80
€ 2.074,13
€ 2.135,70
€ 2.191,56
€ 2.250,85
€ 2.309,01
€ 2.366,02
€ 2.424,17
€ 2.483,46
€ 2.543,90
€ 2.606,60
€ 2.671,61
€ 2.728,62
€ 2.792,47
€ 2.855,19
€ 2.914,48
€ 2.973,77
€ 3.036,49
€ 3.099,20
€ 3.157,35
€ 3.215,51
€ 3.282,78
€ 3.351,20
€ 3.418,48
€ 3.478,91
€ 3.546,18
€ 3.610,04
€ 3.675,03
€ 3.736,60
€ 3.792,48
€ 3.849,49
€ 3.908,79
€ 3.965,80
Periodesalaris
€ 1.232,40
€ 1.243,67
€ 1.268,12
€ 1.317,01
€ 1.364,37
€ 1.391,88
€ 1.428,54
€ 1.463,68
€ 1.501,88
€ 1.544,66
€ 1.592,02
€ 1.640,92
€ 1.695,92
€ 1.752,45
€ 1.802,87
€ 1.860,93
€ 1.908,29
€ 1.964,82
€ 2.016,77
€ 2.071,77
€ 2.125,25
€ 2.177,19
€ 2.230,67
€ 2.285,67
€ 2.340,67
€ 2.398,73
€ 2.458,32
€ 2.510,26
€ 2.569,85
€ 2.626,38
€ 2.681,38
€ 2.736,39
€ 2.794,45
€ 2.850,98
€ 2.904,45
€ 2.957,93
€ 3.020,57
€ 3.083,21
€ 3.145,85
€ 3.200,85
€ 3.244,40
€ 3.321,56
€ 3.381,14
€ 3.437,67
€ 3.489,62
€ 3.541,57
€ 3.596,57
€ 3.648,52
uurloon
€ 8,56
€ 8,64
€ 8,81
€ 9,15
€ 9,47
€ 9,67
€ 9,92
€ 10,16
€ 10,43
€ 10,73
€ 11,06
€ 11,40
€ 11,78
€ 12,17
€ 12,52
€ 12,92
€ 13,25
€ 13,64
€ 14,01
€ 14,39
€ 14,76
€ 15,12
€ 15,49
€ 15,87
€ 16,25
€ 16,66
€ 17,07
€ 17,43
€ 17,85
€ 18,24
€ 18,62
€ 19,00
€ 19,41
€ 19,80
€ 20,17
€ 20,54
€ 20,98
€ 21,41
€ 21,85
€ 22,23
€ 22,66
€ 23,07
€ 23,48
€ 23,87
€ 24,23
€ 24,59
€ 24,98
€ 25,34
€ 4.083,23
€ 4.142,53
€ 3.756,99
€ 3.812,00
€ 26,09
€ 26,47
111
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
€ 4.199,54
€ 4.259,98
€ 4.316,98
€ 3.863,94
€ 3.920,47
€ 3.972,42
€ 26,83
€ 27,23
€ 27,59
€ 4.434,44
€ 4.080,90
€ 28,34
€ 4.549,60
€ 4.610,03
€ 4.668,19
€ 4.186,32
€ 4.241,32
€ 4.323,45
€ 29,07
€ 29,45
€ 29,82
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
4.785,63
4.842,65
4.903,08
4.974,91
5.047,90
4.403,28
4.455,22
4.511,75
4.577,45
4.644,68
30,58
30,94
31,33
31,79
32,25
€ 5.194,98
€ 4.780,66
€ 33,20
€ 5.340,94
€ 5.412,77
€ 5.488,02
€ 4.915,11
€ 4.980,80
€ 5.049,56
€ 34,13
€ 34,59
€ 35,07
€ 5.633,98
€ 5.706,97
€ 5.781,08
€ 5.184,01
€ 5.251,24
€ 5.319,99
€ 36,00
€ 36,47
€ 36,94
Artikel 14 Met ingang van 1 maart 2009 dan wel periode 3 van 2009
Salarisschalen FWG 5 tot en met FWG 80 per 1 maart 2009 inclusief een verhoging van 3% waarbij de maand- en
periodesalarissen gelden bij een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week.
volgnummer
maandsalaris
Periodesalaris
uurloon
€ 1.381,20
€ 1.275,00
€ 8,85
1
€
1.392,91
€
1.280,98
€ 8,90
2
€ 1.418,74
€ 1.306,16
€ 9,07
3
€ 1.473,95
€ 1.356,52
€ 9,42
4
€ 1.527,98
€ 1.405,31
€ 9,76
5
€ 1.557,34
€ 1.433,63
€ 9,96
6
€ 1.598,43
€ 1.471,40
€ 10,22
7
€ 1.638,36
€ 1.507,59
€ 10,47
8
€ 1.681,83
€ 1.546,94
€ 10,74
9
€ 1.728,80
€ 1.591,00
€ 11,05
10
€ 1.781,66
€ 1.639,78
€ 11,39
11
€ 1.836,86
€ 1.690,14
€ 11,74
12
€ 1.899,12
€ 1.746,80
€ 12,13
13
€ 1.961,34
€ 1.805,02
€ 12,53
14
€ 2.018,90
€ 1.856,95
€ 12,90
15
€ 2.083,49
€ 1.916,75
€ 13,31
16
€ 2.136,35
€ 1.965,54
€ 13,65
17
€ 2.199,77
€ 2.023,77
€ 14,05
18
€ 2.257,31
€ 2.077,27
€ 14,43
19
€ 2.318,37
€ 2.133,92
€ 14,82
20
€ 2.378,28
€ 2.189,00
€ 15,20
21
€ 2.437,00
€ 2.242,51
€ 15,57
22
Versie 6, februari 2011
112
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
Versie 6, februari 2011
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
2.496,90
2.557,97
2.620,22
2.684,80
2.751,76
2.810,48
2.876,25
2.940,84
3.001,91
3.062,98
3.127,59
3.192,18
3.252,07
3.311,97
3.381,26
3.451,74
3.521,03
3.583,28
3.652,57
3.718,35
3.785,28
3.848,70
3.906,26
3.964,98
4.026,06
4.084,77
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
2.297,59
2.354,24
2.410,89
2.470,69
2.532,07
2.585,57
2.646,95
2.705,17
2.761,83
2.818,48
2.878,28
2.936,51
2.991,58
3.046,66
3.111,18
3.175,71
3.240,23
3.296,88
3.341,73
3.421,20
3.482,58
3.540,80
3.594,31
3.647,81
3.704,47
3.757,97
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
15,96
16,35
16,74
17,16
17,58
17,96
18,38
18,79
19,18
19,57
19,99
20,39
20,77
21,16
21,61
22,05
22,50
22,90
23,34
23,76
24,18
24,59
24,96
25,33
25,73
26,10
€
€
€
€
€
4.205,73
4.266,81
4.325,53
4.387,78
4.446,49
€
€
€
€
€
3.869,70
3.926,36
3.979,86
4.038,09
4.091,59
€
€
€
€
€
26,87
27,27
27,64
28,04
28,41
€ 4.567,47
€ 4.203,33
€ 29,19
€ 4.686,09
€ 4.748,34
€ 4.808,23
€ 4.311,91
€ 4.368,56
€ 4.453,15
€ 29,94
€ 30,34
€ 30,72
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
4.929,20
4.987,93
5.050,17
5.124,15
5.199,34
4.535,37
4.588,88
4.647,11
4.714,77
4.784,02
31,50
31,87
32,27
32,74
33,22
€ 5.350,83
€ 4.924,08
€ 34,19
€ 5.501,17
€ 5.575,16
€ 5.652,66
€ 5.062,56
€ 5.130,23
€ 5.201,05
€ 35,16
€ 35,63
€ 36,12
€ 5.803,00
€ 5.339,53
€ 37,08
113
€ 5.878,18
€ 5.954,51
75
76
Hoofdstuk IV
€ 5.408,77
€ 5.479,59
€ 37,56
€ 38,05
Leerlingsalarissen
Artikel 15 Leerlingsalarissen (OCenW-opleidingsstelsel)
1. Voor de leerling-werknemers met een leerarbeidsovereenkomst die – anders dan in vervolg op een reeds lopende
arbeidsovereenkomst bij dezelfde werkgever – een mbo-of een hbo-opleiding volgen in het kader van het OCenWopleidingsstelsel (beroepsbegeleidende leerweg, BBL)
gelden de navolgende salarisbedragen, die zijn vermeld op basis van een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per
week. Bij een geringere gemiddelde arbeidsduur worden deze bedragen naar rato daarvan toegepast. Indien het
wettelijk minimum(jeugd)loon hoger ligt dan de vermelde bedragen, geldt het wettelijk minimum(jeugd)loon.
a. Salarisbedragen bij mbo-opleiding Zorghulp
Voor de leerling-werknemer geldt gedurende de opleiding tot Zorghulp een salaris op basis van het wettelijk
minimum(jeugd)loon.
b. Salarisbedragen bij mbo-opleiding Helpende tot en met 31 december 2007
Per maand
Eerste leerjaar
Tweede leerjaar
Per periode
€ 930,92
€ 1064,56
Per uur
€ 856,80
€ 979,20
€ 5,95
€ 6,80
b. Salarisbedragen bij mbo-opleiding Helpende Met ingang van 1 januari 2008
Per maand
Eerste leerjaar
Tweede leerjaar
Per periode
€ 961,17
€ 1099,16
Per uur
€ 884,16
€ 1010,88
€ 6,14
€ 7,02
b. Salarisbedragen bij mbo-opleiding Helpende Met ingang van 1 maart 2009
Per maand
Eerste leerjaar
Tweede leerjaar
Per periode
€ 990,01
€ 1132,13
Per uur
€ 911,19
€ 1041,35
€ 6,33
€ 7,23
C. Salarisbepalingen bij mbo-opleiding Verzorgende, Verzorgende IG en mbo/hbo-opleiding Verpleegkundige tot en
met 31 december 2007
Per maand
Per periode
Per uur
Eerste leerjaar
€ 1056,82
€ 972,00
€ 6,75
Tweede leerjaar
€ 1246,75
€ 1147,68
€ 7,97
Derde leerjaar
€ 1610,07
€ 1481,76
€ 10,29
Vierde leerjaar
€ 1610,07
€ 1481,76
€ 10,29
c. Salarisbedragen bij mbo-opleiding Verzorgende, Verzorgende IG en mbo/hbo-opleiding Verpleegkundige Met
ingang van 1 januari 2008, dan wel periode 1 van 2008
Eerste leerjaar
Tweede leerjaar
Derde leerjaar
Vierde leerjaar
Per maand
€ 1091,17
€ 1287,27
€ 1662,40
€ 1662,40
Per periode
€ 1003,68
€ 1185,12
€ 1529,28
€ 1529,28
Per uur
€ 6,97
€ 8,23
€ 10,62
€ 10,62
c. Salarisbedragen bij mbo-opleiding Verzorgende, Verzorgende IG en mbo/hbo-opleiding Verpleegkundige Met
ingang van 1 maart 2009
Eerste leerjaar
Tweede leerjaar
Derde leerjaar
Vierde leerjaar
2.
Per maand
€ 1123,90
€ 1325,89
€ 1712,27
€ 1712,27
Per periode
€ 1033,70
€ 1220,53
€ 1575,81
€ 1575,81
Per uur
€ 7,18
€ 8,48
€ 10,94
€ 10,94
Voor leerling-verpleegkundigen hbo kan gedurende het tweede leerjaar van het voorafgaande worden afgeweken indien
dat jaar, in het verlengde van het eerste jaar, een overwegend theoretisch karakter draagt en waarin stages zijn
opgenomen. Voor een periode van 12 maanden kan dan een leerovereenkomst met de leerling worden aangegaan.
Versie 6, februari 2011
114
Gedurende dat jaar is artikel 16 van dit hoofdstuk van overeenkomstige toepassing. In het derde leerjaar, waarin
met de leerling (weer) een leerarbeidsovereenkomst is aangegaan, begint de leerling met een salaris behorend bij
het tweede leerjaar.
Artikel 16 Zakgeld
Voor zover bij de in artikel 15 bedoelde opleidingen sprake is van een voorafgaande theoretische basisperiode waarin de
leerling nog geen werknemer is, wordt hem een zakgeld toegekend van c 346,69 per maand, en bij toepassing van
periodebedragen van c 319,01 per periode, onder aftrek van een bij of
krachtens wetgeving geldende uitkering.
Artikel 18 Leerlingsalarissen verkorte opleiding tot kraamverzorgende
Voor leerling-werknemers die een verkorte opleiding tot kraamverzorgende volgen, gelden de navolgende salarisbedragen
waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen:
a.
de verkorte opleiding voor anders opgeleiden: zij die al een andere zorgopleiding hebben genoten;
b. de verkorte opleiding voor niet-opgeleiden: zij die nog geen relevante opleiding voor de zorg hebben genoten.
De salarisbedragen zijn vermeld op basis van een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week. Bij een geringere gemiddelde
arbeidsduur worden de bedragen naar rato daarvan toegepast. Indien het wettelijk minimum-(jeugd)loon hoger ligt dan de
vermelde bedragen, geldt het wettelijk minimum(jeugd)loon.
Voorts geldt voor reeds bij de werkgever in een andere functie in dienst zijnde werknemers die de verkorte opleiding gaan
volgen dat de bestaande salarisaanspraak wordt gehandhaafd.
