Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg, Kraam- en Jeugdgezondheidszorg 2010-2012 Publicatie onder auspiciën van het Sociaal Overleg Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg (SOVVT) © SOVVT. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar worden gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, microfilm, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de partijen bij deze CAO. Het gebruik van de tekst als toelichting of ondersteuning bij artikelen en scripties is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld. CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 1 CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 2 Inhoudsopgave Protocol 10 Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen 12 Artikel 1.1 Artikel 1.2 Artikel 1.3 Artikel 1.4 Definities Werkingssfeer, toepassing en ontheffingen Karakter CAO Toepassing CAO voor leden BTN 12 13 14 14 Hoofdstuk 2 Arbeidsrelatie 14 Artikel 2.1 Artikel 2.2 Artikel 2.3 Artikel 2.4 De arbeidsovereenkomst Duur van de arbeidsovereenkomst Opzegging Einde van de arbeidsovereenkomst 14 14 15 15 Hoofdstuk 3 Beloning 15 Artikel 3.1.1 Artikel 3.1.2 Artikel 3.1.3 Artikel 3.1.4 Artikel 3.1.5 Artikel 3.1.6 Artikel 3.1.7 Artikel 3.1.8 Artikel 3.1.9 Artikel 3.1.10 Artikel 3.1.11 Artikel 3.1.11A Artikel 3.1.12 Artikel 3.1.13 Artikel 3.1.14 Artikel 3.1.15 Artikel 3.1.16 Artikel 3.1.17 Artikel 3.2.1 Artikel 3.2.2 Artikel 3.2.3 Artikel 3.2.4 Artikel 3.2.5 Artikel 3.2.6 Artikel 3.2.7 Artikel 3.2.8 Artikel 3.2.9 Tabel 1 Tabel 2 Tabel 3 Tabel 4 Tabel 5 Tabel 6 Algemeen Functiewaarderingssysteem Combinatiefunctie Toepassing salarisschalen Salarisgarantieregeling Werknemers aangesteld in het kader van de Wet werk en inkomen Periodieke verhogingen Uitbetaling salaris Bevordering Bijzondere beloningen Structurele eindejaarsuitkering Eenmalige uitkering 2010 Levensloopbijdrage Verpleeg- en Verzorgingshuizen Vakantiebijslag Pensioen Gratificatie Spaarloonregeling Loondoorbetaling inval-/oproepkrachten en min/max-contracten kraamzorg Beroepsopleidingen Salarisgarantie leerling-werknemer Aspirant leerlingen Zakgeld en stagevergoeding leerlingen Gereserveerd Opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog Overige BBL opleidingen in het kader van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) Overige opleidingen Leerlingsalarissen verkorte opleiding tot kraamverzorgende Salarisschalen per 1 september 2010* Salarisreeks per 1 september 2010* Salarisschalen per 1 januari 2011* Salarisreeks per 1 januari 2011* Salarisschalen per 1 juli 2011* Salarisreeks per 1 juli 2011* 15 15 16 16 16 16 16 16 17 17 17 17 17 17 18 18 18 18 18 19 20 20 20 20 20 20 20 22 25 26 29 30 33 Hoofdstuk 4 Arbeidsduur 34 Artikel 4.1 Artikel 4.2 Artikel 4.3 Arbeidsduur Min/max contracten Nulurencontracten 34 34 34 Hoofdstuk 5 Werktijden 34 Artikel 5.1 Artikel 5.1.1 Artikel 5.1.2 Artikel 5.1.3 Artikel 5.1.4 Artikel 5.2 Artikel 5.3 Artikel 5.3.1 Artikel 5.3.2 Artikel 5.3.3 Artikel 5.4.1 Artikel 5.4.2 Werk- en rusttijden algemeen Maximum arbeidstijd per dienst Nachtdiensten Vrije weekeinden Pauzes Definities consignatiediensten, bereikbaarheidsdiensten, aanwezigheidsdiensten Wachtdiensten Kraamverzorgenden Vergoeding wachtdiensten Oproep tijdens wachtdienst Maximum aantal oproepen tijdens wachtdienst Gebroken diensten Verschoven diensten 34 35 35 35 35 35 35 35 36 36 36 36 CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 3 Artikel 5.5 Artikel 5.5.1 Artikel 5.5.2 Artikel 5.5.3 Artikel 5.5.4 Artikel 5.5.5 Artikel 5.6 Artikel 5.7 Artikel 5.7.1 Artikel 5.7.2 Artikel 5.7.3 Artikel 5.7.4 Artikel 5.8 Artikel 5.8.1 Artikel 5.8.2 Artikel 5.8.3 Artikel 5.9 Artikel 5.9.1 Artikel 5.9.2 Artikel 5.10 Artikel 5.11 Artikel 5.11.1 Artikel 5.11.2 Artikel 5.11.3 Artikel 5.11.4 Artikel 5.11.5 Artikel 5.12 Artikel 5.12.1 Artikel 5.13 Artikel 5.14 Overwerk Bepaling aantal overwerkuren en vrijgestelde werknemers Maximaal aantal uren overwerk, vacaturestelling Vergoedingsregeling voor de werknemer met een volletijd arbeidsduur Vergoedingsregeling voor de werknemer met een deeltijd arbeidsduur Opnemen vergoeding Structureel meerwerk Onregelmatige dienst Werkingssfeer Vergoedingsregeling onregelmatige dienst Berekening vergoeding Afbouwregeling Vergoedingsregeling consignatie-, aanwezigheids- en bereikbaarheidsdienst Vergoeding voor arbeid van de werknemer met een volletijd arbeidsduur Vergoeding voor arbeid van de werknemer met een deeltijd arbeidsduur Opnemen vergoeding Slaapdienst Vergoeding slaapdienst Opnemen vergoeding slaapdienst Gebroken dienst Overwerk Uitzonderingen overwerkvergoeding Overwerkvergoeding deeltijdwerker Overwerkvergoeding Opnemen overwerkvergoeding Maximaal aantal uren overwerk Inconveniënte uren Vergoeding inconveniënte uren Bereikbaarheidsdienst Slaapdienst 36 36 37 37 37 37 37 37 38 38 38 38 38 39 39 39 39 40 40 40 40 40 40 40 41 41 41 41 41 41 Hoofdstuk 6 Werk en privé 41 Artikel 6.1 Artikel 6.1.7 Artikel 6.1.8 Artikel 6.2 Artikel 6.2.1 Artikel 6.2.2 Artikel 6.2.3 Artikel 6.2.4 Artikel 6.2.5 Artikel 6.2.6 Artikel 6.2.7 Artikel 6.2.8 (Vakantie)verlof (vervalt per 1 januari 2012 en wordt vervangen door een nieuw artikel 6.1) (Vakantie)verlof (treedt in werking per 1 januari 2012) Invoeringspad Persoonlijk Levensfase Budget (treedt in werking per 1 januari 2012) Overgangsregeling 50 jaar of ouder (treedt in werking per 1 januari 2012) Garantieregeling 55 jaar of ouder (treedt in werking per 1 januari 2012) Besteding uren PLB (treedt in werking per 1 januari 2012) Garantieregeling verlof werknemers 55 jaar en ouder in Verpleeg- en Verzorgingshuizen (vervalt per 1 januari 2012) Opbouw (vakantie)verlof Opnemen van (vakantie)verlof Verlof en feestdagen Verlof in verband met bijzondere persoonlijke omstandigheden Bezoek (tand)arts/specialist Calamiteitenverlof voor het regelen van de zorg Zorgverlof bij zeer ernstige ziekte Verlenging bevallingsverlof Wet Arbeid en Zorg (Gedeeltelijk) afwijzen verlof Premies tijdens onbetaald verlof/levensloopregeling Hoofdstuk 7 Meerkeuzesysteem arbeidsvoorwaarden 44 Artikel 7.1 Artikel 7.2 Artikel 7.3 Meerkeuzesysteem Randvoorwaarden Meerkeuzesysteem Inrichting Meerkeuzesysteem 44 44 44 Hoofdstuk 8 Arbeid en gezondheid 45 Artikel 8.1 Artikel 8.1.1 Artikel 8.1.2 Artikel 8.1.3 Artikel 8.1.4 Artikel 8.1.5 Artikel 8.1.6 Artikel 8.2.1 Artikel 8.2.2 Artikel 8.2.3 Artikel 8.2.4 Loondoorbetaling bij ziekte en arbeidsongeschiktheid Loondoorbetaling bij ziekte en arbeidsongeschiktheid bij min-maxcontract Productieve arbeid en re-integratie-activiteiten tijdens ziekte Loonaanvulling vervroegde IVA-uitkering WIA 0-35% Verlagen of vervallen van loondoorbetaling WGA premie Plan van aanpak arbeidsomstandigheden Risico inventarisatie en evaluatie Ziekteverzuim Arbozorgsysteem 45 45 45 45 45 46 46 46 46 46 46 Artikel 6.1 Artikel 6.1.2 Artikel 6.1.3 Artikel 6.1.4 Artikel 6.1.5 Artikel 6.1.6 CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 41 41 42 42 42 42 42 43 43 43 43 43 43 44 44 44 44 44 4 Artikel 8.2.5 Artikel 8.3.1 Artikel 8.3.2 Artikel 8.3.3 Artikel 8.3.4 Kwaliteit van de arbeid Preventiebeleid fysieke belasting Preventiebeleid psychische belasting Seksuele intimidatie Agressie en geweld 46 46 47 47 47 Hoofdstuk 9 Bijdragen en uitkeringen 47 Artikel 9.1 Artikel 9.2 Artikel 9.3.1 Artikel 9.3.2 Artikel 9.4.1 Artikel 9.4.2 Artikel 9.5 Artikel 9.6 Artikel 9.7 Artikel 9.8.1 Artikel 9.8.2 Artikel 9.8.3 Artikel 9.8.4 Artikel 9.8.5 Artikel 9.8.6 Artikel 9.8.7 Artikel 9.8.8 Artikel 9.8.9 Artikel 9.8.10 Vergoedingen voor reiskosten Vergoeding kosten woon- werkverkeer Vergoeding reiskosten van huis naar cliënten in de wijk Vergoedingsnormen per vervoermiddel Vergoeding extra kosten woon-werkverkeer Vergoeding reis- en verblijfkosten incidentele dienstreizen Uitkering bij overlijden Herregistratie sociaal-geneeskundigen Herregistratie specialist ouderengeneeskunde Wachtgeld Duur van het wachtgeld Hoogte van het wachtgeld Pensioenbijdrage Verplichtingen van de werknemer / wachtgeldgerechtigde Vermindering van het wachtgeld Verval van het wachtgeld Uitkering bij overlijden Bijzondere regelingen Positieve afwijking wachtgeldregeling 48 48 48 48 49 49 50 50 50 50 51 51 51 52 52 52 52 52 53 Hoofdstuk 10 Medezeggenschap en faciliteiten werknemersorganisaties 53 Artikel 10.1 Artikel 10.2 Artikel 10.3 Artikel 10.4 Extra bevoegdheden ondernemingsraad Verlof in verband met lidmaatschap werknemersorganisatie Rechtsbescherming vakbondsconsulenten Verzorgende en Verpleegkundige Adviesraad 53 53 53 54 Hoofdstuk 11 Functiewaardering 54 Artikel 11.1 Artikel 11.2.1 Artikel 11.2.2 Artikel 11.2.3 Artikel 11.2.4 Uitgangspunten FWG Herindeling Herindelingsprocedure Vaststellen functiebeschrijving Waardering en indeling van de functie 54 54 54 54 55 Hoofdstuk 12 Fusie en reorganisatie 55 Artikel 12.1 Artikel 12.2 Artikel 12.3 Toepasselijkheid Fusiegedragsregels Bepalingen bij reorganisatie/gedwongen ontslagen Overname personeel WMO 55 55 55 Hoofdstuk 13 Invoeringsbepalingen Basis-CAO 56 Artikel 13.1 Artikel 13.2 Artikel 13.3 Artikel 13.4 Invoeringsbepaling Randvoorwaarden decentraal overleg werkgever en de OR Decentrale regelingen Decentraal overleg werknemersorganisaties over medezeggenschap 56 57 58 58 Hoofdstuk 14 Slotbepalingen 59 Artikel 14.1 Artikel 14.2 Artikel 14.3 Artikel 14.4 Artikel 14.5 Uitzendkrachten Commissie van Interpretatie Op non-actief stelling en schorsing Bijdrage werknemersorganisaties Duur, wijziging en opzegging van de CAO 59 59 59 59 59 CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 5 Bijlage A1 Garantieregelingen Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorgorganisaties 60 Bijlage A2 Afwijkende arbeidsduur als bedoeld in artikel 5.5.2 lid 1 CAO 61 Bijlage B Professioneel statuut voor een arts werkzaam in een Thuiszorginstelling 62 Model individuele arbeidsovereenkomst van de CAO VVT 64 Adressen van de partijen bij het CAO-overleg 66 Trefwoordenlijst 67 CAO Thuiszorg 2006-2010 68 Protocol bij de totstandkoming van de CAO Thuiszorg 2006-2010 69 Hoofdstuk I Algemene bepalingen 71 Artikel 1 Artikel 2 Artikel 2a Artikel 7 Artikel 7a Definities Werkingssfeer Uitzendkrachten Werknemer werkzaam op basis van gesubsidieerde arbeid Meerkeuzesysteem arbeidsvoorwaarden 71 71 72 72 72 Hoofdstuk II Arbeidsovereenkomst 74 Artikel 8 Artikel 8a Artikel 9 Inhoud arbeidsovereenkomst Proeftijd Duur arbeidsovereenkomst 74 74 74 Hoofdstuk III Arbeidsduur, werktijden en daarmee samenhangende vergoedingen 75 Artikel 10 Arbeidsduur Artikel 11 (Gereserveerd) Artikel 12 Werktijden algemeen Artikel 13 Randvoorwaarden bij de inrichting van de werktijden Artikel 14 Overwerk Artikel 15 Inconveniënte uren Artikel 16 Bereikbaarheidsdienst Artikel 17 Slaapdienst Artikel 18 Inrichting werktijden kraamverzorgenden Artikel 19 tot en met artikel 21 (Gereserveerd) Hoofdstuk IV Salariëring 75 75 75 75 76 76 76 76 77 77 77 Artikel 22 Functiewaardering Artikel 23 Salaris Artikel 24 (Gereserveerd) Artikel 25 Structurele eindejaarsuitkering Artikel 26 tot en met artikel 29 (Gereserveerd) Artikel 30 Waarneming hoger gesalarieerde functie Artikel 30a Arbeidsmarkttoeslagen Artikel 30b Beloningsaccenten in verband met functioneren 77 77 77 77 78 78 78 78 Hoofdstuk V Vakantie, verlof en vakantietoeslag 78 Artikel 31 Artikel 32 Artikel 33 Artikel 33a Artikel 33b Artikel 34 (Gereserveerd) (Vakantie)verlof Zwangerschaps- en bevallingsverlof Calamiteiten-en zorgverlof Pensioenpremie PGGM gedurende wettelijk ouderschapsverlof Vakantietoeslag 78 78 79 79 79 80 Hoofdstuk VI Voorzieningen bij arbeidsongeschiktheid 80 Artikel 36 Artikel 37 Artikel 37a Artikel 38 Vakantietoeslag (Gereserveerd) Nadere arbeidsvoorwaardelijke afspraken rond ziekteverzuim (Gereserveerd) 80 81 81 81 Hoofdstuk VI A Scholing/opleiding en kinderopvang 81 Artikel 38a Artikel 38b Algemeen Scholing en opleiding 81 81 Hoofdstuk VI B Leerlingen en stagiaires 82 Artikel 38d Artikel 38e Algemeen Leerling-werknemer 82 82 CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 6 Artikel 38f Artikel 38g Leerling-werknemer verkorte opleiding kraamverzorgende Stagiaire 82 83 Hoofdstuk VII Algemene verplichtingen werknemer 83 Artikel 39 Algemeen Artikel 40 Aanstellingskeuring Artikel 41 Verhuizing Artikel 42 (Gereserveerd) Artikel 43 Opleiding en bijscholing Artikel 44 Nevenfuncties Artikel 45 tot en met artikel 47 (Gereserveerd) 83 83 83 83 83 84 84 Hoofdstuk VIII Algemene verplichtingen werkgever 84 Artikel 50 Verstrekking CAO 84 Hoofdstuk IX Sociaal-organisatorische regelingen 84 Artikel 52 Fusiegedragsregels Artikel 53 Bepalingen bij reorganisaties/gedwongen ontslagen Artikel 54 Werkoverleg Artikel 55 Seksuele of andere vormen van intimidatie Artikel 56 Gehandicapte werknemers Artikel 57 en artikel 58 (Gereserveerd) Artikel 59 Positieve actie Artikel 60 Initiatiefrecht werkgever en werknemer Artikel 61 Beoordelingsregeling 84 84 85 85 85 85 85 86 86 Hoofdstuk X Medezeggenschap 86 Artikel 62 Artikel 63 Artikel 64 Artikel 65 (Gereserveerd) Faciliteiten ondernemingsraad Bestuurssamenstelling Hoogste dagelijkse leiding 86 86 86 86 Hoofdstuk XI Faciliteiten voor werknemersorganisaties 86 Artikel 69 Artikel 70 Artikel 70a Artikel 71 Verlof voor werknemersorganisaties Overige faciliteiten Rechtsbescherming vakbondsconsulenten Bijdrage aan werknemersorganisaties 86 87 87 87 Hoofdstuk XII Onkostenvergoedingen en overige financiële regelingen 87 Artikel 72 Artikel 73 Artikel 74 Artikel 75 Artikel 76 Artikel 77 Artikel 78 Artikel 79 Artikel 79a (Gereserveerd) Vergoeding verhuiskosten Reis- en verblijfkostenvergoeding Studiefaciliteiten Telefoonkosten Dienstkleding Jubileumgratificatie Spaarloonregeling Premieverdeling PGGM 87 87 87 87 87 88 88 88 88 Hoofdstuk XIII Regelingen bij conflicten 88 Artikel 80 Schorsing Artikel 81 Op non-actiefstelling Artikel 82 tot en met artikel 85 (Gereserveerd) 88 88 89 Hoofdstuk XIV Einde van de arbeidsovereenkomst 89 Artikel 86 Artikel 87 Artikel 88 Beëindiging van de arbeidsovereenkomst Wachtgeld Uitkering bij overlijden 89 89 89 Hoofdstuk XV Verkregen rechten 89 Artikel 89 Verkregen rechten algemeen Artikel 90 t/m artikel 92 (Gereserveerd) Artikel 93 Verkregen rechten jubileumgratificaties 89 89 89 Hoofdstuk XVI 90 Overgangs-en slotbepalingen Artikel 95 tot en met artikel 97 (Gereserveerd) Artikel 98 Duur en wijziging 90 90 Uitvoeringsregeling A Salariëring 91 Hoofdstuk I 91 Algemene bepalingen CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 7 Hoofdstuk II Hoofdstuk III Hoofdstuk IV Structuur salarisschalen Inpassingstabellen salarissen Leerlingsalarissen Overige uitvoeringsregelingen B (ex artikel 14) C (ex artikel 15) D (ex artikel 16) E (ex artikel 22) F (ex artikel 18) H (ex artikel 64) I (ex artikel 73) J (ex artikel 74) K (ex artikel 75) N (ex artikel 87) Overwerk Toelage inconveniënte uren Bereikbaarheidsdienst Functiewaardering Gezondheidszorg (FWG) Wachtdienst voor kraamverzorgenden Samenstelling Bestuur/Raad van Toezicht/Raad van Commissarissen Verhuiskostenvergoeding Reis- en verblijfkostenvergoeding Studiefaciliteiten Wachtgeld 93 109 114 117 117 118 118 119 125 125 126 128 129 130 Bijlagen 134 1 Professioneel statuut voor een arts werkzaam in een thuiszorginstelling 134 Zakenregister CAO Thuiszorg 136 CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 8 COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE VERPLEEG-, VERZORGINGSHUIZEN EN THUISZORG (CAO VVT) (van 1-3-2010 tot 1-3-2012) Tussen de ondergetekenden: a. de volgende organisatie van werkgevers: 1. ActiZ 2. Branchebelang Thuiszorg Nederland (verder te noemen: BTN) partijen ter ene zijde, hierna ook te noemen ‘werkgeversorganisaties’ en b. de volgende organisaties van werknemers: 1. AbvaKabo FNV 2. CNV Publieke Zaak FBZ, Federatie van Beroepsorganisaties in de Zorg en daaraan gerelateerd onderwijs en onderzoek, te weten: 3. Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband 4. Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie 5. Ergotherapie Nederland 6. Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie, sectie Gezondheidszorg 7. Nederlandse Vereniging voor Psychomotorische Therapie 8. Nederlands Instituut van Psychologen 9. Vereniging van Geestelijk Verzorgers in Zorginstellingen 10. Nederlandse Vereniging van Diëtisten 11. Vereniging van Hoger en Middelbaar Personeel in de sector Zorg en Welzijn (VHP Zorg) 12. NU’91, Beroepsorganisatie van de Verpleging partijen ter andere zijde, hierna ook te noemen ‘werknemersorganisaties’, is de volgende collectieve arbeidsovereenkomst, hierna te noemen: CAO, aangegaan. CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 9 Protocol Studieafspraken CAO-partijen zullen de volgende studies starten: Beloningsverhoudingen aan de onderkant van het loongebouw van de CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg (CAO VVT): In dit onderzoek worden de gevolgen van de trend tot outsourcing van relatief eenvoudige taken, de gewijzigde wetgeving, waaronder de beperking van de AWBZ en de invoering van de WMO, en in breder verband, de verschuiving van zorg naar welzijn, in relatie tot de beloningen in andere, concurrerende branches in het licht van de arbeidsmarkt- en concurrentiepositie van de branche VVT op deelsegmenten van de dienstverlening en de uitzendarbeid betrokken. Resultaatgericht belonen: CAO-partijen zullen een pilot starten inzake de introductie van het resultaatgericht belonen in relatie tot het huidige beginsel van het automatische periodiekensysteem van de CAO VVT. Doel is ervaring op te doen en de relevante voorwaarden te bepalen op grond waarvan een dergelijk beloningsstelsel geïntroduceerd kan worden. Als onderdeel van het onderzoek wordt bezien voor welke categorie werknemers een resultaatgerichte beloning als eerste geïntroduceerd kan worden. FWG: CAO-partijen zullen onderzoek doen naar de mogelijkheid van de totstandkoming van resultaatgerichte functiebeschrijvingen en een vereenvoudigde toepassing van FWG 3.0. Voor dit onderzoek zal een gezamenlijke stuurgroep worden opgericht. Onderdeel van het onderzoek vormt de intentie om te komen tot een branchespecifieke geschillencommissie. Arbocatalogus CAO-partijen besluiten naar aanleiding van het tot stand komen van de arbocatalogus of het nog noodzakelijk is om huidige CAO-bepalingen rond dit thema te laten bestaan. Daarbij wordt het uitgangspunt betrokken dat hetgeen de wet al bepaalt niet in CAO hoeft te worden opgenomen. DUURZAME INZETBAARHEID Scholing CAO-partijen zullen via het fonds A&O VVT het gebruik van EVC’s (voor de kwalificatie voor een beroep en ervaringscertificaten) faciliteren en stimuleren. Arbeidsomstandigheden CAO-Partijen komen overeen te realiseren dat de thema’s werkdruk en veiligheid een hoge prioriteit binnen de organisaties krijgen. Hiertoe zullen zij via het A&O VVT fonds over de aanpak van deze vraagstukken kennis overdragen. Werktijden en balans werk/ privé CAO-partijen zullen via het A&O VVT fonds activiteiten ontwikkelen om de planning van de werktijden te verbeteren. Uitgangspunten hierbij zijn het realiseren van een (betere) balans tussen de belangen van de werknemer en de organisatie. CAO-partijen zullen het toekennen van meer zeggenschap aan de werknemers via een aantal pilots “zelfroosteren” onderzoeken. Programma Duurzame inzetbaarheid Programma Duurzame inzetbaarheid Tijdens de looptijd van de CAO zullen cao- partijen in het kader van duurzame inzetbaarheid een programma op basis van projectvoorstellen uitvoeren. Over het programma en de projectvoorstellen zal het overleg in het SOVVT plaatsvinden. De financiering en/of uitvoering zal plaatsvinden via de Stichting A+O VVT. Voorlichting Persoonlijk Levensfase Budget en verlof CAO-partijen zullen een informatie- en voorlichtingstraject richting werkgevers en werknemers rondom de invoering van het nieuwe verlofsysteem opzetten en uitvoeren. WERKGELEGENHEID Jeugdigen en zij-instromers CAO-partijen komen overeen om werkgevers, in samenwerking met regionale samenwerkingsverbanden te faciliteren bij het aantrekken van (werkloze) jeugdigen en zij- instromers. Hierbij wordt waar mogelijk gebruikt gemaakt van de resultaten en ervaringen die zijn opgedaan in werkgelegenheidsplannen die al lopen ( Jeugdwerkgelegenheidsplan in het kader van de jeugdwerkloosheid en Jobhop, in het kader van moeilijke plaatsbare jeugdigen). WMO CAO-partijen hebben geconstateerd dat de invoering van de WMO voor werknemers, voorheen in dienst van thuiszorg en thans werkzaam in de huishoudelijke verzorging in het kader van de WMO, evenals voor de arbeidsmarkt in de VVT branche, ernstige negatieve gevolgen heeft. Tegen deze achtergrond menen partijen dat alles moet worden ondernomen om in de richting van verantwoordelijke bewindslieden er voor te zorgen dat de genoemde gevolgen zo spoedig mogelijk teniet worden gedaan. Deze arbeid dient uitsluitend te worden verricht door cao-werknemers. Hiermee wordt aan de werking van dit segment van de arbeidsmarkt, dat voornamelijk wordt ingenomen door vrouwen, een positieve impuls gegeven. CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 10 CAO-partijen zullen zo spoedig mogelijk actie ondernemen richting Kabinet en gezamenlijk voorstellen doen om de zwakke rechtspositie van deze werknemers aanzienlijk te verstevigen. CAO-partijen constateren tevens dat voor deze groep tenminste het Wettelijk Minimum (Jeugd)loon geldt. De werkingsfeer van de CAO VVT betreft tevens de WMO. Dit betekent dat de onderhavige arbeid door deze werknemers dient te worden uitgevoerd op basis van de, al dan niet specifiek geldende, in de CAO VVT vastgelegde arbeidsvoorwaarden. Om dit doel te kunnen realiseren zullen partijen acties ondernemen om deze doelstellingen te realiseren. Doel van de acties zijn de navolgende: de WMO regelgeving dient door VWS, met onderkenning van de verantwoordelijkheid van lokale partijen betreffende de organisatie en de uitvoering van de WMO activiteiten, te worden aangevuld met bepalingen met betrekking tot de aanbesteding die bepalen dat de huishoudelijke verzorging in het kader van de WMO, alleen kan worden uitgevoerd door cao personeel. In casu betekent dit dat de bijzondere regeling betreffende alfahulpen voor zover betrekking hebbend op de WMO dient te worden geschrapt. de bepalingen dienen zodanig te luiden dat gemeenten verplicht zijn deze bepalingen bij de aanbesteding als uitgangspunten te hanteren. Acties met genoemde doelstellingen zullen zo spoedig mogelijk door CAO-partijen worden besproken en ingezet. Zodra voorwaarden zijn vervuld zullen partijen zo nodig gedurende de looptijd van de CAO uitvoering geven aan de realisering van de doelstelling betreffende de rechtspositie van de onderhavige categorie werknemers. De Ondernemingsovereenkomst Er zal nadere informatie aan werkgevers/werknemers worden verstrekt over de relatie tussen de ondernemingsovereenkomst en de individuele arbeidsovereenkomst en welke onderwerpen gedecentraliseerd zijn. Onderdeel van de informatie is een document waarin de betreffende artikelen integraal zijn opgenomen. CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 11 Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1.1 Definities In deze CAO voor de Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg (VVT) wordt verstaan onder: 1. Aanwezigheidsdienst: een aaneengesloten periode van ten hoogste 24 uur waarin de werknemer, zo nodig naast het verrichten van de bedongen arbeid, verplicht is op de arbeidsplaats aanwezig te zijn om op oproep zo spoedig mogelijk de bedongen arbeid te verrichten. 2. Arbeidsduur: het tussen werkgever en werknemer overeengekomen gemiddeld aantal uren per week voor het verrichten van werkzaamheden, waarbij inbegrepen: alle verlofuren waarover loon wordt betaald; vergoedingen in vrije tijd volgens regelingen in deze CAO; verzuim tijdens vastgestelde werktijden wegens ziekte/arbeidsongeschiktheid. Voor werknemers die ambulant zijn gelden daarenboven de volgende bepalingen: reis- en wachttijden als gevolg van door de werkgever opgedragen werkzaamheden, afgezien van gebroken diensten, voor zover deze reistijden meer bedragen dan de voor de werknemer gebruikelijke reistijden voor het woonwerkverkeer; bij thuiszorgwerkzaamheden (extramuraal): reistijden als gevolg van gebroken diensten. 3. Bereikbaarheidsdienst: een aaneengesloten periode van ten hoogste 24 uren waarin de werknemer, zo nodig naast het verrichten van de bedongen arbeid, verplicht is om bereikbaar te zijn om op oproep zo spoedig mogelijk de bedongen arbeid te verrichten. 4. Beroepsbegeleidende leerweg (BBL): onderwijs, waarbij de leerling gedurende de beroepspraktijkvorming tevens werknemer is en waarbij de eindverantwoordelijkheid voor de opleiding berust bij de onderwijsinstelling. Voor kwalificatieniveau 5 wordt deze leerweg aangeduid met de term duale leerweg. 5. Consignatiedienst: een periode tussen twee opeenvolgende diensten of tijdens pauze, waarin de werknemer uitsluitend verplicht is bereikbaar te zijn om in geval van onvoorziene omstandigheden op oproep zo spoedig mogelijk de bedongen arbeid te verrichten. 6. Feest- en gedenkdagen: Nieuwjaarsdag, Eerste en Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, Eerste en Tweede Pinksterdag, Eerste en Tweede Kerstdag en de als zodanig door de overheid erkende nationale feest- en gedenkdagen waaronder Koninginnedag en 5 mei. De werknemer kan ervoor kiezen om in plaats van genoemde dagen verlof op te nemen op andere bij de godsdienst of de levensbeschouwing van de werknemer passende dagen. 7. Leerling-werknemer: de werknemer die in het kader van de Beroepsbegeleidende leerweg een (leer/)arbeidsovereenkomst met de werkgever heeft. 8. Periode: een aaneengesloten tijdvak van vier weken. 9. Periodiek: het verschil tussen twee opeenvolgende bedragen in een salarisschaal. 10. Relatiepartner: de geregistreerde partner van de werknemer dan wel degene met wie de werknemer, met het oogmerk duurzaam samen te leven, een gemeenschappelijke huishouding voert, hetgeen blijkt uit een aan de werkgever overlegde notariële akte. 11. Salaris het voor de werknemer geldende bruto maand- of periodesalaris, exclusief de in de artikelen 3.1.13, 5.3.1, 5.5, 5.7, 5.8, 5,9, 9.1, 9.2, 9.3.1, 9.3.2, 9.4, 9.4.1, 9.7, art. 2 Bijlage A1 genoemde vergoedingen en exclusief de in de artikelen 3.1.11 en 3.1.11A vermelde eindejaarsuitkering en levensloopbijdrage in artikel 3.1.12. 12. Stagiair: een leerling die een MBO- of een HBO-opleiding volgt ingevolge het OCW-opleidingsstelsel (beroepsopleidende leerweg) en in die hoedanigheid een stage volgt. 13. Vakantiekracht: de persoon die incidenteel tijdens de schoolvakanties werkzaam is voor een periode niet langer dan maximaal zes weken achtereen. 14. Uurloon: a voor de berekening van vergoedingen/toeslagen als bedoeld in de artikelen 5.5.3, 5.7.3, 5.8.1, 5.8.2, 5.9.1, 5.11.3, 5.12.1, 5.13 en 5.14 wordt het uurloon berekend als 12 maal het maandsalaris gedeeld door 1878*, dan wel het periodesalaris gedeeld door 144; b voor overige uurloongerelateerde arbeidsvoorwaarden wordt het uurloon berekend door het maandsalaris te delen door 156, en het periodesalaris te delen door 144. * 1878 betreft een gemiddeld aantal uren op jaarbasis gemeten over een periode van 7 jaar. 15. Verschoven diensten: een verplaatsing van een aantal aaneengesloten uren waarop de werknemer volgens de vastgestelde werktijden arbeid zou moeten verrichten naar een ander moment, waarop de werknemer volgens de vastgestelde werktijden géén arbeid zou hoeven te verrichten. 