Salarisbedragen met bij verkorte opleiding voor anders opgeleiden tot en met 31 december 2007
Eerste maand
Vanaf tweede maand
Per maand
€ 1287,84
Bedrag van
salarisschaal
FWG 20, aan
loopperiodiek 0
Per periode
€ 1185,12
Bedrag van
salarisschaal
FWG 20, aanloopperiodiek 0
Per uur
€ 8,23
Bedrag van
salarisschaal
FWG 20, aanloopperiodiek 0
Salarisbedragen bij verkorte opleiding voor niet-opgeleiden tot en met 31 december 2007
Per maand
Eerste leerjaar
€ 1104,17
Vanaf de dertiende maand Bedrag van
Salarisschaal
FWG 20, aanloopperiodiek 0
Per periode
€ 1016,64
Bedrag van
salarisschaal
FWG 20, aanloopperiodiek 0
Per uur
€ 7,06
Bedrag van
salarisschaal
FWG 20,aanloopperiodiek 0
Salarisbedragen met bij verkorte opleiding voor anders opgeleiden Met ingang van 1 januari 2008, dan wel periode 1
van 2008
Eerste maand
Vanaf tweede maand
Per maand
€ 1329,69
Bedrag van
salarisschaal
FWG 20, aan
loopperiodiek 0
Per periode
€ 1224,00
Bedrag van
salarisschaal
FWG 20, aanloopperiodiek 0
Per uur
€ 8,50
Bedrag van
salarisschaal
FWG 20, aanloopperiodiek 0
Salarisbedragen bij verkorte opleiding voor niet-opgeleiden Met ingang van 1 januari 2008, dan wel periode 1 van 2008
Per maand
Eerste leerjaar
€ 1140,06
Vanaf de dertiende maand Bedrag van
Salarisschaal
FWG 20, aanloopperiodiek 0
Per periode
€ 1048,32
Bedrag van
salarisschaal
FWG 20, aanloopperiodiek 0
Per uur
€ 7,28
Bedrag van
salarisschaal
FWG 20,aanloopperiodiek 0
Salarisbedragen met bij verkorte opleiding voor anders opgeleiden Met ingang van 1 maart 2009
Eerste maand
Vanaf tweede maand
Versie 6, februari 2011
Per maand
€ 1369,59
Bedrag van
salarisschaal
Per periode
€ 1260,35
Bedrag van
salarisschaal
Per uur
€ 8,75
Bedrag van
salarisschaal
115
FWG 20, aan
loopperiodiek 0
FWG 20, aanloopperiodiek 0
FWG 20, aanloopperiodiek 0
Salarisbedragen bij verkorte opleiding voor niet-opgeleiden
Met ingang van 1 maart 2009
Per maand
Eerste leerjaar
€ 1174,26
Vanaf de dertiende maand Bedrag van
Salarisschaal
FWG 20, aanL
oopperiodiek 0
Per periode
€ 1081,17
Bedrag van
salarisschaal
FWG 20, aanloopperiodiek 0
Versie 6, februari 2011
Per uur
€ 7,51
Bedrag van
salarisschaal
FWG 20,aanloopperiodiek 0
116
Overige uitvoeringsregelingen
Uitvoeringsregeling
B (ex artikel 14)
Overwerk
Artikel 1
1. Deze regeling is van toepassing op de werknemer die in opdracht van de werkgever arbeid verricht waarmee de voor de
werknemer geldende gemiddelde arbeidsduur per week, gemeten over een tijdvak van 13 weken, wordt overschreden in
verband met een incidentele onvoorziene wijziging van omstandigheden of indien de aard van de arbeid incidenteel een
dergelijke afwijking noodzakelijk maakt.
2. Geen vergoeding voor overwerk wordt toegekend indien het overwerk incidenteel gedurende minder dan een half uur
aansluitend aan de bij rooster of regeling vastgestelde werktijd wordt verricht.
3. Indien het overwerk wordt verricht gedurende een periode langer dan een half uur, wordt deze periode afgerond op een
heel uur.
4. Indien het overwerk wordt verricht gedurende een periode langer dan een uur, wordt deze periode naar boven afgerond
op halve, respectievelijk hele uren.
Artikel 2
Niet in aanmerking voor overwerkvergoeding komen werknemers:
a.
die een volledig dienstverband hebben dat gesalarieerd wordt volgens salarisschaal FWG 65 of hoger;
b. die niet op verzoek of in opdracht van de werkgever overwerk verrichten.
Artikel 3
1. De vergoeding voor overwerk voor de deeltijdwerker die gesalarieerd wordt volgens salarisschaal FWG 65 of hoger,
bestaat uit verlof gelijk aan de duur van het overwerk indien het aantal overuren niet méér bedraagt dan het verschil
tussen de voor de werknemer geldende contractuele arbeidsduur en de arbeidsduur bij een volledige dagtaak.
2. De werkgever kan besluiten het verlof om te zetten in een financiële vergoeding op basis van het voor de werknemer
geldende uurloon. In dat geval vindt over die uren ook een opbouw van vakantiedagen en vakantietoeslag plaats.
Artikel 4
1. De vergoeding voor overwerk, verricht door andere werknemers dan bedoeld in artikel 3, bestaat uit verlof gelijk aan de
duur van het overwerk.
2. De werkgever kan besluiten het in lid 1 bedoelde verlof om te zetten in een financiële vergoeding op basis van het voor
de werknemer geldende uurloon. Voor deeltijders is de vergoeding in dat geval, indien het aantal overwerkuren niet
meer bedraagt dan het verschil tussen de voor de werknemer geldende contractuele arbeidsduur en de arbeidsduur bij
een volledige dagtaak, het voor de werknemer geldende uurloon en vindt over die uren ook een opbouw van
vakantiedagen en vakantietoeslag plaats.
Artikel 5
Het in de artikelen 3 en 4 bedoeld verlof dient uiterlijk te worden opgenomen in het kwartaal volgend op dat waarin is
overgewerkt, tenzij tussen werkgever en werknemer uitdrukkelijk anders is/wordt overeengekomen.
Artikel 6
De werknemer mag niet meer dan 10% boven de overeengekomen arbeidsduur voor een periode van vier maanden aan
overwerk verrichten. Indien het percentage van 10 wordt overschreden, wordt op verzoek van de betrokken werknemer
overgegaan tot het verlenen van assistentie of het stellen van een
vacature.
Versie 6, februari 2011
117
C (ex artikel 15)
Toelage inconveniënte uren
Artikel 1
1. Deze regeling is van toepassing op de werknemer die in opdracht van de werkgever arbeid verricht gedurende
inconveniënte uren, zijnde de uren:
– op maandag tot en met vrijdag vo´o´r 07.00 uur en vanaf 20.00 uur;
– op zaterdag;
– op zondagen, als ook feest-en gedenkdagen als bedoeld in artikel 32, lid 5 van het algemeen gedeelte van de
CAO.
2. Werkzaamheden, die gedurende korter dan één uur achtereen worden verricht, tellen niet mee voor de berekening van
het aantal inconveniënte uren.
3. Het volgen van opleiding en bijscholing leidt niet tot een toelage voor inconveniënte uren.
Artikel 2
1. Aan de werknemer die in opdracht van de werkgever arbeid verricht op de in artikel 1 gedefinieerde inconveniënte
uren, wordt over die uren een brutotoelage toegekend van 40% van het uurloon.
2. Het percentage wordt ten hoogste berekend over het salaris overeenkomstig het maximum van salarisschaal FWG 35.
D (ex artikel 16)
Bereikbaarheidsdienst
Artikel 1
Deze regeling is van toepassing op de werknemer die door de werkgever is opgedragen zich gedurende een bepaalde periode
in zijn vrije tijd bereikbaar te houden voor het ontvangen van spoedopdrachten van onvoorziene aard.
Artikel 2
1. De werknemer die zich bereikbaar houdt ontvangt daarvoor een compensatie in vrije tijd. Deze compensatie bedraagt:
–
voor elk vol etmaal op maandag tot en met vrijdag: 1,5 uur;
–
voor elk vol etmaal op zaterdagen, zondagen, feest-en gedenkdagen: 3 uren.
2. Indien gedurende minder dan 12 uur bereikbaarheidsdienst wordt opgedragen, wordt de compensatie naar
evenredigheid van het aantal uren vastgesteld.
3. Indien de werknemer zelf bij cliënten spoedopdrachten uitvoert, wordt dit aangemerkt als overwerk en vindt vergoeding
plaats conform het gestelde in Uitvoeringsregeling B Overwerk.
4. Op verzoek van de werknemer wordt de in lid 1 genoemde compensatie in vrije tijd vervangen door een bruto
financiële vergoeding op basis van het voor de werknemer geldende uurloon.
Versie 6, februari 2011
118
E (ex artikel 22)
Functiewaardering Gezondheidszorg (FWG)
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Uitgangspunten FWG
Artikel 1
1. Basis voor de (her)indeling is de daadwerkelijk uitgeoefende functie, vastgelegd in een functiebeschrijving die voldoet
aan kwaliteitseisen, zoals die zijn vastgelegd in het FWG-systeem.
2. De procedure voor het beschrijven, waarderen en indelen van de functie is beschreven in artikel 3. De werkgever maakt
in overeenstemming met de ondernemingsraad nadere afspraken over de functiebeschrijvingsprocedure en over de
indelingsprocedure.
3. De procedure voor herindeling is beschreven in artikel 4. De werkgever maakt in overeenstemming met de
ondernemingsraad nadere afspraken over de herindelingsprocedure.
4. De werkgever geeft aan wie binnen de instelling bevoegd is tot het beheer van de FWG instellingsbestanden
(systeemdeskundige) en tot het maken van een indelingsvoorstel met het FWG-systeem (toepasser). De werkgever
waarborgt een juiste systeemtoepassing en draagt in dit verband zorg voor adequate opleiding en training van FWGdeskundigen en toepassers.
Informatieplicht werkgever
Artikel 2
1. De werknemer wordt desgewenst door de werkgever in de gelegenheid gesteld inzage te krijgen in het
computerondersteunde systeem FWG.
2. Voordat een functiebeschrijving voorlopig wordt vastgesteld, als bedoeld in artikel 3, bespreekt de werkgever de
betreffende functiebeschrijving met de werknemer of met een groep van werknemers op wie dezelfde
functiebeschrijving van toepassing is.
3. De werkgever is verplicht de werknemers adequaat te informeren over bezwaarmogelijkheden en procedureafspraken.
In de besluiten die op grond van deze uitvoeringsregeling schriftelijk aan de werknemer worden medegedeeld, wordt
vermeld of bezwaar kan worden aangetekend en, voor het voorkomende geval, de wijze waarop een bezwaar dient te
worden ingesteld.
Beschrijving, waardering en indeling van de functie
Artikel 3
1. De werkgever neemt een voorlopig besluit ter zake van de vaststelling van de functiebeschrijving van de werknemer en
stelt de werknemer hiervan schriftelijk in kennis. De werknemer ontvangt een uitgewerkte functiebeschrijving. Indien
de werknemer hiertegen bezwaar indient, geldt de procedure zoals beschreven in hoofdstuk
2. Indien geen bezwaar wordt ingediend tegen het voorlopig besluit, wordt dit besluit definitief na het verstrijken van de
bezwarentermijn.
3. Op basis van het definitieve besluit betreffende de functiebeschrijving, bepaalt de werkgever met behulp van het FWGfunctiewaarderingssysteem de waardering en indeling van de functie en legt schriftelijk aan de werknemer een
voorlopig indelingsbesluit voor. Indien de werknemer hiertegen bezwaar indient, geldt de procedure zoals beschreven
in hoofdstuk 2. Indien geen bezwaar wordt ingediend tegen het voorlopig indelingbesluit wordt dit besluit definitief na
het verstrijken van de bezwarentermijn.
Herindelingprocedure
Artikel 4
1. Een herindeling van de functie vindt plaats in de volgende situaties:
a. bij wijziging van en aanvulling op het functiemateriaal van FWG. Indien partijen, betrokken bij deze CAO,
overeenkomen om het systeem of de systeeminhoud aan te passen, dan dient de werkgever tot heroverweging van
(een) bestaande functie-indeling(en) over te gaan, indien en voorzover de aanpassingen direct betrekking hebben
op die bestaande functie-indeling(en);
b. bij wezenlijke verandering van de functie-inhoud. De werkgever dient tot toetsing c.q. heroverweging van (een)
functie-indeling(en) over te gaan, indien sprake is van een wezenlijke verandering van de inhoud van (een)
functie(s). Daarvan is sprake wanneer redelijkerwijs mag worden verondersteld dat de functie-inhoud en/of
functie-eisen niet meer aansluiten bij de functie of het niveau, zoals deze bij de laatste (her)indeling is vastgelegd.
2. De herindelingprocedure op basis van lid 1, sub b kan niet eerder plaatsvinden dan 1 jaar na de datum van het laatste
(her)indelingsbesluit van de betreffende functie(s).
3.
De herindelingprocedure kent drie fasen die moeten worden doorlopen:
a.
start herindelingfase (lid 4);
b.
vaststellen functiebeschrijving (lid 5);
c.
waardering en indeling van de functie (lid 6).
4.
De werkgever kan op eigen initiatief of op verzoek van de werknemer een herindelingprocedure starten. De werkgever
onderzoekt daartoe:
Versie 6, februari 2011
119
5.
6.
7.
a. of en zo ja welke de gevolgen zijn van wijzigingen van en/of aanvullingen op het FWG-systeem; dan wel
b. of sprake is van een wezenlijke verandering van de functie-inhoud.
De werkgever neemt op basis van dit onderzoek een voorlopig besluit ter zake van het starten van een
herindelingprocedure en legt dit gemotiveerd, schriftelijk voor aan de betreffende werknemer.
De werkgever neemt een voorlopig besluit ter vaststelling van de functiebeschrijving van de werknemer en legt dit
schriftelijk voor aan de werknemer.
Na de definitieve vaststelling van de functiebeschrijving door de werkgever bepaalt de werkgever met behulp van het
FWG-systeem de waardering en indeling van de functie en stelt een voorlopig herindelingbesluit vast.
De werknemer kan bezwaar indienen tegen de besluiten als bedoeld in lid 4, 5 en 6 van dit artikel, conform de
procedure als bedoeld in hoofdstuk 2. Indien geen bezwaar wordt ingediend, wordt het besluit definitief na het
verstrijken van de bezwarentermijn.
HOOFDSTUK 2 BEZWARENPROCEDURE
Bezwaar
Artikel 5
1. De termijn om bezwaar te kunnen indienen is gesteld op 4 weken na verzending van het voorlopige besluit. In overleg
met de ondernemingsraad kan deze termijn ruimer worden gesteld.
2. Bij de invoering van FWG 3.0 kan de werknemer tegen het voorlopige besluit van de werkgever een bezwaar indienen
ter zake van:
a. zijn functiebeschrijving (artikel 3, lid 1);
b. de waardering en indeling (artikel 3, lid 2) van zijn functie.
3. Na de invoering van FWG 3.0 kan de werknemer een bezwaar indienen tegen de afwijzing door de werkgever van het
herindelingsverzoek (artikel 4, lid 4), tegen het voorlopig besluit in zake de functiebeschrijving (artikel 4, lid 5) of tegen
het voorlopig herindelingsbesluit (artikel 4, lid 6).
4. Het gemotiveerde bezwaarschrift moet zijn voorzien van de handtekening, de naam en het adres van de indiener.
5. Indien de werknemer bezwaar indient, wint de werkgever advies in van de bezwarenadviescommissie zoals beschreven
in artikel 6.
Taak IBC/RBC
Artikel 6
1. De instelling heeft een door de werkgever ingestelde Interne Bezwarenadvies Commissie FWG (IBC). Instellingen
kunnen – nadat de ondernemingsraad instemming heeft verleend op een desbetreffend verzoek van de werkgever – deel
uitmaken van een Regionale Bezwarenadvies Commissie (RBC). De RBC werkt voor meerdere organisaties binnen een
bepaald geografisch gebied, die vallen onder werkingssfeer van deze CAO. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn
eveneens van toepassing voor een RBC.
2. De IBC/RBC heeft tot taak de werkgever van advies te dienen in de gevallen zoals genoemd in artikel 5, lid 2 en 3.
Voor wat betreft een bezwaar van de werknemer tegen de waardering en indeling van de functie beperkt zij zich niet tot
het (de) gezichtspunt(en) waartegen bezwaar
wordt (worden) gemaakt, maar betrekt alle gezichtspunten in haar overwegingen (integrale toetsing).
3. In geval van afwijzing van een herindelingverzoek door de werkgever, is de IBC/RBC bevoegd de werkgever te
adviseren de herindelingprocedure alsnog te starten indien de werknemer in het bezwaarschrift daartoe heeft verzocht.
Indien de IBC/RBC de werkgever adviseert de procedure te starten, is de werkgever daartoe gehouden.
4. De behandeltermijn van een bezwaarschrift bedraagt maximaal 12 weken. Indien omstandigheden dit noodzakelijk
maken, kan deze termijn worden verlengd met maximaal 12 weken. De werknemer wordt over de verlenging
schriftelijk in kennis gesteld, met de redenen van de verlenging.
Reglement IBC/RBC
Artikel 7
De werkgever stelt in overleg met de ondernemingsraad een reglement IBC dan wel reglement RBC op. In dit reglement
dienen tenminste de volgende zaken te worden geregeld, voorzover deze uitvoeringsregeling daarin niet voorziet:
a.
functie, taken en samenstelling van de commissie;
b. de behandelingsprocedure van een bezwaar;
c.
de wijze van besluitvorming;
d. de kwaliteitseisen waaraan de commissieleden dienen te voldoen, alsmede de wijze waarop deze eisen worden
gehandhaafd.
Samenstelling IBC/RBC
Artikel 8
1. De IBC/RBC wordt gevormd door een voorzitter en tenminste twee leden; de helft van de leden wordt aangewezen door
de ondernemingsra(a)d(en), de andere helft wordt aangewezen door de directie(s) van de instelling. De voorzitter wordt
door de leden gezamenlijk benoemd.
2. De commissie wordt bijgestaan door een ambtelijk secretaris, die wordt benoemd door de IBC/RBC.
Versie 6, februari 2011
120
Bezwarenprocedure
Artikel 9
Indien de werknemer een bezwaar heeft ingediend tegen de voorlopige besluiten als genoemd in artikel 5, lid 2 of lid 3, is de
navolgende procedure van toepassing:
a.
de werkgever legt het betreffende bezwaarschrift voor aan de IBC/RBC met alle relevante bescheiden;
b. de IBC/RBC onderzoekt het bezwaar en brengt de werkgever schriftelijk een gemotiveerd advies uit. In het advies
worden ook eventuele minderheidsstandpunten vermeld. De werknemer ontvangt hiervan een afschrift;
c.
alvorens een advies uit te brengen, hoort de IBC/RBC de werknemer en de werkgever. Beide partijen kunnen zich laten
vertegenwoordigen. Het horen geschiedt in beginsel in elkaars aanwezigheid. Het staat de IBC/ RBC vrij andere
getuigen of deskundigen te horen, indien zij dit relevant acht voor de casus;
d. de werknemer kan zich tijdens de procedure laten bijstaan. De eventuele kosten daarvan komen voor rekening van de
werknemer;
e.
indien een der partijen stukken voorlegt aan de IBC/RBC, worden deze ook verstrekt aan de wederpartij.
Definitieve beslissing werkgever
Artikel 10
1. De werkgever beslist over het bezwaarschrift binnen 2 weken nadat hij het advies heeft ontvangen van de IBC/RBC en
zorgt ervoor dat de werknemer een afschrift van dit advies ontvangt.
2. Het advies van de IBC/RBC is zwaarwegend. Indien de werkgever afwijkt van het advies van de commissie, dient hij
dit schriftelijk en met redenen omkleed aan de werknemer kenbaar te maken.
3. Indien de IBC de werkgever adviseert de procedure te starten conform het gestelde in artikel 6, lid 3 is de werkgever
daartoe gehouden.
Verdere rechtsgang
Artikel 11
Indien werknemer het niet eens is met het definitieve besluit van de werkgever inzake de waardering en indeling van de
functie, kan hij binnen 8 weken na verzending van de definitieve beslissing van de werkgever bezwaar instellen bij de
Landelijke Bezwarencommissie FWG (LBC-FWG Thuiszorg,Postbus 4050, 4900 CB Oosterhout). Bij de LBC-FWG vindt
een integrale toetsing plaats waarbij de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure wordt veroordeeld. Een
uitspraak van de LBC-FWG kan voor de werknemer niet leiden tot een lagere indeling van de functie dan waartoe door de
werkgever reeds was besloten en waartegen door de werknemer bezwaar is ingesteld.
HOOFDSTUK 3 LANDELIJKE BEZWARENCOMMISSIE FWG
(LBC-FWG)
Taak LBC-FWG
Artikel 12
1. De LBC-FWG verricht alleen activiteiten voor werknemers en werkgevers van de bij deze CAO aangesloten partijen.
2. De LBC-FWG heeft tot taak een bindend advies te geven over de waardering en indeling van een functie, indien
hierover een geschil bestaat tussen werknemer en werkgever nadat de procedure als bedoeld in hoofdstuk 2 is
doorlopen.
Ontvankelijkheid
Artikel 13
1. Het bezwaar is niet-ontvankelijk indien:
a. over het geschil reeds door de rechter is geoordeeld, dan wel daarover een gerechtelijke procedure aanhangig is;
b. het bezwaarschrift niet voldoet aan de eisen gesteld in artikel 14 en het gebrek niet is hersteld binnen een door LBCFWG gestelde termijn;
c. de administratiekosten in de zin van artikel 15 niet binnen de door LBC-FWG gestelde termijn door de werknemer is
betaald;
d. het bezwaarschrift na de gestelde beroepstermijn van 8 weken bij de LBC-FWG binnenkomt.
2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid, kan de LBC-FWG besluiten het bezwaar toch ontvankelijk te verklaren
indien de werknemer naar het oordeel van de LBC-FWG in redelijkheid geen verwijt kan worden gemaakt van het gebrek
en – in de gevallen genoemd onder sub b en c – het gebrek alsnog op korte termijn wordt hersteld.
Formele voorwaarden voor de behandeling van het bezwaarschrift
Artikel 14
1. De LBC-FWG neemt een bezwaarschrift niet eerder in behandeling dan nadat de indiener de administratieve bijdrage ad
€ 136,– , zoals bedoeld in artikel 15, lid 1, heeft voldaan en de documenten, als genoemd in de volgende leden, zijn
ontvangen.
Versie 6, februari 2011
121
2.
3.
4.
5.
6.
Het bezwaarschrift vermeldt in ieder geval:
a.
naam, adres, woonplaats en het telefoonnummer van de werkgever;
b.
naam, adres, woonplaats en het telefoonnummer van de werknemer;
c.
een duidelijke omschrijving van het geschil;
d.
een duidelijke omschrijving van de vordering;
e.
de gronden waarop de vordering berust.
Een bezwaarschrift dient onderbouwd te zijn met de volgende documenten:
a.
de vastgestelde functiebeschrijving;
b.
het indelingsvoorstel van de werkgever (waardering en indeling);
c.
het bezwaarschrift zoals dat in de interne procedure is behandeld;
d.
de uitgewisselde documenten van de IBC/RBC-procedure;
e.
het advies van de IBC/RBC;
f.
het voor bezwaar vatbare indelingsbesluit van de werkgever na de IBC/RBC-procedure.
Indien het bezwaarschrift niet aan de in de voorgaande leden gestelde eisen voldoet, stelt de LBC-FWG de werknemer
een termijn van uiterlijk 4 weken om alsnog het bezwaarschrift in overeenstemming te brengen met de eisen. De
gronden van het bezwaar en de toelichting daarop dienen uiterlijk binnen de gestelde termijn te worden aangevoerd. Na
het verstrijken van die termijn kunnen geen nieuwe gronden voor het bezwaar worden aangevoerd.
De LBC-FWG kan de procedure na ontvangst van het bezwaarschrift stopzetten, indien:
a.
het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is, of
b.
het bezwaar kennelijk ongegrond is.
De LBC-FWG doet hiervan mededeling aan partijen.
Het bezwaarschrift schorst de werking van het definitieve indelingsbesluit waartegen het bezwaar zich richt niet.
Administratie-en behandelkosten bezwaarschrift
Artikel 15
1. De werknemer dient tegelijk met het indienen van het bezwaarschrift een administratieve bijdrage ad c 136,– te
voldoen. Dit door overmaking op rekeningnummer 79.00.28.336 ten name van BTN, beheer FWG, te Oosterhout
onder vermelding van: FWG bezwaar < naam werknemer > .
2. De kosten van de behandeling van het bezwaarschrift volgens de standaardprocedure bedragen € 1.000,–.
3. Indien de werknemer of de werkgever advies van derden (getuigen, deskundigen, raadsman e.d.) inwinnen komen de
kosten daarvan voor eigen rekening van de werknemer respectievelijk de werkgever.
Integrale toetsing door LBC-FWG
Artikel 16
1. De LBC-FWG beoordeelt of de waardering en indeling van de functie in overeenstemming is met de 9 gezichtspunten
die aan FWG ten grondslag liggen. De LBC-FWG waarborgt een zuivere toepassing van FWG.
2. De LBC-FWG beoordeelt de waardering en indeling van de functie op alle relevante factoren. Het oordeel van de LBCFWG is derhalve niet beperkt tot hetgeen door de werknemer aan het bezwaarschrift ten grondslag is gelegd.
Vertegenwoordiging en bijstand
Artikel 17
1. Iedere partij kan zich doen vertegenwoordigen door een advocaat of een gevolmachtigde.
2. Indien een partij zich laat vertegenwoordigen, dan doet die partij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling
aan de LBC-FWG. Vanaf dat moment tot het moment waarop de partij aangeeft dat hij niet langer wordt
vertegenwoordigd, worden mededelingen van LBC-FWG aan de vertegenwoordiger tevens geacht te zijn gedaan aan de
partij.
Procedure
Artikel 18
1. Indien een partij een bezwaar aanhangig maakt, stelt de LBC-FWG de andere partij schriftelijk in kennis van het in
behandeling nemen van het bezwaar, verschaft hem een afschrift van het bezwaarschrift en stelt hem gedurende 4
weken in de gelegenheid een verweerschrift in te dienen. De LBC-FWG kan die termijn eenmalig verlengen met een
termijn van maximaal 2 weken.
2. Het in het eerste lid bedoelde verweerschrift wordt door de LBC-FWG in afschrift aan de andere partij gezonden.
3. De LBC-FWG kan de werknemer in de gelegenheid stellen schriftelijk te repliceren binnen een door haar gestelde
termijn van maximaal 2 weken. In dat geval stelt de LBC-FWG de werkgever in de gelegenheid schriftelijk te
dupliceren binnen een door haar gestelde termijn van maximaal 2 weken.
4. De LBC-FWG kan partijen verzoeken om aan haar binnen een door haar gestelde termijn nadere inlichtingen te
verschaffen en/of schriftelijke stukken toe te sturen. Indien een partij aan een dergelijk verzoek geen gehoor geeft, kan
LBC-FWG daaruit de gevolgtrekkingen maken die haar geraden voorkomen. De LBC-FWG kan de andere partijen in
de gelegenheid stellen schriftelijk te reageren op de verstrekte stukken.
5. Indien de LBC-FWG het raadzaam acht partijen mondeling te horen, stelt zij daartoe plaats, dag en uur van het horen
vast en brengt partijen daarvan op de hoogte.
6. Indien partijen mondeling worden gehoord, kunnen partijen tot 1 week voor het horen nadere stukken indienen ter
Versie 6, februari 2011
122
7.
8.
onderbouwing van hun standpunt. Partijen ontvangen een afschrift van de door de andere partij overgelegde nadere
stukken.
Indien partijen mondeling worden gehoord, wordt daarvan een verslag opgesteld door de LBC-FWG. Partijen
ontvangen een afschrift van dit verslag.
De LBC-FWG stelt partijen in kennis van de verwachte termijn waarbinnen uitspraak wordt gedaan. De uitspraak zal
maximaal binnen een termijn van 24 weken na indiening van een bezwaarschrift worden gedaan.
Voeging en splitsing
Artikel 19
1. De LBC-FWG kan zaken over hetzelfde of verwant onderwerp ter behandeling voegen en de behandeling van gevoegde
zaken splitsen.
2. Partijen kunnen een verzoek tot voeging of splitsing doen. De LBC-FWG kan een dergelijk verzoek afwijzen.
Termijnen
Artikel 20
De LBC-FWG is bevoegd, ambtshalve of op verzoek van een partij, om de termijnen genoemd in dit hoofdstuk te verlengen
met inachtneming van het gestelde in artikel 18, lid 8 indien omstandigheden van het geval daartoe naar haar oordeel
aanleiding geven.