16. Weekend: een periode van 48 uur vrij van dienst, vallend op zaterdag en zondag. 17. Werkgever: de organisatie, als bedoeld in sub 1 dan wel sub 2 dan wel een combinatie van sub 1 en sub 2: CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 12 1. Verpleeg- en/of verzorgingshuis a. De privaatrechtelijke rechtspersoon die één of meer instellingen beheert of doet beheren, die tenminste zijn toegelaten voor de in het Besluit Zorgaanspraken AWBZ (Stb. 2002, 527) genoemde functionele zorgaanspraak verblijf, alsmede voor een of meer van de volgende zorgaanspraken, te weten: persoonlijke verzorging en/of verpleging en/of begeleiding en/of behandeling, mits deze instellingen, al dan niet in combinatie, voornamelijk werkzaam zijn ten behoeve van cliënten met een somatische en/of psychogeriatrische aandoening of beperking en/of psychosociale problematiek en/of de op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning gefinancierde huishoudelijke verzorging, waaronder wordt begrepen het ondersteunen bij of overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van een persoon dan wel van de leefeenheid waartoe een persoon behoort. b. De privaatrechtelijke rechtspersoon die een instelling beheert of doet beheren die is toegelaten voor een of meer van de functionele zorgaanspraken van het Besluit Zorgaanspraken AWBZ behoudens de aanspraak verblijf, voor zover deze instelling vóór 1 april 2003 viel onder artikel 14 respectievelijk 16 van het gewijzigde Besluit Zorgaanspraken bijzondere ziektekostenverzekering (Stb. 2000, 221). c. De door de in lid 1 bedoelde rechtspersoon beheerde voorziening die voornamelijk diensten verleent ten behoeve van deze instellingen en/of hun cliënten alsmede de door de rechtspersoon geëxploiteerde voorziening op het gebied van verzorging en/of huisvesting van ouderen. d. Behoudens voor zover dit op grond van het Besluit Zorgaanspraken AWBZ is beperkt of uitgesloten, kunnen de functionele zorgaanspraken zowel ten behoeve van intramuraal verblijvende en/of zelfstandig wonende cliënten worden verricht. e. Onder de in dit artikel genoemde rechtspersoon wordt verstaan zowel de rechtspersoon zonder winstoogmerk als de rechtspersoon met winstoogmerk, mits de winst volledig ten goede komt aan de zorg(instelling). Niet onder het begrip rechtspersoon valt de overheidswerkgever in de zin van de Wet Privatisering ABP (Stb. 1995, 639). 2. Thuiszorgorganisatie a. de privaatrechtelijke organisatie, dan wel een al of niet juridisch zelfstandig onderdeel hiervan, al of niet met rechtspersoonlijkheid en al dan niet met winstoogmerk, waarvan de activiteiten hoofdzakelijk een extramuraal karakter hebben en die zich voornamelijk richt op het verlenen van door de overheid op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en/of de Zorgverzekeringswet verzekerde en gefinancierde zorg respectievelijk de op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning gefinancierde hulp, bestaande uit één of meer van de volgende vormen: huishoudelijke verzorging, waaronder wordt begrepen het ondersteunen bij of overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van een persoon dan wel van de leefeenheid waartoe een persoon behoort, en/of persoonlijke verzorging en/of verpleging al dan niet in combinatie met ondersteunende begeleiding en/of activerende begeleiding en/of prenatale zorg en/of het uitlenen van verpleegartikelen en/of jeugdgezondheidszorg en/of dieetadvisering en/of vaccinaties; en/of kraamzorg: waaronder wordt verstaan het leveren van de volgende activiteiten: partusassistentie, verzorging en controle van kraamvrouw en pasgeborene, voorlichting en instructie, waarborgen van hygiëne tijdens partus en kraambed, huishoudelijke verzorging en/of opvang; b. de privaatrechtelijke organisatie(s) die beheerd wordt (worden) door (een) organisatie(s) als genoemd in lid 2 sub a en die uitsluitend dan wel nagenoeg uitsluitend activiteiten verricht(en) ten behoeve van die organisatie(s). 18. Werknemer: de persoon die een arbeidsovereenkomst is aangegaan met de werkgever, tenzij hij: de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt; directeur is, waaronder wordt verstaan degene die als eindverantwoordelijke is belast met de beleidsvoorbereiding en het beheer van de organisatie en daarvoor rechtstreeks verantwoording verschuldigd is aan het bestuur of de raad van toezicht; werkzaam is als vakantiekracht; uurdocent is, waarbij onder uurdocent wordt verstaan de werknemer die incidenteel doceerwerkzaamheden verricht; 19. Werktijden: uren waarop arbeid dient te worden verricht. 20. CAO Verpleeg- en Verzorgingshuizen: CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg onderdeel Verpleeg- en Verzorgingshuizen 2007. 21. CAO Thuiszorg: CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg onderdeel Thuiszorg oktober 2006 t/m december 2007. 22. CAO Thuiszorg BTN - CNV Publieke Zaak: de CAO Thuiszorg, gesloten tussen Branchebelang Thuiszorg Nederland en de CNV Publieke Zaak looptijd 1 maart 2008 tot 1 maart 2010. Artikel 1.2 Werkingssfeer, toepassing en ontheffingen 1. Deze CAO is van toepassing op de arbeidsverhouding tussen de werkgever als bedoeld in artikel 1.1 lid 17 en de werknemer als bedoeld in artikel 1.1 lid 18. 2. Partijen bij deze CAO kunnen, op verzoek van de werkgever, wanneer de arbeidsverhouding tussen die werkgever en zijn werknemers valt onder de werkingssfeer van meerdere CAO’s, dan wel wanneer sprake is van toepassing van meerdere CAO’s in concernverband, besluiten de bepalingen van de CAO VVT niet van toepassing te verklaren op de arbeidsverhouding tussen deze werkgever en al zijn werknemers dan wel een gedeelte van zijn werknemers. Aan een besluit als in deze bepaling bedoeld, kunnen nadere voorwaarden worden verbonden. 3. De werkgever die (gedeeltelijk) niet onder de werkingssfeer van deze CAO valt, kan CAO-partijen verzoeken instemming te verlenen deze CAO toe te passen op de arbeidsverhouding met de werknemers die voorafgaand aan de CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 13 4. 5. 6. toetreding tot deze CAO onder de werkingssfeer van een andere CAO vallen. Aan een toetreding als in deze bepaling bedoeld, kunnen nadere voorwaarden worden verbonden. Partijen bij deze CAO kunnen een commissie instellen, die bevoegd is om bij strijdigheid van de werkingssfeer van deze CAO met een andere bindende regeling van arbeidsvoorwaarden, in overleg met partijen bij voornoemde regeling een oplossing vast te stellen. Indien één der partijen bij deze CAO van oordeel is dat toepassing van de in deze CAO genoemde bepalingen, bijlagen of onderdelen daarvan in hun onderling verband bezien binnen de instelling of categorieën van instellingen dan wel ten aanzien van een bepaalde categorie van werknemers binnen de instelling(en) zal leiden tot niet door partijen bedoelde effecten van de CAO, kunnen partijen nadere uitvoeringsregelingen vaststellen, welke van toepassing zijn op de instellingen dan wel categorieën van werknemers. Indien bij of ingevolge wettelijke bepalingen regelen zijn of mochten worden gesteld, waarvan afwijking niet geoorloofd is, is deze CAO slechts van toepassing voor zover zij niet in strijd is met de vorenbedoelde wettelijke bepalingen. Artikel 1.3 Karakter CAO Tenzij daarin anders is bepaald, is het de werkgever niet toegestaan af te wijken van de bepalingen van deze CAO. Artikel 1.4 Toepassing CAO voor leden BTN 1. De CAO-Thuiszorg, gesloten tussen BTN en CNV Publieke Zaak, looptijd 1 maart 2008 tot 1 maart 2010, zoals deze van toepassing was op de arbeidsovereenkomst tussen leden van BTN en hun werknemers, maakt vanaf 1 maart 2010 tot 1 januari 2011 onderdeel uit van de CAO-VVT 2010-2012 met inachtneming van de volgende leden. 2. De bepalingen van de CAO VVT zijn per 1 januari 2011 van toepassing op de arbeidsovereenkomst als bedoeld in lid 1, met uitzondering van de navolgende bepalingen. 3. In afwijking van de in het vorige lid genoemde ingangsdatum gelden de volgende bepalingen met ingang van: de algemene loonsverhoging van 0,50% per 1 september 2010 (salaristabel 1) de eenmalige uitkering art. van 0,60% van het jaarsalaris 2010 ex artikel 3.1.11A 4. In afwijking van lid 2 geldt dat de navolgende bepalingen per 1 juni 2011 worden ingevoerd: a. artikel 3.1.13 lid 5 vakantiebijslag; b. artikel 5.1 lid 5 Werk- en rusttijden algemeen; c. artikel 9.2 lid 3 Vergoeding kosten woon-werkverkeer. Tot 1 juni 2011 dienen met betrekking tot deze onderwerpen de bepalingen uit de CAO Thuiszorg als bedoeld in artikel 1 lid 22 te worden toegepast. Hoofdstuk 2 Arbeidsrelatie Artikel 2.1 De arbeidsovereenkomst 1. De arbeidsovereenkomst met de werknemer, niet zijnde de leerling-werknemer, wordt conform de in de CAO opgenomen modelovereenkomst schriftelijk aangegaan en gewijzigd en wordt in tweevoud opgemaakt. De werkgever draagt er zorg voor dat de werknemer een door beide partijen ondertekend exemplaar ontvangt van deze overeenkomst of de wijziging daarvan. De werkgever is verplicht de werknemer bij zijn indiensttreding schriftelijk te informeren over de plaats van zijn functie binnen de instelling. 2. Voordat tot ondertekening van de arbeidsovereenkomst door de werknemer wordt overgegaan ontvangt hij tijdig en uiterlijk een week voor indiensttreding een door de werkgever ondertekend exemplaar benevens een exemplaar van de CAO en van de ondernemingsovereenkomst waarin de per 1 januari 2008* gedecentraliseerde afspraken zijn opgenomen. 3. De werkgever stelt de werknemer op de hoogte van (tussentijdse) wijzigingen in deze CAO en de met de OR overeengekomen wijzigingen van de ondernemingsovereenkomst. * 1 januari 2008 wordt voor leden BTN 1 januari 2011 Artikel 2.2 Duur van de arbeidsovereenkomst (Artikel 2.2 lid 1 treedt voor werknemers in dienst van een thuiszorgorganisatie lid van BTN ex artikel 1.1 lid 17 sub 2 in werking per 1 januari 2011 met inachtneming van de navolgende overgangsmaatregel. Ingevolge artikel 7: 668a lid 5 BW wordt het aantal vóór 1 januari 2011 opgevolgde arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd niet meegeteld voor het aantal tijdelijke arbeidsovereenkomsten als bedoeld in artikel 7:668a lid 1 sub b BW. De duur van elkaar opgevolgde tijdelijke arbeidsovereenkomsten in de periode tot 1 januari 2011 wordt wel meegeteld voor de maximale duur van 36 maanden als bedoeld in artikel 7: 668a BW). 1. De arbeidsovereenkomst kan worden aangegaan en opgevolgd voor bepaalde tijd conform het bepaalde in artikel 7: 668a BW dan wel worden aangegaan voor onbepaalde tijd. 2. Voor het aangaan en opvolgen van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een kraamverzorgende geldt, in afwijking van lid 1, het gestelde in de leden 3 t/m 10. 3. Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd mag niet langer dan voor maximaal één jaar worden aangegaan, tenzij sprake is van: a. tijdelijke vervanging wegens het volgen van een opleiding, door ziekte, militaire dienst of tewerkstelling als gewetensbezwaarde militaire dienst dan wel wegens zwangerschaps- en bevallingsverlof of adoptieverlof van een andere werknemer; b. werkzaamheden met een kennelijk tijdelijk karakter. 4. a. Wanneer de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt aangegaan in de in lid 3 van dit artikel onder a genoemde gevallen, bedraagt de maximale duur – inclusief eventuele verlengingen – 2,5 jaar. CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 14 b. Wanneer de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt aangegaan in de in lid 3 van dit artikel onder b genoemde gevallen, is de duur gelijk aan de duur van de overeengekomen werkzaamheden. 5. In afwijking van het bepaalde in lid 3 van dit artikel mag een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een leerlingkraamverzorgende na het verstrijken van de termijn van één jaar worden verlengd met maximaal 12 maanden, indien de opleiding binnen de termijn van één jaar niet met goed gevolg is afgerond. 6. Indien een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd samenloopt met een leerovereenkomst bedraagt de duur, in afwijking van het bepaalde in lid 3, maximaal de duur van de leerovereenkomst. 7. Indien een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt belast met de uitvoering van een project, waarvan de financiering van tijdelijke aard is, kan ter vervanging van deze werknemer met een andere werknemer een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd worden aangegaan voor de duur van dit project, zulks in afwijking van het bepaalde in lid 3. 8. Indien een arbeidsovereenkomst, die voor bepaalde tijd is aangegaan door werkgever en werknemer na het verstrijken van deze bepaalde tijd stilzwijgend wordt voortgezet, wordt zij geacht vanaf dat tijdstip voor onbepaalde tijd te zijn aangegaan. 9. Indien een arbeidsovereenkomst, die voor bepaalde tijd is aangegaan na het verstrijken van deze bepaalde tijd door partijen voor bepaalde tijd wordt voortgezet, dienen ten aanzien van deze voortzetting(en) de maximumtermijnen als bedoeld in dit artikel onverkort in acht te worden genomen en wel met dien verstande dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd slechts mogelijk is indien en voor zover de gezamenlijke duur van het tijdvak waarover de arbeidsovereenkomst aanvankelijk is aangegaan en de termijn(en) waarmee zij is voortgezet geen overschrijding inhoudt van de van toepassing zijnde maximumtermijn. 10. Wanneer meer dan drie voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van niet meer dan 31 dagen, waarbij door samentelling van die opeenvolgende arbeidsovereenkomsten de van toepassing zijnde maximumtermijn niet wordt overschreden, dan worden de vierde en de daarop volgende arbeidsovereenkomst(en) eveneens geacht te zijn aangegaan voor bepaalde tijd. Artikel 2.3 Opzegging 1. Ingeval van opzegging of, indien in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd een bepaling over tussentijdse opzegging is opgenomen, zijn de wettelijke bepalingen omtrent opzegtermijnen van toepassing, tenzij in deze CAO uitdrukkelijk anders wordt bepaald. Opzegging dient schriftelijk te gebeuren. 2. Op grond van artikel 7: 672 lid 8 BW is bij verlenging van de opzegtermijn voor de werknemer, de opzegtermijn voor de werknemer en de werkgever gelijk indien de opzegtermijn niet langer is dan 3 maanden. Bij een langere opzegtermijn dan 3 maanden geldt voor de werkgever een dubbele opzegtermijn dan die voor de werknemer. 3. De datum van ingang van het ontslag als in dit artikel bedoeld is de eerste van de kalendermaand. 4. Opzegging door de werkgever op grond van arbeidsongeschiktheid kan slechts geschieden nadat de ziekte/arbeidsongeschiktheid twee jaren heeft geduurd. Artikel 2.4 Einde van de arbeidsovereenkomst Naast hetgeen in Boek 7 BW inzake het einde van de arbeidsovereenkomst is aangegeven eindigt de arbeidsovereenkomst: 1. wanneer de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, met ingang van de eerste dag van de kalendermaand waarin de werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt. 2. zonder opzegging, op de datum waarop de werknemer van het recht op de volledige overbruggingsuitkering (OBU) ingevolge het pensioenreglement van Pensioenfonds Zorg en Welzijn gebruik maakt. Het gestelde in de vorige zin geldt niet, indien de werkgever en de werknemer voorafgaand aan de datum van gebruikmaking van de volledige overbruggingsuitkering, schriftelijk anders overeenkomen. Hoofdstuk 3 Beloning Artikel 3.1.1 Algemeen 1. Het salaris van de werknemer, voor zover niet vallend onder artikel 3.1.2 lid 1 sub d, bestaat uit een geldelijke beloning als vermeld in de salarisschalen opgenomen in de tabellen 1, 3 en 5 van dit hoofdstuk. De in de salarisschalen opgenomen bedragen gelden bij een voltijd arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week. 2. Het salaris van werknemers met een arbeidsduur van gemiddeld maximaal 40 uur per week als bedoeld in artikel 4.1 lid 4, wordt vastgesteld door de in de tabellen 1 t/m 6 genoemde bedragen naar rato te verhogen. Het salaris van werknemers die een opleiding volgen, wordt met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.2.1 tot en met 3.2.9 vastgesteld. Artikel 3.1.2 Functiewaarderingssysteem 1. a. De functie van de werknemer is met inachtneming van het onderstaande door de werkgever ingedeeld in één van de functiegroepen 5, 10, 15, 20, 25, 30, 35, 40, 45, 50, 55, 60, 65, 70, 75 en 80. b. De indeling als voornoemd volgt uit de toepassing van het actuele computerondersteunde systeem FWG. c. Het computerondersteunde systeem FWG wordt voor toepassing van dit artikel tevens aangemerkt als behorend tot dit artikel. De werkgever dan wel de werknemer heeft recht op inzage om niet in het FWG functiewaarderingssysteem en de relatie hiervan met de indeling van de functie in de functiegroepen als bedoeld in dit artikel respectievelijk artikel 11.1. De werkgever dan wel werknemer richten hiertoe een verzoek aan CAO-partijen. d. Het in sub a. bepaalde vindt geen toepassing: voor de leerling-werknemer die een opleiding volgt als bedoeld in de artikelen 3.2.1 t/m 3.2.9, behoudens het gestelde in artikel 3.2.8; CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 15 - 2. voor de werknemer die is aangesteld in het kader van artikel 3.1.6 (Wet werk en bijstand); indien en zolang ingevolge artikel 59a van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening voor jonggehandicapten (Wajong), Stb. 1997, 391) of ingevolge artikel 7 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet REA, Stb. 1998,290) ontheffing is verkregen. De wijze van (her)indelen van de functie van een werknemer en de daarbij te volgen procedure zijn vastgelegd in het Hoofdstuk functiewaardering (FWG) van de CAO. Lid 1 sub a t/m c is hierbij van overeenkomstige toepassing. Artikel 3.1.3 Combinatiefunctie De combinatiefunctie wordt volgens onderstaande procedure bepaald: a. bepaling deelfunctie; b. indeling deelfunctie; c. inschaling; d. bepaling tijdbeslag deelfunctie; e. naar rato vaststellen van het salaris. Artikel 3.1.4 Toepassing salarisschalen 1. De werkgever bepaalt op grond van de functie-indeling ingevolge artikel 3.1.2 dan wel artikel 3.1.3, welke salarisschaal voor de werknemer van toepassing is. Het nummer van de salarisschaal correspondeert met het nummer van de functiegroep, waarin de functie van de werknemer is ingedeeld. 2. Voor de werknemer die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt, gelden de bij zijn salarisschaal behorende jeugdsalarissen en het hierin bij zijn leeftijd vermelde salaris. Voor werknemers werkzaam bij een verpleeg- en verzorgingshuis ex artikel 1.1 lid 17 sub 1 geldt: 3. De werknemer wordt op het bij diens leeftijd behorende bedrag dan wel op het bij 0 functiejaren vermelde bedrag uit die schaal, dan wel, indien zijn al dan niet elders verkregen ervaring daartoe aanleiding geeft, op een hoger bedrag uit die schaal ingeschaald. Voor werknemers werkzaam bij een thuiszorgorganisatie ex artikel 1.1 lid 17 sub 2 geldt: 4. Indien een werknemer, direct voorafgaand aan zijn indiensttreding reeds in een andere onder de werkingssfeer van deze CAO vallende instelling in een zelfde, volgens dezelfde salarisschaal gehonoreerde functie werkzaam is geweest, wordt ten minste de in deze functie verworven salarisanciënniteit in de nieuwe functie gehandhaafd. Artikel 3.1.5 Salarisgarantieregeling 1. De werknemer die vóór 1 juli 2009 in dienst is van een verpleeg- en verzorgingshuis ex artikel 1.1 lid 17 sub 1 en die als gevolg van de invoering van de per 1 juli 2009 geharmoniseerde salarisschalen als bedoeld in tabel 1 van dit hoofdstuk een teruggang van salaris of salarisuitloop zou ondervinden, behoudt een integrale garantie op het salaris en de salarisuitloop, zoals dat gold tot 1 juli 2009 volgens tabel 1. 2. De in lid 1 bedoelde salarisbedragen worden aangepast aan de algemene salarisaanpassingen van deze CAO. Artikel 3.1.6 Werknemers aangesteld in het kader van de Wet werk en inkomen 1. Voor de werknemer wiens aanstelling (mede) gesubsidieerd wordt in het kader van de Wet werk en bijstand (Stb. 2003,375), gelden de navolgende bepalingen. 2. De werknemer wordt met inachtneming van artikel 3.1.2 lid 1 sub d ingedeeld in functiegroep 05. De werkgever kan met de werknemer overeenkomen dat van het voorgaande in positieve zin kan worden afgeweken. 3. De werkgever draagt zorg voor adequate begeleiding en zal zich inspannen om de werknemer, bij gebleken geschiktheid alsmede bij aanwezigheid van een geschikte vacante functie binnen de instelling, door te laten stromen naar een reguliere arbeidsplaats. 4. Voor werknemers die vóór 1 januari 2008 in dienst waren en vielen onder artikel 3.4 van de CAO-Verpleeg-, en Verzorgingshuizen 2006-2007, geldt een integrale salarisgarantie inclusief uitloop van dat artikel. De salarissen worden aangepast aan de algemene loonaanpassingen van de CAO. Artikel 3.1.7 Periodieke verhogingen 1. Tenzij hierover in de arbeidsovereenkomst anders is bepaald, wordt éénmaal per jaar een salarisverhoging binnen de schaal toegekend. De periodieke verhoging wordt voor de eerste maal toegekend: a. één jaar na indiensttreding; b. bij bevordering tot een functie welke is ingedeeld in een hogere functiegroep; c. bij het bereiken van de genoemde leeftijd bij de betreffende leeftijdschaal. 2. Indien de toepassing van een systeem van personeelsbeoordeling naar het oordeel van de werkgever daartoe aanleiding geeft, kan de werkgever besluiten in enig jaar géén dan wel op meerdere momenten in dat jaar een salarisverhoging binnen de schaal toe te kennen. 3. Indien de werkgever toepassing geeft aan een systeem van personeelsbeoordeling zoals bedoeld in lid 2 worden de in de vorige volzin bedoelde salarisbedragen op basis hiervan toegekend. Artikel 3.1.8 Uitbetaling salaris 1. De werknemer dient uiterlijk twee dagen, zon- en feestdagen niet meegerekend, voor het einde van de kalendermaand over zijn salaris over die maand te kunnen beschikken. 2. De vergoedingen als bedoeld in artikel 3.1.13, 5.3.1, 5.5.3, 5.9.1, 9.1, 9.2, 9.3.1, 9.4.1, 9.4.2, 9.6, 9.7 en Bijlage A1 artikel 2 worden uiterlijk aan het einde van de kalendermaand, volgende op die waarin de aanspraken zijn ontstaan, aan de werknemer uitbetaald. 3. Van wijzigingen in het salaris en in de salarisberekening, ontvangt de werknemer telkens schriftelijk, door middel van een specificatie, mededeling. CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 16 Artikel 3.1.9 Bevordering 1. Bij bevordering tot een functie welke is ingedeeld in een hogere functiegroep, wordt het salaris ontleend aan de salarisschaal van de nieuwe functie, met dien verstande dat het tot dan toe genoten salaris met 2 periodieken wordt verhoogd en het nieuwe salaris tenminste gelijk moet zijn aan het minimum van de schaal van de functie, waarnaar de werknemer werd bevorderd, doch nimmer meer mag bedragen dan het maximum van de bij deze hogere functie behorende schaal. 2. Van het in lid 1 bepaalde kan door de werkgever worden afgeweken. Wanneer de werkgever, overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van de WOR, zijn voorgenomen besluit tot afwijking als in de vorige volzin bedoeld aan de OR voorlegt, kan hiertegen niet als bezwaar worden ingebracht dat de CAO een dergelijke regeling uitsluit. Het in de vorige volzin bedoelde besluit van de werkgever heeft dezelfde rechtskracht als de bepalingen van deze CAO. Artikel 3.1.10 Bijzondere beloningen De werkgever kan eenmalige of tijdelijke extra beloningselementen toekennen. Toepassing hiervan kan ertoe leiden dat het maximum van de van toepassing zijnde salarisschaal wordt overschreden. Artikel 3.1.11 Structurele eindejaarsuitkering 1. De werknemer ontvangt in december een eindejaarsuitkering van 4%* van het door hem in een kalenderjaar verdiende salaris inclusief de vakantiebijslag en eventueel meerwerk maar exclusief alle overige toeslagen en vergoedingen als bedoeld in de CAO. * Per 1 januari 2011 wordt het percentage van de eindejaarsuitkering gewijzigd in 4,5% 2. Lid 1 geldt met inachtneming van het recht van de werknemer die op 1 januari 2008 in dienst was van een thuiszorgorganisatie ex artikel 1.1 lid 17 sub 2 en er voor gekozen heeft 1,5%-punt van de eindejaarsuitkering als bedoeld in lid 1, om te wisselen voor 25 uren (vakantie)verlof. Deze uren komen bovenop het saldo van het totale verlof van artikel 6.1 van de CAO van de werknemer. 3. De werknemer, die een gedeelte van het jaar in dienst is (geweest), ontvangt de eindejaarsuitkering naar rato van het aantal maanden dat hij in dienst is (geweest). 4. De eindejaarsuitkering wordt voor werknemers van 22 jaar of ouder tenminste berekend over het actueel van toepassing zijnde bedrag van inpassingstabelnummer van dit hoofdstuk, verhoogd met 8% vakantiebijslag. Artikel 3.1.11A Eenmalige uitkering 2010 1. De werknemer ontvangt in december 2010 een eenmalige uitkering van 0,6% van het jaarsalaris 2010, te weten 12 maal het verdiende salaris, inclusief eventueel meerwerk, maar exclusief vakantiebijslag en alle overige toeslagen of vergoedingen. 2. De werknemer, die een gedeelte van het jaar in dienst is (geweest), ontvangt de eenmalige uitkering naar rato van het aantal maanden dat hij in dienst is (geweest). Artikel 3.1.12 Levensloopbijdrage Verpleeg- en Verzorgingshuizen 1. De werknemer in dienst van een verpleeg- of verzorgingshuis ex artikel 1.1 lid 17 sub 1, die deel neemt aan de levensloopregeling zoals bedoeld in de “Wet aanpassing fiscale behandeling Vut/prepensioen en introductie levensloopregeling (Stb.2005, 115) heeft recht op een bijdrage van 0,5% van het voor hem geldende salaris. 2. De werknemer die niet deelneemt aan de levensloopregeling als bedoeld in lid 1, heeft recht op een toeslag van 0,5% van het voor hem geldende salaris. Artikel 3.1.13 Vakantiebijslag Per 1 juni 2011 geldt dit artikel eveneens voor leden van BTN 1. De werknemer heeft recht op een vakantiebijslag voor iedere maand of deel van een maand waarin hij salaris heeft genoten. 2. De vakantiebijslag bedraagt 8% van het per maand uitgekeerde salaris. 3. De vakantiebijslag wordt éénmaal per jaar in de maand mei dan wel periode 5 uitgekeerd over een periode van 12 maanden dan wel 13 periodes, aanvangende met de maand juni dan wel periode 6 van het voorafgaande kalenderjaar. De vakantiebijslag wordt eerder uitgekeerd bij einde dienstverband. 