Uitspraak
Artikel 21
1. De LBC-FWG doet schriftelijk en deugdelijk gemotiveerd uitspraak.
2. De uitspraak kent een kostenveroordeling, zoals bedoeld in artikel 22.
3. De uitspraak van de LBC-FWG heeft voor partijen de status van bindend advies. Aan de IBC/RBC die in eerste
instantie een advies heeft uitgebracht, wordt een afschrift van de uitspraak toegezonden.
Kostenveroordeling
Artikel 22
1. De LBC-FWG bepaalt welke partij naar haar oordeel als de in het ongelijk gestelde partij gehouden is de
behandelkosten en de administratiekosten te voldoen.
2. Indien een door de werknemer ingesteld bezwaar leidt tot een andere functie-indeling dan door de werkgever is
vastgesteld, wordt de werkgever in de kosten veroordeeld. Indien dit bezwaar niet leidt tot een andere functie-indeling,
wordt de werknemer in de kosten veroordeeld.
3. Indien de werknemer in het ongelijk wordt gesteld, worden de behandelkosten bij hem in rekening gebracht, naast de
administratiekosten die hij reeds heeft voldaan.
4. Indien de werkgever in het ongelijk wordt gesteld, ontvangt de werknemer de administratiekosten retour en worden
deze kosten met de behandelkosten bij de werkgever in rekening gebracht.
5. Indien een bezwaarschrift niet ontvankelijk wordt verklaard, worden de ontvangen documenten retour gezonden aan de
werknemer. De administratieve bijdrage wordt niet aan de werknemer gerestitueerd.
Reglement LBC-FWG
Artikel 23
De LBC-FWG wordt ingesteld door partijen betrokken bij deze CAO, dat de samenstelling, werkwijze en financiering van de
commissie bepaalt, voorzover dit uitvoeringsreglement daarin nog niet voorziet. Een exemplaar van dit reglement wordt bij
indiening van het bezwaarschrift aan de beide geschilpartijen toegezonden.
Versie 6, februari 2011
123
BIJLAGE BIJ UR FWG (MODEL FUNCTIEBESCHRIJVING)
Dit model geeft weer hoe een functiebeschrijving kan worden vormgegeven. De werkgever is echter vrij dit naar eigen
inzicht aan te passen waarbij hij zich dient te houden aan de in de FWG-overeenkomst geformuleerde kwaliteitseisen.
Algemene functie-informatie
Naam instelling:
Eventueel adres of locatie:
Naam organisatorische eenheid (dienst, afdeling, team):
Functienaam/-nummer:
Datum dat functie is opgesteld:
Vastgesteld door directie d.d.:
Eventuele archiefnummers:
Plaats en doel binnen de organisatie
Doelstelling organisatorische eenheid:
Plaats van de functie binnen de organisatorische eenheid:
Doelstelling van de functie:
Leiding geven en leiding ontvangen
Hiëarchisch leidinggeven:
Operationeel leidinggeven:
Functioneel leidinggeven:
Geven van richtlijnen:
Geven van aanwijzingen:
Direct leidinggeven:
Interne en externe contacten
Overlegvormen:
Frequentie en doel van de contacten:
Functie-inhoud
Uitwerking in hoofdtaken en welke activiteiten en resultaten hierbij horen.
Nadere uitwerking per gezichtspunt:
–
kennis: de mate waarin het kennen en begrijpen van feiten en gegevens en de onderlinge samenhang daartussen van
belang zijn in de functie;
–
zelfstandigheid: de mate waarin in de functie problemen moeten worden opgelost, in relatie tot de aan de functionaris
gegeven vrijheden en bevoegdheden en de aan de functionaris opgedragen verantwoordelijkheden voor het overwegen
en handelen dat nodig is om deze problemen tot een oplossing te brengen;
–
sociale vaardigheden: de mate waarin de functie vereist dat de functionaris verhoudingen tussen (groepen) mensen kan
doorzien, de eigen positie en houding weet te bepalen, te handhaven en/of aan te passen, alsmede over de vaardigheid
beschikt effectieve relaties met/tussen (groepen) mensen te leggen en te onderhouden;
–
risico’s verantwoordelijkheden en invloed: de mate van verantwoordelijkheid en invloed die aan de functie-uitoefening
is verbonden en de grootte van de kans dat de functionaris het eindresultaat zal beïnvloeden;
–
uitdrukkingsvaardigheid: het vermogen om kennis, inzicht of gevoel op een voor anderen begrijpelijke vorm te geven;
–
bewegingsvaardigheid: de vaardigheid om de in de functie vereiste lichaamsbewegingen beheerst uit te voeren;
–
oplettendheid: de mate waarin aandacht en opmerkzaamheid in het werk moet worden opgebracht;
–
overige functie-eisen: de mate waarin de functie aan de functionaris bijzondere eisen oplegt ten aanzien van
persoonlijke eigenschappen;
–
inconveniënten: dit betreft de bezwarende werkomstandigheden, de fysieke en/of de psychische belasting en de mate
waarin de functionaris als persoon risico’s op letsel loopt.
Ondertekening door betrokkenen bij opstellen en vaststellen van de
functiebeschrijving
Functiehouder:
Leidinggevende:
P&O:
Directie:
Versie 6, februari 2011
124
F (ex artikel 18)
Wachtdienst voor kraamverzorgenden
Artikel 1
1. De werkgever kan aan de kraamverzorgende wachtdiensten opdragen. Een wachtdienst duurt maximaal 24 uur,
waarbinnen de kraamverzorgende zich beschikbaar moet houden om op eerste oproep een partusassistentie en/of
verzorging te verrichten.
2. Aan de kraamverzorgende worden geen bereikbaarheidsdiensten opgedragen.
Artikel 2
1. Als vergoeding voor een wachtdienst kent de werkgever aan de kraamverzorgende een bruto bedrag toe volgens de
navolgende normen:
– op maandag tot en met vrijdag:
• een vergoeding van bruto € 24,– bij een wachtdienst met een lengte van meer dan zestien uur en maximaal
vierentwintig uur;
• een vergoeding van bruto € 16,– bij een wachtdienst met een lengte van meer dan acht uur en maximaal
zestien uur;
• een vergoeding van bruto € 8,– bij een wachtdienst met een lengte van maximaal acht uur.
– op zaterdagen en zondagen alsook op feest- en gedenkdagen als bedoeld in artikel 32, lid 5 van het
algemeen gedeelte van de CAO:
• een vergoeding van bruto € 36,– bij een wachtdienst met een lengte van meer dan zestien uur en maximaal
vierentwintig uur;
• een vergoeding van bruto € 24,– bij een wachtdienst met een lengte van meer dan acht uur en maximaal
zestien uur;
• een vergoeding van bruto € 12,– bij een wachtdienst met een lengte van maximaal acht uur.
2. De werkgever kan, in afwijking van het gestelde in lid 1, met de ondernemingsraad afspraken maken om de in lid 1
bedoelde geldelijke bedragen om te zetten in een vergoeding in tijd. Naar analogie van de in het vorige lid
genoemde normen bedragen de vergoedingen in dat geval:
– op maandag tot en met vrijdag: 120, 80 respectievelijk 40 minuten;
– op zaterdagen en zondagen alsook op feest- en gedenkdagen als bedoeld in artikel 32, lid 5 van het algemeen
gedeelte van de CAO: 180, 120 respectievelijk 60 minuten.
Artikel 3
Bij een oproep tijdens de wachtdienst worden alle gewerkte uren als arbeidsduur aangemerkt. De wachtdienst wordt bij een
oproep als onderbroken dan wel als beëindigd beschouwd.
Artikel 4
Een kraamverzorgende kan als onderdeel van de wachtdienst ten hoogste tweemaal worden opgeroepen voor een
partusassistentie, waarvan slechts eenmaal voor een partusassistentie plus verzorging. Bovendien kan aan de
kraamverzorgende maximaal drie aaneengesloten dagen een wachtdienst worden opgedragen. Indien de kraamverzorgende
twee respectievelijk drie aaneengesloten dagen een wachtdienst wordt opgedragen en hierbij niet wordt opgeroepen, wordt de
tweede respectievelijk de tweede en de derde wachtdienst geacht niet te behoren tot de wekelijkse onafgebroken rusttijd
zoals bedoeld in artikel 18, lid 2.
H (ex artikel 64)
Samenstelling Bestuur/Raad van Toezicht/Raad van Commissarissen
Artikel 1
In deze uitvoeringsregeling wordt het begrip bestuur gebruikt. Deze uitvoeringsregeling is, in plaats van op ‘het bestuur’, van
toepassing op de Raad van Toezicht c.q. de Raad van Commissarissen, indien de instelling een dergelijk orgaan heeft.
Artikel 2
De ondernemingsraad van de instelling heeft het recht betrokken te worden bij de samenstelling van het bestuur op een van
de volgende manieren:
a.
via het recht van initiatief;
b. via het recht van voordracht.
Het bestuur bepaalt welke van deze twee mogelijkheden in de instelling van toepassing is.
A. Recht van initiatief
1. Uiterlijk één maand na het bekend worden van een vacature voor een bestuurslid stelt het bestuur van de instelling de
ondernemingsraad schriftelijk op de hoogte van het bestaan van de vacature, vergezeld van een (korte) profielschets
waaraan het nieuwe bestuurslid moet voldoen.
2. De ondernemingsraad heeft het recht om binnen twee maanden na de in het vorige lid bedoelde kennisgeving maximaal
twee kandidaten voor de vacature schriftelijk aan het bestuur voor te dragen.
3. Door de ondernemingsraad kunnen geen personen worden voorgedragen voor benoeming als bestuurslid die op de
datum van de voordracht:
– werknemer zijn van de instelling;
– ex-werknemer zijn van de instelling en nog geen twee jaar uit dienst zijn;
Versie 6, februari 2011
125
4.
5.
–
werkzaam zijn als vrijwilliger binnen de instelling;
– als alfahulp in een bemiddelingsrelatie tot de instelling staan.
Nadat de ondernemingsraad zijn kandidaat/kandidaten aan het bestuur heeft voorgedragen, maakt het bestuur
desgewenst kennis met de desbetreffende kandidaat/kandidaten.
Uiterlijk twee maanden nadat de ondernemingsraad zijn kandidaat/kandidaten aan het bestuur heeft voorgedragen,
maakt het bestuur aan de ondernemingsraad gemotiveerd schriftelijk bekend of de keuze van het bestuur op (een van)
de door de ondernemingsraad voorgedragen kandidaat (kandidaten) is gevallen dan wel dat zal worden overgegaan tot
benoeming van een andere, door het bestuur aangezochte kandidaat. In het laatste geval dient het bestuur de
ondernemingsraad tegelijkertijd een (kort) curriculum vitae van het nieuwe bestuurslid te doen toekomen.
B. Recht van voordracht
1. Het bestuur van de instelling is verplicht de statuten en/of het huishoudelijk reglement zodanig in te richten dat hierin
aan de ondernemingsraad, met inachtneming van hetgeen in onderdeel A, lid 3 is bepaald, de bevoegdheid wordt
toegekend om namens de werknemers twee bestuursleden ter benoeming voor te dragen. Dit aantal wordt gesteld op
één bestuurslid, indien het algemeen bestuur uit 7 of minder leden bestaat.
2. Voorts dienen de statuten en/of het huishoudelijk reglement van de instelling te voorzien in een zodanige regeling voor
de benoeming van leden van het dagelijks bestuur dat ook de op voordracht van de ondernemingsraad benoemde leden
van het algemeen bestuur voldoende vertrouwen in het dagelijks bestuur kunnen hebben.
3. Met betrekking tot het bekendmaken van een vacature voor een door de ondernemingsraad ter benoeming voor te
dragen bestuurslid alsmede de schriftelijke voordracht van een kandidaat door de ondernemingsraad aan het bestuur
zijn de termijnen genoemd in onderdeel A, leden 1 en 2 van overeenkomstige toepassing.
4. Indien het bestuur niet voornemens is de door de ondernemingsraad voorgedragen kandidaat te benoemen tot
bestuurslid, doet het daarvan onder opgave van redenen mededeling aan de ondernemingsraad uiterlijk één maand na
het tijdstip waarop de ondernemingsraad de betrokken kandidaat heeft voorgedragen.
5. Een bestuurszetel ten aanzien waarvan de ondernemingsraad een recht van voordracht toekomt, kan slechts worden
bezet door een door de ondernemingsraad voorgedragen kandidaat. In het in lid 4 bedoelde geval voorziet de
ondernemingsraad dan ook zo spoedig mogelijk in de voordracht van een nieuwe kandidaat.
I (ex artikel 73)
Verhuiskostenvergoeding
Recht op vergoeding van verhuis-en inrichtingskosten
Artikel 1
1. De werknemer aan wie overeenkomstig artikel 41 van het algemeen gedeelte van deze CAO de verplichting is opgelegd
te verhuizen naar of naar de nabijheid van de plaats van tewerkstelling of het aangewezen werkgebied, heeft aanspraak
op een vergoeding van verhuis-en inrichtingskosten. De woonplaats behoeft de voorafgaande goedkeuring van de
werkgever.
2. De aanspraak op verhuiskostenvergoeding vervalt indien de verhuizing niet plaatsvindt binnen 2 jaar nadat de
verplichting is ontstaan.
3. De werknemer die ontheffing heeft gekregen van de opgelegde verhuisplicht als gevolg van woningnood en pas later
verhuist naar of naar de nabijheid van de plaats van tewerkstelling, heeft ook na twee jaar recht op een
verhuiskostenvergoeding.
4. De werknemer heeft eveneens recht op een verhuiskostenvergoeding indien hij na voorafgaande goedkeuring door de
werkgever door verhuizing naar of naar de nabijheid van de plaats van tewerkstelling aanmerkelijk dichter bij de plaats
van tewerkstelling komt te wonen.
5. Onder nabijheid van de plaats van tewerkstelling wordt verstaan: een zodanige afstand van de woning tot de plaats van
tewerkstelling dat de noodzakelijk te maken reiskosten bij gebruik van een openbaar middel van vervoer (laagste
klasse) het bedrag van c 87,58 per maand niet te boven gaat.
6. Eveneens bestaat recht op verhuiskostenvergoeding:
a.
indien de werknemer moet verhuizen door een verandering in de plaats van tewerkstelling behalve wanneer dit
is gebeurd op verzoek van de werknemer;
b.
bij het betrekken of verlaten van een dienstwoning in opdracht van de werkgever.
De aanspraak bestaat evenwel niet indien het verlaten van de woning een gevolg is van:
–
ontslag op eigen verzoek, anders dan wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd c.q.
overbruggingsregeling PGGM;
–
ontslag op staande voet door de werkgever;
c.
bij het verlaten van de dienstwoning door het overlijden van de werknemer. De aanspraak op de
verhuiskostenvergoeding gaat dan over op de nagelaten gezinsleden c.q. relatiepartner.
7. De vergoeding van verhuis- en inrichtingskosten, bedoeld in lid 1, 3 en 4 wordt slechts verleend, nadat de werknemer
schriftelijk heeft verklaard dat hij de te ontvangen vergoeding zal terugbetalen in geval van ontslag op verzoek van de
werknemer of ontslag op staande voet door de werkgever. De terugbetalingsverplichting bestaat niet indien het ontslag
ingaat twee jaar of langer na indiensttreding. De terugbetalingsverplichting bestaat eveneens niet indien de beëindiging
van het dienstverband binnen één jaar na verhuizing plaatsvindt, indien eerder bedoelde termijn van twee jaar al zou
zijn overschreden. Overgang zonder onderbreking naar een andere instelling die onder de werkingssfeer van deze CAO
valt, wordt niet als ontslag op eigen verzoek beschouwd.
8. Bij verhuizing van een gezin waarvan beide echtgenoten belanghebbende zijn in de zin van deze regeling, bestaat
slechts recht op een tegemoetkoming voor een van deze belanghebbenden. Zo nodig moet in overleg met de werkgever
Versie 6, februari 2011
126
9.
van de echtgenoot een bedrag naar evenredigheid worden vastgesteld.
Het verzoek om toekenning van de verhuiskostenvergoeding moet zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 3
maanden na de verhuizing gespecificeerd bij de werkgever worden ingediend.
Verhuiskosten
Artikel 2
1. De vergoeding van verhuiskosten bestaat uit:
a. een bedrag voor de reiskosten ter bezichtiging van de woonruimte en zo nodig overnachtingskosten van de
werknemer en eventueel zijn echtgeno(o)t(e), ieder voor één reis en maximaal één overnachting;
b. voor het vervoer naar de nieuwe woning een bedrag voor de reiskosten en zo nodig overnachtingskosten voor
maximaal één nacht voor de werknemer en zijn gezinsleden;
c. een bedrag voor vervoerskosten naar de nieuwe woning van bagage en inboedel van de werknemer en zijn
gezinsleden waaronder begrepen de kosten van in- en uitpakken;
d. een bedrag voor de huur van de oude woning gedurende maximaal 2 maanden indien tegelijkertijd huur voor de
nieuwe woning moet worden betaald.
2. a. De tegemoetkoming in de reiskosten, bedoeld in lid 1, wordt verleend op basis van gebruik van openbaar vervoer
(laagste klasse).
b. Ook de noodzakelijk gemaakte taxikosten op de dag van verhuizing worden vergoed evenals de vervoerskosten die
worden gemaakt wegens ziekte van de werknemer of een gezinslid indien een dergelijk vervoer noodzakelijk is
blijkens een medische verklaring.
c. De vergoeding van het vervoer van bagage en inboedel wordt verleend op basis van de gebruikelijke tarieven doch
maximaal op basis van de adviesprijzen van de georganiseerde verhuisbedrijven.
3.
De overnachtingskosten bedragen maximaal € 163,36.
Inrichtingskosten
Artikel 3
1. De brutovergoeding van inrichtingskosten bedraagt:
a. 12% van het jaarsalaris op de dag van de verhuizing, alsmede een bedrag van c 68,07 voor elk tot het gezin
behorend medeverhuizend en ten laste van de werknemer komend kind, indien de werknemer een eigen
huishouding voert:
–
op de dag dat de verplichting tot verhuizing ontstaat; dan wel
–
op de dag van de verhuizing in de gevallen genoemd in artikel 1 lid 6, a, b en c.
De procentuele vergoeding bedraagt niet meer dan 12% van het jaarsalaris, corresponderend met volgnummer 70 van
de inpassingstabel doch niet minder dan 12% van het jaarsalaris, corresponderend met volgnummer 22 van de
inpassingstabel.
b. de werkelijk gemaakte kosten tot maximaal 4% van het jaarsalaris op de dag van de verhuizing alsmede een bedrag
van € 68,07 voor elk tot het gezin behorend medeverhuizend en ten laste van de werknemer komend kind, indien de
werknemer geen eigen huishouding voert, of deze niet naar de nieuwe woning wordt overgebracht, dan wel één
kamer met gebruikelijke meubilering en stoffering bewoont.
2. Indien de verplaatsing van de werknemer naar het oordeel van de werkgever van tijdelijke aard is, bestaat slechts
aanspraak op vergoeding van de reiskosten van de werknemer zelf en van transportkosten van de bagage en vergoeding
voor de werkelijk gemaakte inrichtingskosten overeenkomstig lid 1 b.
3. Onder eigen huishouding voeren wordt verstaan: het bewonen van woonruimte van ten minste 2 vertrekken met eigen
meubilair, stoffering en keukenuitrusting.
4. Voor de berekening van de vergoeding wordt het jaarsalaris gesteld op 12 maal het maandsalaris c.q. 13 maal het
periodesalaris, plus de vakantietoeslag.
5. Desgevraagd kan de werknemer een voorschot worden verleend.
Versie 6, februari 2011
127
J (ex artikel 74)
Reis- en verblijfkostenvergoeding
Algemeen
Artikel 1
1. Aan de werknemer die aan zijn werk gerelateerde reis- en verblijfkosten moet maken, wordt een vergoeding toegekend
volgens de navolgende bepalingen. Tenzij anders vermeld, wordt bij de vergoeding van reiskosten geen onderscheid
gemaakt tussen woon-werkverkeer en dienstreizen.
2. De werkgever bepaalt in overleg met de werknemer van welk van de in deze regeling genoemde vervoermiddelen
wordt uitgegaan.
3. Indien de werkgever op basis van een met de ondernemingsraad overeengekomen regeling een vervoermiddel
beschikbaar stelt, wordt voor de daarmee afgelegde reizen geen vergoeding toegekend.
4. Werkgever en ondernemingsraad kunnen voor de vergoeding van reis- en verblijfkosten naast de onderhavige regeling
aanvullende afspraken maken. De aanvullende afspraken die reeds bij de invoering van de wijziging van de
onderhavige uitvoeringsregeling (1 januari 2003, dan wel periode 1 van 2003) bestaan, blijven van kracht tenzij in
overleg tussen werkgever en ondernemingsraad andere afspraken worden gemaakt. Dit laatste ingegeven door het totaal
van kosten dat samenhangt met de kosten voortkomende uit deze bepaling.
Vergoedingsnormen per vervoermiddel
Artikel 2
1. De vergoeding voor reiskosten is afhankelijk van het volgens artikel 1 bepaalde vervoermiddel en wel als volgt:
– Auto/motor: voor de door de werknemer afgelegde eerste 10 kilometers per dag ontvangt de werknemer netto €
0,15 per kilometer. Voor alle afgelegde kilometers boven 10 kilometer per dag ontvangt de werknemer netto € 0,27
per kilometer.
Bij incidentele dienstreizen ontvangt de werknemer netto € 0,27 per kilometer.
– Bromfiets/scooter: de werknemer ontvangt per dag netto € 1,91 ongeacht het aantal afgelegde kilometers.
– Fiets: de werknemer ontvangt per dag netto € 1,09 ongeacht het aantal afgelegde kilometers.
– Openbaar vervoer: de werknemer ontvangt een nettovergoeding, berekend als volgt:
 de werkelijke kosten op basis van het laagste klassetarief, indien aan de fiscale voorschriften voor
belasting- en premievrije vergoeding van de werkelijke kosten wordt voldaan (hetgeen bij de huidige
wetgeving onder andere inhoudt dat de werknemer de vervoerbewijzen na gebruik bij de werkgever
inlevert en de werkgever deze administreert);
 indien niet aan de fiscale voorschriften voor vergoeding van de werkelijke kosten wordt voldaan,
bijvoorbeeld indien per auto/motor wordt gereisd terwijl dit niet als uitgangspunt is afgesproken voor de
vergoeding, wordt een bedrag toegekend op basis van de volgende tabel:
Enkele reisafstand Vergoeding bij reizen op:
woning-werk:
Enkele reisafstand
Woning-werk
Meer dan:
0 km
10 km
Tot en met:
10 km
15 km
15 km
20 km
20 km
Vergoeding bij reizen op:
1 dag per week
2 dagen per week
3 dagen per week
4 of meer dagen
per week
€ 16,25 per maand
€ 3,75 per week
€ 22,75 per maand
€ 5,25 per week
€ 32,50 per maand
€ 7,50 per week
€ 32,50 per maand
€ 7,50 per week
€ 45,50 per maand
€ 10,50 per week
€ 65,00 per maand
€ 15,00 per week
€ 48,75 per maand
€ 11,25 per week
€ 68,25 per maand
€ 15,75 per week
€ 97,50 per maand
€ 22,50 per week
€ 65,- per maand
€ 15,- per week
€ 91.- per maand
€ 21,- per week
€ 130,- per maand
€ 30,- per week
Werkgever en werknemer kunnen voor de te hanteren vergoeding anders overeenkomen.
2.
Voor zover de in het voorgaande lid genoemde vergoedingen in het kalenderjaar fiscaal bovenmatig zijn, worden zij
geacht mede te strekken tot vergoeding van reiskosten die de werkgever in zoverre nog wel aanvullend
belastingvrij kan vergoeden1.
1 Voor een deel zijn de in artikel 2 genoemde vergoedingen lager dan de fiscale norm van € 0,19) per kilometer, voor
kilometers die in verband met het werk worden gereisd. Voor een ander deel is sprake van fiscale bovenmatigheid. De fiscus
staat toe om de ruimte die overblijft bij de lagere vergoedingen fiscaal ‘weg te strepen’ tegen (een deel) van de bovenmatige
vergoedingen, waarmee de bovenmatigheid en dus de fiscale lasten kunnen worden beperkt. Deze handelwijze, door de fiscus
‘saldering’ genoemd, wordt alleen toegestaan wanneer in de regeling een bepaling wordt opgenomen, zoals bij lid 2 is
gedaan, die voorziet in de mogelijkheid
Versie 6, februari 2011
128
om (delen van) de ene vergoeding toe te rekenen aan een andere.
Verzekering
Artikel 3
Indien de werknemer ingevolge de toepassing van artikel 1, lid 2 gebruikmaakt van een eigen motorvoertuig, dient hij een
WA-verzekering af te sluiten, die mede de aansprakelijkheid van de werkgever dekt en waarbij tevens een medeinzittendenverzekering is gesloten. De werknemer dient de polis desgevraagd ter inzage aan de werkgever te verstrekken.
Verblijfkosten
Artikel 4
1. Indien aan een reis ook verblijfkosten verbonden zijn, worden de werkelijk gemaakte kosten vergoed met een
maximum van € 85,99 per etmaal.
2. Verblijfkosten in het buitenland kunnen slechts voor vergoeding in aanmerking komen na uitdrukkelijke voorafgaande
toestemming door de werkgever.
3. De werknemer dient volgens de door de werkgever gestelde regeling een declaratie van gemaakte kosten in.
4. De vergoedingen worden als regel binnen twee maanden na indiening van de declaratie uitbetaald.
K (ex artikel 75)
Studiefaciliteiten
Begripsbepalingen
Artikel 1
Studiefaciliteiten:
a.
studieverlof als bedoeld in artikel 3 van deze uitvoeringsregeling;
b. tegemoetkoming in studiekosten als bedoeld in artikel 4 van deze uitvoeringsregeling.
Algemene voorwaarden
Artikel 2
1. De werknemer die voor studiefaciliteiten in aanmerking wenst te komen, dient het verzoek daartoe in de regel in vóór
de aanvang van de studie. Hij laat dit verzoek vergezeld gaan van de voor de beoordeling door de werkgever
noodzakelijke gegevens en van een schatting van de te maken studiekosten.
2. Studiefaciliteiten worden verleend voor een bepaalde termijn overeenkomstig de normaal te achten studieduur. Door de
werkgever kan deze termijn worden verlengd.
3. Verleende studiefaciliteiten kunnen – al dan niet tijdelijk – worden ingetrokken indien de werkgever op grond van
verkregen inlichtingen van oordeel is dat betrokkene niet in die mate studeert en/of vorderingen maakt dat hij in staat
kan worden geacht de studie binnen de in lid 2 genoemde termijn te voltooien. De intrekking geschiedt niet indien de
betrokken werknemer aannemelijk maakt dat deze omstandigheid niet aan hemzelf te wijten is.
Studieverlof
Artikel 3
1. Indien de werkgever aan de werknemer studieverlof toekent, wordt dit verlof verleend voor ten hoogste een halve dag
per week, met dien verstande dat, indien lessen gedurende de normale werktijd moeten worden gevolgd, het verlof tot
maximaal één dag per week kan worden verleend. Voor werknemers met een parttime dienstverband van minder dan
32 uur per week wordt dit verlof verleend naar rato van een fulltime dienstverband. Voor werknemers met een parttime
dienstverband van 32 uur of meer per week wordt hetzelfde studieverlof verleend als bij een fulltime dienstverband.
2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 kan studieverlof worden verleend op de dag waarop wordt deelgenomen aan een
examen of tentamen dat aan het einde van de studie is gelegen dan wel volgt op een duidelijk afgerond onderdeel van
de studie.
3. Ter voorbereiding op een examen en tentamen als bedoeld in lid 2 kan bovendien studieverlof worden verleend voor
ten hoogste vijf halve dagen per jaar.
4. a. De werkgever kan aan de werknemer op diens verzoek buitengewoon verlof met
behoud van salaris tot een maximum van drie werkdagen per jaar voor het
bijwonen van studieconferenties of vakcongressen verlenen.
b. Dit buitengewoon verlof is voor werknemers met een parttime dienstverband evenredig aan de omvang van het
dienstverband.