4. In afwijking van lid 3 kan de vakantiebijslag ten hoogste 2 maal per jaar worden uitgekeerd doch in elk geval uiterlijk in mei dan wel periode 5 van het desbetreffende jaar. (Lid 5 geldt voor werknemers in dienst van een verpleeg- of verzorgingshuis ex artikel 1.1 lid 17 sub 1 en per 1 juni 2010 tevens voor werknemers in dienst van een thuiszorgorganisatie ex artikel 1.1 lid 17 sub 2) 5. Voor werknemers van 22 jaar of ouder bedraagt in enig jaar de vakantiebijslag bij een vol jaar dienstverband minimaal € 1724,02 per jaar* (€ 1745,63 per jaar**). Het minimumbedrag wordt in de maand mei van het uitkeringsjaar verhoogd met: a. de eventuele algemene loonaanpassingen die in het kader van deze CAO hebben plaatsgevonden; b. het effect van de eventuele verhoging in het afgelopen jaar van het vakantiebijslagpercentage. * per 1 mei 2010. ** per 1 mei 2011 (Lid 6 geldt tot 1 juni 2010 voor werknemers in dienst van een thuiszorgorganisatie ex artikel 1.1 lid 17 sub 2) 6. De vakantiebijslag bedraagt voor de werknemer van 21 jaar of ouder met een volledig dienstverband minimaal € 114,97 per maand. Dit bedrag wordt naar evenredigheid verminderd indien de werknemer slechts een deel van de periode waarover vakantiebijslag wordt berekend in dienst is geweest dan wel in die periode of een deel daarvan in deeltijd heeft gewerkt. Het in dit lid bedoelde minimumbedrag wordt niet toegepast op de werknemer die bij de instelling werkzaam is op basis van gesubsidieerde arbeid. CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 17 Artikel 3.1.14 Pensioen 1. De rechten en de verplichtingen van de werkgever en de werknemer, betrekking hebbend op de voor de werknemer geldende pensioenregeling, daaronder begrepen de regeling inzake de vaststelling van de hoogte van de jaarlijkse premie, worden geregeld in de bepalingen van het pensioenreglement van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn, c.q. in een in het kader van dit pensioenfonds goedgekeurde regeling. 2. De werkgever verhaalt een deel van de aan het Pensioenfonds Zorg en Welzijn af te dragen premie op de werknemers door toepassing van een jaarlijks door partijen bij deze CAO vast te stellen berekeningsformule. Deze formule wordt zodanig vastgesteld, dat, gebaseerd op een jaarlijkse opgave van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn van de totale premielasten verbonden aan de deelnemers in het Pensioenfonds Zorg en Welzijn van de branche Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg ex artikel 1.1 lid 17, 50% van deze aan het Pensioenfonds Zorg en Welzijn af te dragen premies op de werknemers wordt verhaald. Artikel 3.1.15 Gratificatie Voor werknemers in dienst van een thuiszorgorganisatie ex artikel 1.1 lid 17 sub 2 geldt: 1. De werknemer die al of niet met onderbreking in dienst is geweest van een of meer werkgevers, die onder de werkingssfeer van deze CAO vallen, heeft recht op een jubileumgratificatie bij het volbrengen van een diensttijd van 25, 40 of 50 jaar, volgens de normen van het tweede lid van dit artikel. Onder diensttijd wordt voor de toepassing van dit artikel tevens begrepen de diensttijd in de sector gezinsverzorging bij een werkgever die onder de werkingssfeer van de CAO Welzijn viel, toen de gezinsverzorging nog bij die CAO was ondergebracht. 2. De in het eerste lid bedoelde jubileumgratificatie bedraagt bij: – 25 dienstjaren een bruto half maandsalaris; – 40 dienstjaren een bruto heel maandsalaris; – 50 dienstjaren een bruto heel maandsalaris. 3. Onder maandsalaris wordt begrepen: a. het bruto maandsalaris, vermeerderd met b. vakantiebijslag over een maand, een en ander afgerond op (een veelvoud van) € 2,50. Voor werknemers in dienst van een verpleeg-, en/of verzorgingshuis ex artikel 1.1 lid 17 sub 1 geldt: 1. De werknemer, die onafgebroken in dienst van de werkgever is geweest, heeft recht op een éénmalige gratificatie ten bedrage van een kwart van het maandsalaris bij 12,5 jaar, de helft van het maandsalaris bij 25 jaar, en een vol maandsalaris bij 40 jaar dienst. Indien de contractuele arbeidsduur in de relevante dienstjaren wijziging(en) heeft ondergaan, wordt het maandsalaris naar evenredigheid van die contractuele arbeidsduur verhoogd of verlaagd. Bij toekenning van hetzij ouderdomspensioen hetzij volledige overbruggingsuitkering, heeft de werknemer recht op een gratificatie ten bedrage van de helft van het maandsalaris. Ingeval de werknemer gebruik maakt van ruil-OBU wordt de gratificatie toegekend op het moment dat de werknemer met volledige OBU gaat; de berekening dient echter gebaseerd te worden op het voltijd salaris. 2. Het gestelde in lid 1 geldt voor de werknemer die voor 1 januari 2001 viel onder § IIB CAO 1999-2000 met inachtneming van het gestelde in Bijlage B van de CAO V&V. Artikel 3.1.16 Spaarloonregeling De werkgever stelt de werknemer in de gelegenheid deel te nemen aan een spaarloonregeling, zoals bedoeld in de Wet van 1 november 1993 betreffende winstdelings- en spaarregelingen voor werknemers (Stb. 573). Artikel 3.1.17 Loondoorbetaling inval-/oproepkrachten en min/max-contracten kraamzorg 1. De inval-/oproepkracht werkzaam bij een kraamzorginstelling waarmee een nul-urencontract is overeengekomen, heeft, na verloop van de eerste zes maanden van een dergelijk contract, geen recht op loondoorbetaling tijdens de perioden waarin hij door de werkgever niet is opgeroepen om werkzaamheden te verrichten, zulks conform het bepaalde in artikel 7:628 lid 7, van het Burgerlijk Wetboek. 2. Recht op loondoorbetaling bestaat evenmin in het geval de werknemer in de kraamzorg werkzaam is op basis van een min-maxcontract, waarbij het eventueel bovenminimale aantal te werken uren naar analogie van een nul-urencontract wordt toegepast en de werknemer niet is opgeroepen om tijdens de bovenminimale uren werkzaamheden te verrichten. 3. Indien zich voorafgaand aan of tijdens een periode waarvoor de werknemer al is opgeroepen een buiten de werknemer gelegen onvoorziene omstandigheid voordoet, waardoor de werknemer geen werkzaamheden kan verrichten, is de hiervoor bedoelde uitsluiting van loondoorbetaling niet van toepassing. Deze bepaling laat onverlet hetgeen ter zake voor de eerste zes maanden van de arbeidsovereenkomst al dan niet is bepaald in de individuele arbeidsovereenkomst, zulks conform het bepaalde in artikel 7:628 lid 5, van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 3.2.1 Beroepsopleidingen a. Salaris leerling-verpleegkundige (kwalificatieniveau 4 en de duale opleiding van kwalificatieniveau 5), leerlingverzorgende en leerling-verzorgende-IG (kwalificatieniveau 3/3-IG) per 1 september 2010* eerste praktijkleerjaar tweede praktijkleerjaar derde praktijkleerjaar vierde praktijkleerjaar per maand 1129,53 1332,52 1720,83 1720,83 per periode 1039,68 1225,44 1584,00 1584,00 per uur 7,22 8,51 11,00 11,00 CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 18 Salaris leerling verpleegkundige kwalificatie niveau 4 en duale opleiding niveau 5 en leerling verzorgende -IG (kwalificatieniveau 3/3-IG) per 1 januari 2011* per maand per periode per uur eerste praktijkleerjaar 1138,00 1046,88 7,27 tweede praktijkleerjaar 1342,51 1235,52 8,58 derde praktijkleerjaar 1733,74 1595,52 11,08 vierde praktijkleerjaar 1733,74 1595,52 11,08 Salaris leerling verpleegkundige kwalificatie niveau 4 en duale opleiding niveau 5 en leerling verzorgende -IG (kwalificatieniveau 3/3-IG) per 1 juli 2011* eerste praktijkleerjaar tweede praktijkleerjaar derde praktijkleerjaar vierde praktijkleerjaar per maand 1146,54 1352,58 1746,74 1746,74 per periode 1055,52 1244,16 1607,04 1607,04 per uur 7,33 8,64 11,16 11,16 Voor leerling-verpleegkundigen (kwalificatieniveau 5) kan afgeweken worden van het voorgaande indien het tweede jaar, in het verlengde van het eerste jaar, een overwegend theoretisch karakter draagt en waarin stages zijn opgenomen. Voor een periode van 12 maanden kan in dit jaar een leerovereenkomst met de leerling worden aangegaan. In het derde jaar, wanneer met de leerling een leer/arbeidsovereenkomst is aangegaan, begint de leerling met een salaris behorende bij het tweede praktijkleerjaar. b. Salaris leerling-helpende (kwalificatieniveau 2) per 1 september 2010* eerste praktijkleerjaar tweede praktijkleerjaar per maand 994,96 1137,79 per periode 915,84 1046,88 per uur 6,36 7,27 Salaris leerling-helpende (kwalificatieniveau 2) per 1 januari 2011 eerste praktijkleerjaar tweede praktijkleerjaar per maand 1002,42 1146,32 per periode 923,04 1054,08 per uur 6,41 7,32 Salaris leerling-helpende (kwalificatieniveau 2) per 1 juli 2011 eerste praktijkleerjaar tweede praktijkleerjaar per maand 1009,94 1154,92 per periode 928,8 1062,72 per uur 6,45 7,38 c. Salaris leerling zorghulp (kwalificatieniveau 1) De leerling-werknemer ontvangt tijdens de opleiding tot zorghulp een salaris conform het Wettelijk minimum(jeugd)loon*. * Voor zover het minimumloon niet hoger ligt. Deze salarissen zijn voltijd salarissen, gebaseerd op 36 uur, te meten per praktijkleerjaar. Het voltijd salaris is inclusief maximaal (4 x 52) 208 uren lestijd voor binnenschools leren, te meten per praktijkleerjaar. Voor werknemers met een deeltijd arbeidsduur gelden de bedragen naar rato. Artikel 3.2.2 Salarisgarantie leerling-werknemer 1. Indien een werknemer, die reeds in dienst is anders dan als aspirant leerling, de opleiding verzorgende respectievelijk verzorgende-IG gaat volgen, dan behoudt deze leerling-werknemer het salaris behorende bij de salarisschaal van de laatstelijk uitgeoefende functie, tenzij het salaris bij de voor de opleiding geldende schaal hoger is. 2. De werkgever kan de salarisgarantie als bedoeld in lid 1 uitbreiden met een of meer van de overige basisopleidingen als bedoeld in artikel 3.2.1. 3. De werkgever kan ten positieve afwijken van het leerling-salaris van een van de basisopleidingen als bedoeld in artikel 3.2.1, indien de leerling-werknemer, voorafgaand aan de indiensttreding, elders op grond van betaalde arbeid een hoger salaris verdiende dan het betreffende leerling-salaris. 4. De leerling-verpleegkundige, die in het bezit is van een diploma ziekenverzorging of diploma verpleegkundige wordt, onverminderd de bevoegdheid als bedoeld in lid 2, gedurende de periode van de nieuwe leer/arbeidsovereenkomst gesalarieerd: bij het bezit van het diploma ziekenverzorging: volgens de jeugdschaal dan wel volgens een van de inpassingstabelnummers, behorende bij de salarisschalen van functiegroep 30; bij het bezit van het diploma verpleegkundige: volgens de jeugdschaal dan wel volgens een van de inpassingstabelnummers, behorende bij de salarisschalen van functiegroep 35. CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 19 De leerling-verpleegkundige die in het bezit is van een diploma MDGO en tenminste over één jaar functionele werkervaring beschikt, wordt gedurende de periode van de nieuwe leer/arbeidsovereenkomst gesalarieerd volgens de jeugdschaal dan wel volgens een van de inpassingstabelnummers behorende bij de salarisschalen van functiegroep 30. Artikel 3.2.3 Aspirant leerlingen Voor de werknemer die in dienst treedt voorafgaand aan de opleiding als bedoeld in artikel 3.2.1 sub a respectievelijk sub b, geldt het salaris behorende bij het 1e praktijkleerjaar zoals bedoeld in artikel 3.2.1 sub a respectievelijk sub b. Voor de werknemer die in dienst treedt voorafgaand aan de opleiding als bedoeld in artikel 3.2.1 sub c, geldt het salaris overeenkomstig het Wettelijk minimum(jeugd)loon. Artikel 3.2.4 Zakgeld en stagevergoeding leerlingen 1. Voor de leerling verpleegkundige (kwalificatieniveau 4) en de leerling verzorgende-IG geldt als uitgangspunt dat er sprake is van een voorbereidende periode van 9 maanden respectievelijk 7 maanden. Voor de leerling-verzorgende kan sprake zijn van een voorbereidende periode. Gedurende deze voorbereidende periode wordt een zakgeld van € 347,- bruto per maand toegekend. Bij toepassing van periodebedragen bedraagt het zakgeld € 319,- per periode. Indien in het tweede jaar van de duale opleiding tot verpleegkundige (kwalificatieniveau 5) met de leerling een leerovereenkomst wordt aangegaan, wordt eveneens een zakgeld van € 347,- bruto per maand respectievelijk € 319,- per periode toegekend. Geen zakgeld wordt toegekend indien en voor zolang de leerling een uitkering ontvangt, die gelijk is aan of hoger is dan € 347,- per maand respectievelijk € 319,- per periode. 2. Leerlingen in de verzorgende, verpleegkundige en sociaal agogisch werk opleidingen (MBO/HBO), die in het kader van de beroepsopleidende leerweg (BOL) een stage volgen, ontvangen een stagevergoeding van € 285,53* bruto per maand. De vergoeding wordt toegekend indien er per beroepspraktijkvormingsjaar tenminste 144 uren stage wordt gelopen bij de werkgever. De stagevergoeding wordt toegekend op basis van een voltijdstage van gemiddeld 4 dagen per week. In geval er minder stage wordt gevolgd, wordt de vergoeding naar rato van het aantal dagen toegekend. 3. De stagevergoeding als bedoeld in lid 2 wordt jaarlijks geïndexeerd met de Consumenten Prijs Index (CPI). * Per 1 januari 2011 bedraagt deze vergoeding € 303,75. Artikel 3.2.5 Gereserveerd Artikel 3.2.6 Opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog 1. Voor de werknemer die de opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog volgt, geldt tenminste het bij nul dienstjaren vermelde bedrag van de laagste voorkomende functiegroep voor de psychologenfunctie. 2. Voor de salarisvaststelling worden de uren in aanmerking genomen waarop daadwerkelijk arbeid wordt verricht. 3. In overleg tussen werkgever en werknemer kan in afwijking van lid 2 worden overeengekomen dat de lesuren geheel dan wel gedeeltelijk als werktijd worden aangemerkt. Artikel 3.2.7 Overige BBL opleidingen in het kader van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) 1. Bij indiensttreding geldt voor de werknemer die in opleiding is in het kader van een van de overige BBL opleidingen van de WEB, niet zijnde de opleiding als bedoeld in artikel 3.2.1, de jeugdbedragen (bij leeftijd van 21 jaar of ouder: de salarisschaal van de functiegroep) behorende bij een door de werkgever vastgestelde schaal die ligt onder de salarisschaal van de laagst voorkomende schaal voor de functie waarvoor wordt opgeleid. 2. Het onder 1 bedoelde salaris wordt aangepast aan de omvang van het dienstverband. Deze omvang wordt bepaald door het aantal uren arbeid dat gegeven de organisatie van het onderwijs kan worden verricht. Artikel 3.2.8 Overige opleidingen Indien een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan met het oog op een opleiding, anders dan genoemd in artikel 3.2.1, 3.2.6 of 3.2.7 in het kader waarvan het een vereiste is praktisch werkzaam te zijn en waarvoor de eindverantwoordelijkheid niet bij de werkgever berust, geldt het volgende: 1. voor de vaststelling van het salaris zijn van toepassing de artikelen 3.1.2 en 3.1.4; 2. voor de salarisvaststelling worden de uren in aanmerking genomen waarop daadwerkelijk arbeid wordt verricht. Bij hoge uitzondering kan in overleg tussen werkgever en werknemer worden overeengekomen dat de lesuren geheel dan wel gedeeltelijk als werktijd worden aangemerkt. Artikel 3.2.9 Leerlingsalarissen verkorte opleiding tot kraamverzorgende 1. Voor leerling-werknemers die een verkorte opleiding tot kraamverzorgende volgen, gelden de navolgende salarisbedragen waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen: a. de verkorte opleiding voor anders opgeleiden: zij die al een andere zorgopleiding hebben genoten; b. de verkorte opleiding voor niet-opgeleiden: zij die nog geen relevante opleiding voor de zorg hebben genoten. 2. De salarisbedragen zijn vermeld op basis van een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week. Bij een geringere gemiddelde arbeidsduur worden de bedragen naar rato daarvan toegepast. Indien het wettelijk minimum-(jeugd)loon hoger ligt dan de vermelde bedragen, geldt het wettelijk minimum(jeugd)loon. 3. Voorts geldt voor reeds bij de werkgever in een andere functie in dienst zijnde werknemers die de verkorte opleiding gaan volgen dat de bestaande salarisaanspraak wordt gehandhaafd. 4. Als uitgangspunt geldt dat een arbeidsduur van gemiddeld 32 uur per week wordt afgesproken. Daarbij wordt de opleidingstijd, zijnde de op school doorgebrachte tijd, gerekend tot de arbeidsduur. Werkgever en leerling-werknemer kunnen in overleg afwijken van het uitgangspunt van de gemiddelde 32-urige arbeidsduur. 5. Na het behalen van het certificaat van de opleiding wordt de werknemer bij totstandkoming van de arbeidsovereenkomst ingeschaald in de bij de functie kraamverzorgende behorende salarisschaal. Inschaling geschiedt in beginsel in CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 20 aanloopperiodiek 1, met dien verstande, dat de werkgever op basis van artikelen 3.1.4 en 3.1.9 een hoger volgnummer kan toepassen. Salarisbedragen bij verkorte opleiding kraamverzorgende voor anders opgeleiden met ingang van 1 september 2010 per maand eerste maand 1376,43 vanaf tweede maand FWG 20, aanloopperiodiek 0 per periode 1267,20 FWG 20, aanloopperiodiek 0 per uur 8,80 FWG 20, aanloopperiodiek 0 per maand 1386,75 FWG 20, aanloopperiodiek 0 per periode 1275,84 FWG 20, aanloopperiodiek 0 per uur 8,86 FWG 20, aanloopperiodiek 0 per maand 1397,15 FWG 20, aanloopperiodiek 0 per periode 1285,92 FWG 20, aanloopperiodiek 0 per uur 8,93 FWG 20, aanloopperiodiek 0 met ingang van 1 januari 2011 eerste maand vanaf tweede maand met ingang van 1 juli 2011 eerste maand vanaf tweede maand Salarisbedragen bij verkorte opleiding kraamverzorgende niet-opgeleiden met ingang van 1 september 2010 per maand eerste leerjaar 1180,13 vanaf dertiende maand FWG 20, aanloopperiodiek 0 per periode 1085,76 FWG 20, aanloopperiodiek 0 per uur 7,54 FWG 20, aanloopperiodiek 0 met ingang van 1 januari 2011 eerste leerjaar vanaf dertiende maand per maand 1188,98 FWG 20, aanloopperiodiek 0 per periode 1094,40 FWG 20, aanloopperiodiek 0 per uur 7,60 FWG 20, aanloopperiodiek 0 per maand 1197,90 FWG 20, aanloopperiodiek 0 per periode 1101,60 FWG 20, aanloopperiodiek 0 per uur 7,65 FWG 20, aanloopperiodiek 0 met ingang van 1 juli 2011 Eerste leerjaar vanaf dertiende maand CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 21 Tabel 1 Salarisschalen per 1 september 2010* FWG 5 Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878) Maandsalaris* Periodesalaris* Uurloon Leeftijd 16 jaar 17 jaar 18 jaar 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 23 jaar e.o. WMJL* WMJL* WMJL* WMJL* WMJL* WMJL* WMJL* WML* 488,50 559,30 644,30 743,40 870,85 1.026,60 1.203,60 1.416,00 449,28 514,08 593,28 684,00 800,64 944,64 1.107,36 1.303,20 3,12 3,57 4,12 4,75 5,56 6,56 7,69 9,05 FWG 10 Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878) Maandsalaris Periodesalaris Uurloon Leeftijd 17 jaar 18 jaar 19 jaar 20 jaar 888,76 1.037,46 1.184,99 1.333,72 Periodiek 5,68 6,63 7,57 8,52 Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris Uurloon *0 *1 2 3 4 * Bedragen FWG 5 zijn conform Wettelijk minimum (jeugd)loon (WMJL) per 1 juli 2010 817,92 954,72 1.090,08 1.226,88 1 2 3 4 5 1.373,86 1.399,81 1.425,75 1.481,25 1.535,53 1.264,32 1.287,36 1.311,84 1.362,24 1.412,64 8,78 8,94 9,11 9,46 9,81 *Voor werknemers van 23 jaar e.o. zijn de cao bedragen van periodiek 0 en 1 lager dan het wettelijk minimumloon. Voor deze werknemers geldt het wettelijk minimumloon van € 9,05. FWG 15 Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878) Maandsalaris Periodesalaris Uurloon Leeftijd 17 jaar 18 jaar 19 jaar 20 jaar 921,81 1.075,23 1.228,67 1.380,91 Periodiek Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 Volgnr. 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 FWG 25 5,89 6,87 7,85 8,82 Maandsalaris Periodesalaris Uurloon 1.425,75 1.481,25 1.535,53 1.565,05 1.606,34 1.646,49 1.690,15 1.737,35 1.790,47 1.845,95 1.908,51 1.311,84 1.362,24 1.412,64 1.440,00 1.477,44 1.514,88 1.555,20 1.598,40 1.647,36 1.699,20 1.755,36 9,11 9,46 9,81 10,00 10,26 10,52 10,80 11,10 11,44 11,80 12,19 Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878) Maandsalaris Periodesalaris Uurloon Leeftijd 17 jaar 18 jaar 19 jaar 20 jaar 963,10 1.124,81 1.285,31 1.445,83 Periodiek Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 * 848,16 989,28 1.130,40 1.270,08 Volgnr. 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 885,60 1.035,36 1.182,24 1.330,56 6,15 7,19 8,21 9,24 Maandsalaris Periodesalaris Uurloon 1.565,05 1.606,34 1.646,49 1.690,15 1.737,35 1.790,47 1.845,95 1.908,51 1.971,05 2.028,90 2.093,80 2.146,91 1.440,00 1.477,44 1.514,88 1.555,20 1.598,40 1.647,36 1.699,20 1.755,36 1.812,96 1.866,24 1.926,72 1.975,68 10,00 10,26 10,52 10,80 11,10 11,44 11,80 12,19 12,59 12,96 13,38 13,72 FWG 20 Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878) Maandsalaris Periodesalaris Uurloon Leeftijd 17 jaar 18 jaar 19 jaar 20 jaar 939,49 1.096,48 1.252,26 1.408,07 864,00 1.009,44 1.152,00 1.296,00 6,00 7,01 8,00 9,00 Periodiek Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris Uurloon Aanloopperiodiek 0 5 1.535,53 1.412,64 9,81 Aanloopperiodiek 1 6 1.565,05 1.440,00 10,00 0 1 2 3 4 5 6 7 8 7 8 9 10 11 12 13 14 15 FWG 30 1.606,34 1.646,49 1.690,15 1.737,35 1.790,47 1.845,95 1.908,51 1.971,05 2.028,90 1.477,44 1.514,88 1.555,20 1.598,40 1.647,36 1.699,20 1.755,36 1.812,96 1.866,24 10,26 10,52 10,80 11,10 11,44 11,80 12,19 12,59 12,96 Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878) Maandsalaris Periodesalaris Uurloon Leeftijd 17 jaar 18 jaar 19 jaar 20 jaar 989,07 1.153,12 1.318,37 1.482,43 910,08 1.061,28 1.212,48 1.363,68 6,32 7,37 8,42 9,47 Periodiek Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris Uurloon Aanloopperiodiek 0 6 1.565,05 1.440,00 10,00 Aanloopperiodiek 1 7 1.606,34 1.477,44 10,26 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 1.646,49 1.690,15 1.737,35 1.790,47 1.845,95 1.908,51 1.971,05 2.028,90 2.093,80 2.146,91 2.210,65 1.514,88 1.555,20 1.598,40 1.647,36 1.699,20 1.755,36 1.812,96 1.866,24 1.926,72 1.975,68 2.034,72 10,52 10,80 11,10 11,44 11,80 12,19 12,59 12,96 13,38 13,72 14,13 In de tabel is het uurloon opgenomen op basis van 1878 ex artikel 1 lid 14 sub a. Dit geldt voor de berekening van vergoedingen/toeslagen en voor de berekening van het uurloon van het periodesalaris. CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 22 Tabel 1 Salarisschalen per 1 september 2010* FWG 35 Uurlo o n ex art.1 lid 14 s ub a (1878) Leeftijd Maands alaris P erio des alaris Uurlo o n 17 jaar 18 jaar 19 jaar 20 jaar 1.043,37 1.216,86 1.390,37 1.563,86 P erio diek Vo lgnr. Aanlo o pperio diek 0 Aanlo o pperio diek 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 FWG 45 6,67 7,78 8,88 9,99 1.646,49 1.690,15 1.737,35 1.790,47 1.845,95 1.908,51 1.971,05 2.028,90 2.093,80 2.146,91 2.210,65 2.268,48 2.329,86 2.390,06 1.514,88 1.555,20 1.598,40 1.647,36 1.699,20 1.755,36 1.812,96 1.866,24 1.926,72 1.975,68 2.034,72 2.088,00 2.144,16 2.198,88 Vo lgnr. Aanlo o pperio diek 0 Aanlo o pperio diek 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 16 18 20 21 22 23 24 25 26 27 28 FWG 55 2.093,80 2.210,65 2.329,86 2.390,06 2.449,06 2.509,25 2.570,64 2.633,18 2.698,09 2.765,39 2.824,38 1.926,72 2.034,72 2.144,16 2.198,88 2.253,60 2.308,32 2.365,92 2.423,52 2.482,56 2.544,48 2.599,20 13,38 14,13 14,89 15,27 15,65 16,03 16,43 16,83 17,24 17,67 18,05 Uurlo o n ex art.1 lid 14 s ub a (1878) P erio diek Vo lgnr. Aanlo o pperio diek 0 Aanlo o pperio diek 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 19 21 23 26 28 30 32 34 35 36 37 38 39 40 Maands alaris P erio des alaris Uurlo o n 2.268,48 2.390,06 2.509,25 2.698,09 2.824,38 2.955,41 3.078,14 3.207,98 3.268,19 3.328,37 3.398,01 3.468,83 3.538,46 3.601,03 2.088,00 2.198,88 2.308,32 2.482,56 2.599,20 2.718,72 2.832,48 2.952,00 3.006,72 3.062,88 3.126,24 3.192,48 3.255,84 3.313,44 14,50 15,27 16,03 17,24 18,05 18,88 19,67 20,50 20,88 21,27 21,71 22,17 22,61 23,01 Vo lgnr. Maands alaris P erio des alaris Uurlo o n 10 11 12 14 16 17 18 19 20 21 22 23 24 Aanlo o pperio diek 0 Aanlo o pperio diek 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 10,52 10,80 11,10 11,44 11,80 12,19 12,59 12,96 13,38 13,72 14,13 14,50 14,89 15,27 Maands alaris P erio des alaris Uurlo o n Uurlo o n ex art.1 lid 14 s ub a (1878) P erio diek Maands alaris P erio des alaris Uurlo o n Uurlo o n ex art.1 lid 14 s ub a (1878) P erio diek * 960,48 1.120,32 1.278,72 1.438,56 FWG 40 FWG 50 1.737,35 1.790,47 1.845,95 1.971,05 2.093,80 2.146,91 2.210,65 2.268,48 2.329,86 2.390,06 2.449,06 2.509,25 2.570,64 1.598,40 1.647,36 1.699,20 1.812,96 1.926,72 1.975,68 2.034,72 2.088,00 2.144,16 2.198,88 2.253,60 2.308,32 2.365,92 11,10 11,44 11,80 12,59 13,38 13,72 14,13 14,50 14,89 15,27 15,65 16,03 16,43 Uurlo o n ex art.1 lid 14 s ub a (1878) P erio diek Vo lgnr. Maands alaris P erio des alaris Uurlo o n 18 20 21 23 25 27 28 29 30 31 32 33 34 Aanlo o pperio diek 0 Aanlo o pperio diek 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 FWG 60 2.210,65 2.329,86 2.390,06 2.509,25 2.633,18 2.765,39 2.824,38 2.890,48 2.955,41 3.016,77 3.078,14 3.143,06 3.207,98 2.034,72 2.144,16 2.198,88 2.308,32 2.423,52 2.544,48 2.599,20 2.659,68 2.718,72 2.776,32 2.832,48 2.891,52 2.952,00 14,13 14,89 15,27 16,03 16,83 17,67 18,05 18,47 18,88 19,28 19,67 20,08 20,50 Uurlo o n ex art.1 lid 14 s ub a (1878) P erio diek Vo lgnr. Maands alaris P erio des alaris Uurlo o n Aanlo o pperio diek 0 Aanlo o pperio diek 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 27 29 32 34 36 38 40 42 44 45 46 47 48 2.765,39 2.890,48 3.078,14 3.207,98 3.328,37 3.468,83 3.601,03 3.736,75 3.867,74 3.925,60 3.984,60 4.045,98 4.105,00 2.544,48 2.659,68 2.832,48 2.952,00 3.062,88 3.192,48 3.313,44 3.438,72 3.558,24 3.611,52 3.666,24 3.722,40 3.777,12 17,67 18,47 19,67 20,50 21,27 22,17 23,01 23,88 24,71 25,08 25,46 25,85 26,23 In de tabel is het uurloon opgenomen op basis van 1878 ex artikel 1 lid 14 sub a. Dit geldt voor de berekening van vergoedingen/toeslagen en voor de berekening van het uurloon van het periodesalaris. CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 23 Tabel 1 Salarisschalen per 1 september 2010* FWG 65 Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878) Periodiek Volgnr. FWG 70 Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878) Periodiek Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris Uurloon Aanloopperiodiek 0 34 3.207,98 2.952,00 20,50 Aanloopperiodiek 0 44 3.867,74 3.558,24 24,71 Aanloopperiodiek 1 36 3.328,37 3.062,88 21,27 Aanloopperiodiek 1 46 3.984,60 3.666,24 25,46 0 38 3.468,83 3.192,48 22,17 0 48 4.105,00 3.777,12 26,23 1 40 3.601,03 3.313,44 23,01 1 50 4.226,56 3.889,44 27,01 2 41 3.670,65 3.376,80 23,45 2 51 4.287,93 3.945,60 27,40 3 42 3.736,75 3.438,72 23,88 3 52 4.346,94 4.000,32 27,78 4 43 3.804,03 3.500,64 24,31 4 53 4.409,50 4.057,92 28,18 5 44 3.867,74 3.558,24 24,71 5 56 4.590,09 4.223,52 29,33 6 46 3.984,60 3.666,24 25,46 6 59 4.771,84 4.390,56 30,49 7 48 4.105,00 3.777,12 26,23 7 62 4.953,60 4.557,60 31,65 8 50 4.226,56 3.889,44 27,01 8 64 5.075,18 4.669,92 32,43 9 52 4.346,94 4.000,32 27,78 9 66 5.225,09 4.808,16 33,39 10 54 4.468,51 4.111,20 28,55 10 68 5.377,31 4.947,84 34,36 11 56 4.590,09 4.223,52 29,33 11 70 5.528,40 5.087,52 35,33 12 57 4.649,10 4.278,24 29,71 12 71 5.602,76 5.155,20 35,80 13 58 4.709,28 4.332,96 30,09 13 72 5.680,65 5.227,20 36,30 14 59 4.771,84 4.390,56 30,49 14 73 5.756,20 5.296,32 36,78 15 60 4.832,03 4.446,72 30,88 15 74 5.831,73 5.365,44 37,26 FWG 75 Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878) Periodiek * Maandsalaris Periodesalaris Uurloon Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris Uurloon FWG 80 Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878) Periodiek Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris Uurloon Aanloopperiodiek 0 54 4.468,51 4.111,20 28,55 Aanloopperiodiek 0 66 5.225,09 4.808,16 33,39 Aanloopperiodiek 1 56 4.590,09 4.223,52 29,33 Aanloopperiodiek 1 68 5.377,31 4.947,84 34,36 0 58 4.709,28 4.332,96 30,09 0 70 5.528,40 5.087,52 35,33 1 60 4.832,03 4.446,72 30,88 1 72 5.680,65 5.227,20 36,30 2 62 4.953,60 4.557,60 31,65 2 74 5.831,73 5.365,44 37,26 3 63 5.012,62 4.612,32 32,03 3 75 5.907,27 5.436,00 37,75 4 64 5.075,18 4.669,92 32,43 4 76 5.983,98 5.506,56 38,24 5 65 5.149,53 4.737,60 32,90 5 77 6.058,34 5.574,24 38,71 6 68 5.377,31 4.947,84 34,36 6 80 6.310,91 5.807,52 40,33 7 71 5.602,76 5.155,20 35,80 7 83 6.564,68 6.040,80 41,95 8 74 5.831,73 5.365,44 37,26 8 86 6.850,31 6.302,88 43,77 9 76 5.983,98 5.506,56 38,24 9 88 7.048,59 6.485,76 45,04 10 78 6.142,15 5.652,00 39,25 10 90 7.244,51 6.665,76 46,29 11 80 6.310,91 5.807,52 40,33 11 92 7.442,80 6.848,64 47,56 12 82 6.482,08 5.964,48 41,42 12 94 7.643,46 7.032,96 48,84 13 83 6.564,68 6.040,80 41,95 13 95 7.742,60 7.123,68 49,47 14 84 6.650,85 6.120,00 42,50 14 96 7.842,92 7.215,84 50,11 15 85 6.749,98 6.210,72 43,13 15 97 7.942,06 7.308,00 50,75 16 86 6.850,31 6.302,88 43,77 16 98 8.041,20 7.398,72 51,38 17 87 6.948,26 6.393,60 44,40 17 99 8.142,70 7.492,32 52,03 18 88 7.048,59 6.485,76 45,04 18 100 8.241,84 7.583,04 52,66 In de tabel is het uurloon opgenomen op basis van 1878 ex artikel 1 lid 14 sub a. Dit geldt voor de berekening van vergoedingen/toeslagen en voor de berekening van het uurloon van het periodesalaris. CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 24 Tabel 2 * Salarisreeks per 1 september 2010* ip maandsalaris 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 1.373,86 1.399,81 1.425,75 1.481,25 1.535,53 1.565,05 1.606,34 1.646,49 1.690,15 1.737,35 1.790,47 1.845,95 1.908,51 1.971,05 2.028,90 2.093,80 2.146,91 2.210,65 2.268,48 2.329,86 2.390,06 2.449,06 2.509,25 2.570,64 2.633,18 2.698,09 2.765,39 2.824,38 2.890,48 2.955,41 3.016,77 3.078,14 3.143,06 3.207,98 3.268,19 3.328,37 3.398,01 3.468,83 3.538,46 3.601,03 3.670,65 3.736,75 3.804,03 3.867,74 3.925,60 3.984,60 4.045,98 4.105,00 4.166,37 4.226,56 pe riode salaris uurloon e x art. 1 pe riode 9 2010 lid 14 sub a (1878) 1.264,32 1.287,36 1.311,84 1.362,24 1.412,64 1.440,00 1.477,44 1.514,88 1.555,20 1.598,40 1.647,36 1.699,20 1.755,36 1.812,96 1.866,24 1.926,72 1.975,68 2.034,72 2.088,00 2.144,16 2.198,88 2.253,60 2.308,32 2.365,92 2.423,52 2.482,56 2.544,48 2.599,20 2.659,68 2.718,72 2.776,32 2.832,48 2.891,52 2.952,00 3.006,72 3.062,88 3.126,24 3.192,48 3.255,84 3.313,44 3.376,80 3.438,72 3.500,64 3.558,24 3.611,52 3.666,24 3.722,40 3.777,12 3.833,28 3.889,44 8,78 8,94 9,11 9,46 9,81 10,00 10,26 10,52 10,80 11,10 11,44 11,80 12,19 12,59 12,96 13,38 13,72 14,13 14,50 14,89 15,27 15,65 16,03 16,43 16,83 17,24 17,67 18,05 18,47 18,88 19,28 19,67 20,08 20,50 20,88 21,27 21,71 22,17 22,61 23,01 23,45 23,88 24,31 24,71 25,08 25,46 25,85 26,23 26,62 27,01 ip 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 maand- pe riode salaris uurloon e x art. 1 salaris pe riode 9 2010 lid 14 sub a (1878) 4.287,93 4.346,94 4.409,50 4.468,51 4.528,71 4.590,09 4.649,10 4.709,28 4.771,84 4.832,03 4.891,06 4.953,60 5.012,62 5.075,18 5.149,53 5.225,09 5.300,61 5.377,31 5.451,69 5.528,40 5.602,76 5.680,65 5.756,20 5.831,73 5.907,27 5.983,98 6.058,34 6.142,15 6.229,49 6.310,91 6.397,09 6.482,08 6.564,68 6.650,85 6.749,98 6.850,31 6.948,26 7.048,59 7.146,56 7.244,51 7.343,67 7.442,80 7.543,12 7.643,46 7.742,60 7.842,92 7.942,06 8.041,20 8.142,70 8.241,84 3.945,60 4.000,32 4.057,92 4.111,20 4.167,36 4.223,52 4.278,24 4.332,96 4.390,56 4.446,72 4.500,00 4.557,60 4.612,32 4.669,92 4.737,60 4.808,16 4.877,28 4.947,84 5.016,96 5.087,52 5.155,20 5.227,20 5.296,32 5.365,44 5.436,00 5.506,56 5.574,24 5.652,00 5.732,64 5.807,52 5.886,72 5.964,48 6.040,80 6.120,00 6.210,72 6.302,88 6.393,60 6.485,76 6.575,04 6.665,76 6.756,48 6.848,64 6.940,80 7.032,96 7.123,68 7.215,84 7.308,00 7.398,72 7.492,32 7.583,04 27,40 27,78 28,18 28,55 28,94 29,33 29,71 30,09 30,49 30,88 31,25 31,65 32,03 32,43 32,90 33,39 33,87 34,36 34,84 35,33 35,80 36,30 36,78 37,26 37,75 38,24 38,71 39,25 39,81 40,33 40,88 41,42 41,95 42,50 43,13 43,77 44,40 45,04 45,66 46,29 46,92 47,56 48,20 48,84 49,47 50,11 50,75 51,38 52,03 52,66 In de tabel is het uurloon opgenomen op basis van 1878 ex artikel 1 lid 14 sub a. Dit geldt voor de berekening van vergoedingen/toeslagen en voor de berekening van het uurloon van het periodesalaris. CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 25 Tabel 3 Salarisschalen per 1 januari 2011* FWG 5 Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878) Leeftijd Maandsalaris* Periodesalaris* Uurloon* 16 jaar WMJL* 491,40 452,16 17 jaar WMJL* 562,65 518,40 18 jaar WMJL* 648,10 596,16 19 jaar WMJL* 747,80 688,32 20 jaar WMJL* 876,00 806,40 21 jaar WMJL* 1.032,70 950,40 22 jaar WMJL* 1.210,75 1.114,56 23 jaar e.o. WML* 1.424,40 1.310,40 * bedragen FWG 5 zijn conform Wettelijk minimum (jeugd)loon per 1 januari 2011 FWG15 3,14 3,60 4,14 4,78 5,60 6,60 7,74 9,10 Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878) Leeftijd Maandsalaris 17 jaar 18 jaar 19 jaar 20 jaar Periodiek 933,37 1.083,29 1.237,89 1.391,27 Volgnr. Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 Maandsalaris 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 FWG 25 1436,44 1492,36 1547,05 1576,79 1618,39 1658,84 1702,83 1750,38 1803,9 1859,79 1922,82 Periodesalaris 1.321,92 1.373,76 1.424,16 1.451,52 1.488,96 1.526,40 1.566,72 1.609,92 1.660,32 1.710,72 1.769,76 Maandsalaris 17 jaar 18 jaar 19 jaar 20 jaar Periodiek 970,32 1.133,25 1.294,95 1.456,67 Volgnr. Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 Maandsalaris 1576,79 1618,39 1658,84 1702,83 1750,38 1803,9 1859,79 1922,82 1985,83 2044,12 2109,5 2163,01 Periodesalaris 892,80 1.042,56 1.190,88 1.340,64 Periodesalaris 1.451,52 1.488,96 1.526,40 1.566,72 1.609,92 1.660,32 1.710,72 1.769,76 1.827,36 1.880,64 1.941,12 1.990,08 Maandsalaris 17 jaar 18 jaar 19 jaar 20 jaar 895,43 1.045,24 1.193,88 1.343,72 Periodiek Volgnr. Uurloon 9,18 9,54 9,89 10,08 10,34 10,60 10,88 11,18 11,53 11,88 12,29 Maandsalaris 17 jaar 18 jaar 19 jaar 20 jaar Periodiek 946,54 1.104,70 1.261,65 1.418,63 Volgnr. Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 10,08 10,34 10,60 10,88 11,18 11,53 11,88 12,29 12,69 13,06 13,48 13,82 Periodesalaris 5,72 6,68 7,63 8,59 Uurloon 8,84 9,01 9,18 9,54 9,89 Maandsalaris 1547,05 1576,79 1618,39 1658,84 1702,83 1750,38 1803,9 1859,79 1922,82 1985,83 2044,12 Periodesalaris Uurloon 871,20 1.016,64 1.160,64 1.304,64 Periodesalaris 6,05 7,06 8,06 9,06 Uurloon 1.424,16 1.451,52 1.488,96 1.526,40 1.566,72 1.609,92 1.660,32 1.710,72 1.769,76 1.827,36 1.880,64 9,89 10,08 10,34 10,60 10,88 11,18 11,53 11,88 12,29 12,69 13,06 Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878) Leeftijd 6,20 7,24 8,27 9,31 Uurloon Uurloon 823,68 961,92 1.098,72 1.236,96 Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878) Leeftijd FWG 30 Uurloon Maandsalaris Periodesalaris *0 1 1.384,16 1.272,96 *1 2 1.410,31 1.297,44 2 3 1.436,44 1.321,92 3 4 1.492,36 1.373,76 4 5 1.547,05 1.424,16 *Voor werknemers van 23 jaar e.o. zijn de cao bedragen van periodiek 0 en 1 lager dan het wettelijk minimumloon. Voor deze werknemers geldt het wettelijk minimumloon van € 9,10. 5,96 6,92 7,91 8,89 Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878) Leeftijd Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878) Leeftijd FWG 20 Uurloon 858,24 996,48 1.139,04 1.280,16 Periodesalaris FWG 10 Maandsalaris 17 jaar 18 jaar 19 jaar 20 jaar Periodiek 996,49 1.153,12 1.318,37 1.482,43 Volgnr. Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 Maandsalaris 1576,79 1618,39 1658,84 1702,83 1750,38 1803,9 1859,79 1922,82 1985,83 2044,12 2109,5 2163,01 2227,23 Periodesalaris Uurloon 917,28 1.061,28 1.212,48 1.363,68 Periodesalaris 6,37 7,37 8,42 9,47 Uurloon 1.451,52 1.488,96 1.526,40 1.566,72 1.609,92 1.660,32 1.710,72 1.769,76 1.827,36 1.880,64 1.941,12 1.990,08 2.049,12 10,08 10,34 10,60 10,88 11,18 11,53 11,88 12,29 12,69 13,06 13,48 13,82 14,23 * In de tabel is het uurloon opgenomen op basis van 1878 ex artikel 1 lid 14 sub a. Dit geldt voor de berekening van vergoedingen/toeslagen en voor de berekening van het uurloon van het periodesalaris. CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 26 Tabel 3 Salarisschalen per 1 januari 2011* FWG 35 Maandsalaris 17 jaar 18 jaar 19 jaar 20 jaar 1.051,20 1.225,99 1.400,80 1.575,59 Periodiek Volgnr. Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 FWG 45 Maandsalaris 1.658,84 1.702,83 1.750,38 1.803,90 1.859,79 1.922,82 1.985,83 2.044,12 2.109,50 2.163,01 2.227,23 2.285,49 2.347,33 2.407,99 Periodesalaris Uurloon 967,68 1.127,52 1.288,80 1.450,08 Periodesalaris 6,72 7,83 8,95 10,07 Volgnr. Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 16 18 20 21 22 23 24 25 26 27 28 FWG 55 Maandsalaris 2.109,50 2.227,23 2.347,33 2.407,99 2.467,43 2.528,07 2.589,92 2.652,93 2.718,33 2.786,13 2.845,56 Periodesalaris 1.941,12 2.049,12 2.160,00 2.216,16 2.270,88 2.325,60 2.383,20 2.440,80 2.501,28 2.563,20 2.617,92 Volgnr. Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 19 21 23 26 28 30 32 34 35 36 37 38 39 Maandsalaris 2.285,49 2.407,99 2.528,07 2.718,33 2.845,56 2.977,58 3.101,23 3.232,04 3.292,70 3.353,33 3.423,50 3.494,85 3.565,00 Periodesalaris 2.102,40 2.216,16 2.325,60 2.501,28 2.617,92 2.740,32 2.854,08 2.973,60 3.029,76 3.085,92 3.150,72 3.215,52 3.280,32 Volgnr. Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 10,60 10,88 11,18 11,53 11,88 12,29 12,69 13,06 13,48 13,82 14,23 14,60 15,00 15,39 10 11 12 14 16 17 18 19 20 21 22 23 24 FWG 50 Uurloon 13,48 14,23 15,00 15,39 15,77 16,15 16,55 16,95 17,37 17,80 18,18 uurloon ex art. 1 lid 14 sub a (1878) Periodiek Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878) Periodiek Uurloon 1.526,40 1.566,72 1.609,92 1.660,32 1.710,72 1.769,76 1.827,36 1.880,64 1.941,12 1.990,08 2.049,12 2.102,40 2.160,00 2.216,16 uurloon ex art. 1 lid 14 sub a (1878) Periodiek * FWG 40 Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878) Leeftijd Uurloon 14,60 15,39 16,15 17,37 18,18 19,03 19,82 20,65 21,04 21,43 21,88 22,33 22,78 Maandsalaris Periodesalaris 1.750,38 1.803,90 1.859,79 1.985,83 2.109,50 2.163,01 2.227,23 2.285,49 2.347,33 2.407,99 2.467,43 2.528,07 2.589,92 Uurloon 1.609,92 1.660,32 1.710,72 1.827,36 1.941,12 1.990,08 2.049,12 2.102,40 2.160,00 2.216,16 2.270,88 2.325,60 2.383,20 11,18 11,53 11,88 12,69 13,48 13,82 14,23 14,60 15,00 15,39 15,77 16,15 16,55 uurloon ex art. 1 lid 14 sub a (1878) Periodiek Volgnr. Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 18 20 21 23 25 27 28 29 30 31 32 33 34 FWG 60 Maandsalaris Periodesalaris 2.227,23 2.347,33 2.407,99 2.528,07 2.652,93 2.786,13 2.845,56 2.912,16 2.977,58 3.039,40 3.101,23 3.166,63 3.232,04 Uurloon 2.049,12 2.160,00 2.216,16 2.325,60 2.440,80 2.563,20 2.617,92 2.679,84 2.740,32 2.796,48 2.854,08 2.913,12 2.973,60 14,23 15,00 15,39 16,15 16,95 17,80 18,18 18,61 19,03 19,42 19,82 20,23 20,65 uurloon ex art. 1 lid 14 sub a (1878) Periodiek Volgnr. Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 27 29 32 34 36 38 40 42 44 45 46 47 48 Maandsalaris Periodesalaris 2.786,13 2.912,16 3.101,23 3.232,04 3.353,33 3.494,85 3.628,04 3.764,78 3.896,75 3.955,04 4.014,48 4.076,32 4.135,79 Uurloon 2.563,20 2.679,84 2.854,08 2.973,60 3.085,92 3.215,52 3.337,92 3.464,64 3.585,60 3.638,88 3.693,60 3.751,20 3.805,92 17,80 18,61 19,82 20,65 21,43 22,33 23,18 24,06 24,90 25,27 25,65 26,05 26,43 In de tabel is het uurloon opgenomen op basis van 1878 ex artikel 1 lid 14 sub a. Dit geldt voor de berekening van vergoedingen/toeslagen en voor de berekening van het uurloon van het periodesalaris. CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 27 Tabel 3 Salarisschalen per 1 januari 2011* FWG 65 Volgnr. Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 34 36 38 40 41 42 43 44 46 48 50 52 54 56 57 58 59 60 FWG 75 Maandsalaris 3.232,04 3.353,33 3.494,85 3.628,04 3.698,18 3.764,78 3.832,56 3.896,75 4.014,48 4.135,79 4.258,26 4.379,54 4.502,02 4.624,52 4.683,97 4.744,60 4.807,63 4.868,27 Periodesalaris Uurloon 2.973,60 3.085,92 3.215,52 3.337,92 3.402,72 3.464,64 3.526,56 3.585,60 3.693,60 3.805,92 3.918,24 4.029,12 4.142,88 4.255,20 4.309,92 4.366,08 4.423,68 4.479,84 20,65 21,43 22,33 23,18 23,63 24,06 24,49 24,90 25,65 26,43 27,21 27,98 28,77 29,55 29,93 30,32 30,72 31,11 Volgnr. Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 54 56 58 60 62 63 64 65 68 71 74 76 78 80 82 83 84 85 86 87 88 Maandsalaris 4.502,02 4.624,52 4.744,60 4.868,27 4.990,75 5.050,21 5.113,24 5.188,15 5.417,64 5.644,78 5.875,47 6.028,86 6.188,22 6.358,24 6.530,70 6.613,92 6.700,73 6.800,60 6.901,69 7.000,37 7.101,45 Periodesalaris 4.142,88 4.255,20 4.366,08 4.479,84 4.592,16 4.646,88 4.704,48 4.773,60 4.985,28 5.194,08 5.405,76 5.546,88 5.693,76 5.850,72 6.009,12 6.085,44 6.166,08 6.256,80 6.350,40 6.441,12 6.534,72 uurloon ex art. 1 lid 14 sub a (1878) Periodiek Volgnr. 44 46 48 50 51 52 53 56 59 62 64 66 68 70 71 72 73 74 Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 FWG 80 uurloon ex art. 1 lid 14 sub a (1878) Periodiek * FWG 70 uurloon ex art. 1 lid 14 sub a (1878) Periodiek Uurloon 28,77 29,55 30,32 31,11 31,89 32,27 32,67 33,15 34,62 36,07 37,54 38,52 39,54 40,63 41,73 42,26 42,82 43,45 44,10 44,73 45,38 Maandsalaris Periodesalaris 3.896,75 4.014,48 4.135,79 4.258,26 4.320,09 4.379,54 4.442,57 4.624,52 4.807,63 4.990,75 5.113,24 5.264,28 5.417,64 5.569,86 5.644,78 5.723,25 5.799,37 5.875,47 Uurloon 3.585,60 3.693,60 3.805,92 3.918,24 3.974,40 4.029,12 4.088,16 4.255,20 4.423,68 4.592,16 4.704,48 4.844,16 4.985,28 5.124,96 5.194,08 5.266,08 5.336,64 5.405,76 24,90 25,65 26,43 27,21 27,60 27,98 28,39 29,55 30,72 31,89 32,67 33,64 34,62 35,59 36,07 36,57 37,06 37,54 uurloon ex art. 1 lid 14 sub a (1878) Periodiek Volgnr. Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 66 68 70 72 74 75 76 77 80 83 86 88 90 92 94 95 96 97 98 99 100 Maandsalaris Periodesalaris 5.264,28 5.417,64 5.569,86 5.723,25 5.875,47 5.951,57 6.028,86 6.103,78 6.358,24 6.613,92 6.901,69 7.101,45 7.298,84 7.498,62 7.700,79 7.800,67 7.901,74 8.001,63 8.101,51 8.203,77 8.303,66 Uurloon 4.844,16 4.985,28 5.124,96 5.266,08 5.405,76 5.476,32 5.546,88 5.616,00 5.850,72 6.085,44 6.350,40 6.534,72 6.716,16 6.899,04 7.086,24 7.176,96 7.270,56 7.362,72 7.454,88 7.548,48 7.640,64 33,64 34,62 35,59 36,57 37,54 38,03 38,52 39,00 40,63 42,26 44,10 45,38 46,64 47,91 49,21 49,84 50,49 51,13 51,77 52,42 53,06 In de tabel is het uurloon opgenomen op basis van 1878 ex artikel 1 lid 14 sub a. Dit geldt voor de berekening van vergoedingen/toeslagen en voor de berekening van het uurloon van het periodesalaris. CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 28 Tabel 4 * Salarisreeks per 1 januari 2011* ip maandsalaris periodesalaris periode 1 2011 uurloon ex art. 1 lid 14 sub a (1878) ip maandsalaris periodesalaris periode 1 2011 uurloon ex art. 1 lid 14 sub a (1878) 1 1.384,16 1.272,96 8,84 51 4.320,09 3.974,40 27,60 2 3 1.410,31 1.436,44 1.297,44 1.321,92 9,01 9,18 52 53 4.379,54 4.442,57 4.029,12 4.088,16 27,98 28,39 4 5 6 1.492,36 1.547,05 1.576,79 1.373,76 1.424,16 1.451,52 9,54 9,89 10,08 54 55 56 4.502,02 4.562,68 4.624,52 4.142,88 4.197,60 4.255,20 28,77 29,15 29,55 7 8 9 10 11 12 1.618,39 1.658,84 1.702,83 1.750,38 1.803,90 1.859,79 1.488,96 1.526,40 1.566,72 1.609,92 1.660,32 1.710,72 10,34 10,60 10,88 11,18 11,53 11,88 57 58 59 60 61 62 4.683,97 4.744,60 4.807,63 4.868,27 4.927,74 4.990,75 4.309,92 4.366,08 4.423,68 4.479,84 4.534,56 4.592,16 29,93 30,32 30,72 31,11 31,49 31,89 13 14 15 16 17 18 19 1.922,82 1.985,83 2.044,12 2.109,50 2.163,01 2.227,23 2.285,49 1.769,76 1.827,36 1.880,64 1.941,12 1.990,08 2.049,12 2.102,40 12,29 12,69 13,06 13,48 13,82 14,23 14,60 63 64 65 66 67 68 69 5.050,21 5.113,24 5.188,15 5.264,28 5.340,36 5.417,64 5.492,58 4.646,88 4.704,48 4.773,60 4.844,16 4.913,28 4.985,28 5.054,40 32,27 32,67 33,15 33,64 34,12 34,62 35,10 20 21 22 23 24 25 2.347,33 2.407,99 2.467,43 2.528,07 2.589,92 2.652,93 2.160,00 2.216,16 2.270,88 2.325,60 2.383,20 2.440,80 15,00 15,39 15,77 16,15 16,55 16,95 70 71 72 73 74 75 5.569,86 5.644,78 5.723,25 5.799,37 5.875,47 5.951,57 5.124,96 5.194,08 5.266,08 5.336,64 5.405,76 5.476,32 35,59 36,07 36,57 37,06 37,54 38,03 26 27 28 29 30 31 2.718,33 2.786,13 2.845,56 2.912,16 2.977,58 3.039,40 2.501,28 2.563,20 2.617,92 2.679,84 2.740,32 2.796,48 17,37 17,80 18,18 18,61 19,03 19,42 76 77 78 79 80 81 6.028,86 6.103,78 6.188,22 6.276,21 6.358,24 6.445,07 5.546,88 5.616,00 5.693,76 5.774,40 5.850,72 5.929,92 38,52 39,00 39,54 40,10 40,63 41,18 32 3.101,23 2.854,08 19,82 82 6.530,70 6.009,12 41,73 33 34 35 3.166,63 3.232,04 3.292,70 2.913,12 2.973,60 3.029,76 20,23 20,65 21,04 83 84 85 6.613,92 6.700,73 6.800,60 6.085,44 6.166,08 6.256,80 42,26 42,82 43,45 36 37 3.353,33 3.423,50 3.085,92 3.150,72 21,43 21,88 86 87 6.901,69 7.000,37 6.350,40 6.441,12 44,10 44,73 38 39 40 3.494,85 3.565,00 3.628,04 3.215,52 3.280,32 3.337,92 22,33 22,78 23,18 88 89 90 7.101,45 7.200,16 7.298,84 6.534,72 6.625,44 6.716,16 45,38 46,01 46,64 41 42 43 3.698,18 3.764,78 3.832,56 3.402,72 3.464,64 3.526,56 23,63 24,06 24,49 91 92 93 7.398,75 7.498,62 7.599,69 6.808,32 6.899,04 6.992,64 47,28 47,91 48,56 44 3.896,75 3.585,60 24,90 94 7.700,79 7.086,24 49,21 45 46 47 3.955,04 4.014,48 4.076,32 3.638,88 3.693,60 3.751,20 25,27 25,65 26,05 95 96 97 7.800,67 7.901,74 8.001,63 7.176,96 7.270,56 7.362,72 49,84 50,49 51,13 48 49 4.135,79 4.197,62 3.805,92 3.862,08 26,43 26,82 98 99 8.101,51 8.203,77 7.454,88 7.548,48 51,77 52,42 50 4.258,26 3.918,24 27,21 100 8.303,66 7.640,64 53,06 In de tabel is het uurloon opgenomen op basis van 1878 ex artikel 1 lid 14 sub a. Dit geldt voor de berekening van vergoedingen/toeslagen en voor de berekening van het uurloon van het periodesalaris. CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 29 Tabel 5 Salarisschalen per 1 juli 2011* FWG 5 FWG 10 Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878) Leeftijd Maandsalaris* Periodesalaris* Uurloon* Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878) Leeftijd Maandsalaris Periodesalaris Uurloon 16 jaar WMJL* nnb nnb nnb 17 jaar 902,15 829,44 5,76 17 jaar WMJL* nnb nnb nnb 18 jaar 1.053,08 969,12 6,73 18 jaar WMJL* nnb nnb nnb 19 jaar 1.202,83 1.107,36 7,69 19 jaar WMJL* nnb nnb nnb 20 jaar 1.353,80 1.245,60 8,65 20 jaar WMJL* nnb nnb nnb Periodiek 21 jaar WMJL* nnb nnb nnb *0 1 1.394,54 1.283,04 8,91 22 jaar WMJL* nnb nnb nnb *1 2 1.420,89 1.307,52 9,08 23 jaar e.o. WML* nnb nnb nnb 2 3 1.447,21 1.332,00 9,25 *wettelijk minimum(jeugd)loon (WMJL) per 1 juli 2011 3 4 1.503,55 1.383,84 9,61 nog niet bekend 4 5 1.558,65 1.434,24 * voorzover het wettelijk minimumloon niet hoger is 9,96 FWG 15 FWG 20 Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878) Leeftijd Volgnr. Maandsalaris MaandsalarisPeriodesalarisUurloon Periodesalaris Uurloon Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878) Leeftijd Maandsalaris Periodesalaris Uurloon 17 jaar 935,69 861,12 5,98 17 jaar 953,64 876,96 6,09 18 jaar 1.091,41 1.003,68 6,97 18 jaar 1.112,99 1.023,84 7,11 19 jaar 1.247,17 1.147,68 7,97 19 jaar 1.271,11 1.169,28 8,12 1.401,70 1.290,24 8,96 20 jaar 20 jaar Periodiek Volgnr. MaandsalarisPeriodesalarisUurloon 1.429,27 Periodiek Volgnr. Maandsalaris 1.314,72 Periodesalaris 9,13 Uurloon Aanloopperiodiek 0 3 1.447,21 1.332,00 9,25 Aanloopperiodiek 0 5 1.558,65 1.434,24 9,96 Aanloopperiodiek 1 4 1.503,55 1.383,84 9,61 Aanloopperiodiek 1 6 1.588,62 1.461,60 10,15 0 5 1.558,65 1.434,24 9,96 0 7 1.630,53 1.500,48 10,42 1 6 1.588,62 1.461,60 10,15 1 8 1.671,28 1.537,92 10,68 2 7 1.630,53 1.500,48 10,42 2 9 1.715,60 1.578,24 10,96 3 8 1.671,28 1.537,92 10,68 3 10 1.763,51 1.622,88 11,27 4 9 1.715,60 1.578,24 10,96 4 11 1.817,43 1.671,84 11,61 5 10 1.763,51 1.622,88 11,27 5 12 1.873,74 1.723,68 11,97 6 11 1.817,43 1.671,84 11,61 6 13 1.937,24 1.782,72 12,38 7 12 1.873,74 1.723,68 11,97 7 14 2.000,72 1.840,32 12,78 8 13 1.937,24 1.782,72 12,38 8 15 2.059,45 1.895,04 13,16 FWG 25 FWG 30 Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878) Leeftijd MaandsalarisPeriodesalarisUurloon Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878) Leeftijd Maandsalaris Periodesalaris Uurloon 17 jaar 977,60 900,00 6,25 17 jaar 1.003,96 924,48 6,42 18 jaar 1.141,75 1.051,20 7,30 18 jaar 1.170,48 1.077,12 7,48 19 jaar 1.304,66 1.200,96 8,34 19 jaar 1.338,22 1.231,20 8,55 20 jaar 1.467,60 1.350,72 9,38 20 jaar 1.504,75 1.385,28 9,62 Periodiek Volgnr. MaandsalarisPeriodesalarisUurloon Periodiek Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris Uurloon Aanloopperiodiek 0 6 1.588,62 1.461,60 10,15 Aanloopperiodiek 0 6 1.588,62 1.461,60 10,15 Aanloopperiodiek 1 7 1.630,53 1.500,48 10,42 Aanloopperiodiek 1 7 1.630,53 1.500,48 10,42 0 8 1.671,28 1.537,92 10,68 0 8 1.671,28 1.537,92 10,68 1 9 1.715,60 1.578,24 10,96 1 9 1.715,60 1.578,24 10,96 2 10 1.763,51 1.622,88 11,27 2 10 1.763,51 1.622,88 11,27 3 11 1.817,43 1.671,84 11,61 3 11 1.817,43 1.671,84 11,61 4 12 1.873,74 1.723,68 11,97 4 12 1.873,74 1.723,68 11,97 * In de tabel is het uurloon opgenomen op basis van 1878 ex artikel 1 lid 14 sub a. Dit geldt voor de berekening van vergoedingen/toeslagen en voor de berekening van het uurloon van het periodesalaris. CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 30 Tabel 5 Salarisschalen per 1 juli 2011* FWG 35 Maandsalaris 17 jaar 18 jaar 19 jaar 20 jaar 0 0 0 0 Periodiek 1059,08 1235,18 1411,31 1587,41 Volgnr. Maandsalaris Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 FWG 45 1671,28 1715,60 1763,51 1817,43 1873,74 1937,24 2000,72 2059,45 2125,32 2179,23 2243,93 2302,63 2364,93 2426,05 Periodesalaris Uurloon 974,88 1136,16 1298,88 1460,16 Periodesalaris 6,77 7,89 9,02 10,14 Volgnr. Maandsalaris Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 FWG 55 16 18 20 21 22 23 24 25 26 27 28 2.125,32 2.243,93 2.364,93 2.426,05 2.485,94 2.547,03 2.609,34 2.672,83 2.738,72 2.807,03 2.866,90 Periodesalaris 1.955,52 2.064,96 2.175,84 2.232,00 2.286,72 2.342,88 2.400,48 2.459,52 2.520,00 2.583,36 2.638,08 Volgnr. Maandsalaris Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 19 21 23 26 28 30 32 34 35 36 37 38 39 2.302,63 2.426,05 2.547,03 2.738,72 2.866,90 2.999,91 3.124,49 3.256,28 3.317,40 3.378,48 3.449,18 3.521,06 3.591,74 Periodesalaris 2.118,24 2.232,00 2.342,88 2.520,00 2.638,08 2.760,48 2.874,24 2.996,64 3.052,80 3.108,96 3.173,76 3.240,00 3.304,80 Volgnr. Maandsalaris Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 10,68 10,96 11,27 11,61 11,97 12,38 12,78 13,16 13,58 13,92 14,34 14,71 15,11 15,50 FWG 50 Uurloon 13,58 14,34 15,11 15,50 15,88 16,27 16,67 17,08 17,50 17,94 18,32 Uurloon 14,71 15,50 16,27 17,50 18,32 19,17 19,96 20,81 21,20 21,59 22,04 22,50 22,95 10 11 12 14 16 17 18 19 20 21 22 23 24 1.763,51 1.817,43 1.873,74 2.000,72 2.125,32 2.179,23 2.243,93 2.302,63 2.364,93 2.426,05 2.485,94 2.547,03 2.609,34 Periodesalaris 1.622,88 1.671,84 1.723,68 1.840,32 1.955,52 2.004,48 2.064,96 2.118,24 2.175,84 2.232,00 2.286,72 2.342,88 2.400,48 Uurloon 11,27 11,61 11,97 12,78 13,58 13,92 14,34 14,71 15,11 15,50 15,88 16,27 16,67 Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878) Periodiek Volgnr. Maandsalaris Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 FWG 60 Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878) Periodiek Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878) Periodiek Uurloon 1537,92 1578,24 1622,88 1671,84 1723,68 1782,72 1840,32 1895,04 1955,52 2004,48 2064,96 2118,24 2175,84 2232,00 Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878) Periodiek * FWG 40 Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878) Leeftijd 18 20 21 23 25 27 28 29 30 31 32 33 34 2.243,93 2.364,93 2.426,05 2.547,03 2.672,83 2.807,03 2.866,90 2.934,00 2.999,91 3.062,20 3.124,49 3.190,38 3.256,28 Periodesalaris 2.064,96 2.175,84 2.232,00 2.342,88 2.459,52 2.583,36 2.638,08 2.700,00 2.760,48 2.818,08 2.874,24 2.936,16 2.996,64 Uurloon 14,34 15,11 15,50 16,27 17,08 17,94 18,32 18,75 19,17 19,57 19,96 20,39 20,81 Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878) Periodiek Volgnr. Maandsalaris Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 27 29 32 34 36 38 40 42 44 45 46 47 48 2.807,03 2.934,00 3.124,49 3.256,28 3.378,48 3.521,06 3.655,25 3.793,02 3.925,98 3.984,70 4.044,59 4.106,89 4.166,81 Periodesalaris 2.583,36 2.700,00 2.874,24 2.996,64 3.108,96 3.240,00 3.363,84 3.490,56 3.612,96 3.666,24 3.720,96 3.778,56 3.833,28 Uurloon 17,94 18,75 19,96 20,81 21,59 22,50 23,36 24,24 25,09 25,46 25,84 26,24 26,62 In de tabel is het uurloon opgenomen op basis van 1878 ex artikel 1 lid 14 sub a. Dit geldt voor de berekening van vergoedingen/toeslagen en voor de berekening van het uurloon van het periodesalaris. CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 31 Tabel 5 Salarisschalen per 1 juli 2011* FWG 65 Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878) Periodiek Volgnr. Maandsalaris Aanloopperiodiek 0 Periodesalaris FWG 70 Uurloon Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878) Periodiek Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris 34 3.256,28 2.996,64 20,81 Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 Uurloon 44 3.925,98 3.612,96 25,09 36 3.378,48 3.108,96 21,59 46 4.044,59 3.720,96 25,84 0 38 3.521,06 3.240,00 22,50 0 48 4.166,81 3.833,28 26,62 1 40 3.655,25 3.363,84 23,36 1 50 4.290,20 3.947,04 27,41 2 41 3.725,92 3.428,64 23,81 2 51 4.352,49 4.004,64 27,81 3 42 3.793,02 3.490,56 24,24 3 52 4.412,39 4.059,36 28,19 4 43 3.861,30 3.552,48 24,67 4 53 4.475,89 4.118,40 28,60 5 44 3.925,98 3.612,96 25,09 5 56 4.659,20 4.286,88 29,77 6 46 4.044,59 3.720,96 25,84 6 59 4.843,69 4.456,80 30,95 7 48 4.166,81 3.833,28 26,62 7 62 5.028,18 4.626,72 32,13 8 50 4.290,20 3.947,04 27,41 8 64 5.151,59 4.740,48 32,92 9 52 4.412,39 4.059,36 28,19 9 66 5.303,76 4.880,16 33,89 10 54 4.535,79 4.173,12 28,98 10 68 5.458,27 5.022,72 34,88 11 56 4.659,20 4.286,88 29,77 11 70 5.611,63 5.163,84 35,86 12 57 4.719,10 4.341,60 30,15 12 71 5.687,12 5.232,96 36,34 13 58 4.780,18 4.397,76 30,54 13 72 5.766,17 5.304,96 36,84 14 59 4.843,69 4.456,80 30,95 14 73 5.842,87 5.375,52 37,33 15 60 4.904,78 4.512,96 31,34 15 74 5.919,54 5.446,08 37,82 Aanloopperiodiek 1 FWG 75 Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878) Periodiek Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris Uurloon FWG 80 Uurloon ex art.1 lid 14 sub a (1878) Periodiek Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris Uurloon Aanloopperiodiek 0 54 4.535,79 4.173,12 28,98 Aanloopperiodiek 0 66 5.303,76 4.880,16 33,89 Aanloopperiodiek 1 56 4.659,20 4.286,88 29,77 Aanloopperiodiek 1 68 5.458,27 5.022,72 34,88 0 58 4.780,18 4.397,76 30,54 0 70 5.611,63 5.163,84 35,86 1 60 4.904,78 4.512,96 31,34 1 72 5.766,17 5.304,96 36,84 2 62 5.028,18 4.626,72 32,13 2 74 5.919,54 5.446,08 37,82 3 63 5.088,09 4.681,44 32,51 3 75 5.996,21 5.516,64 38,31 4 64 5.151,59 4.740,48 32,92 4 76 6.074,08 5.588,64 38,81 5 65 5.227,06 4.809,60 33,40 5 77 6.149,56 5.657,76 39,29 6 68 5.458,27 5.022,72 34,88 6 80 6.405,93 5.893,92 40,93 7 71 5.687,12 5.232,96 36,34 7 83 6.663,52 6.131,52 42,58 8 74 5.919,54 5.446,08 37,82 8 86 6.953,45 6.397,92 44,43 9 76 6.074,08 5.588,64 38,81 9 88 7.154,71 6.583,68 45,72 10 78 6.234,63 5.736,96 39,84 10 90 7.353,58 6.766,56 46,99 11 80 6.405,93 5.893,92 40,93 11 92 7.554,86 6.950,88 48,27 12 82 6.579,68 6.053,76 42,04 12 94 7.758,55 7.139,52 49,58 13 83 6.663,52 6.131,52 42,58 13 95 7.859,18 7.231,68 50,22 14 84 6.750,99 6.212,16 43,14 14 96 7.961,00 7.325,28 50,87 15 85 6.851,60 6.304,32 43,78 15 97 8.061,64 7.417,44 51,51 16 86 6.953,45 6.397,92 44,43 16 98 8.162,27 7.511,04 52,16 17 87 7.052,87 6.490,08 45,07 17 99 8.265,30 7.604,64 52,81 18 88 7.154,71 6.583,68 45,72 18 100 8.365,94 7.698,24 53,46 * In de tabel is het uurloon opgenomen op basis van 1878 ex artikel 1 lid 14 sub a. Dit geldt voor de berekening van vergoedingen/toeslagen en voor de berekening van het uurloon van het periodesalaris. CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 32 Tabel 6 ip maandsalaris 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 * Salarisreeks per 1 juli 2011* 1.394,54 1.420,89 1.447,21 1.503,55 1.558,65 1.588,62 1.630,53 1.671,28 1.715,60 1.763,51 1.817,43 1.873,74 1.937,24 2.000,72 2.059,45 2.125,32 2.179,23 2.243,93 2.302,63 2.364,93 2.426,05 2.485,94 2.547,03 2.609,34 2.672,83 2.738,72 2.807,03 2.866,90 2.934,00 2.999,91 3.062,20 3.124,49 3.190,38 3.256,28 3.317,40 3.378,48 3.449,18 3.521,06 3.591,74 3.655,25 3.725,92 3.793,02 3.861,30 3.925,98 3.984,70 4.044,59 4.106,89 4.166,81 4.229,10 4.290,20 periodesalaris uurloon ex art. 1 periode 7 2011 lid 14 sub a (1878) 1.283,04 8,91 1.307,52 9,08 1.332,00 9,25 1.383,84 9,61 1.434,24 9,96 1.461,60 10,15 1.500,48 10,42 1.537,92 10,68 1.578,24 10,96 1.622,88 11,27 1.671,84 11,61 1.723,68 11,97 1.782,72 12,38 1.840,32 12,78 1.895,04 13,16 1.955,52 13,58 2.004,48 13,92 2.064,96 14,34 2.118,24 14,71 2.175,84 15,11 2.232,00 15,50 2.286,72 15,88 2.342,88 16,27 2.400,48 16,67 2.459,52 17,08 2.520,00 17,50 2.583,36 17,94 2.638,08 18,32 2.700,00 18,75 2.760,48 19,17 2.818,08 19,57 2.874,24 19,96 2.936,16 20,39 2.996,64 20,81 3.052,80 21,20 3.108,96 21,59 3.173,76 22,04 3.240,00 22,50 3.304,80 22,95 3.363,84 23,36 3.428,64 23,81 3.490,56 24,24 3.552,48 24,67 3.612,96 25,09 3.666,24 25,46 3.720,96 25,84 3.778,56 26,24 3.833,28 26,62 3.890,88 27,02 3.947,04 27,41 ip 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 maandsalaris 4.352,49 4.412,39 4.475,89 4.535,79 4.596,90 4.659,20 4.719,10 4.780,18 4.843,69 4.904,78 4.964,70 5.028,18 5.088,09 5.151,59 5.227,06 5.303,76 5.380,41 5.458,27 5.533,77 5.611,63 5.687,12 5.766,17 5.842,87 5.919,54 5.996,21 6.074,08 6.149,56 6.234,63 6.323,28 6.405,93 6.493,41 6.579,68 6.663,52 6.750,99 6.851,60 6.953,45 7.052,87 7.154,71 7.254,16 7.353,58 7.454,24 7.554,86 7.656,69 7.758,55 7.859,18 7.961,00 8.061,64 8.162,27 8.265,30 8.365,94 periodesalaris uurloon ex art. 1 periode 7 2011 lid 14 sub a (1878) 4.004,64 27,81 4.059,36 28,19 4.118,40 28,60 4.173,12 28,98 4.229,28 29,37 4.286,88 29,77 4.341,60 30,15 4.397,76 30,54 4.456,80 30,95 4.512,96 31,34 4.567,68 31,72 4.626,72 32,13 4.681,44 32,51 4.740,48 32,92 4.809,60 33,40 4.880,16 33,89 4.950,72 34,38 5.022,72 34,88 5.091,84 35,36 5.163,84 35,86 5.232,96 36,34 5.304,96 36,84 5.375,52 37,33 5.446,08 37,82 5.516,64 38,31 5.588,64 38,81 5.657,76 39,29 5.736,96 39,84 5.817,60 40,40 5.893,92 40,93 5.974,56 41,49 6.053,76 42,04 6.131,52 42,58 6.212,16 43,14 6.304,32 43,78 6.397,92 44,43 6.490,08 45,07 6.583,68 45,72 6.674,40 46,35 6.766,56 46,99 6.858,72 47,63 6.950,88 48,27 7.044,48 48,92 7.139,52 49,58 7.231,68 50,22 7.325,28 50,87 7.417,44 51,51 7.511,04 52,16 7.604,64 52,81 7.698,24 53,46 In de tabel is het uurloon opgenomen op basis van 1878 ex artikel 1 lid 14 sub a. Dit geldt voor de berekening van vergoedingen/toeslagen en voor de berekening van het uurloon van het periodesalaris. CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 33 Hoofdstuk 4 Arbeidsduur Artikel 4.1 Arbeidsduur 1. De tussen werkgever en werknemer overeen te komen arbeidsduur wordt uitgedrukt in een gemiddeld aantal uren per week. 2. Het aantal uren waarop arbeid wordt verricht bedraagt bij een volletijd-arbeidsduur gemiddeld 36 uur per week. Deze gemiddeld 36-urige werkweek wordt gerealiseerd over een periode van zes maanden. Voor werknemers met een deeltijd-arbeidsduur wordt de arbeidsduur gerealiseerd op jaarbasis. 