5. Voor de toepassing van de leden 1, 3 en 4 wordt een dag gerekend als 7,2 uur; voor de toepassing van lid 2 bestaat het
verlof uit het aantal uren dat de werknemer zou hebben gewerkt indien op die dag geen examen of tentamen zou
hebben plaatsgevonden.
Versie 6, februari 2011
129
Tegemoetkoming studiekosten
Artikel 4
1. Voor volledige tegemoetkoming komen in aanmerking:
a.
indien de studie in een andere plaats dan de woon- of standplaats gevolgd moet worden, de noodzakelijk
gemaakte reiskosten voor interlokaal vervoer en het daarmee in samenhang optredende vervoer in de plaats
waar de cursus of het examen wordt gehouden, op basis van het laagste tarief van het gebezigde middel van
openbaar vervoer, waarvan redelijkerwijs gebruikgemaakt kan worden, voorzover de werknemer niet uit
anderen hoofde voor deze kosten een vergoeding geniet. Indien de werknemer redelijkerwijs geen gebruik kan
maken van openbaar vervoer, dan worden de noodzakelijk gemaakte kosten vergoed volgens het tarief per
kilometer als genoemd in artikel 2 van de Uitvoeringsregeling J Reis- en verblijfkostenvergoeding (incidentele
dienstreizen) zijnde € 0,27. b
b.
de werkelijk gemaakte kosten die in verband met het afleggen van een examen noodzakelijkerwijze worden
gemaakt voor nachtverblijf en het gebruik van maaltijden, met inachtneming van artikel 4 Uitvoeringsregeling J
Reis- en verblijfkostenvergoeding.
2. Voor een tegemoetkoming tot 50% komen in aanmerking de noodzakelijk gemaakte kosten voor cursus- en lesgelden,
de examen- en diplomakosten, alsmede de aanschaffingskosten van het verplicht gestelde studiemateriaal.
3. In bijzondere gevallen kan het in lid 2 genoemde percentage op 75 worden gesteld.
4. Een tegemoetkoming in studiekosten wordt eerst verleend nadat de werknemer schriftelijk heeft verklaard dat hij
bekend is met de verplichting tot gehele of gedeeltelijke terugbetaling als bedoeld in artikel 5 van deze
uitvoeringsregeling.
Terugbetaling tegemoetkoming studiekosten
Artikel 5
1. De werknemer is verplicht tot terugbetaling van de aan hem verleende tegemoetkoming in de studiekosten indien:
a. hem op eigen verzoek of wegens aan hemzelf te wijten feiten of omstandigheden ontslag wordt verleend, vóórdat de
studie met goed gevolg is afgesloten;
b. de studie niet met goed gevolg is afgesloten op grond van omstandigheden die naar het oordeel van de werkgever
aan de werknemer te wijten zijn;
c. hem op eigen verzoek of wegens aan hemzelf te wijten feiten of omstandigheden ontslag wordt verleend binnen een
termijn van drie jaar sedert de datum waarop de studie met goed gevolg is afgesloten.
2. De in lid 1 bedoelde verplichting tot terugbetaling wordt beperkt:
a. in gevallen bedoeld in lid 1, sub a en b tot het bedrag dat de werknemer is uitbetaald in het tijdvak van drie jaren,
voorafgaande aan de datum waarop de desbetreffende omstandigheid zich heeft voorgedaan;
b. in het geval, bedoeld in lid 1, sub c, voor elke maand die ontbreekt aan de daarin genoemde termijn, tot 1/36
gedeelte van het bedrag dat de werknemer is uitbetaald in het tijdvak van drie jaren voorafgaande aan de datum
waarop de studie is afgesloten.
3. De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt niet indien:
a. het ontslag geschiedt met recht op wachtgeld of direct ingaand pensioen;
b. het ontslag aansluitend wordt gevolgd door een nieuw aangegane dienstbetrekking met een werkgever die onder de
werkingssfeer van deze CAO valt.
N (ex artikel 87)
Wachtgeld
Algemeen
Artikel 1
1. De werknemer die ontslagen wordt in de gevallen als genoemd in artikel 87 komt, indien hem een uitkering krachtens
de WW is toegekend (hierna te noemen de rechthebbende), in aanmerking voor wachtgeld van de voormalige
werkgever. Deze bestaat uit een maandelijkse (dan wel vierwekelijkse) uitkering met ingang van de datum van ontslag.
2. De berekeningsgrondslag voor het wachtgeld is het laatstgenoten brutosalaris van de rechthebbende, vermeerderd met
het bedrag der vakantietoeslag en structurele eindejaarsuitkering ex artikel 25 lid 1, berekend over een maand waarop
de rechthebbende op de dag voorafgaand aan zijn ontslag aanspraak had of zou hebben gehad bij waarneming van zijn
functie.
Indien dit salaris geheel of gedeeltelijk uit wisselende inkomsten bestaat, geldt ten aanzien van deze inkomsten als
laatstelijk genoten salaris of als deel daarvan het gemiddelde salaris over de laatste twaalf volle kalendermaanden aan
het ontslag voorafgaand.
Als deel van de berekeningsgrondslag geldt tevens het bedrag dat over de twaalf volle kalendermaanden, voorafgaand
aan het ontslag, gemiddeld aan toelage inconveniënte uren is toegekend.
3. Indien het brutosalaris, bedoeld in lid 2, wijzigt als gevolg van een bij CAO overeengekomen algemene
loonaanpassing, welke door de rechthebbende zou zijn genoten indien hij in dienst zou zijn gebleven, geldt te rekenen
van het in werking treden van de wijziging het aldus gewijzigde salaris als berekeningsgrondslag.
Versie 6, februari 2011
130
Verplichting
Artikel 2
1. De rechthebbende is verplicht zich binnen veertien dagen na de aanzegging van zijn ontslag volgens de geldende
richtlijnen in te laten schrijven bij het Centrum voor Werk en Inkomen waaronder hij ressorteert en deze inschrijving te
handhaven.
2. Geen recht op wachtgeld bestaat voor de rechthebbende aan wie ontslag is aangezegd en die na die mededeling
geweigerd heeft een aangeboden betrekking te aanvaarden, welke naar het oordeel van het Centrum voor Werk en
Inkomen passend is te achten.
3. De rechthebbende is verplicht bij zijn voormalige werkgever terstond opgave te doen van inkomsten uit arbeid of
bedrijf, genoten na zijn ontslagaanzegging, dan wel van de hem gedane uitkeringen ingevolge sociale
verzekeringswetten.
Diensttijd
Artikel 3
Onder diensttijd in de zin van deze regeling wordt verstaan de diensttijd die is doorgebracht bij de werkgever (en diens
mogelijke rechtsvoorganger(s)) die de werknemer heeft ontslagen.
Duur
Artikel 4
1. Het wachtgeld wordt toegekend gedurende drie maanden, vermeerderd met drie maanden voor elk vol dienstjaar met
een maximum van 20 dienstjaren.
2. Bij de rechthebbende die bij de aanvang van de in het voorgaande lid bedoelde diensttijd in het genot was van
wachtgeld krachtens deze regeling, wordt bij de berekening van de duur van het wachtgeld mede in aanmerking
genomen de diensttijd, welke bij de berekening van de duur van het eerder toegekende wachtgeld in aanmerking is
genomen. Op de aldus berekende duur wordt de duur van het eerder toegekende wachtgeld, met uitzondering van de
verlenging, bedoeld in de volgende leden in mindering gebracht.
3. Voor de werknemer die binnen vijf jaar na de datum van het ontslag in aanmerking komt voor de volledige
overbruggingsuitkering als bedoeld in het Reglement van het PGGM, wordt op de volgende voorwaarden de duur van
het wachtgeld tot dit tijdstip verlengd:
a. op de datum van het ontslag dienen ten minste 10 dienstjaren bij de instelling te zijn volbracht;
b. in bovengenoemde periode van maximaal vijf jaren dient het deelnemerschap ingevolge het reglement van eerder
vermeld Pensioenfonds op vrijwillige basis te worden voortgezet.
4. Voor de werknemer die binnen vijf jaren na de datum van het ontslag de pensioengerechtigde leeftijd zal bereiken en
daarenboven op de datum van het ontslag ten minste 10 dienstjaren bij de instelling heeft volbracht, wordt de duur van
het wachtgeld verlengd tot het bereiken van die leeftijd.
Bedrag
Artikel 5
Het brutobedrag van het wachtgeld is:
– gedurende de eerste zes maanden 100% van de berekeningsgrondslag;
– gedurende de daarop volgende 3 maanden 80% van dit bedrag;
– gedurende de daarop volgende 24 maanden 75% van dit bedrag:
– en vervolgens 70% van dit bedrag.
Gedurende de wachtgeldperiode bedraagt het wachtgeld nooit minder dan 80% van het minimumloon als bedoeld in de Wet
minimumloon en minimumvakantiebijslag.
Vermindering wegens andere inkomsten
Artikel 6
1. Het wachtgeld wordt verminderd met:
– hetgeen de rechthebbende als overbruggingsuitkering ingevolge de pensioenregeling van het PGGM kan ontvangen,
dan wel, in het geval van een rechthebbende die geen aanspraak heeft op de overbruggingsuitkering, hetgeen de
rechthebbende als flexpensioenuitkering, die verplicht tot uitkering komt, ingevolge de pensioenregeling van
PGGM ontvangt, en
– de inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf, door de rechthebbende ter hand genomen na de dag van
ontslag ter zake waarvan het wachtgeld is toegekend of is aangevraagd.
Deze vermindering geldt over de maand waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden
betrekking te hebben.
Deze vermindering is gelijk aan het bedrag waarmede het wachtgeld, vermeerderd met die inkomsten, de
berekeningsgrondslag overschrijdt.
2. Het onder 1 bepaalde vindt overeenkomstig toepassing ten aanzien van inkomsten uit of in verband met arbeid of
bedrijf, ter hand genomen gedurende non-activiteit, vakantie of verlof, onmiddellijk voorafgaande aan het ontslag, ter
zake waarvan het wachtgeld is toegekend.
Versie 6, februari 2011
131
3.
4.
Het onder 1 bepaalde vindt eveneens toepassing wanneer de rechthebbende arbeid of bedrijf ter hand heeft genomen
vóór de dag van het ontslag, anders dan bedoeld in de voorafgaande leden, en na die dag uit die arbeid of dat bedrijf
inkomsten of meer inkomsten gaat genieten. Dit geldt evenwel niet als de belanghebbende aannemelijk maakt dat die
inkomsten of vermeerdering van inkomsten of een gedeelte daarvan noch het gevolg zijn van verhoogde
werkzaamheden noch verband houden met het ontslag.
In dit laatste geval worden die inkomsten, die meerdere inkomsten of dat gedeelte daarvan niet in aanmerking genomen
voor de toepassing van het eerste lid.
Inkomsten, welke zijn genoten uit hoofde van overwerk, worden niet als inkomsten in de zin van dit artikel aangemerkt.
Mededelingsplicht
Artikel 7
1. De rechthebbende is verplicht van het ter hand nemen van enige arbeid of bedrijf terstond mededeling te doen aan de
voormalige werkgever, onder zo nauwkeurig mogelijke opgave van de inkomsten die hij uit die werkzaamheden zal
verwerven.
2. Als dan door de aard van de werkzaamheden of inkomsten mede de inkomsten over een langere termijn moeten worden
berekend, geschiedt de opgave dienovereenkomstig en wordt op het wachtgeld een vermindering toegepast van een
voorlopig vastgesteld bedrag onder voorbehoud van verrekening aan het einde van de even bedoelde termijn.
3. Ten aanzien van deze verrekening is artikel 6 van toepassing, met dien verstande dat zij geschiedt over de in de vorige
volzin bedoelde langere termijn in plaats van over iedere maand afzonderlijk.
4. Het in de voorgaande leden bepaalde vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van de arbeid of bedrijf en de
inkomsten daaruit, bedoeld in artikel 6, tweede en derde lid.
Sociale uitkeringen
Artikel 8
Indien de rechthebbende aan wie wachtgeld is toegekend, uit hoofde van de betrekking, waaraan dit wachtgeld wordt
ontleend, aanspraak heeft of kan verkrijgen op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Algemene
Arbeidsongeschiktheidswet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,
dan wel op een invaliditeitspensioen wordt gedurende de termijn, waarover die aanspraak bestaat, het wachtgeld slechts
uitbetaald voorzover het evenbedoelde uitkering te boven gaat.
Einde wachtgeld
Artikel 9
1. Het recht op wachtgeld eindigt met ingang van:
a. de dag, volgend op de dag van overlijden van de rechthebbende;
b. de eerste dag van de maand waarin de rechthebbende de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt.
2. Het recht op wachtgeld kan geheel of ten dele vervallen worden verklaard indien de rechthebbende:
a. zich zodanig gedraagt dat hij, ware hij in dienst gebleven, zou zijn ontslagen;
b. de gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling of vermindering van het wachtgeld niet, niet volledig of
onjuist verstrekt.
Vermindering
Artikel 10
1. Het wachtgeld wordt verminderd met het bedrag waarmee het wachtgeld vermeerderd met de verzuimde, dan wel de
prijsgegeven of verloren gegane inkomsten de berekeningsgrondslag zou hebben overschreden, indien de
rechthebbende:
a. weigert een hem aangeboden ambt of betrekking te aanvaarden welke hem in verband met zijn persoonlijkheid en
omstandigheden redelijkerwijs kan worden opgedragen;
b. geen gebruikmaakt van een mogelijkheid om op een wijze die voor hem passend kan worden geacht, inkomsten te
verkrijgen;
c. inkomsten als bedoeld in artikel 6 prijsgeeft zonder voldoende reden dan wel door eigen schuld of toedoen verloren
doet gaan.
2. Het wachtgeld wordt niet uitbetaald voor de duur dat de rechthebbende:
a. de hem opgelegde verplichtingen niet of niet volledig nakomt;
b. metterwoon verblijf houdt in het buitenland, tenzij hem op zijn verzoek hiervoor door de voormalige werkgever
toestemming is verleend;
c. zich onvoldoende houdt aan de voorschriften van het bevoegde uitvoeringsorgaan van de sociale
verzekeringswetten en de PGGM-pensioenregeling.