3. In afwijking van lid 2 geldt voor kraamverzorgenden dat zowel bij een volletijd-arbeidsduur als ook bij een deeltijdarbeidsduur de arbeidsduur wordt gerealiseerd op jaarbasis. 4. Werkgever en werknemer kunnen in afwijking van lid 2 een arbeidsduur overeenkomen die hoger ligt dan gemiddeld 36 uur per week met een maximum van gemiddeld 40 uur per week. 5. Naast hetgeen is beschreven in lid 4 van dit artikel kunnen werknemer en werkgever overeenkomen, boven de voor de werknemer geldende contractuele arbeidsduur, verder te noemen basisarbeidsduur, gedurende een nader af te spreken periode ten hoogste 4 uur gemiddeld per week extra te werken. Dit geldt voor zowel werknemers met een deeltijdarbeidsduur als werknemers met een volletijd-arbeidsduur. Voor deze extra te werken uren heeft de werknemer recht op compensatie in tijd. Alle arbeidsvoorwaarden genoemd in deze CAO blijven, tenzij in de CAO anders is bepaald, gebaseerd op de basisarbeidsduur. 6. De leerling-werknemer met een arbeidsovereenkomst van gemiddeld 36 uur per week, te meten per praktijkleerjaar heeft in het kader van de opleiding als bedoeld in artikel 3.2.1 van deze CAO het recht om met behoud van salaris de arbeid te onderbreken voor binnenschoolse lestijd met een maximum van (4x 52) 208 uur per praktijkleerjaar. Voor de leerlingwerknemer die een arbeidsduur heeft van minder dan 36 uur per week, wordt de omvang van de hiervoor bedoelde lestijd ten minste naar rato vastgesteld. Artikel 4.2 Min/max contracten 1. Indien sprake is van een arbeidsovereenkomst met een minimum en een maximum arbeidsduur, dan bedraagt de maximale arbeidsduur ten hoogste 200% van de minimum arbeidsduur, tenzij de werknemer instemt met een hogere maximum arbeidsduur. 2. De werknemer die heeft ingestemd met een hogere maximale arbeidsduur dan 200% van het minimum, heeft jaarlijks het recht om de hogere maximale arbeidsduur terug te brengen tot ten hoogste 200%. 3. De werkgever dient op verzoek van de werknemer te bezien of de minimale contractuele arbeidsduur nog aansluit bij de structurele inzet. Indien dit niet langer aansluit, dient de werkgever in overleg met de werknemer de minimale contractuele arbeidsduur te verhogen. 4. De werknemer met een min/max-contract kan aangeven op welke dagen of tijden hij wel of niet inzetbaar is. Artikel 4.3 Nulurencontracten (Dit artikel treedt in werking per 1 januari 2011) 1. Jaarlijks stelt de werkgever de werknemer met een nulurencontract in de gelegenheid om aan te geven of hij een arbeidsovereenkomst wil met een gemiddeld aantal uren per week. 2. Met de werknemer die dit aangeeft overlegt de werkgever om zo mogelijk te komen tot een arbeidsovereenkomst met een gemiddeld aantal uren per week. 3. In geval de werknemer stelt dat geen sprake meer is van een nulurencontract en de werkgever dit niet kan weerleggen, biedt de werkgever de werknemer een arbeidsovereenkomst aan met een gemiddeld aantal uren per week. Hoofdstuk 5 Werktijden Artikel 5.1 Werk- en rusttijden algemeen 1. Voor zover niet anders is bepaald in deze CAO kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden die de Arbeidstijdenwet en het daarop gebaseerde Arbeidstijdenbesluit biedt. 2. Met inachtneming van de tussen werkgever en werknemer overeengekomen arbeidsduur stelt de werkgever de werktijden vast. Daarbij dient de werkgever rekening te houden met de belangen van de werknemer, waaronder voldoende hersteltijd tijdens en na het werk. 3. De werkgever meldt de vastgestelde werktijden ten minste 14 etmalen van te voren aan de werknemer. Voor kraamverzorgenden is deze termijn tenminste 10 etmalen en wordt hierbij uitgegaan van de te werken dagen in plaats van werktijden. 4. In geval van bijzondere omstandigheden met een incidenteel karakter kan, na overleg tussen werkgever en werknemer: afgeweken worden van het bepaalde in lid 3; afgeweken worden van de reeds vastgestelde werktijden. 5. met ingang van 1 juni 2011 geldt deze bepaling eveneens voor leden van BTN Aan de werknemer van 55 jaar of ouder wordt geen nachtdienst, bereikbaarheids-, aanwezigheids- (waaronder slaapdienst), of consignatiedienst opgedragen tussen 23.00 en 07.00 uur, tenzij de werknemer hiertegen geen bezwaar maakt. 6. Bij de vaststelling van de werktijden dient een onafgebroken rusttijd in acht te worden genomen van ten minste 36 uur per elke aaneengesloten periode van 7 x 24 uur, of een onafgebroken rusttijd van ten minste 60 uur aaneengesloten in elke aaneengesloten periode van 9 x 24 uur. Bij de tweede variant geldt de mogelijkheid van bekorting tot 32 uur in elke periode van 5 achtereenvolgende weken. Voor kraamverzorgenden kan als afwijkende rusttijd worden gehanteerd: in een aaneengesloten tijdruimte van 11 maal 24 uur een onafgebroken rusttijd van ten minste 72 uur. Aan CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 34 kraamverzorgenden mag tijdens de voorgeschreven periodes van onafgebroken rust geen wachtdienst worden opgedragen. Artikel 5.1.1 Maximum arbeidstijd per dienst 1. De werkgever organiseert de arbeid zondanig dat de werknemer ten hoogste 10 uur arbeid verricht per dienst 2. Van het in het in vorige lid bepaalde kan uitsluitend worden afgeweken indien er sprake is van een incidentele, onvoorziene wijziging van omstandigheden, met inachtneming van een maximum arbeidstijd per dienst van ten hoogste 12 uur. Artikel 5.1.2 Nachtdiensten Indien de werknemer nachtdienst verricht zoals gedefinieerd in de Arbeidstijdenwet (een dienst waarin meer dan een uur arbeid wordt verricht tussen 00.00 en 06.00 uur) gelden de volgende aanvullende regels: 1. De werknemer mag maximaal 5 achtereenvolgende nachtdiensten verrichten. 2. In afwijking van lid 1 kan tussen werkgever en werknemer worden overeengekomen dat de werknemer 7 aaneengesloten nachtdiensten verricht, waarbij het aantal nachtdiensten per 13 weken de 35 niet overschrijdt. Voor de werknemer die arbeid verricht in de nachtdienst bedraagt de maximale arbeidstijd in elke periode van 13 achtereenvolgende weken gemiddeld 40 uren per week. 3. Voor de werknemer voor wie reeds een afbouwregeling conform het WBVV (Werktijdenbesluit voor verplegings- en verzorgingsinrichtingen) of het Arbeidstijdenbesluit geldt, zijn de leden 1 en 2 van dit artikel niet van toepassing. 4. Voor de werknemer die arbeid verricht in de nachtdienst bedraagt de maximale arbeidstijd per nachtdienst 9 uur. Van het in de vorige volzin bepaalde kan uitsluitend worden afgeweken indien er sprake is van een incidentele, onvoorziene wijziging van omstandigheden, met inachtneming van een maximale arbeidstijd per nacht van 10 uur. Artikel 5.1.3 Vrije weekeinden 1. De werknemer geniet in ieder geval 22 vrije weekends per jaar. 2. Op verzoek van de werknemer kan een lager aantal vrije weekenden dan het aantal genoemd in lid 1 overeengekomen worden, doch nooit minder dan 17 vrije weekenden per jaar. 3. Op verzoek van de werknemer, die uitsluitend in de weekenden werkzaam is, kan worden afgeweken van het aantal vrije weekenden in de leden 1en 2. Artikel 5.1.4 Pauzes 1. Binnen elke dagelijkse diensttijd wordt gelegenheid voor twee koffie/theepauzes gegeven, te weten per ochtend, middag, avond of nacht – eenmaal. 2. Met instemming van de OR kan afgeweken worden van lid 1 op grond van organisatorische belangen/bedrijfsvoering. 3. Koffie- en theepauzes, welke minder dan een kwartier duren, worden als werktijd aangemerkt. 4. Indien en voor zover pauzes 15 minuten of langer duren en als eigen tijd worden aangemerkt, dient onafgebroken rust te zijn gewaarborgd. Artikel 5.2 Definities consignatiediensten, bereikbaarheidsdiensten, aanwezigheidsdiensten 1. Definities: Consignatie: een periode tussen twee opeenvolgende diensten of tijdens een pauze, waarin de werknemer uitsluitend verplicht is bereikbaar te zijn om in geval van onvoorziene omstandigheden op oproep zo spoedig mogelijk de bedongen arbeid te verrichten. Aanwezigheidsdienst: een aaneengesloten periode van ten hoogste 24 uren waarin de werknemer, zo nodig naast het verrichten van de bedongen arbeid, verplicht is op de arbeidsplaats aanwezig te zijn om op oproep zo spoedig mogelijk de bedongen arbeid te verrichten. Bereikbaarheidsdienst: een aaneengesloten periode van ten hoogste 24 uren waarin de werknemer, zo nodig naast het verrichten van de bedongen arbeid, verplicht is om bereikbaar te zijn om op oproep zo spoedig mogelijk de bedongen arbeid te verrichten. 2. Werkingssfeer: De normen van de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit zijn van toepassing op alle werknemers. Voor werknemers werkzaam in de verpleging en de verzorging, en voor geneeskundigen zijn de geldende normen uit het Arbeidstijdenbesluit van toepassing. Artikel 5.3 Wachtdiensten Kraamverzorgenden 1. De werkgever kan aan de kraamverzorgende wachtdiensten opdragen. Onder wachtdienst wordt verstaan: een dienst die maximaal 24 uur duurt, waarbinnen de kraamverzorgende zich beschikbaar moet houden om op eerste oproep een partusassistentie en/of verzorging te verrichten. 2. Aan de kraamverzorgende worden geen bereikbaarheidsdiensten opgedragen. 3. De werkgever kan in overleg met de ondernemingsraad voor werknemers die uitsluitend in partusdiensten werken, afspraken maken die afwijkend zijn van de artikelen 5.3.1 t/m 5.3.3 betreffende de wachtdiensten voor kraamverzorgenden. Artikel 5.3.1 Vergoeding wachtdiensten 1. Als vergoeding voor een wachtdienst kent de werkgever aan de kraamverzorgende een bruto bedrag toe volgens de navolgende normen: – op maandag tot en met vrijdag: • een vergoeding van bruto € 24,– bij een wachtdienst met een lengte van meer dan zestien uur en maximaal vierentwintig uur. Met ingang van 1 januari 2011 bedraagt deze vergoeding bruto € 26,40; CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 35 • 2. een vergoeding van bruto € 16,– bij een wachtdienst met een lengte van meer dan acht uur en maximaal zestien uur. Met ingang van 1 januari 2011 bedraagt deze vergoeding bruto € 17,60; • een vergoeding van bruto € 8,– bij een wachtdienst met een lengte van maximaal acht uur. Met ingang van 1 januari 2011 bedraagt deze vergoeding bruto € 8,80. – op zaterdagen en zondagen alsook op feest- en gedenkdagen als bedoeld in artikel 1.1 lid 6 van de CAO: • een vergoeding van bruto € 36,– bij een wachtdienst met een lengte van meer dan zestien uur en maximaal vierentwintig uur. Met ingang van 1 januari 2011 bedraagt deze vergoeding bruto € 39,60; • een vergoeding van bruto € 24,– bij een wachtdienst met een lengte van meer dan acht uur en maximaal zestien uur. Met ingang van 1 januari 2011 bedraagt deze vergoeding bruto € 26,40. • een vergoeding van bruto € 12,– bij een wachtdienst met een lengte van maximaal acht uur; Met ingang van 1 januari 2011 bedraagt deze vergoeding bruto € 13,20. De werkgever kan, in afwijking van het gestelde in lid 1, met de ondernemingsraad afspraken maken om de in lid 1 bedoelde geldelijke bedragen om te zetten in een vergoeding in tijd. Naar analogie van de in het vorige lid genoemde normen bedragen de vergoedingen in dat geval: – op maandag tot en met vrijdag: 120 of 80 respectievelijk 40 minuten Met ingang van 1 januari 2011 bedraagt deze vergoeding 132 of 88 respectievelijk 44 minuten; – op zaterdagen en zondagen alsook op feest- en gedenkdagen als bedoeld in artikel 1.1 lid 6 van de CAO: 180 of 120 respectievelijk 60 minuten. Met ingang van 1 januari 2011 bedraagt deze vergoeding 198 of 132 respectievelijk 66 minuten. Artikel 5.3.2 Oproep tijdens wachtdienst Bij een oproep tijdens de wachtdienst worden alle gewerkte uren als arbeidsduur aangemerkt. De wachtdienst wordt bij een oproep als onderbroken dan wel als beëindigd beschouwd. Artikel 5.3.3 Maximum aantal oproepen tijdens wachtdienst Een kraamverzorgende kan als onderdeel van de wachtdienst ten hoogste tweemaal worden opgeroepen voor een partusassistentie, waarvan slechts eenmaal voor een partusassistentie plus verzorging. Bovendien kan aan de kraamverzorgende maximaal drie aaneengesloten dagen een wachtdienst worden opgedragen. Indien de kraamverzorgende twee respectievelijk drie aaneengesloten dagen een wachtdienst wordt opgedragen en hierbij niet wordt opgeroepen, wordt de tweede respectievelijk de tweede en de derde wachtdienst geacht niet te behoren tot de wekelijkse onafgebroken rusttijd zoals bedoeld in artikel 5.1 van de CAO. Specifieke bepalingen werktijden voor Verpleeg- en Verzorgingshuizen ex artikel 1.1 lid 17 sub 1 Artikel 5.4.1 Gebroken diensten Het is de werkgever verboden, tenzij de werknemer hierom verzoekt, aan de werknemer een gebroken dienst op te dragen. Onder gebroken dienst wordt verstaan, een dienst binnen welke de werktijd wordt onderbroken gedurende tenminste een uur en ten hoogste drie uren. Artikel 5.4.2 Verschoven diensten 1. Onder Verschoven diensten wordt verstaan: een verplaatsing van een aantal aaneengesloten uren waarop de werknemer volgens de vastgestelde werktijden arbeid zou moeten verrichten naar een ander moment, waarop de werknemer volgens de vastgestelde werktijden géén arbeid zou hoeven te verrichten. 2. Indien door bijzondere omstandigheden met een incidenteel karakter het dienstbelang dit vereist, kan de werkgever, de werknemer gehoord: afwijken van artikel 5.1 lid 3 (werk- en rusttijden); afwijken van artikel 5.1.3 (vrije weekeinden); wijzigingen aanbrengen in reeds vastgestelde werktijden. 3. Indien de werkgever lid 2 toepast en daarmee wijziging aanbrengt in reeds vastgestelde werktijden ontvangt de werknemer schadeloosstelling indien hij ter zake van vrijetijdsbesteding al uitgaven heeft gedaan. 4. Indien de werkgever lid 2 toepast en tengevolge daarvan in vastgestelde werktijden binnen 24 uur na zijn mededeling hiervan aan de werknemer, een verschuiving optreedt, ontvangt de werknemer –onverkort het bepaalde in lid 3 van dit artikel- naast het loon over de uren van die verschoven dienst uitsluitend een vergoeding conform artikel 5.5.3 lid 2 (geldelijke beloning overwerk). Artikel 5.5 Overwerk 1. Onder overwerk wordt verstaan: arbeid die incidenteel wordt verricht boven de bij werktijdenregeling vastgestelde arbeidsduur. De bepaling of sprake is van de in dit lid bedoelde overschrijding van de arbeidsduur wordt gemeten op half jaarbasis. Van overwerk is geen sprake voor zover sprake is van een verschoven dienst. 2. Vergoeding voor overwerk wordt gegeven, indien de werknemer opdracht tot overwerk heeft gekregen, dan wel redelijkerwijs mocht aannemen, dat hij opdracht tot overwerk zou hebben gekregen. In een dergelijk geval stelt de werkgever achteraf de noodzaak tot overwerk vast. Artikel 5.5.1 Bepaling aantal overwerkuren en vrijgestelde werknemers 1. Indien het overwerk wordt verricht gedurende een periode van een half uur of korter voorafgaande aan of aansluitend op de bij werktijdenregeling vastgestelde werktijd, komt deze periode niet voor vergoeding in aanmerking. CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 36 2. 3. 4. Indien het overwerk wordt verricht gedurende een periode, langer dan een half uur, wordt deze periode afgerond op een heel uur. Indien het overwerk wordt verricht gedurende een periode, langer dan een uur, wordt deze periode naar boven afgerond op halve respectievelijk hele uren. Aan de zwangere werknemer na de derde maand van de zwangerschap zal geen overwerk worden opgedragen tenzij de werknemer er mee instemt om overwerk te verrichten. Artikel 5.5.2 Maximaal aantal uren overwerk, vacaturestelling 1. Het aantal uren overwerk mag gemiddeld per week, te meten per aaneengesloten periode van zes maanden niet méér bedragen dan 10%: van 36 uur, indien het salaris van de werknemer overeenkomt met nr. 48 van de inpassingstabel of daaronder; van 42 uur, indien het salaris van de werknemer nr. 48 van de inpassingstabel te boven gaat. Voor de werknemer op wie bijlage A2 van toepassing is en die als gevolg hiervan al dan niet gedurende een bepaalde periode gemiddeld 38 uur per week arbeid verricht, geldt het in dit lid bepaalde met dien verstande dat voor 36 respectievelijk 42 gelezen wordt 38 respectievelijk 44. 2. Indien het percentage van 10 in het eerste lid wordt overschreden, wordt op verzoek van de betrokken werknemer overgegaan tot het verlenen van assistentie of het stellen van een vacature. Artikel 5.5.3 Vergoedingsregeling voor de werknemer met een volletijd arbeidsduur 1. De vergoeding voor overwerk wordt – voor zover lid 3 van dit artikel niet anders bepaalt – verstrekt in de vorm van vrije tijd, gelijk aan het aantal uren dat het overwerk heeft geduurd en daarenboven in de vorm van een geldelijke beloning als bedoeld onder lid 2 van dit artikel. 2. De onder 1 genoemde geldelijke beloning bestaat uit een percentage van het uurloon en wel: 25% voor overwerk verricht tussen 06.00 uur en 22.00 uur op maandag tot en met vrijdag, met dien verstande dat in een periode van zeven dagen het aantal aldus te belonen uren maximaal 5 bedraagt; de overige uren worden beloond met 50%; 50% voor overwerk verricht tussen 22.00 uur en 06.00 uur op maandag tot en met vrijdag; 75% voor overwerk verricht op zaterdag tot 18.00 uur en op vrije dagen; 100% voor overwerk verricht op zaterdag vanaf 18.00 uur, op zon- en feestdagen tussen 00.00 en 24.00 uur en op 24 en 31 december tussen 18.00 en 24.00 uur; Onder vrije dagen worden voor de toepassing van dit artikel verstaan: de dagen, niet zijnde zondag of feestdag, waarop de werknemer volgens zijn werktijdenregeling niet zou behoeven te werken. 3. Het recht op vergoeding van overwerk als genoemd onder lid 1 wordt toegekend in de volgende gevallen: - indien het salaris van de werknemer nr. 48 van de inpassingstabel niet overschrijdt; - indien het salaris van de werknemer nr. 48 van de inpassingstabel te boven gaat: indien en voor zover het aantal gewerkte uren boven de in de werktijdenregeling opgenomen arbeidsduur méér dan 6 gemiddeld per week bedraagt, te meten over de periode waarvoor de werktijdenregeling geldt. 4. In afwijking van het gestelde in lid 3 onder a en b kunnen partijen bij deze CAO voor bepaalde categorieën van werknemers een andere urennorm voor het overwerk vaststellen. Artikel 5.5.4 Vergoedingsregeling voor de werknemer met een deeltijd arbeidsduur 1. De vergoeding van overwerk bestaat uit het voor de werknemer geldende uurloon indien en voor zover het aantal overuren, gemiddeld per week, te meten over een periode van een half jaar, niet méér bedraagt dan het verschil tussen de voor de werknemer geldende contractuele arbeidsduur en de arbeidsduur bij een volletijd arbeidsduur. 2. Daarenboven wordt een vergoeding als genoemd in artikel 5.5.3 toegekend, indien en voor zover het aantal overuren, gemiddeld per week, te meten over een periode van een half jaar, méér bedraagt dan het verschil tussen de voor de werknemer geldende contractuele arbeidsduur en de arbeidsduur bij een volletijd arbeidsduur. Artikel 5.5.5 Opnemen vergoeding 1. De in artikel 5.5.3 bedoelde vrije tijd dient na overleg met de betrokken werknemer te worden verleend en opgenomen uiterlijk in het kwartaal, volgend op het half jaar waarin het overwerk is verricht, tenzij tussen werkgever en werknemer uitdrukkelijk anders is overeengekomen. 2. In afwijking van het gestelde in lid 1 kan de vergoeding in vrije tijd in overleg tussen werkgever en werknemer geheel of gedeeltelijk in de vorm van een geldbedrag worden toegekend, bestaande uit het evenredige deel van het salaris. Artikel 5.6 Structureel meerwerk Indien een deeltijdwerker over een referteperiode van twee aaneengesloten kwartalen structureel meer dan 15% boven zijn contractuele deeltijd arbeidsduur werkt, wordt op verzoek van de betrokken werknemer aan hem een contract aangeboden waarin deze structureel meer gewerkte uren zijn verdisconteerd. Indien betrokkene hier niet om verzoekt, wordt overgegaan tot het verlenen van assistentie of het stellen van een vacature. Artikel 5.7 Onregelmatige dienst Onder onregelmatige dienst wordt verstaan arbeid die, indien de werkgever het noodzakelijk oordeelt, aan de werknemer wordt opgedragen volgens werktijdenregeling en wordt verricht op de uren als vermeld in artikel 5.7.3. Onder onregelmatige dienst wordt mede verstaan, arbeid die door een deeltijdwerker niet volgens werktijdenregeling wordt verricht op de uren als vermeld in artikel 5.7.3, boven het bij zijn arbeidsovereenkomst overeengekomen aantal uren, voor zover zij de 36 uren niet te boven gaan. CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 37 Artikel 5.7.1 Werkingssfeer Recht op vergoeding voor het verrichten van onregelmatige dienst hebben die werknemers, die zijn ingedeeld in functiegroep 65 of lager. Artikel 5.7.2 Vergoedingsregeling onregelmatige dienst 1. De vergoeding voor onregelmatige dienst wordt verstrekt in de vorm van een geldelijke beloning dan wel, indien de werknemer daarom verzoekt, in de vorm van vrije tijd. De vrije tijd wordt bepaald door de ingevolge artikel 5.7.3 berekende geldelijke vergoeding te delen door het geldende uurloon van de werknemer. 2. Het in het eerste lid bedoelde verzoek wordt, tenzij de belangen van de instelling zich hiertegen verzetten, door de werkgever ingewilligd. 3. Het in het eerste lid bedoelde verzoek dient in de eerste helft van enig kalenderjaar te worden gedaan. Bij inwilliging van het verzoek gaat de vergoeding in de vorm van vrije tijd in op 1 januari daaropvolgend en blijft tenminste voor 1 kalenderjaar gehandhaafd. 4. Op uiterlijk 30 juni van enig kalenderjaar kunnen werkgever en werknemer mededelen dat de vergoeding niet meer in de vorm van vrije tijd, doch in de vorm van een geldelijke beloning als bedoeld in lid 1 dient te geschieden. Deze wijziging gaat alsdan in op 1 januari daarop volgend. De werkgever is bevoegd om aan de mededeling van de werknemer als bedoeld in dit lid geen gevolg te geven, indien de belangen van de instelling zich hiertegen verzetten. Artikel 5.7.3 Berekening vergoeding De in artikel 5.7.2 genoemde geldelijke beloning wordt berekend uitgaande van het geldende uurloon, waarbij echter voor de berekening als maximum geldt het uurloon afgeleid van nummer 20 van de inpassingstabel, op basis van de volgende percentages: 22%: voor onregelmatige dienst op uren vallende tussen 06.00 uur en 07.00 uur, en tussen 20.00 uur en 22.00 uur op maandag tot en met vrijdag; 38%: op uren vallende tussen 06.00 uur en 08.00 uur en tussen 12.00 uur en 22.00 uur op zaterdag; 44%: op uren vallende tussen 00.00 uur en 06.00 uur en tussen 22.00 en 24.00 uur op maandag tot en met vrijdag; 49%: op uren vallende tussen 00.00 uur en 06.00 uur en tussen 22.00 en 24.00 uur op zaterdag; 60%: op uren vallende tussen 00.00 uur en 24.00 uur op zon- en feestdagen en op uren vallende tussen 18.00 uur en 24.00 uur op 24 en 31 december. Artikel 5.7.4 Afbouwregeling 1. Indien de onregelmatige dienst van de werknemer door de werkgever wordt beëindigd of verminderd dan wel de beëindiging of vermindering plaatsvindt op medisch advies en niet is te wijten aan eigen schuld of toedoen van de werknemer heeft deze aanspraak op een tegemoetkoming op de voet van de volgende leden. 2. Voorwaarden voor de in het eerste lid genoemde tegemoetkoming zijn, dat: a. de werknemer in dezelfde instelling op het moment van de in het eerste lid bedoelde beëindiging dan wel vermindering tenminste 3 jaren onafgebroken onregelmatige dienst heeft verricht. b. het verschil tussen: 1. enerzijds het salaris verhoogd met de gemiddeld per maand in de voorgaande 12 maanden genoten vergoeding voor onregelmatige dienst; 2. anderzijds het – al dan niet nieuwe - salaris verhoogd met de eventueel nog te genieten gemiddelde vergoeding voor onregelmatige dienst (over een periode van 3 maanden na de in het eerste lid bedoelde beëindiging of vermindering te meten); meer bedraagt dan 2% van het onder 1 genoemde bedrag én het onder 2 berekende bedrag lager is dan het onder 1 berekende bedrag. 3. De tegemoetkoming bedraagt gedurende het eerste jaar 75%, gedurende het tweede jaar 50% en gedurende het derde jaar 25% van het in het tweede lid genoemde verschil, voor zover dit meer bedraagt dan het in het tweede lid genoemde percentage. De berekeningsgrondslag voor de tegemoetkoming blijft gedurende de hiervoor genoemde periode ongewijzigd. Toelichting Indien kennelijk sprake is van een tijdelijke beëindiging of tijdelijke vermindering van de onregelmatige dienst dan wordt de tegemoetkoming, vervat in artikel 5.7.4, niet gegeven. De tijdelijke beëindiging of tijdelijke vermindering die het gevolg is van ziekte of arbeidsongeschiktheid volgens artikel 8.1 van de CAO wordt ondervangen door de in dit artikel gegeven garantie van het netto-inkomen, waarin de vergoeding voor onregelmatigheidstoeslag over de afgelopen drie maanden is opgenomen. Wanneer in de periode van tenminste 3 jaren, welke voorwaarde is voor een tegemoetkoming ingevolge artikel 5.7.4 lid 2 sub a., door oorzaken buiten schuld of toedoen van de werknemer gedurende bepaalde periode(n) geen onregelmatige dienst is verricht, wordt bedoelde periode van 3 jaren verlengd met de duur van de periode(n), waarin geen onregelmatige dienst is verricht. Artikel 5.7.4 lid 3 bepaalt, dat de uitkomsten van de berekening gedurende de periode van 3 jaar bevroren blijven. Als voorwaarde voor de tegemoetkoming geldt het bepaalde in de leden 1 en 2, dat gedurende drie jaar in dezelfde instelling onafgebroken onregelmatige dienst is verricht. Onderbrekingen wegens vakantie en ziekte worden hierbij buiten beschouwing gelaten. Artikel 5.8 Vergoedingsregeling consignatie-, aanwezigheids- en bereikbaarheidsdienst Voor diensten als bedoeld in artikel 5.2 lid 1 van de CAO: consignatie-, aanwezigheids- en bereikbaarheidsdienst 1. Indien de werkgever het noodzakelijk oordeelt dat een werknemer een dienst verricht als bedoeld in artikel 5.2 lid 1 van de CAO, geldt de navolgende vergoeding. De werknemer van wie het salaris niet meer bedraagt dan het onder nummer 88 van de inpassingstabel aangegeven bedrag, ontvangt voor de uren doorgebracht in bereikbaarheids- en consignatiedienst, dagaanwezigheidsdienst (gedurende de uren tussen 06.00-24.00) en nachtaanwezigheidsdienst CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 38 2. 3. (gedurende de uren tussen 24.00 en 06.00) een compensatie in vrije tijd. Voor de werknemer die aanspraak heeft op toepassing van artikel 4 (garantiebepaling) van de uitvoeringsregeling salariëring (CAO Ziekenhuiswezen), geldt in plaats van voornoemd nummer 88 het nummer 48 van de inpassingstabel. De in het vorige lid bedoelde compensatie bedraagt per uur in het geval van: a. Bereikbaarheidsdienst / consignatiedienst op erkende feestdagen : 3/18 op zaterdagen/zondagen : 2/18 op overige dagen : 1/18 b. Dagaanwezigheidsdienst (06.00-24.00) op erkende feestdagen : 5/18 op zaterdagen/zondagen : 4/18 op overige dagen : 2/18 c. Nachtaanwezigheidsdienst (24.00-06.00) op erkende feestdagen : 7/18 op zaterdagen/zondagen : 6/18 op overige dagen : 3/18 Indien de werknemer in een tijdvak van 3 achtereenvolgende perioden van 28 dagen met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.2 lid 2 : werkingssfeer, gedurende meer dan 8 weekenddagen bereikbaarheids- of aanwezigheids- en/of consignatiedienst verricht, ontvangt hij boven de in lid 2 genoemde compensatie, voor de meerdere bereikbaarheids-, aanwezigheids- en consignatiediensten op weekeindedagen een toeslag van 50% van deze compensatie. De beperking vermeld in de tweede volzin van artikel 5.8.3 is op deze toeslag niet van toepassing. Artikel 5.8.1 Vergoeding voor arbeid van de werknemer met een volletijd arbeidsduur Wanneer tijdens de in artikel 5.2 lid 1genoemde diensten arbeid wordt verricht zijn, onverminderd de in artikel 5.8 vermelde compensaties, artikel 5.5.1, 5.5.2, 5.5.3 en 5.5.5 (overwerk) van toepassing. Ingeval de werknemer tijdens de dag- en nachtaanwezigheidsdienst wordt opgeroepen, wordt voor de berekening van de overwerkvergoeding uitgegaan van een periode van tenminste een half uur; indien deze oproep geschiedt tijdens de bereikbaarheidsdienst of consignatiedienst wordt voor genoemde berekening uitgegaan van een periode van tenminste een half uur, te vermeerderen met de werkelijke reistijd. Artikel 5.8.2 Vergoeding voor arbeid van de werknemer met een deeltijd arbeidsduur 1. De vergoeding voor arbeid verricht tijdens de in artikel 5.2 lid 1 genoemde diensten wordt verstrekt in de vorm van vrije tijd, gelijk aan het aantal uren dat de arbeid heeft geduurd en daarenboven in de vorm van een geldelijke beloning als bedoeld onder lid 2 van dit artikel. 2. De onder 1 genoemde geldelijke beloning bestaat uit een percentage van het uurloon en wel: - 25% voor arbeid verricht tussen 06.00 uur en 22.00 uur op maandag tot en met vrijdag, met dien verstande dat in een periode van zeven dagen het aantal aldus te belonen uren maximaal 5 bedraagt; de overige uren worden beloond met 50%; - 50% voor arbeid verricht tussen 22.00 uur en 06.00 uur op maandag tot en met vrijdag; - 75% voor arbeid verricht op zaterdag tot 18.00 uur en op vrije dagen; - 100% voor arbeid verricht op zaterdag vanaf 18.00 uur, op zon- en feestdagen tussen 00.00 en 24.00 uur en op 24 en 31 december tussen 18.00 en 24.00 uur. Onder vrije dagen worden voor de toepassing van dit artikel verstaan: de dagen, niet zijnde zondag of feestdag, waarop de werknemer volgens zijn werktijdenregeling niet zou behoeven te werken. 3. Ingeval de werknemer tijdens de dag- en nachtaanwezigheidsdienst wordt opgeroepen, wordt voor de berekening van de vergoeding uitgegaan van een periode van tenminste een half uur; indien deze oproep geschiedt tijdens de bereikbaarheidsdienst of consignatiedienst wordt voor genoemde berekening uitgegaan van een periode van tenminste een half uur, te vermeerderen met de werkelijke reistijd. Artikel 5.8.3 Opnemen vergoeding 1. De in artikelen 5.8 en 5.8.2 genoemde vrije tijd dient te worden verleend en opgenomen binnen een tijdvak van twee maanden na het verrichten van de bereikbaarheids-, aanwezigheids- of consignatiedienst, tenzij tussen de werkgever en de werknemer anders wordt overeengekomen. Ingeval het belang van de instelling zich naar het oordeel van de werkgever verzet tegen het geven van vrije tijd, wordt de vrije tijd tot ten hoogste de helft omgezet in een geldbedrag, bestaande uit het evenredige deel van het salaris. 2. In afwijking van het gestelde in lid 1 kan de vergoeding in vrije tijd voor de bereikbaarheidsdienst slechts in overleg tussen werkgever en werknemer geheel of gedeeltelijk in de vorm van een geldbedrag worden toegekend, bestaande uit het evenredige deel van het salaris. 3. Ingeval bereikbaarheids-, aanwezigheids- of consignatiedienst wordt verricht op een door de werkgever aangewezen vakantiedag blijft de aanspraak van de werknemer op die dag behouden. Artikel 5.9 Slaapdienst De aanwezigheidsdienst als bedoeld in artikel 5.2 lid 1 kan mede vorm gegeven worden door een slaapdienst. Onder slaapdienst wordt verstaan de omstandigheid dat een werknemer – buiten de vastgestelde werktijd – gedurende de uren tussen 23.00 en 07.00 uur in de directe omgeving van cliënten moet slapen en anders dan na een oproep als bedoeld in artikel 5.2 (bereikbaarheids-, aanwezigheids- en consignatiedienst) direct hulp biedt indien de situatie van de cliënt zulks noodzakelijk maakt. CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 39 Artikel 5.9.1 Vergoeding slaapdienst 1. Indien de werkgever het noodzakelijk oordeelt dat een werknemer een slaapdienst verricht, geldt de navolgende vergoeding. De werknemer, van wie het salaris niet meer bedraagt dan het onder nummer 48 van de inpassingstabel van Tabel 2 van het Hoofdstuk beloning aangegeven bedrag ontvangt als vergoeding: a. een bedrag van € 19,- voor elke slaapdienst, ongeacht het aantal uren dat deze dienst bedraagt; en b. een vergoeding in vrije tijd voor de uren doorgebracht in slaapdienst 2. De in het vorige lid onder b bedoelde vergoeding bedraagt een kwart van de tijd doorgebracht in slaapdienst 3. In het belang van de afdeling/dienst kan de werkgever, na overleg met de OR, in afwijking van de in lid 1 en 2 genoemde vergoedingsregeling een vergoeding toekennen in uitsluitend vrije tijd. Deze vergoeding bedraagt de helft van de tijd doorgebracht in slaapdienst. Artikel 5.9.2 Opnemen vergoeding slaapdienst 1. De in artikel 5.9.1 genoemde tijd wordt verleend en opgenomen binnen een tijdvak van twee maanden na het verrichten van de slaapdienst, tenzij de werkgever en de werknemer anders overeengekomen. Ingeval het belang van de instelling zich naar het oordeel van de werkgever verzet tegen het geven van vrije tijd, wordt de vrije tijd tot ten hoogste de helft omgezet in een geldbedrag, bestaande uit het evenredige deel van het salaris. 2. Ingeval slaapdienst wordt verricht op een door de werkgever aangegeven vakantiedag blijft de aanspraak van de werknemer op die dag behouden. Toelichting Van een slaapdienst is sprake als de werknemer in de directe omgeving van de cliënt slaapt en zelf, zonder tussenkomst door derden, direct hulp biedt indien de situatie van de cliënt zulks noodzakelijk maakt. Indien er wel sprake is van een oproep door een derde, dan is sprake van een consignatie-, bereikbaarheids-, of nachtaanwezigheidsdienst. Specifieke bepalingen werktijden voor Thuiszorgorganisaties ex artikel 1.1 lid 17 sub 2 Artikel 5.10 Gebroken dienst 1. Bij de inrichting van de werktijden kan de werkgever per dag één breuk toepassen, tenzij de werknemer instemt met meerdere breuken. Als breuk wordt beschouwd een onderbreking van het werk zonder dat de tussenliggende tijd werktijd of een pauze is; bij toepassing van de mogelijkheid van een of meer breuken per dag, geldt dat de werknemer per dag minimaal twee maal twee uur aaneengesloten wordt ingezet. Het minimum van twee uur geldt niet voor zover de werkzaamheden (werk)overleg betreffen. De kosten, verbonden aan het na een breuk heen en weer reizen tussen woon- en werkplaats worden aan de werknemer vergoed overeenkomstig de bepalingen van de regeling Reis- en verblijfkostenvergoeding artikel 9.1. 2. De beperkende bepalingen van lid 1 zijn niet van toepassing op werknemers die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend werkzaamheden verrichten tijdens de avond (vanaf 20.00 uur), de nacht en de weekeinden. Artikel 5.11 Overwerk 1. Overwerk is de arbeid die de werknemer in opdracht van de werkgever verricht en waarmee de voor de werknemer geldende gemiddelde arbeidsduur per week, gemeten over een tijdvak van 13 weken, wordt overschreden in verband met een incidentele onvoorziene wijziging van omstandigheden of indien de aard van de arbeid incidenteel een dergelijke afwijking noodzakelijk maakt. 2. Geen vergoeding voor overwerk wordt toegekend indien het overwerk incidenteel gedurende minder dan een half uur aansluitend aan de bij rooster of regeling vastgestelde werktijd wordt verricht. 3. Indien het overwerk wordt verricht gedurende een periode langer dan een half uur, wordt deze periode afgerond op een heel uur. 4. Indien het overwerk wordt verricht gedurende een periode langer dan een uur, wordt deze periode naar boven afgerond op halve, respectievelijk hele uren. Artikel 5.11.1 Uitzonderingen overwerkvergoeding Niet in aanmerking voor overwerkvergoeding komen werknemers: a. die een volledig dienstverband hebben dat gesalarieerd wordt volgens salarisschaal FWG 65 of hoger; b. die niet op verzoek of in opdracht van de werkgever overwerk verrichten. Artikel 5.11.2 Overwerkvergoeding deeltijdwerker 1. De vergoeding voor overwerk voor de deeltijdwerker die gesalarieerd wordt volgens salarisschaal FWG 65 of hoger, bestaat uit verlof gelijk aan de duur van het overwerk indien het aantal overuren niet méér bedraagt dan het verschil tussen de voor de werknemer geldende contractuele arbeidsduur en de arbeidsduur bij een volledige dagtaak. 2. De werkgever kan besluiten het verlof om te zetten in een financiële vergoeding op basis van het voor de werknemer geldende uurloon. In dat geval vindt over die uren ook een opbouw van vakantiedagen en vakantiebijslag plaats. Artikel 5.11.3 Overwerkvergoeding 1. De vergoeding voor overwerk, verricht door andere werknemers dan bedoeld in artikel 5.11.2 bestaat uit verlof gelijk aan de duur van het overwerk. 2. De werkgever kan besluiten het in lid 1 bedoelde verlof om te zetten in een financiële vergoeding op basis van het voor de werknemer geldende uurloon. Voor deeltijders is de vergoeding in dat geval, indien het aantal overwerkuren niet meer bedraagt dan het verschil tussen de voor de werknemer geldende contractuele arbeidsduur en de arbeidsduur bij een volledige dagtaak, het voor de werknemer geldende uurloon en vindt over die uren ook een opbouw van vakantiedagen en vakantiebijslag plaats. CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 40 Artikel 5.11.4 Opnemen overwerkvergoeding Het in de artikelen 5.11.2 en 5.11.3 bedoeld verlof dient uiterlijk te worden opgenomen in het kwartaal volgend op dat waarin is overgewerkt, tenzij tussen werkgever en werknemer uitdrukkelijk anders is/wordt overeengekomen. Artikel 5.11.5 Maximaal aantal uren overwerk De werknemer mag niet meer dan 10% boven de overeengekomen arbeidsduur voor een periode van vier maanden aan overwerk verrichten. Indien het percentage van 10% wordt overschreden, wordt op verzoek van de betrokken werknemer overgegaan tot het verlenen van assistentie of het stellen van een vacature. Artikel 5.12 Inconveniënte uren 1. Inconveniënte uren zijn de uren waarin de werknemer in opdracht van de werkgever arbeid verricht, indien deze uren vallen: – op maandag tot en met vrijdag vóór 07.00 uur en vanaf 20.00 uur; – op zaterdag; – op zondagen, alsook feest- en gedenkdagen als bedoeld in artikel 1.1 lid 6. 2. Werkzaamheden, die gedurende korter dan één uur achtereen worden verricht, tellen niet mee voor de berekening van het aantal inconveniënte uren. 3. Het volgen van opleiding en bijscholing leidt niet tot een toelage voor inconveniënte uren. Artikel 5.12.1 Vergoeding inconveniënte uren 1. Aan de werknemer die in opdracht van de werkgever arbeid verricht op de in artikel 5.12 gedefinieerde inconveniënte uren, wordt over die uren een brutotoelage toegekend van 40% van het uurloon. 2. Het percentage wordt ten hoogste berekend over het salaris overeenkomstig het maximum van salarisschaal FWG 35. Artikel 5.13 Bereikbaarheidsdienst De vergoeding voor bereikbaarheidsdienst, als bedoeld in artikel 5.2 lid 1, wordt als volgt vastgesteld: 1. De werknemer die zich bereikbaar houdt ontvangt daarvoor een compensatie in vrije tijd. Deze compensatie bedraagt: – voor elk vol etmaal op maandag tot en met vrijdag: 1,5 uur; – voor elk vol etmaal op zaterdagen, zondagen, feest- en gedenkdagen: 3 uren. 2. Indien gedurende minder dan 12 uur bereikbaarheidsdienst wordt opgedragen, wordt de compensatie naar evenredigheid van het aantal uren vastgesteld. 3. Indien de werknemer zelf bij cliënten spoedopdrachten uitvoert, wordt dit aangemerkt als overwerk en vindt vergoeding plaats conform het gestelde in artikelen 5.11 tot en met 5.11.5. 4. Op verzoek van de werknemer wordt de in lid 1 genoemde compensatie in vrije tijd vervangen door een bruto financiële vergoeding op basis van het voor de werknemer geldende uurloon. Artikel 5.14 Slaapdienst De aanwezigheidsdienst als bedoeld in artikel 5.2 lid 1 kan mede vorm gegeven worden door een slaapdienst. 1. Onder slaapdienst wordt verstaan het door de werknemer in opdracht van de werkgever ’s avonds en/of ’s nachts in de nabijheid van de cliënt slapen met de bedoeling om in voorkomende acute situaties aanwezig te zijn om hulp te kunnen bieden. 2. De werknemer die een slaapdienst verricht ontvangt een vergoeding voor de in slaapdienst doorgebrachte uren. Deze vergoeding bedraagt 30 % van de tijd doorgebracht in slaapdienst en wordt toegekend op basis van het salaris behorend bij de door de werknemer beklede functie. Hoofdstuk 6 Werk en privé De artikelen in dit hoofdstuk gelden voor Thuiszorgorganisaties ex artikel 1.1 lid 17 sub 2 (TZ) en (gedeeltelijk) voor de Verpleeg- en Verzorgingshuizen ex artikel 1.1 lid 17 sub 1 vanaf 1 januari 2008, tenzij anders bepaald. Artikel 6.1 (Vakantie)verlof (vervalt per 1 januari 2012 en wordt vervangen door een nieuw artikel 6.1) 1. De werknemer heeft per kalenderjaar bij een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week, en afhankelijk van de leeftijd die de werknemer in het betreffende kalenderjaar bereikt, recht op het navolgende aantal uren (vakantie)verlof met behoud van salaris: Leeftijd 18 jaar 19 jaar 20 jaar 21 tot en met 29 jaar 30 tot en met 39 jaar 40 tot en met 44 jaar 45 tot en met 49 jaar 50 tot en met 54 jaar 55 tot en met 64 jaar Aantal uren 246 238 231 224 231 238 246 253 317 Artikel 6.1 (Vakantie)verlof (treedt in werking per 1 januari 2012) 1. De werknemer heeft per kalenderjaar recht op doorbetaald vakantieverlof, bestaande uit: a. 224 uur basis-vakantieverlof. Dit basis-vakantieverlof bestaat uit 144 uur wettelijke vakantie-uren en 80 uur bovenwettelijke vakantie-uren; CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 41 b. 2. Uren in een persoonlijk levensfasebudget (PLB), dat met ingang van 1 januari 2012 gefaseerd wordt ingevoerd. Vanaf 1 januari 2017 bedraagt het aantal bovenwettelijke (vakantie)-uren in het PLB 35 uren. Op verzoek van de werknemer worden de bovenwettelijke verlofuren uit het basis-vakantieverlof als bedoeld in lid 1a uitbetaald. Artikel 6.1.2 Invoeringspad Persoonlijk Levensfase Budget (treedt in werking per 1 januari 2012) 1. De werknemer heeft per kalenderjaar en afhankelijk van de leeftijd die de werknemer in het betreffende kalenderjaar bereikt, naast het basis-vakantieverlof recht op het navolgende aantal uren PLB. Vanaf 1 januari 2012 leeftijd 18 jaar 19 jaar 20 jaar 21 t/m 29 jaar 30 t/m 39 jaar 40 t/m 44 jaar 45 t/m 49 jaar 50 t/m 54 jaar 55 t/m 64 jaar Basisvakantieuren 224 uur 224 uur 224 uur 224 uur 224 uur 224 uur 224 uur 224 uur 224 uur PLB uren 2012 22 uur 14 uur 7 uur 0 uur 7 uur 14 uur 22 uur 32 uur 32 uur 2013 6 uur 6 uur 6 uur 6 uur 13 uur 20 uur 25 uur 32 uur 32 uur 2014 12 uur 12 uur 12 uur 12 uur 19 uur 26 uur 28 uur 32 uur 32 uur 2015 18 uur 18 uur 18 uur 18 uur 25 uur 32 uur 32 uur 32 uur 32 uur 2016 24 uur 24 uur 24 uur 24 uur 32 uur 32 uur 32 uur 32 uur 32 uur 2017 35 uur 35 uur 35 uur 35 uur 35 uur 35 uur 35 uur 35 uur 35 uur Artikel 6.1.3 Overgangsregeling 50 jaar of ouder (treedt in werking per 1 januari 2012) In afwijking van het vorige artikel hebben werknemers die op 31 december 2011 in dienst zijn bij een werkgever (ex art. 1.1. lid 17 ) en 50 jaar of ouder zijn, maar jonger dan 55 jaar, bij het bereiken van de leeftijd van 55 jaar jaarlijks recht op het aantal PLB uren zoals opgenomen in onderstaand schema. leeftijd op 31 december 2011 50 jaar 51 jaar 52 jaar 53 jaar 54 jaar PLB uren bij bereiken leeftijd van 55 jaar, bij een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week 45 55 60 70 80 Artikel 6.1.4 Garantieregeling 55 jaar of ouder (treedt in werking per 1 januari 2012) 1. In afwijking van de vorige artikelen, heeft de werknemer: a. die op 31 december 2011 55 jaar of ouder is en in dienst is of nadien in dienst treedt bij een werkgever (ex art. 1.1. lid 17), recht op een persoonlijk levensfase budget, gelijk aan het aantal leeftijdsuren waarop hij in 2011 recht had, te weten 93 uur; b. die, vóór 1 januari 2009 in dienst was bij een verpleeg- en verzorgingshuis (ex art. 1.1. lid 17 sub 1) en de leeftijd had bereikt van 55 jaar recht op een PLB van 111 uur. 2. In afwijking van het vorige artikel geldt voor de werknemer, in dienst bij een verpleeg- en verzorghuis, die gebruik maakte vóór 1 april 2004 van de 55+regeling, de garantieregeling Bijlage A1 artikel 1 van de CAO. Deze werknemer heeft géén recht op PLB-uren. Artikel 6.1.5 Besteding uren PLB (treedt in werking per 1 januari 2012) 1. De werknemer maakt jaarlijks vóór 1 december de keuze of hij het PLB, besteedt aan (vakantie)verlof, levensloop of spaart binnen het PLB; 2. Het aantal uren in het PLB bevat maximaal 175 uur (5 jaren x 35 uur) . Zodra het aantal uren meer bedraagt, moet de werknemer voor dit meerdere een keuze maken uit: storten op de levenslooprekening overzetten naar het basis-vakantieverlof van in artikel 6.1 lid 1a CAO 3. De uren uit het PLB die overgezet worden naar het basis-vakantieverlof betreffen op dat moment de laatst opgebouwde vakantierechten. 4. De uren in het PLB verjaren niet. Artikel 6.1.6 1. 2. Garantieregeling verlof werknemers 55 jaar en ouder in Verpleeg- en Verzorgingshuizen (vervalt per 1 januari 2012) De werknemer die, vóór 1 januari 2009 in dienst is bij een verpleeg- en verzorgingshuis ex artikel 1.1 lid 17 sub 1 èn de leeftijd heeft bereikt van 55 jaar, behoudt het recht op het leeftijdsverlof van 108 uren extra verlof, zoals dit in de CAO V&V (art. 6.1.1) was opgenomen; De werknemer, als bedoeld in het vorig lid, heeft per kalenderjaar bij een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week, recht op 335 uur (vakantie)verlof met behoud van salaris. Dit aantal garantie-uren is incl. de garantie van 108 uur als genoemd in lid 1 van dit artikel en incl. de uren als bepaald in art. 6.1 tot 1/1/2012. CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 42 3. Voor de werknemer in dienst bij een verpleeg-en verzorgingshuis, die gebruik maakte vóór 1 april 2004 van de 55+ regeling (art. 6.2.4 CAO V&V is een garantieregeling opgenomen in Bijlage A1 van deze CAO). Artikel 6.1.7 Opbouw (vakantie)verlof 1. Voor elke kalendermaand waarin de werknemer in dienst is of zal zijn, bedraagt het vakantieverlof 1/12 deel van het per jaar vastgestelde (vakantie)verlof. Een maand, waarin het dienstverband voor de 16e is ingegaan of na de 15e is geëindigd, wordt voor de bepaling van het (vakantie)-verlof als een volle kalendermaand beschouwd. 2. Het verlof voor de werknemer met een arbeidsduur, die meer of minder dan de gemiddelde arbeidsduur van 36 uur per week bedraagt als bedoeld in art. 4.1 wordt naar evenredigheid vastgesteld. Het aantal uren (vakantie)verlof wordt naar boven afgerond op halve of hele uren. Artikel 6.1.8 Opnemen van (vakantie)verlof 1. De werkgever is verplicht de werknemer ieder jaar in de gelegenheid te stellen (vakantie)verlof op te nemen. 2. Het (vakantie)verlof wordt, tenzij de belangen van de afdeling of dienst waar de betrokken werknemer aangesteld is zich hiertegen verzetten, overeenkomstig de wensen van de werknemer – desgewenst ononderbroken - verleend. De werknemer kan tenminste aanspraak maken op een (vakantie)verlof van drie weken aaneengesloten met inbegrip van de weekends daaraan voorafgaand en daarop aansluitend. 3. De werkgever kan een regeling treffen die ertoe leidt, dat maximaal drie ziektedagen worden aangemerkt als (vakantie)verlof in het geval dat de werknemer tijdens de arbeidsongeschiktheidsperiode met toestemming van de controlerend geneeskundige vakantie geniet met dien verstande dat de werknemer recht houdt op tenminste het wettelijk verlof ex artikel 7:634 BW . 4. De werkgever kan, indien zich omstandigheden voordoen, welke hij op het moment van vaststelling van het tijdvak van het (vakantie)verlof niet kon voorzien en tengevolge waarvan het functioneren van de instelling c.q. dienst of afdeling ernstig in gevaar komt, het door hem vastgestelde tijdvak van het (vakantie)verlof wijzigen. Het nieuwe tijdvak van het (vakantie)verlof wordt door de werkgever in overleg met de werknemer vastgesteld. 5. De schade welke de werknemer tengevolge van deze wijziging lijdt, wordt door de werkgever vergoed. Artikel 6.2 Verlof en feestdagen 1. Het (vakantie)verlof is voorts mede bedoeld voor verlof op feest- en gedenkdagen als bedoeld in artikel 1.1 lid 6. De werknemer kan ervoor kiezen om in plaats van genoemde dagen verlof op te nemen op andere bij de godsdienst of de levensbeschouwing van de werknemer passende dagen. Dit lid laat de mogelijkheid onverlet, dat uit de aard van de werkzaamheden kan voortvloeien, dat het onmogelijk is dat de werknemer op genoemde dagen verlof opneemt. 2. De werknemer die in een vast patroon gedurende (maximaal) drie dagen per week werkt en die in ieder geval op maandag en/of donderdag werkzaam is en waarbij deze werkdag(en) samenvalt (samenvallen) met een feest- of gedenkdag, heeft het recht om in de gelegenheid gesteld te worden om op (een) andere dag(en) zijn werkzaamheden te verrichten. Op deze wijze wordt het opnemen van verlofuren voor de betreffende feest- of gedenkdag voorkomen. Artikel 6.2.1 Verlof in verband met bijzondere persoonlijke omstandigheden Betaald verlof 1. In afwijking van het bepaalde in de Wet Arbeid en Zorg is het (vakantie)verlof mede bedoeld voor situaties waarin de werknemer verlof wenst op te nemen in verband met bijzondere persoonlijke omstandigheden dan wel het kunnen voldoen aan wettelijke verplichtingen. Onder bijzondere persoonlijke omstandigheden worden in elk geval begrepen: huwelijk, registratie van partnerschap, verhuizing, de bevalling van de echtgenote van de werknemer of zijn geregistreerde partner inclusief kraamverlof, huwelijksjubilea en het overlijden van een van zijn huisgenoten of een van zijn bloed- en aanverwanten in de rechte lijn en in de tweede graad van de zijlijn. 2. Het (vakantie)verlof is mede bedoeld voor die persoonlijke gebeurtenis waarbij de werknemer aangeeft in verband met het overlijden van een van zijn huisgenoten of een van zijn bloed- of aanverwanten in de rechte lijn en in de tweede graad van de zijlijn rouwverlof te willen opnemen. De werkgever is verplicht om in situaties waarin het door de aard van de persoonlijke gebeurtenis niet mogelijk is om het (vakantie)verlof tijdig in overleg vast te stellen, de werknemer in de gelegenheid te stellen om toch (vakantie)verlof op te nemen, in een op de persoonlijke gebeurtenis afgestemde redelijke omvang. Onbetaald verlof 3. De werknemer heeft, als het (vakantie)verlof door bijzondere persoonlijke omstandigheden genoemd in dit artikel, in enig kalenderjaar ontoereikend is, recht op onbetaald verlof. Hierbij geldt dat voldaan moet zijn aan de voorwaarden van de Wet Arbeid en Zorg. Artikel 6.2.2 Bezoek (tand)arts/specialist In afwijking van het vorige artikel is het (vakantie)verlof niet bedoeld voor bezoek aan (tand)arts/specialist, dat noodzakelijkerwijs gedurende werktijd dient plaats te vinden. Artikel 6.2.3 Calamiteitenverlof voor het regelen van de zorg 1. Bij zodanige ziekte in het gezin dat de werknemer regelingen moet treffen om de zorg te regelen heeft de werknemer recht op calamiteitenverlof met behoud van salaris. 