Afkoop
Artikel 12
Het wachtgeld kan op verzoek van de rechthebbende of de (voormalige) werkgever geheel of gedeeltelijk worden afgekocht,
Versie 6, februari 2011
132
indien beide partijen daarmee instemmen.
Verhuiskostenvergoeding
Artikel 13
Aan de rechthebbende die in de gelegenheid is elders inkomsten uit arbeid of
bedrijf te gaan verwerven en die daartoe genoodzaakt is te verhuizen, kan een
tegemoetkoming in de verhuiskosten worden toegekend overeenkomstig Uitvoeringsregeling I Verhuiskostenvergoeding.
Uitbetaling
Artikel 14
1. Het wachtgeld wordt uitbetaald in maandelijkse termijnen. Met toestemming van de rechthebbende kan uitbetaling in
langere termijnen plaatsvinden.
2. Na overlijden van de rechthebbende wordt zo spoedig mogelijk aan zijn nagelaten betrekkingen in de zin van artikel
7:674, derde lid van het Burgerlijk Wetboek een bedrag uitgekeerd gelijk aan de berekeningsgrondslag over een tijdvak
van de eerste dag na het overlijden tot en met de laatste dag van de tweede maand volgende op die waarin het
overlijden plaatsvond.
Indien op het wachtgeld een vermindering wordt toegepast krachtens artikel 6, 7, 8 of 10 of wordt artikel 9, tweede lid
toegepast dan is de uitkering gelijk aan het bedrag van het wachtgeld, dat de belanghebbende op de dag van het
overlijden ontving over een tijdvak van de eerste dag na het overlijden tot en met de laatste dag van de tweede maand
volgende op die waarin het overlijden plaatsvond.
3. Indien de rechthebbende geen betrekkingen, bedoeld in het tweede lid nalaat, kan het daar bedoelde bedrag geheel of
ten dele worden uitgekeerd voor de betaling van de kosten van de laatste ziekte en van de lijkbezorging indien zijn
nalatenschap voor de betaling van die kosten ontoereikend is.
Pensioenbijdrage
Artikel 15
1. Gedurende de periode waarin de rechthebbende aanspraak heeft op wachtgeld, heeft hij, in geval van vrijwillige
voortzetting – voor ten minste de helft – van de deelneming in de pensioenregeling die op hem van toepassing was, als
tegemoetkoming in de kosten hiervan recht op de helft van het werkgeversaandeel in de pensioenpremie dat de
werkgever voor de rechthebbende over de volle maand voorafgaande aan het ontslag verschuldigd was, respectievelijk
bij een wijziging van het premiepercentage verschuldigd zou zijn geweest, ware deze wijziging reeds in evenbedoelde
maand van kracht geweest.
2. Het in lid 1 bepaalde is alleen van toepassing indien de rechthebbende zelf met betrekking tot de in lid 1 bedoelde
voortzetting (ten minste) de helft van het werknemersaandeel in de pensioenpremie dat de rechthebbende over de volle
maand voorafgaande aan het ontslag verschuldigd was, respectievelijk bij een wijziging van het premiepercentage
verschuldigd zou zijn geweest, ware deze wijziging reeds in evenbedoelde maand van kracht geweest, voor zijn
rekening neemt.
3. De rechthebbende die gedurende de periode waarin aanspraak op wachtgeld bestaat op enig moment in aanmerking zou
komen voor gebruikmaking van de Overbruggingsregeling van het PGGM heeft, in geval van volledige vrijwillige
voortzetting van de deelneming in de PGGM-pensioenregeling, als tegemoetkoming in de kosten hiervan recht op het
werkgeversaandeel in de pensioenpremie dat de werkgever voor de rechthebbende over de volle maand voorafgaande
aan het ontslag verschuldigd was, respectievelijk bij een wijziging van het premiepercentage verschuldigd zou zijn
geweest, ware deze wijziging reeds in evenbedoelde maand van kracht geweest.
4. Het in lid 3 bepaalde is alleen van toepassing indien de rechthebbende zelf met betrekking tot de in lid 3 bedoelde
voortzetting het werknemersaandeel in de pensioenpremie dat de rechthebbende over de volle maand voorafgaande aan
het ontslag verschuldigd was, respectievelijk bij een wijziging van het premiepercentage verschuldigd zou zijn geweest,
ware deze wijziging reeds in evenbedoelde maand van kracht geweest, voor zijn rekening
neemt.
5. De rechthebbende is verplicht een uitkering uit het Fonds Voorheffing Pensioenverzekering aan te vragen. Een
uitkering uit dit fonds wordt in mindering gebracht op de in dit artikel bedoelde tegemoetkoming in de pensioenpremie
gedurende de wachtgeldperiode.
Versie 6, februari 2011
133
Bijlagen
1 Professioneel statuut voor een arts werkzaam in een thuiszorginstelling
(ex artikel 39, lid 3)
Overwegende:
–
–
–
–
–
–
–
–
dat overeenkomstig artikel 39 van de CAO Thuiszorg de arts zijn werkzaamheden zal verrichten met inachtneming van
de voor de arts geformuleerde code;
dat een regeling van professionele aangelegenheden ten aanzien van de arts, werkzaam op basis van een
arbeidsovereenkomst en vallend onder de werkingssfeer van genoemde CAO, noodzakelijk is;
dat er geen verschil in medisch functioneren mag zijn tussen een op arbeidsovereenkomst werkzame arts en diens
collega die vrijgevestigd is;
dat de arts een eigen specifieke en persoonlijke verantwoordelijkheid heeft voor zijn geneeskundig handelen,
rechtstreeks betrekking hebbend op een persoon c.q. cliënt met het doel een ziekte te voorkomen dan wel zijn
gezondheidstoestand te beoordelen en het geven van raad;
dat de arts voor dit handelen verantwoording verschuldigd is aan deze persoon c.q. cliënt;
dat de arts met de andere artsen, werkzaam in een zelfde verband, de medeverantwoordelijkheid draagt voor een
verantwoord niveau van de beroepsuitoefening van iedere in hetzelfde verband werkzame arts;
dat de werkgever een algemene verantwoordelijkheid draagt voor de dienstverlening dan wel de zorgverlening;
dat derhalve deze overeenkomst noodzakelijk is, waarbij zowel de individuele verantwoordelijkheid van de arts, de
collectieve verantwoordelijkheid van alle in het verband werkzame artsen alsook de verantwoordelijkheid van de
werkgever voor de dienstverlening c.q. de zorgverlening in haar totaliteit nader worden geregeld;
is het navolgende overeengekomen:
Artikel 1
In dit statuut wordt verstaan onder:
Instelling:
De privaatrechtelijke instelling die valt onder de werkingssfeer van artikel 2 van de CAO Thuiszorg.
Werkgever:
De privaatrechtelijke organisatie met wie de arts een arbeidsovereenkomst heeft gesloten.
Arts:
De arts, werkzaam op het terrein van de jeugdgezondheidszorg, die als werknemer in een instelling werkzaam is en uit
hoofde van zijn werkzaamheden geneeskundige handelingen verricht.
Artikel 2
1. De arts verbindt zich ten aanzien van de individuele jeugdigen die aan zijn zorg zijn dan wel worden toevertrouwd, op
het gebied van zijn deskundigheid, die geneeskundige handelingen te verrichten, die gericht zijn op bevordering en
bewaking van diens gezondheid, groei en ontwikkeling en het opsporen van afwijkingen daaronder begrepen.
2. Indien de arts gegronde redenen meent te hebben dat klachten en/of afwijkingen van de jeugdigen niet op het terrein van
zijn specifieke deskundigheid liggen, verwijst hij de jeugdigen rechtstreeks naar de huisarts, specialist of andere
deskundigen dan wel daarvoor in aanmerking komende instanties.
Artikel 3
Het handelen als genoemd in artikel 2 geschiedt door de arts onder zijn persoonlijke verantwoordelijkheid.
Artikel 4
1. De arts is verplicht mee te werken aan de kwaliteitsbewaking.
2. De werkgever moet de kwaliteitsbewaking mogelijk maken.
Artikel 5
1. De werkgever verschaft de arts conform artikel 48 van het algemeen gedeelte van deze CAO de benodigde personele,
instrumentele en ruimtelijke voorzieningen.
2. Van de hem ter beschikking gestelde hulpmiddelen en instrumenten dient de arts een zorgvuldig gebruik te maken met
inachtneming van het doel waarvoor deze zijn aangeschaft.
3. De werkgever zal de in lid 1 genoemde instrumentele en ruimtelijke voorzieningen in een zodanige staat houden dat
voldaan wordt aan de eisen van technische behoefte, bedrijfszekerheid en medisch wetenschappelijk werk.
4. De arts is verplicht zich bij de uitoefening van zijn werkzaamheden te houden aan de aanwijzingen welke door of
Versie 6, februari 2011
134
namens de werkgever worden gegeven. Indien deze aanwijzingen door de arts als onredelijk worden ervaren of
indruisen tegen de belangen van de cliënten, kan hij zich tot de werkgever wenden.
Artikel 6
1. De arts is gehouden van iedere persoon, ten aanzien van wie hij geneeskundige handelingen verricht, op de in de
instelling gebruikelijke wijze de medische en/of multidisciplinaire dossiers op te maken en bij te houden.
2. De werkgever is verplicht ervoor zorg te dragen dat deze medische en/of multidisciplinaire dossiers op behoorlijke wijze
kunnen worden opgeborgen in de instelling en wel zodanig dat geheimhouding van de inhoud daarvan is verzekerd
overeenkomstig de privacywetgeving.
3. De medische (en multidisciplinaire) dossiers zullen zowel tijdens de duur van het dienstverband als ook na het einde
daarvan overeenkomstig daartoe vastgestelde normen in het (medisch) archief van de instelling rusten en ter beschikking
staan van de behandelende arts en in het geval van het multidisciplinair dossier ter beschikking staan van alle betrokken
hulpverleners.
4. Inzage van een medisch dossier (in tegenstelling tot het multidisciplinaire dossier) door derden kan slechts geschieden
met toestemming van de arts c.q. diens opvolger.
5. Publicatie van gegevens uit een medisch dossier geschiedt niet dan met toestemming van de betrokken arts
respectievelijk diens opvolger, waarbij hij ervoor zorg draagt dat de belangen van de cliënt niet worden geschaad.
Indien de betrokken arts dit wenst, geschiedt publicatie slechts met vermelding van de bron.
Artikel 7
1. De arts zal op verzoek van de werkgever medewerking verlenen aan de opleiding en/of de bijscholing van het in de
instelling werkzame personeel voorzover dit is gelegen binnen het raam van zijn deskundigheid en in tijd is in te passen
in het geheel van de overeengekomen werkzaamheden.
2. Indien de arts in het kader van de sociaal-geneeskundige opleiding tot supervisor is benoemd door de sociaalgeneeskundige Registratie Commissie, zal het supervisorschap onderdeel zijn van zijn werkzaamheden en de werkgever
draagt, indien nodig, zorg voor de faciliteiten.
Artikel 8
De arts is verantwoordelijk voor het op peil houden van zijn professionele kennis en vaardigheden, welke vereist zijn voor
een goede vervulling van zijn taak en/of functie binnen de thuiszorginstelling en wordt daartoe door de werkgever
overeenkomstig de uitvoeringsregeling studiefaciliteiten in de gelegenheid gesteld. De werkgever draagt er tevens zorg voor
dat de werknemer kennis kan nemen van voor de beroepsgroep gebruikelijke vakliteratuur.
Versie 6, februari 2011
135
26
Zakenregister CAO
Thuiszorg
Aanstellingskeuring 40
Allochtone werknemers, positieve
actie 59
42
Ambtelijke ondersteuning OR
Arbeidsduur (en werktijden):
– definitie
– omvang
– randvoorwaarden bij inrichting
werktijden
13
– rooster
– tijdelijke wijziging
– vaststelling werktijden
Arbeidsmarkttoeslagen
Arbeidsongeschiktheid:
– nadere arbeidsvoorwaardelijke
afspraken
37a
33
– salariëring
36
31
– (vakantie)verlof
32 lid 7
28
Arbeidsovereenkomst:
– aangaan
8 lid 1
17
– beëindiging
86
51
– bepaalde tijd
9
18
– definitie
1 sub a
12
– duur
9
18
– inhoud
8 lid 2
17
– vastlegging/uitreiking
8 lid 1
17
Arbeidsvoorwaardelijke prikkels
37a
33
Avond-nacht-en weekenddienst:
– aanvullende regels werktijden
13 lid 4, 6
en 9
21
B
Beloningsaccenten i.v.m.
functioneren
30b
Versie 6, februari 2011
98
53
Beoordelingsregeling:
– verstrekking
– inhouding periodieke verhoging
4 sub a, 50
A
A art. 6
56
A
– toepassing, totstandkoming
61
437
– werkingssfeer
8 lid
17, 39
2
13
D
– beloningsaccenten
30b
26
63 lid 3
Definities
Bereikbaarheidsdienst:
– definitie
10
16 lid 1
D art. 1 22, 92
Dienstauto
J
Dienstkleding
– leeftijdsbegrenzing
13 lid 10
21
1
12 1 sub i
19
12 110
39 lid 4 sub b
12
77
30a
47
– vergoeding
16 lid 2
D art. 2 22, 92
Bestuurssamenstelling
64
H
44, 105
Betaling bij
ziekte/arbeidsongeschiktheid
36
31
Bevallingsverlof
33
28
Bevordering naar hogere functie,
salaris
A art. 4
55
Bezwarenprocedure FWG
E
Einde dienstbetrekking
86
51
Eindejaarsuitkering
25
25
Etnische minderheden, positieve
actie
59
42
Excessief beding
89
52
Extra periodieken
A art. 7
E art. 5
95
Bijdrage werknemersorganisaties
71
46
Bijscholing (zie ook
Studiefaciliteiten):
– vastlegging in
arbeidsovereenkomst
2 sub g
8 lid
17
– verplichting
43
38
Bromfietsvergoeding
J
56
F
Faciliteiten:
– ondernemingsraadleden
63
44
– werknemersorganisaties
69, 70
45,
46
Feestdagen, verlof
32 lid 5
28
Fietsvergoeding
110
C
Calamiteiten-en zorgverlof
33a
29
CAO:
J
110
Functiebeschrijvingen
22
E
24, 93
Functiewaardering (FWG)
52
40
Fusiegedragsregels
– duur
136
15 lid 2
C art. 2 22, 91
G
104
L
Inhouding periodiek
Garantieregeling
A art. 10
Gebroken diensten
57
13 lid 8
21
Gedwongen ontslagen, procedure
53
40
Gehandicapte werknemers
56
42
Geldbronnen
7a
15
Gelddoelen
7a
15
Gesubsidieerde arbeid:
– definitie
1 sub b
12
A art. 6 56
Initiatiefrecht werkgever en
werknemer
60
43
Inpassingstabellen salarissen
A art.