2. De omvang van dit verlof bedraagt – achteraf vast te stellen – de benodigde tijd met een maximum van 24 uur per kalenderjaar. 3. De werknemer heeft, als de 24-uur verlof als bedoeld in het vorige lid, in enig kalenderjaar ontoereikend is, recht op onbetaald verlof als bedoeld in de Wet Arbeid en Zorg. Hierbij geldt dat voldaan moet zijn aan de voorwaarden van de Wet Arbeid en Zorg. CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 43 Artikel 6.2.4 Zorgverlof bij zeer ernstige ziekte Bij zeer ernstige ziekte van de echtgeno(o)t(e) of relatiepartner, (pleeg)ouders, (pleeg)kind of een verwant, waarmee de werknemer samenwoont, waarvoor thuisverpleging en/of verzorging noodzakelijk is, wordt aan de werknemer die de verzorging en/of verpleging op zich neemt na overleg met de werkgever betaald verlof verleend voor een aaneengesloten periode van maximaal drie maanden. Het tijdens deze periode van verlof opgebouwde vakantieverlof wordt geacht in de totale verlofperiode te zijn inbegrepen. Een verklaring van de arts/behandelaar met betrekking tot de noodzaak van de verpleging en/of verzorging wordt door de werknemer overgelegd. Artikel 6.2.5 Verlenging bevallingsverlof Aansluitend aan haar betaald (bevallings)verlof verleent de werkgever aan de werknemer, die dit wenst, verlof zonder behoud van salaris voor een periode van maximaal vier weken. Werkgever en werknemer dienen uiterlijk drie maanden voor de vermoedelijke datum van de bevalling een afspraak omtrent dit verlof te hebben gemaakt. De werknemer dient daartoe haar wens tijdig kenbaar te maken aan de werkgever. Artikel 6.2.6 Wet Arbeid en Zorg 1. Voor zover in de artikelen van dit hoofdstuk niet anders is bepaald geldt het bepaalde in de Wet Arbeid en Zorg. 2. Ten aanzien van de bepalingen van de Wet Arbeid en Zorg inzake zwangerschaps-, bevallings- , adoptie- en pleegzorg-, kort- en langdurend zorgverlof, zijn geen afwijkende bepalingen opgenomen. Artikel 6.2.7 (Gedeeltelijk) afwijzen verlof Indien uit een oogpunt van instellingsbelang c.q. patiëntenbelang van de werkgever in redelijkheid niet verlangd kan worden op een bepaald tijdstip verzuim toe te staan of verlof te verlenen, dan zal na overleg met de werknemer door de werkgever een (gedeeltelijk) afwijzend besluit mogen worden genomen. Artikel 6.2.8 Premies tijdens onbetaald verlof/levensloopregeling 1. De over de periode van onbetaald verlof verschuldigde premies ten laste van de werkgever kunnen op de werknemer worden verhaald. 2. De werknemer kan bij onbetaald verlof als bedoeld in artikel 6.2.5 van de CAO dan wel bij ouderschapsverlof op grond van de Wet Arbeid en Zorg, de pensioenverzekering bij het Pensioenfonds Zorg en Welzijn voortzetten, indien dit mogelijk is op grond van het pensioenreglement van het Pensioenfonds. De werkgever neemt de vastgestelde werkgeversbijdrage van de daarvoor verschuldigde premie voor zijn rekening. 3. Bij opname van verlof via de levensloopregeling kan een werknemer zijn pensioenverzekering voortzetten. Indien de werknemer een inkomen heeft van ten minste 70% van het laatstgenoten salaris nemen werkgever en werknemer ieder hun deel van de pensioenpremie voor hun rekening. Lid 4 is alleen van toepassing voor de Verpleeg- en Verzorgingshuizen ex artikel 1.1 lid 17 sub 1: 4. De werknemer ontvangt tijdens de periode van onbetaald verlof als bedoeld in lid 2, de werkgeversbijdrage in de basisaanvullende ziektekostenverzekering bij IZZ met inachtneming van het bepaalde in Bijlage A1 artikel 2. Het bepaalde in dit lid geldt eveneens voor de werknemer die verlof via de levensloopregeling opneemt. 5. Het in de leden 2 en 4 bedoelde, voor rekening van de werkgever komend deel van de premies, bedraagt niet meer dan de volledige gedurende de periode van onbetaald verlof aan het Pensioenfonds Zorg en Welzijn respectievelijk aan het IZZ verschuldigde premies. Ingeval de werkgever zorg draagt voor de afdracht van de volledige premie, verhaalt hij het deel dat niet voor zijn rekening komt op de werknemer. 6. Het bepaalde in de vorige leden geldt alleen, indien de werknemer na het onbetaalde verlof zijn dienstverband tenminste gedurende 6 maanden voortzet. Indien het dienstverband binnen deze termijn wordt beëindigd dient de werknemer, de voor rekening van de werkgever komend deel van de premies in de periode van onbetaald verlof, terug te betalen. Werkgever en werknemer treffen hiertoe een regeling. Hoofdstuk 7 Meerkeuzesysteem arbeidsvoorwaarden Artikel 7.1 Meerkeuzesysteem De werknemer kan in het kader van een meerkeuzesysteem geld- en tijdbronnen ruilen tegen geld- en tijddoelen. Artikel 7.2 Randvoorwaarden Meerkeuzesysteem Bij de invulling en inrichting van het meerkeuzesysteem worden de navolgende randvoorwaarden toegepast: 1. Indien de werknemer een tijdbron inzet voor een oriëntatie op zijn beroeps-/loopbaan is de waarde van de tijdbron 120%. 2. Indien de werknemer gebruik maakt van het meerkeuzesysteem wordt de grondslag voor de berekening van toeslagen overwerk en onregelmatige dienst/inconveniënte uren niet verlaagd met de ingezette bron. 3. Indien de werknemer kiest voor uitruil van een tijdbron tegen het doel extra pensioen, wordt de waarde van het uurloon gelijk gesteld aan 115% van het actuele uurloon op het moment van de inwisseling van een geldbron in een pensioenaanspraak. Artikel 7.3 Inrichting Meerkeuzesysteem De werkgever bepaalt in overleg met de ondernemingsraad de invulling en inrichting van het meerkeuzesysteem, met inachtneming van artikel 7.2. In dat verband bepalen zij onder andere de bronnen en doelen. Voor wat betreft de doelen kan onder meer gedacht worden aan financiering van kosten die voortvloeien uit de verplichte (her)registratie in het kader van de CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 44 Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg, vakbondscontributie, contributie beroepsorganisaties, fiets- of reiskosten. Hoofdstuk 8 Arbeid en gezondheid Artikel 8.1 Loondoorbetaling bij ziekte en arbeidsongeschiktheid 1. De werknemer die door ongeschiktheid als gevolg van ziekte als bedoeld in artikel 7:629 BW verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten, heeft: a. gedurende een termijn van 52 weken aanspraak op doorbetaling van zijn bruto salaris door de werkgever; b. gedurende de daaropvolgende 52 weken aanspraak op doorbetaling van 70% van zijn bruto salaris en ten minste op het voor hem geldende wettelijk minimum (jeugd)loon door de werkgever. 2. Onder bruto salaris als bedoeld in dit artikel wordt verstaan de som van: a. het bruto-maandsalaris dat de werknemer geniet op het moment dat de ongeschiktheid als gevolg van ziekte ontstaat; b. overige structurele looncomponenten. De hoogte van deze structurele looncomponenten wordt op maandbasis gemeten over een periode van zes maanden voorafgaand aan de maand waarin de ongeschiktheid ten gevolge van ziekte is ingetreden. Het bruto salaris wordt verminderd met: c. de aanspraak die de werknemer als gevolg van de in lid 1 genoemde omstandigheden heeft op een uitkering op grond van of krachtens een bij de wet geldende verzekering of op grond van een arbeidsongeschiktheidspensioen ingevolge van een pensioenregeling of een samenloop daarvan. d. De inkomsten in of buiten dienstbetrekking door de werknemer genoten voor werkzaamheden die hij heeft verricht gedurende de tijd dat hij de bedongen arbeid had kunnen verrichten in de periode als bedoeld in lid 1 onder a. 3. Het bruto salaris wordt aangepast: indien het maandsalaris wordt gewijzigd als gevolg van: toekenning van een periodieke verhoging gedurende de eerste 52 weken van ziekte; algemene salarisaanpassingen ingevolge deze CAO. 4. Gedurende de in lid 1 onder a en b genoemde perioden behoudt de werknemer recht op vakantiebijslag, onder aftrek van de op grond van enige bij of krachtens de wet geldende verzekering toegekende vakantiebijslag. De hoogte van de vakantiebijslag wordt vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.1.13. 5. Gedurende de in lid 1 onder a en b genoemde perioden behoudt de werknemer recht op de eindejaarsuitkering als bedoeld in artikel 3.1.11. 6. Het recht op doorbetaling van het inkomen als bedoeld in lid 1 vervalt op het tijdstip dat de dienstbetrekking eindigt. 7. Als de werknemer na beëindiging van zijn ziekte zijn werkzaamheden heeft hervat en binnen de termijn als genoemd in artikel 7: 629 lid 10 BW, na deze hervatting opnieuw ziek wordt, zal de tweede ziekte als een voortzetting van de eerste worden beschouwd. Artikel 8.1.1 Loondoorbetaling bij ziekte en arbeidsongeschiktheid bij min-maxcontract Met inachtneming van het bepaalde in het vorige artikel geldt voor werknemers met een min-maxcontract als bedoeld in artikel 4.2 in afwijking van het vorige artikel lid 2a het navolgende, voor zover het salaris moet worden bepaald over een tijdvak dat werkgever en werknemer nog geen afspraak hebben gemaakt over de toepassing van het variabele gedeelte: het bruto maand- of periodesalaris, vastgesteld als gemiddelde over de 3 maanden of 3 periodes, voorafgaand aan de maand of de periode waarin deze vaststelling plaatsvindt. Artikel 8.1.2 Productieve arbeid en re-integratie-activiteiten tijdens ziekte Voor de werknemer die gedurende de periode als bedoeld in artikel 8.1 lid 1 onder b productieve arbeid verricht bij de werkgever of bij een derde, en/of re-integratieactiviteiten verricht, die tussen werkgever en werknemer zijn overeengekomen in het plan van aanpak als bedoeld in artikel 7:658a lid 2 van het Burgerlijk Wetboek geldt het volgende: a. de uren die zijn besteed aan productieve arbeid en/of de uren die direct zijn besteed aan re-integratieactiviteiten worden doorbetaald tegen 100% van het op dat moment voor de werknemer geldende salaris. b. de overige uren worden doorbetaald overeenkomstig het bepaalde in artikel 8.1 lid 1 onder b en lid 2. c. de overeenkomstig sub a en/of sub b genoten inkomsten kunnen afzonderlijk dan wel tezamen ten hoogste 100% bedragen van het bruto salaris als bedoeld in artikel 8.1 lid 2 en nooit minder dan 70%, met een minimum van het voor de werknemer geldende wettelijk minimum (jeugd)loon. Artikel 8.1.3 Loonaanvulling vervroegde IVA-uitkering 1. Ingeval de werknemer, als gevolg van een vervroegde keuring als bedoeld in de WIA, gedurende de eerste 52 weken van ziekte als bedoeld in artikel 8.1 lid 1 onder a recht heeft op een IVA-uitkering als bedoeld in de WIA, heeft hij aanspraak op een aanvulling van de werkgever tot 100% van brutosalaris als bedoeld in artikel 8.1 lid 2. 2. Het brutosalaris wordt verminderd met: a. het bedrag van de uitkering door de werknemer ontvangen op grond van enige bij of krachtens de wet geldende verzekering of uitkeringsregeling alsmede een uitkering op grond van het arbeidsongeschiktheidspensioen ingevolge een pensioenregeling; b. het bedrag aan bruto salaris in of buiten dienstbetrekking door de werknemer genoten voor werkzaamheden die hij heeft verricht gedurende de tijd dat hij recht heeft op een IVA-uitkering als bedoeld in lid 1. Artikel 8.1.4 WIA 0-35% (dit artikel is alleen van toepassing op werknemers werkzaam bij Verpleeg- en Verzorgingshuizen ex artikel 1.1. lid 17 sub 1) CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 45 1. 2. De werknemer die na afloop van twee jaar ziekte als bedoeld in artikel 8.1. lid 1 onder a en b op grond van de claimbeoordeling ingevolge de WIA minder dan 35% arbeidsongeschikt is, heeft aanspraak op 100% van zijn salaris indien hij werkzaam is in zijn functie dan wel arbeid verricht op het niveau van zijn functie. Indien de werknemer een andere functie gaat vervullen, waarop een ander salaris van toepassing is, heeft de werknemer aanspraak op dat salaris. Het feit dat een werknemer voor 0-35% arbeidsongeschikt is verklaard, vormt als zodanig geen reden voor ontslag. Het voorgaande is niet gelijk te stellen met een absoluut ontslagverbod, de overige normale ontslaggronden blijven van toepassing. Artikel 8.1.5 Verlagen of vervallen van loondoorbetaling 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 7: 629 lid 3 en lid 6 BW, kan de werkgever de doorbetaling van het inkomen als bedoeld in artikel 8.1 lid 1 verlagen tot het in artikel 7: 629 lid 1 BW voorgeschreven niveau, indien blijkt dat de werknemer de verplichtingen die de werkgever - op grond van de wet en/of een eigen regeling - aan de zieke werknemer stelt, niet is nagekomen. 2. Het recht op loondoorbetaling als bedoeld in artikel 8.1 lid 1, kan door de werkgever geheel of gedeeltelijk vervallen verklaard worden, wanneer de aanspraak op uitkering ingevolge de ZW, WIA, WAO of WW geheel of gedeeltelijk komt te vervallen, tenzij dit aan de werkgever te wijten is. Artikel 8.1.6 WGA premie De werkgever mag op grond van artikel 34 lid 2 van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) een deel van de gedifferentieerde WGA-premie op het loon van de werknemer inhouden. Als de werkgever hiertoe overgaat geldt het volgende: zijn gedifferentieerde WGA-premie wordt verminderd met de opslag (‘rentehobbel’) op de gemiddelde premie, bedoeld in artikel 2.8 lid 2 van het Besluit Wfsv. Van het restant mag maximaal 50% op het loon van de werknemer worden ingehouden. Artikel 8.2.1 Plan van aanpak arbeidsomstandigheden De werkgever stelt een plan van aanpak inzake de arbeidsomstandigheden op. De werkgever draagt er zorg voor dat het plan van aanpak en de prioritering binnen dit plan aansluiten op de aard en de omvang van de binnen de instelling geconstateerde arborisico’s. De werkgever zal het plan van aanpak met het medezeggenschapsorgaan bespreken en evalueren. Artikel 8.2.2 Risico inventarisatie en evaluatie De werkgever zal ten behoeve van de door hem op grond van de Arbowet uit te voeren risico inventarisatie en evaluatie (RI&E) gebruik maken van het standaardmodel RI&E welke voor de branche Verpleeg- en Verzorgingshuizen ex artikel 1.1 lid 17 sub 1 in opdracht van sociale partners is ontwikkeld. Artikel 8.2.3 Ziekteverzuim De werkgever onderzoekt oorzaken van geconstateerde substantiële afwijkingen, bijvoorbeeld op een afdeling, van het gemiddelde ziekteverzuim binnen de instelling. De werkgever voert overleg met het medezeggenschapsorgaan over de noodzaak tot het treffen van maatregelen. Artikel 8.2.4 Arbozorgsysteem De werkgever hanteert een arbozorgsysteem. Artikel 8.2.5 Kwaliteit van de arbeid 1. De werkgever hanteert een methode van capaciteitsplanning in het kader van de kwaliteit van de arbeid en verstrekt hierover binnen de organisatie informatie. Daarmee wordt beoogd de medewerkers en het medezeggenschapsorgaan te betrekken bij de planning van de inzet van personeel in kwalitatieve en kwantitatieve zin. 2. De werkgever overlegt tenminste eenmaal per jaar met het medezeggenschapsorgaan over de toepassing van deze methode. 3. De werkgever is gehouden om verbeteracties te realiseren indien het medezeggenschapsorgaan of de werkgever knelpunten hebben geconstateerd. 4. Onder knelpunten als bedoeld in lid 3 worden in ieder geval verstaan frequent voorkomende ‘last-minute’ wijzigingen die een gebleken negatief effect hebben op de werklast en de werkdruk. De navolgende bepalingen (8.3.1 t/m 8.3.4) blijven voor de Verpleeg- en Verzorgingshuizen ex artikel 1.1 lid 17 sub 1 gehandhaafd in het kader van het overleg over de totstandkoming van de arbocatalogus. Artikel 8.3.1 Preventiebeleid fysieke belasting 1. De werkgever voert een preventief beleid, dat erop is gericht om de mate van blootstelling van werknemers aan fysieke overbelasting terug te dringen. Het beleid is gebaseerd op een door de werkgever opgesteld plan van aanpak preventiebeleid fysieke belasting. Bij de uitvoering van het beleid maakt hij gebruik van de door partijen ter beschikking gestelde instrumenten en richtlijnen. 2. Het Plan van Aanpak Preventiebeleid fysieke belasting als bedoeld in lid 1 bevat in ieder geval het volgende: a. de wijze van aanpak van de aan de hand van de in lid 1 bedoelde instrumenten en richtlijnen vastgestelde lacunes en/of verbeterpunten in het bestaande preventiebeleid; b. in samenhang met het onder a gestelde, de wijze van aanpak van de met behulp van de in lid 1 bedoelde instrumenten en richtlijnen vastgestelde mate van fysieke overbelasting; c. ten aanzien van de aanpak van verbeterpunten als bedoeld onder a en b worden vastgelegd: de concrete maatregelen welke genomen zullen worden; het tijdpad waarbinnen de verschillende maatregelen genomen worden; CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 46 - 3. de prioritering van de te nemen maatregelen, welke gerelateerd is aan de mate van blootstelling aan fysieke overbelasting; de (eind)verantwoordelijke persoon, afdeling of onderdeel voor elk van de maatregelen afzonderlijk en voor het geheel van maatregelen gezamenlijk. d. Het plan van aanpak wordt in overleg met het medezeggenschapsorgaan vastgesteld en tenminste 1 maal per jaar geëvalueerd met het medezeggenschapsorgaan. De werknemer is gehouden zijn medewerking te verlenen aan maatregelen en activiteiten van de werkgever in het kader van de aanpak van fysieke overbelasting. Artikel 8.3.2 Preventiebeleid psychische belasting 1. De werkgever voert een preventief beleid dat erop is gericht om de mate van blootstelling van werknemers aan te hoge psychische belasting en werkdruk terug te brengen. Het beleid is gebaseerd op een door de werkgever opgesteld plan van aanpak preventiebeleid psychische belasting en werkdruk. 2. De werknemer is gehouden zijn medewerking te verlenen aan maatregelen en activiteiten van de werkgever als bedoeld in lid 1. Artikel 8.3.3 Seksuele intimidatie 1. De werkgever zorgt er voor dat de werknemer zo veel mogelijk wordt beschermd tegen seksuele intimidatie en de nadelige gevolgen daarvan. 2. Onder seksuele intimidatie, als bedoeld in lid 1, wordt verstaan: ongewenste seksuele toenadering, verzoek om seksuele gunsten of ander verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag van seksuele aard waarbij tevens sprake is van een van de volgende punten: 3. a. Onderwerping aan dergelijk gedrag wordt, hetzij expliciet hetzij impliciet, gehanteerd als voorwaarde voor tewerkstelling van een persoon. b. Onderwerping aan of afwijzing van dergelijk gedrag door een persoon, wordt gebruikt of mede gebruikt als basis voor beslissingen die het werk van deze persoon raken. c. Dergelijk gedrag heeft het doel de werkprestaties van een persoon aan te tasten en/of een intimiderende, vijandige of onaangename werkomgeving te creëren. d. De werkgever kan een vertrouwenspersoon benoemen bij wie werknemers die met seksuele intimidatie worden geconfronteerd zich kunnen melden voor opvang, steun en advies. e. Indien de werkgever besluit tot het benoemen van een vertrouwenspersoon, kan het medezeggenschapsorgaan een bindende voordracht doen. f. De vertrouwenspersoon is alleen verantwoording schuldig aan de werkgever. g. De werkgever verschaft de noodzakelijke faciliteiten. h. Artikel 21 WOR aangaande bescherming van de rechtspositie wordt voor de functie van de vertrouwenspersoon van toepassing verklaard. 4. Indien de werkgever besluit tot het benoemen van een klachtencommissie die klachten over seksuele intimidatie onderzoekt, geschiedt de benoeming, de regeling van de samenstelling, werkwijze, taken en bevoegdheden van de klachtencommissie in overleg met het medezeggenschapsorgaan. 5. Indien de werknemer een geval van seksuele intimidatie bij de werkgever heeft gemeld, stelt de werkgever of een daartoe ingestelde klachtencommissie een onderzoek in. 6. Indien een werknemer wordt geconfronteerd met seksuele intimidatie heeft zij/hij het recht de werkzaamheden onmiddellijk te onderbreken zonder dat dit een dringende reden voor ontslag in de zin van artikel 7: 678 BW oplevert. In dat geval dient het voorval onmiddellijk bij de werkgever gemeld te worden. 7. In afwachting van het in lid 5 genoemde onderzoek heeft de werknemer het recht de werkzaamheden te weigeren die haar/hem opnieuw in contact brengen met degene tegen wie het onderzoek loopt. 8. De werkgever voorkomt dat de positie van de werknemer geschaad wordt als gevolg van het melden van een klacht over seksuele intimidatie. Artikel 8.3.4 Agressie en geweld 1. De werkgever zorgt er voor dat de werknemer zoveel mogelijk wordt beschermd tegen uitingen van agressie en geweld en de nadelige gevolgen daarvan. De werkgever voert hiertoe preventief beleid ten aanzien van agressie en geweld. 2. De werkgever zal regelingen treffen voor de opvang van werknemers die te maken hebben gekregen met agressie, geweld en traumatische ervaringen. De kosten van deze regeling komen voor rekening van de werkgever. 3. In de door de werkgever uit te voeren Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) zal aandacht worden besteed aan de onderwerpen agressie, geweld en de opvang in verband met traumatische ervaringen. Hoofdstuk 9 Bijdragen en uitkeringen Dit artikel treedt in werking per 1 januari 2008 met inachtneming van de navolgende overgangsmaatregel. Eigen instellingsregelingen die vóór 1 januari 2008 tussen de werkgever en de OR zijn overeengekomen op grond van artikel 1 lid 4 Uitvoeringsregeling J CAO-Thuiszorg respectievelijk artikel 10.1.1 lid 8 CAO-V&V, voor zover die afwijken van de per 1 januari 2008 geldende regeling uit deze CAO, blijven vanaf 1 januari 2008 gehandhaafd. Werkgever en OR zijn evenwel verplicht opnieuw overleg te voeren over deze instellingsregelingen tegen de achtergrond van de nieuwe vergoedingsregeling woon-werkverkeer van deze CAO. Indien werkgever en OR daarover geen overeenstemming bereiken, blijft de instellingsregeling ongewijzigd. CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 47 Met ingang van 1 januari 2011 geldt bovenstaande eveneens voor leden van BTN met uitzondering van artikel 9.2, die ingaat per juni 2011 voor leden van BTN . Artikel 9.1 Vergoedingen voor reiskosten 1. Aan de werknemer die op een vaste standplaats, de standplaats is bepalend voor het woon-werkverkeer, een door de werkgever aan te wijzen locatie, zijn werk verricht, wordt een tegemoetkoming gegeven in de kosten verbonden aan het eenmaal dagelijks heen en weer reizen van zijn woning naar die standplaats overeenkomstig het bepaalde in artikel 9.2 van deze regeling. 2. Aan de werknemer die zijn werk verricht bij cliënt(en) thuis en hiertoe rechtstreeks van zijn woning naar deze cliënt(en) reist, wordt een tegemoetkoming in de reiskosten gegeven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9.3.1 van deze regeling. 3. Aan de werknemer die op een vaste standplaats, een door de werkgever aan te wijzen locatie, zijn werk verricht en vanuit deze standplaats naar cliënt(en) thuis reist om daar werkzaamheden te verrichten òf op een andere door de werkgever aan te wijzen locatie zijn werk verricht, ontvangt: a. een vergoeding voor woon-werkverkeer als bedoeld lid 1 van dit artikel; b. voor het reizen van die standplaats naar cliënten thuis dan wel naar een door de werkgever aan te wijzen locatie een vergoeding overeenkomstig het bepaalde in artikel 9.3.1 en artikel 9.3.2. In afwijking van het bepaalde in artikel 9.3.2 eerste lid, onder punt a, geldt in dit geval voor alle kilometers een vergoeding van netto € 0,27, indien het bepaalde vervoermiddel auto of motor is. 4. Aan de werknemer die in opdracht van de werkgever in het kader van zijn werkzaamheden incidenteel reis- en verblijfkosten ter zake van dienstreizen moet maken worden deze kosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 9.4.2 vergoed. 5. Onder locatie wordt verstaan in de zin van dit artikel: een door de werkgever aan te wijzen plaats waar de werknemer zijn werk verricht. Onder locatie wordt niet verstaan de woning van een cliënt in de thuissituatie. Artikel 9.2 Vergoeding kosten woon- werkverkeer Met ingang van 1 juni 2011 geldt dit artikel eveneens voor leden van BTN. 1. Aan de werknemer wordt een tegemoetkoming gegeven in de kosten verbonden aan het eenmaal dagelijks heen en weer reizen van zijn woning naar zijn standplaats, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden. 2. Onder de in het eerste lid genoemde kosten worden verstaan de reiskosten gebaseerd op de laagste klasse van het openbaar vervoer alsmede de kosten voortvloeiend uit gebruik van brug, tunnel of veer. 3. Het bedrag van de vergoeding als bedoeld in het eerste lid bedraagt maximaal € 125,15 * /€ 127,03.** per maand. Op het bedrag van de vergoeding komt in mindering een eigen bijdrage van de werknemer van € 59,53*/ € 60,42 **. 4. Voor de werknemer, die gebruik maakt van eigen vervoer wordt de vergoeding met inachtneming van het bepaalde in het derde lid gefixeerd op het tarief, dat met inachtneming van het aantal af te leggen kilometers, bij vervoer per trein laagste klasse geldt. 5. Voor werknemers met wie in het kader van een deeltijd arbeidsduur is overeengekomen dat gemiddeld minder dan vijf dagen per week wordt gereisd, wordt het bedrag van de tegemoetkoming alsmede van de eigen bijdrage als bedoeld in lid 3 naar rato van het aantal werkdagen vastgesteld. 6. Op verzoek van de werkgever dient de werknemer de bescheiden over te leggen waaruit het bedrag van de tegemoetkoming kan worden vastgesteld. 7. De in de leden 3 en 4 genoemde bedragen worden gelijktijdig met de wijziging van de vervoertarieven van de NS aangepast. 8. De werkgever kan in overleg met de OR dan wel de PVT een afwijkende regeling treffen voor (de) werknemer(s) ten aanzien van de vergoeding voor het dagelijks heen en weer reizen van zijn woning naar zijn werk. Deze regeling treedt dan in de plaats van het bepaalde in de artikelen 9.1 en 9.2 Indien er geen overeenstemming is bereikt, blijft het bepaalde in de artikelen 9.1 en 9.2 van toepassing. * Per 1 januari 2010 ** Per 1 januari 2011 Artikel 9.3.1 Vergoeding reiskosten van huis naar cliënten in de wijk 1. Aan de werknemer als bedoeld in artikel 9.1 leden 2 en 3 onder b, wordt voor het reizen naar een cliënt in de wijk een vergoeding toegekend voor de aan zijn werk gerelateerde reis- en verblijfkosten volgens de navolgende bepalingen. 2. De werkgever bepaalt in overleg met de werknemer van welk van de in deze regeling genoemde vervoermiddelen wordt uitgegaan. 3. Indien de werkgever op basis van een met de ondernemingsraad overeengekomen regeling een vervoermiddel aan de werknemer beschikbaar stelt, wordt voor de daarmee afgelegde reizen geen vergoeding toegekend. 