14 80
Inrichtingskosten
E art. 14
– integrale toetsing
I art. 3
108
Intimidatie, seksuele of andere
vormen
55
41
Inval(oproep)krachten:
– definitie
1 sub n
13
– nulurencontract
23 lid 4
24
J
– toepassing
7
14
Landelijke Bezwarencommissie
FWG
(LBC-FWG)
– administratiekosten
bezwaarschriften
E art. 15 99
– behandeling bezwaarschriften
98
E art. 16
99
– kostenveroordeling
E art. 22
– ontvankelijkheid
101
E art. 13
– procedure
98
E art. 18
– reglement
100
E art. 23
– taak
101
Jeugdloon
E art. 12 98
Gratificatie, jubileum78
47
Gratificatie, jubileum-, verkregen
recht
93
52
A art. 2 lid 3
Jubileumgratificatie
54
– termijnen
78
47
Jubileumgratificatie, verkregen
recht
93
52
E art. 20
– uitspraak
100
K
E art. 17
99
– voeging en splitsing
Kaderleden
werknemersorganisaties:
– faciliteiten
70
46
– verlof
69
45
E art.
19 100
Leerarbeidsovereenkomst
8 lid 3
A art. 15 17, 86
Leerling-werknemer:
– bepalingen
38e, 38f
35
– definitie
38d
35
Leerlingsalarissen:
– BBL
E art. 21
100
– vertegenwoordiging en bijstand
I
IBC/RBC
E art. 9
96
– bezwarenprocedure
E art.
7
96
– reglement
E art. 8
– samenstelling
E art. 6
96
95
– taak
Inconveniënte uren:
– bepalingen
J
Kraamverzorgenden:
– partusassistentie
C art. 1 91
– definitie
15
22
– leeftijdsbegrenzing
13 lid 10
21
– vergoeding
Versie 6, februari 2011
Keuring, medische:
– bij aangaan arbeidsovereenkomst
40
37
Kilometervergoeding
110
F art. 4
104
– vastgestelde werkdagen
18 lid 2
22
– wachtdienst
18 lid
1
F
22,
A art. 15 86
– verkorte opleiding
kraamverzorgende
A art. 18 87
Levensloopregeling
7a
15
Loon (Salaris):
– algemeen
23
A
24, 54
137
– leerlingsalarissen
1 sub d
OCenW-opleidingsstelsel
A art. 15
86
– loondoorbetaling inval/oproepkracht
4
23 lid
24
– tijdens op non-actiefstelling
81 lid 3
49
– tijdens schorsing
80 lid 4
49
– tijdens ziekte en
arbeidsongeschiktheid
36
31
– uitbetaling
23 lid 3, 6
24, 25
M
Medische keuring:
– bij aangaan arbeidsovereenkomst
40
37
Meerkeuzesysteem
arbeidsvoorwaarden
7a
15
Minderheden, positieve actie
59
42
Model functiebeschrijving FWG
51
A art. 15
86
Ondernemingsraad:
– ambtelijke ondersteuning
63 lid 4
44
– bestuurssamenstelling
64
44
– faciliteiten
63
44
– hoogste dagelijkse leiding
65
44
– spaarloonregeling, verzoek
79
48
– verstrekking reglement
8 lid 4 sub
d
17
Ongewenste intimiteiten
55
41
Ontbinding arbeidsovereenkomst
86 lid 1
51
Ontheffing verhuisplicht:
– toepassing
41 lid 3
37
– vastlegging in
arbeidsovereenkomst
8 lid
2 sub a
17
– wederzijds goedvinden
86 lid 1 sub
a
51
Ontslagvolgorde
53 lid 6
41
Opleiding (zie ook
Studiefaciliteiten):
– loonsom
38a lid 1,
38b
34
– verplichting
43
38
Oproep(inval)krachten:
– definitie
1 sub n
13
Opzegging:
– dienstverband
86
51
– opzegtermijn
86 lid 2
51
– tijdstip en wijze
86 lid 2
51
Opzegtermijn
86 lid
51
2
Ouderschapsverlof,
pensioenpremie bij
33b
29
Overlijden
E bijlage
102
Ontslag:
– OBU
N
Nacht(avond-en weekend)dienst:
– aanvullende regels werktijden
13 lid 4, 6
en 9
21
Nevenfuncties:
– toepassing
44
38
– vastlegging in
arbeidsovereenkomst
8 lid
2 sub f
17
Non-actiefstelling (zie ook
Schorsing)
81
49
Nul-urencontract
23 lid 4
24
O
OAT
f
OBU
1 sub
12
86 lid
Versie 6, februari 2011
86 lid 1 sub
d
51
– ontbinding door rechter
86 lid 1
51
– ontslagvolgorde
53 lid 6
41
– op staande voet
86 lid 1
51
– opzegging
86 lid 1 sub
e
51
– overlijden
86 lid 1
51
– pensionering
86 lid 1 sub
c
51
– proeftijd
86 lid 1
51
– wachtgeld
87
N
51, 116
86 lid 1
51
Overlijdensuitkering
88
51
Overwerk:
– begrenzing omvang
B art
6
90
– beperkingen
B art 1 en 2
89
– definitie
14 lid 1
21
– leeftijdsgrenzen
13 lid 10
21
– vergoeding
14 lid 2
B art 3 en 4 21,
89
P
Parttime werk (deeltijd)
60
43
138
Partusdiensten
2 sub c
18 lid 3
23
17
Professioneel statuut
39 lid 3
37
Pauze:
– indeling tabel FWG-systematiek
A art. 11
– vaststelling
– definitie
1 sub r
13
Pensioenpremie bij
ouderschapsverlof
33b
29
Pensioenpremieverdeling
79a
48
Pensioenreglement, verstrekking
8 lid 4 sub
b
17
Pensionering
86 lid 1 sub
c
51
Periode, definitie
1 sub h
12
Periodiek, definitie
A art. 1 54
– extra periodieken
A art. 7
56
– inhouding periodiek
R
Reglement Ondernemingsraad,
verstrekking
8 lid 4 sub
d
17
Reïntegratie
56 lid 2
42
Reis-en verblijfkosten
74
J
47, 112
Reis-en wachttijden, arbeidsduur
1 sub i
12
Reiskosten
74
J
47, 112
Relatiepartner:
– definitie
1 sub i
12
53
40
Rooster
12
19
8 lid
17
S
– vaststelling datum
Salariëring:
– algemeen
A art. 3
55
Plaats van tewerkstelling:
– definitie
1 sub j
12
– tijdelijke wijziging
39 lid 1 sub
c
37
– verhuisplicht
41
37
Positieve actie vrouwen/etnische
59
42
minderheden
Proeftijd:
– algemeen
8a
17
– ontslag
86 lid 1
51
– vastlegging in
arbeidsovereenkomst
8 lid
23
A
24, 54
– leerarbeidsovereenkomsten
8 lid 3
A art. 2 en 15 17,
54, 88
– tijdens zwangerschaps-en
bevallingsverlof
33
28
– tijdens op non-actiefstelling
81 lid 3
49
– tijdens schorsing
80 lid 4
49
– tijdens ziekte en
arbeidsongeschiktheid
57
23 lid
24,
1
A
54
Salarisanciënniteit
Reorganisatie
A art. 6
56
– tijdens 2e ziektejaar
36 lid 6
31
– vastlegging in
arbeidsovereenkomst
2 sub e
Versie 6, februari 2011
1 sub g
12
36
31
A art. 1, 2,
54, 55, 56
4 en 4
Salarisschaal/aanloopschaal
A art. 1 en 13
54, 58
Schorsing (zie ook nonactiefstelling)
80
49
Seksuele of andere vormen van
55
41
intimidatie
SER-fusiecode
52
40
Slaapdienst:
– definitie
17 lid 1
22
– vergoeding
17 lid 2
22
Sociaal Plan (Fusiegedragsregels)
52 lid 5
40
Spaarloonregeling
79
48
Staande voet, ontslag op
86 lid 1
51
Stagiaires:
– begeleiding
39 lid
37
5
– definitie
38d sub c
36
– vergoedingsregeling
38g
36
Studiefaciliteiten
K
75
47, 115
– uitbetaling
23 lid 3, 6
24
Salaris:
– definitie
Studieverlof
K art. 3
115
139
37
T
Vakbondsconsulent:
– rechtsbescherming
Telefoonkosten
76
47
69 lid 4
45
7a
15
Vakorganisaties
(werknemersorganisaf
Tijddoelen
7a
15
Tijdelijke wijziging:
– arbeidsduur/werktijden
39 lid 1 sub
b
37
– plaats van tewerkstelling
39 lid 1
sub c
37
– werkgebied
a
39 lid
37
39 lid 1 sub
37
J
112
– bereikbaarheidsdienst
16 lid 2
D art. 2 22, 94
– bromfiets
U
112
Uurloon, definitie
1 sub o
13
V
– openbaar vervoer
Vakantiekrachten:
– definitie
J
– overwerk
1 sub m
13
– werkingssfeer
2 lid 2
14
Vakantietoeslag:
– omvang
B art 3 en 4
– reis-en verblijfkosten
J
– slaapdiensten
– studiekosten
34 lid 4
30
K art. 4
– telefoonkosten
(Vakantie)verlof:
– omvang
32 lid 1 en
2
27
– opbouw bij
arbeidsongeschiktheid
32 lid 7
28
– opname
32 lid 3 en
4
27
– opname i.v.m. persoonlijke
gebeurtenissen
32 lid 4
27
95
112
15
22, 93
– verstrekking CAO
8 lid 4 sub
a, 50
17, 39
Verplichtingen werknemer:
112
– bijscholing/opleiding
14
21, 91
74
47, 112
17 lid 2
22
34 lid 1 t/m
29
Verlof:
– calamiteiten-en zorgverlof
33a
29
– feestdagen
32 lid 5
28
– leden werknemersorganisaties
69
45
– (vakantie)verlof
32
27
– zwangerschaps-en
bevallingsverlof
33
28
– informatieplicht FWG
J
– inconveniënte uren
C
89, 93
52
E art. 2
– fiets
2a
14
Verkregen rechten
Verplichtingen werkgever:
77
47
Uitzendkrachten
Versie 6, februari 2011
1 sub
12
ties)
Verblijfkosten dienstreizen
74
J
47, 112
Vergoedingen:
– auto/motor
J
– dienstkleding
3
– uitkering
8 lid
17
– verlof
Tijdbronnen
1 sub c
– werkzaamheden
– vastlegging in
arbeidsovereenkomst
2 sub a
70a
46
75
47, 115
76
47
43
38
– geneeskundig onderzoek:
– bij aangaan arbeidsovereenkomst
40
37
– nevenfuncties
44
38
– tijdelijke wijziging:
• arbeidsduur en werktijden
39 lid 1 sub
b
37
– verhuiskosten
73
I
46, 109
– waarneming hoger gesalarieerde
functie
30
25
Verhuiskostenvergoeding
73
I
46, 109
Verhuisplicht:
– toepassing
41
• plaats van
tewerkstelling/werkgebied
39 lid 1 sub c
37
• werkzaamheden
39 lid 1 sub
a
37
– verhuizing
41
37
Verstrekking CAO
140
8 lid 4 sub
a, 50
17, 39
Vervroegde uittreding (OBU)
86 lid
1 sub d
51
Verzuim-en
arbeidsomstandighedenbeleid
37a
33
Vrouwen, positieve actie
59
42
– bijdrage
– verlof
71
46
9 lid 2, 33
18, 28
– definitie
1 sub f
12
– faciliteiten leden
70
46
– verlof leden
69
45
Werkoverleg:
– definitie
W
Waarneming hoger gesalarieerde
functie
30
25
Wachtdienst voor
kraamverzorgenden
18 lid
1
F
22,
106
Wachtgeld
87
N
51, 118
Wederzijds goedvinden, ontslag
86 lid 1 sub
a
51
Weekend(avond-en nacht)dienst:
– aanvullende regels en werktijden
13 lid 4, 6
en 9
21
Werkgebied:
– definitie
1 sub k
12
– tijdelijke wijziging
39 lid 1 sub
c
37
1 sub p
13
– organisatie
54
41
Werktijden:
– kraamverzorgenden, rooster
12 lid 3; 18
lid 1 en 2
19
– levensbeschouwing
12 lid 4
19
– randvoorwaarden bij inrichting
13
19
werktijden
– rooster
12
19
– tijdelijke wijziging
39 lid 1 sub
b
37
– vastlegging in
arbeidsovereenkomst
8 lid
2 sub d
17
– verhuisplicht
41
37
Werkgever:
– definitie
– vaststelling
12
19
Wijziging CAO
1 sub k
12
98 lid 3
53
– initiatiefrecht
60
43
Werkgeversvereniging
1 sub f
12
Werkingsduur CAO
Zakgeld leerlingen
98
53
Werkingssfeer CAO
2
13
Werknemer:
– definitie
1 sub c
12
– initiatiefrecht
60
43
Werknemersorganisaties:
Versie 6, februari 2011
Z
A art. 16
89
Ziekte:
– betaling bij ziekte en
arbeidsongeschiktheid 36
31
– nadere arbeidsvoorwaardelijke
37a
33
afspraken
Ziektekostenverzekering,
tegemoetkoming
72
47
premie
Zwangerschap/bevalling:
141
Download