4. Werkgever en ondernemingsraad kunnen voor de vergoeding van reis- en verblijfkosten naast de onderhavige regeling aanvullende afspraken maken. De aanvullende afspraken die reeds bij de invoering van de wijziging van de onderhavige uitvoeringsregeling J CAO TZ (1 januari 2003, dan wel periode 1 van 2003) bestaan, blijven van kracht tenzij in overleg tussen werkgever en ondernemingsraad andere afspraken worden gemaakt. Dit laatste ingegeven door het totaal van kosten dat samenhangt met de kosten voortkomende uit deze bepaling. Artikel 9.3.2 Vergoedingsnormen per vervoermiddel 1. De vergoeding voor reiskosten is afhankelijk van het volgens artikel 9.3.1 lid 2 bepaalde vervoermiddel en wel als volgt: a. Auto/motor: voor de door de werknemer afgelegde eerste 10 kilometers per dag ontvangt de werknemer netto € 0,15 per kilometer. Voor alle afgelegde kilometers boven 10 kilometer per dag ontvangt de werknemer netto € 0,27 per kilometer. Bromfiets/scooter/snorfiets: de werknemer ontvangt per dag netto € 1,91 ongeacht het aantal afgelegde kilometers. CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 48 b. c. Fiets: de werknemer ontvangt per dag netto € 1,09 ongeacht het aantal afgelegde kilometers. Openbaar vervoer: de werknemer ontvangt een netto-vergoeding, berekend als volgt: • de werkelijke kosten op basis van het laagste klassetarief, indien aan de fiscale voorschriften voor belastingen premievrije vergoeding van de werkelijke kosten wordt voldaan (hetgeen bij de huidige wetgeving onder andere inhoudt dat de werknemer de vervoerbewijzen na gebruik bij de werkgever inlevert en de werkgever deze administreert); • indien niet aan de fiscale voorschriften voor vergoeding van de werkelijke kosten wordt voldaan, bijvoorbeeld indien per auto/motor wordt gereisd terwijl dit niet als uitgangspunt is afgesproken voor de vergoeding, wordt een bedrag toegekend op basis van de volgende tabel: Enkele reisafstand woning-werk: Vergoeding bij reizen op: 1 dag per week 2 dagen per week 3 dagen per week 4 of meer dagen per week – – – meer dan: 0 km tot en met: 10 km – 10 km 15 km € 16,25 per maand € 32,50 per maand € 48,75 per maand € 65,– per maand € 3,75 per week € 11,25 per week € 15,– per week € 22,75 per maand € 45,50 per maand € 68,25 per maand € 91,– per maand € 5,25 per week € 15,75 per week € 21,– per week € 32,50 per maand € 65,00 per maand € 97,50 per maand € 130,– per maand € 7,50 per week € 22,50 per week € 30,– per week 15 km 20 km 20 km € 7,50 per week € 10,50 per week € 15,00 per week Werkgever en werknemer kunnen voor de te hanteren vergoeding anders overeenkomen. 2. Voor zover de in het voorgaande lid genoemde vergoedingen in het kalenderjaar fiscaal bovenmatig zijn, worden zij geacht mede te strekken tot vergoeding van reiskosten die de werkgever in zoverre nog wel aanvullend belastingvrij kan vergoeden1. Artikel 9.4.1 Vergoeding extra kosten woon-werkverkeer 1. Aan de werknemer, op wie de regeling als bedoeld in artikel 9.1 lid 2 en artikel 9.1 lid 3 sub b niet van toepassing is, wordt een vergoeding verleend van de kosten verbonden aan het heen en weer reizen van zijn woning naar de plaats waar hij zijn werk moet verrichten ten gevolge van: gebroken diensten met een onderbreking langer dan 3 uren; een oproep in het kader van de bereikbaarheidsdienst; overwerk op uren die niet aansluiten op de normale arbeidstijd; aanwezigheidsdienst op uren die niet aansluiten op de normale arbeidstijd. 2. Onder reiskosten wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan: de kosten gebaseerd op de laagste klasse van het openbaar vervoer; indien de werknemer van eigen auto gebruik maakt: het bedrag van het tarief dat, met inachtneming van het aantal afgelegde kilometers, bij vervoer per trein laagste klasse geldt; bij een oproep al dan niet in het kader van de bereikbaarheidsdienst de werkelijk gemaakte reiskosten dan wel indien van een eigen auto gebruik wordt gemaakt een vergoeding van € 0,27 netto per km Artikel 9.4.2 Vergoeding reis- en verblijfkosten incidentele dienstreizen 1. Aan de werknemer die in opdracht van de werkgever in het kader van zijn werkzaamheden incidenteel reis- en verblijfkosten ter zake van dienstreizen moet maken worden deze kosten vergoed met inachtneming van de navolgende richtlijnen. Voor de verblijfkosten: de noodzakelijk gemaakte kosten. Voor de reiskosten: de kosten van openbaar vervoer op basis van laagste klasse tarief; een vergoeding van netto € 0,27 per kilometer indien de werknemer met toestemming van de werkgever van eigen auto gebruikt maakt. Dit bedrag wordt gelijktijdig met de wijziging van de vervoerstarieven van het openbaar vervoer aangepast. 2. Op verzoek van de werkgever dient de werknemer de bescheiden over te leggen waaruit het bedrag van de vergoeding kan worden vastgesteld. Voor een deel zijn de in artikel 9.3.2 genoemde vergoedingen lager dan de fiscale norm van € 0,19 per kilometer, voor kilometers die in verband met het werk worden gereisd. Voor een ander deel is sprake van fiscale bovenmatigheid. De fiscus staat toe om de ruimte die overblijft bij de lagere vergoedingen fiscaal ‘weg te strepen’ tegen (een deel) van de bovenmatige vergoedingen, waarmee de bovenmatigheid en dus de fiscale lasten kunnen worden beperkt. Deze handelwijze, door de fiscus ‘saldering’ genoemd, wordt alleen toegestaan wanneer in de regeling een bepaling wordt opgenomen, zoals bij lid 2 is gedaan, die voorziet in de mogelijkheid om (delen van) de ene vergoeding toe te rekenen aan een andere. 1 CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 49 3. De werkgever kan in overleg met de OR dan wel de PVT een afwijkende regeling treffen ten aanzien van het toekennen van een vergoeding aan (de) werknemer(s) voor de gemaakte reis- en verblijfkosten. Deze regeling treedt dan in de plaats van dit artikel. Indien er geen overeenstemming is bereikt, blijft dit artikel van toepassing. Artikel 9.5 Uitkering bij overlijden 1. Ingeval van overlijden van de werknemer wordt door de werkgever aan: a. de echtgeno(o)t(e) of relatiepartner, van wie de werknemer niet duurzaam gescheiden leefde, en bij ontstentenis van deze aan b. diens minderjarige kinderen, en bij ontstentenis van deze aan c. degene ten aanzien van wie de werknemer grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde, een uitkering verstrekt op basis van diens laatstgenoten salaris over de periode vanaf de dag na het overlijden tot en met de laatste dag van de derde maand na die waarin het overlijden plaatsvond. 2. De overlijdensuitkering wordt belasting- en premievrij uitbetaald met uitzondering van het salaris over de maand van overlijden. 3. Indien de overledene geen betrekkingen nalaat als hierboven genoemd, kan de werkgever de uitkering of een gedeelte daarvan doen toekomen aan de persoon of de personen, die daarvoor naar het oordeel van de werkgever op grond van billijkheidsoverwegingen in aanmerking komt/komen. 4. De overlijdensuitkering als bedoeld in het eerste lid wordt verminderd met het bedrag der uitkering ter zake van overlijden krachtens de ZW of de WAO/WIA. Artikel 9.6 Herregistratie sociaal-geneeskundigen De werknemer in een functie als sociaal-geneeskundige heeft recht op een vergoeding van kosten die samenhangen met de verplichting tot herregistratie op grond van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Stb. 1993, nr. 655). De vergoeding betreft zowel de doorbetaling van salaris over de binnen de werktijd vallende noodzakelijke bij- en nascholingstijd, inclusief activiteiten zoals intercollegiale toetsing, alsook de noodzakelijke kosten van de scholing. De werkgever behoudt ten aanzien van de door de werknemer gekozen vorm van bij- en nascholing het recht tot toetsing daarvan aan het belang van de organisatie. Artikel 9.7 Herregistratie specialist ouderengeneeskunde 1. De werknemer, werkzaam als specialist ouderengeneeskunde, heeft in het kader van de herregistratie ingevolge de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Stb. 1993, nr. 655) recht op vergoeding van kosten van noodzakelijke scholing. De voor scholing benodigde tijd wordt als werktijd aangemerkt. 2. Op de in het eerste lid bedoelde vergoeding bestaat alleen recht indien en voor zover deze kosten voortvloeien uit het Besluit houdende de algemene eisen voor de herregistratie van verpleeghuisartsen, Stct. 27 november 2008, nr. 231. Artikel 9.8.1 Wachtgeld 1. Aan de werknemer wiens arbeidsovereenkomst, niet op eigen verzoek, eindigt hetzij door opzegging door de werkgever na toestemming van de UWV WERKbedrijf op grond van het BBA; hetzij door ontslag na verkregen toestemming van de kantonrechter; hetzij op grond van een uitspraak van het Scheidsgerecht; hetzij op grond van een uitspraak van de gewone rechter. wordt, indien deze beëindiging geschiedt wegens: a. gehele of gedeeltelijke opheffing van zijn functie; b. reorganisatie waardoor zijn werkzaamheden geheel of gedeeltelijk overbodig zijn geworden; c. fusie, liquidatie of gehele dan wel gedeeltelijke sluiting van de instelling; d. onbekwaamheid van de werknemer, welke niet aan zijn schuld of toedoen is te wijten. De werknemer dient tenminste de leeftijd van 50 jaar te hebben bereikt alsmede 15 jaar of langer bij de werkgever of diens rechtsvoorganger in dienst te zijn; met ingang van de dag van het ontslag een wachtgeld toegekend. 2. Het wachtgeld wordt toegekend indien: aan de werknemer een uitkering ingevolge de WW is toegekend; en hij overigens al datgene doet wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van de in lid 4 sub a. genoemde uitkeringen. 3. Aan de werknemer, aan wie door de werkgever schriftelijk wordt medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst op een van de gronden, genoemd in het eerste lid, zal worden beëindigd, wordt, indien hij voor de dag van het ontslag een andere dienstbetrekking aanvaardt, waaraan een lager salaris is verbonden, met ingang van de dag van indiensttreding respectievelijk een aanvulling op dat salaris respectievelijk die inkomsten tot de hoogte van het wachtgeld toegekend. Het in dit lid bepaalde geldt overeenkomstig in geval van inkomsten uit bedrijf. 4. Voor de toepassing van de verdere bepalingen van deze wachtgeldregeling wordt onder wachtgeld verstaan de som van enerzijds: a. de uitkering ingevolge de WW, een eventuele uitkering ingevolge de ZW, de WAO, de WIA, alsmede de uitkering ingevolge een loonsuppletieregeling, alsmede de overbruggingsuitkering van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn dan wel, in het geval van een rechthebbende die geen aanspraak heeft op de overbruggingsuitkering, hetgeen de rechthebbende als flexpensioenuitkering, die verplicht tot uitkering komt, ingevolge de pensioenregeling van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn ontvangt; b. inkomsten uit arbeid of bedrijf, voor zover het vorige lid of artikel 9.8.6 lid 1 t/m 3 van toepassing is; c. anderzijds de aanvulling daarop van de werkgever. 5. De uitkering van wachtgeld geschiedt maandelijks met inachtneming van de voor de salarisbetaling geldende regelingen. CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 50 6. 7. Het recht op wachtgeld kan in overleg tussen de werkgever en de rechthebbende geheel of gedeeltelijk worden vervangen door een afkoopsom. De werkgever is in geval van sluiting van de instelling verplicht tijdig maatregelen te nemen die financiering van de wachtgeldverplichting waarborgen. Artikel 9.8.2 Duur van het wachtgeld 1. Het wachtgeld wordt toegekend gedurende drie maanden, vermeerderd met drie maanden voor elk vol dienstjaar, met dien verstande dat bij toepassing van deze bepaling de duur van het wachtgeld is gemaximeerd tot de duur van de voor de betreffende (ex)werknemer geldende loongerelateerde WW-uitkering. 2. Voor de werknemer die binnen vijf jaren na de datum van het ontslag de pensioengerechtigde leeftijd zal bereiken en daarenboven op de datum van het ontslag tenminste 10 dienstjaren bij de instelling zal hebben volbracht, wordt de duur van het wachtgeld verlengd tot het bereiken van die leeftijd. 3. Tijdens de in de leden 2 en 3 van dit artikel vermelde verlengde wachtgeldperiode is het bepaalde van artikel 9.8.3 lid 1 met betrekking tot de hoogte van het wachtgeld van toepassing. 4. Voor de bepaling van het aantal dienstjaren als bedoeld in het eerste lid, tellen de jaren mee die de werknemer heeft doorgebracht bij de huidige werkgever en diens rechtsvoorganger(s). Artikel 9.8.3 Hoogte van het wachtgeld 1. Het wachtgeld is gedurende de eerste zes maanden gelijk aan het laatstgenoten salaris en bedraagt vervolgens gedurende de volgende drie maanden 80%, gedurende de daarop volgende twee jaren 75% en vervolgens 70% van het salaris. De berekeningsgrondslag voor het wachtgeld is het laatstgenoten brutosalaris van de rechthebbende, vermeerderd met het bedrag der vakantiebijslag en structurele eindejaarsuitkering, berekend over een maand waarop de rechthebbende op de dag voorafgaand aan zijn ontslag aanspraak had of zou hebben gehad bij waarneming van zijn functie. Indien dit salaris geheel of gedeeltelijk uit wisselende inkomsten bestaat, geldt ten aanzien van deze inkomsten als laatstelijk genoten salaris of als deel daarvan het gemiddelde salaris over de laatste twaalf volle kalendermaanden aan het ontslag voorafgaand. Als deel van de berekeningsgrondslag geldt tevens het bedrag dat over de twaalf volle kalendermaanden, voorafgaand aan het ontslag, gemiddeld aan toelage inconveniënte uren is toegekend. Gedurende de wachtgeldperiode bedraagt het wachtgeld nooit minder dan 80% van het minimumloon als bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. 2. Indien de wachtgeldgerechtigde een overbruggingsuitkering geniet als bedoeld in het reglement van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn, dan wel, in het geval van een rechthebbende die geen aanspraak heeft op de overbruggingsuitkering, hetgeen de rechthebbende als flexpensioenuitkering, die verplicht tot uitkering komt, ingevolge de pensioenregeling van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn ontvangt, wordt deze uitkering aangevuld tot de hoogte van het wachtgeld als omschreven in dit artikel. 3. Algemene loonaanpassingen zoals van toepassing voor deze CAO, die door de wachtgeldgerechtigde zouden zijn genoten indien betrokkene in dienst zou zijn gebleven, zullen bij de berekening van het wachtgeld in aanmerking worden genomen. Alsdan worden voor de berekening van het netto-inkomen de op dat moment geldende premiehoogten in acht genomen. 4. Indien tengevolge van de al dan niet geleidelijke vermindering van de individuele werkzaamheden de toepassing van het in de voorafgaande leden bepaalde tot voor de wachtgeldgerechtigde ongunstige resultaten zou leiden, wordt in zijn voordeel van die bepalingen afgeweken. Artikel 9.8.4 Pensioenbijdrage 1. Gedurende de periode waarin de rechthebbende aanspraak heeft op wachtgeld, heeft hij, in geval van vrijwillige voortzetting – voor ten minste de helft – van de deelneming in de pensioenregeling die op hem van toepassing was, als tegemoetkoming in de kosten hiervan recht op de helft van het werkgeversaandeel in de pensioenpremie dat de werkgever voor de rechthebbende over de volle maand voorafgaande aan het ontslag verschuldigd was, respectievelijk bij een wijziging van het premiepercentage verschuldigd zou zijn geweest, ware deze wijziging reeds in evenbedoelde maand van kracht geweest. 2. Het in lid 1 bepaalde is alleen van toepassing indien de rechthebbende zélf met betrekking tot de in lid 1 bedoelde voortzetting (ten minste) de helft van het werknemersaandeel in de pensioenpremie dat de rechthebbende over de volle maand voorafgaande aan het ontslag verschuldigd was, respectievelijk bij een wijziging van het premiepercentage verschuldigd zou zijn geweest, ware deze wijziging reeds in evenbedoelde maand van kracht geweest, voor zijn rekening neemt. 3. De rechthebbende die gedurende de periode waarin aanspraak op wachtgeld bestaat op enig moment in aanmerking zou komen voor gebruikmaking van de Overbruggingsregeling van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn heeft, in geval van volledige vrijwillige voortzetting van de deelneming in de pensioenregeling, als tegemoetkoming in de kosten hiervan recht op het werkgeversaandeel in de pensioenpremie dat de werkgever voor de rechthebbende over de volle maand voorafgaande aan het ontslag verschuldigd was, respectievelijk bij een wijziging van het premiepercentage verschuldigd zou zijn geweest, ware deze wijziging reeds in evenbedoelde maand van kracht geweest. 4. Het in lid 3 bepaalde is alleen van toepassing indien de rechthebbende zélf met betrekking tot de in lid 3 bedoelde voortzetting het werknemersaandeel in de pensioenpremie dat de rechthebbende over de volle maand voorafgaande aan het ontslag verschuldigd was, respectievelijk bij een wijziging van het premiepercentage verschuldigd zou zijn geweest, ware deze wijziging reeds in evenbedoelde maand van kracht geweest, voor zijn rekening neemt. 5. De rechthebbende is, voor zover mogelijk, verplicht een uitkering uit het Fonds Voorheffing Pensioenverzekering aan te vragen. Een uitkering uit dit fonds wordt in mindering gebracht op de in dit artikel bedoelde tegemoetkoming in de pensioenpremie gedurende de wachtgeldperiode. CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 51 Artikel 9.8.5 Verplichtingen van de werknemer / wachtgeldgerechtigde 1. De werknemer is verplicht na aanzegging van het ontslag direct ervoor zorg te dragen dat hij als werkzoekende wordt ingeschreven bij het UWV WERKbedrijf 2. De werknemer/wachtgeldgerechtigde is verplicht gebruik te maken van een hem geboden mogelijkheid om inkomsten uit arbeid of bedrijf te verkrijgen, tenzij hij aantoont dat het nakomen van deze verplichting redelijkerwijs niet kan worden gevergd. 3. De werknemer/wachtgeldgerechtigde is verplicht aan de werkgever direct opgave te doen van het bedrag van de inkomsten uit arbeid of bedrijf en/of van het bedrag dat aan uitkering op grond van een wettelijke regeling wordt ontvangen. Desgevraagd dient hij alle gewenste inlichtingen en bewijsstukken te verschaffen. Artikel 9.8.6 Vermindering van het wachtgeld 1. Indien de wachtgeldgerechtigde met ingang van of na de dag waarop het wachtgeld is ingegaan, inkomsten uit arbeid of bedrijf geniet, worden deze inkomsten op het wachtgeld in mindering gebracht, indien en voor zover zij tezamen met het wachtgeld meer bedragen dan het laatstgenoten salaris. 2. Het onder 1 bepaalde vindt overeenkomstig toepassing ten aanzien van inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf, ter hand genomen gedurende non-activiteit, vakantie of verlof, onmiddellijk voorafgaande aan het ontslag, ter zake waarvan het wachtgeld is toegekend. 3. Het onder 1 bepaalde vindt eveneens toepassing wanneer de rechthebbende arbeid of bedrijf ter hand heeft genomen vóór de dag van het ontslag, anders dan bedoeld in de voorafgaande leden, en na die dag uit die arbeid of dat bedrijf inkomsten of meer inkomsten gaat genieten. Dit geldt evenwel niet als de belanghebbende aannemelijk maakt dat die inkomsten of vermeerdering van inkomsten of een gedeelte daarvan noch het gevolg zijn van verhoogde werkzaamheden noch verband houden met het ontslag. In dit laatste geval worden die inkomsten, die meerdere inkomsten of dat gedeelte daarvan niet in aanmerking genomen voor de toepassing van het eerste lid. 4. Indien op de WW-uitkering van een werknemer een strafkorting wordt toegepast zal de verplichting van de werkgever tot aanvulling als bedoeld in artikel 9.8.3 overeenkomstig worden aangepast en kan de werknemer geen beroep doen op loonbetaling ex artikel 7:629 BW. 5. Indien de inkomsten uit bedrijf of arbeid als bedoeld in lid 1 leiden tot een (gedeeltelijke) korting op de wettelijke uitkering dan gaat het gedeelte van de inkomsten dat in mindering wordt gebracht op de wettelijke uitkering tot het begrip wachtgeld behoren. Artikel 9.8.7 Verval van het wachtgeld 1. Het wachtgeld vervalt: a. met ingang van de dag, volgend op die waarop de werknemer is overleden; b. met ingang van de dag, waarop de werknemer aanspraak gaat maken op ouderdomspensioen invaliditeitspensioen ingevolge het reglement van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn, uit hoofde van de betrekking waaruit hij met wachtgeld is ontslagen; c. indien de wachtgeldgerechtigde weigert aan de hem in artikel 9.8.5 opgelegde verplichtingen te voldoen; d. indien één van de in artikel 9.8.1 lid 4 genoemde uitkeringen wordt stopgezet, omdat de wachtgeldgerechtigde niet het bepaalde in artikel 9.8.1 lid 2 tweede gedachtestreepje, in acht neemt. Hangende een beroepsprocedure krachtens genoemde wettelijke regelingen wordt de uitkering van het wachtgeld opgeschort. 2. Het wachtgeld kan door de werkgever vervallen worden verklaard indien de wachtgeldgerechtigde onvoldoende medewerking geeft aan een geneeskundig onderzoek dat strekt tot het aanvragen van invaliditeitspensioen of van een wettelijke uitkering wegens arbeidsongeschiktheid. Artikel 9.8.8 Uitkering bij overlijden 1. Ingeval van overlijden van de wachtgeldgerechtigde wordt door de werkgever aan: a. de echtgeno(o)t(e) of relatiepartner, van wie de wachtgeldgerechtigde niet duurzaam gescheiden leefde, en bij ontstentenis van deze aan b. diens minderjarige kinderen, en bij ontstentenis van deze aan c. degene ten aanzien van wie de wachtgeldgerechtigde grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde, een uitkering verstrekt ter grootte van het wachtgeld dat over de eerste drie maanden volgend op de maand van overlijden zou zijn uitgekeerd. 2. Indien de overledene geen betrekkingen nalaat als hierboven genoemd, kan de werkgever de uitkering of een gedeelte daarvan doen toekomen aan de persoon of de personen, die daarvoor naar het oordeel van de werkgever op grond van billijkheidsoverwegingen in aanmerking komt/komen. 3. De overlijdensuitkering als bedoeld in het eerste lid vervalt indien en voor zover ter zake van overlijden uitkeringen worden verstrekt krachtens de sociale verzekeringswetten. Artikel 9.8.9 Bijzondere regelingen 1. Wanneer bij de nieuwe werkgever geen regeling voor vergoedingen van verhuiskosten van kracht is, zal aan hen die een eigen huishouding voeren bij verhuizing binnen één jaar na beëindiging van het dienstverband eenmaal een tegemoetkoming worden gegeven ten bedrage van eenmaal het maandsalaris met een minimum van tweemaal het voor de werknemer geldende minimumloon per maand, indien de afstand van de woonplaats naar de nieuwe werkplaats zo groot is, dat hij redelijkerwijs dient te verhuizen. 2. a. Bestaande toezeggingen aan de wachtgeldgerechtigde ter zake van vergoedingen van studiekosten blijven gedurende de wachtgeldperiode gehandhaafd. CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 52 b. Vergoeding voor studiekosten geschiedt voor 100% wanneer de opleiding het gevolg is van herplaatsing binnen de instelling wegens reorganisatie of opheffing van de dienst waar de werknemer werkzaam is. (Sub c geldt voor werknemers in dienst van V&V-instelling) c. Indien de wachtgeldgerechtigde voor de datum van ontslag deelnemer van IZZ was, blijft gedurende de wachtgeldperiode het deelnemerschap op voet van het bepaalde in Bijlage A artikel 2 en verder van de CAO bestaan. Artikel 9.8.10 Positieve afwijking wachtgeldregeling In geval er sprake is van een situatie van een sociaal plan als bedoeld in artikel 12.2 Hoofdstuk Fusie en reorganisatie, overeen te komen met de (regionale) werknemersorganisaties in verband met (dreigend) collectief ontslag, is de werkgever verplicht met werknemersorganisaties te overleggen over de wachtgeldregeling, waarbij een positieve afwijking ten opzichte van de wachtgeldregeling uit deze CAO moet worden afgesproken. Hoofdstuk 10 Medezeggenschap en faciliteiten werknemersorganisaties Artikel 10.1 Extra bevoegdheden ondernemingsraad 1. De OR wordt door de ondernemer in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over een door hem voorgenomen besluit tot benoeming van een lid van het bestuur respectievelijk lid van de Raad van Toezicht; hierbij wordt de procedure overeenkomstig artikel 30 van de WOR toegepast. 2. Deze bepaling treedt in werking per 1 januari 2011 De werkgever bespreekt eenmaal per jaar het werktijdenbeleid met de OR. Hierbij komt in elk geval de medezeggenschap van de werknemers bij het vaststellen van de werktijden aan de orde. 3. Deze bepaling treedt in werking per 1 januari 2011 De werkgever spant zich in om samen met de OR in het kader van het arbobeleid aandacht te besteden aan de thema’s werkdruk en veiligheid. 4. Deze bepaling treedt in werking per 1 januari 2011 De werkgever overlegt eenmaal per jaar met de OR over het contractenbeleid. In dit overleg komen zowel vanuit het perspectief van de organisatie als vanuit het perspectief van de werknemers in ieder geval de volgende onderwerpen aan de orde: 1. het aangaan van grotere contracten en het opplussen van deeltijdcontracten; 2. knelpunten inzake de uitvoering van de werktijdenregeling. 5. Deze bepaling treedt in werking per 1 januari 2011 De werkgever stelt jaarlijks in overleg met de ondernemingsraad een scholingsplan en het daarvoor benodigde budget vast. Het scholingsbudget bedraagt tenminste 2% van de loonsom van de werkgever. Het scholingsplan bevat functiegerichte, beroepsgerichte en op inzetbaarheid gerichte scholing en een faciliteitenregeling. Artikel 10.2 Verlof in verband met lidmaatschap werknemersorganisatie 1. a. De werkgever stelt de werknemer in de gelegenheid deel te nemen aan activiteiten van de werknemersorganisaties, waarvan hij lid is. De werknemer verkrijgt daarbij betaald verlof, tot een totaal van 200 uur per jaar, indien deelneming aan deze activiteiten geschiedt op uren waarop hij volgens arbeidsovereenkomst inzetbaar is. b. Onder activiteiten van de werknemersorganisaties worden verstaan: statutaire vergaderingen dan wel vergaderingen van statutaire regionale organen voor zover de werknemer als bestuurslid en/of afgevaardigde is aangewezen; conferenties, landelijke en regionale vergaderingen en werkgroepen voor zover de werknemer daartoe door het hoofdbestuur is uitgenodigd; cursussen voor zover de werknemer deze geeft of daaraan deelneemt op verzoek van het hoofdbestuur. c. Onder werknemersorganisatie wordt verstaan: 1. een vereniging van werknemers die partij is bij deze CAO; 2. een vakcentrale, waarbij een vereniging als bedoeld onder 1 is aangesloten; 3. de Federatie van Beroepsorganisaties in de Zorg en daaraan gerelateerd onderwijs en onderzoek (FBZ), voor zover de werknemer op wie het in dit lid bepaalde van toepassing is, lid is van een onder 1 bedoelde vereniging of bestuurslid is van de FBZ en het bestuurlijke activiteiten voor de FBZ betreft; 4. een vereniging van werknemers die een samenwerkingsovereenkomst heeft met een onder 1 bedoelde vereniging; als zodanig geldt bij inwerkingtreding van deze CAO: Nederlandse Vereniging van Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundigen; Nederlandse Vereniging van Creatief Therapeuten; Vereniging voor Psychodiagnostisch werkenden (VVP). Wanneer, gelet op het hiervoor bepaalde, dit aantal verenigingen uitgebreid wordt, zullen partijen bij deze CAO hiervan aan de werkgever mededeling doen. 2. De werknemer die vakbondsconsulent is bij een instelling met tenminste 200 FTE wordt vier uur per week vrijgesteld voor de taken van de consulent. Per instelling kunnen maximaal 5 vakbondsconsulenten (1 per werknemersorganisatie, partij bij deze CAO) worden vrijgesteld. Artikel 10.3 Rechtsbescherming vakbondsconsulenten De werknemer die werkzaamheden verricht als vakbondsconsulent binnen de instelling, geniet dezelfde rechtsbescherming als op grond van de Wet op de ondernemingsraden geldt voor leden van de ondernemingsraad. CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 53 Artikel 10.4 Verzorgende en Verpleegkundige Adviesraad Om bij te dragen aan de professionaliteit en kwaliteit van de verzorgende en verpleegkundige zorg bevelen CAO-partijen de instelling van een Verzorgende en Verpleegkundige Adviesraad aan. Hoofdstuk 11 Functiewaardering Artikel 11.1 Uitgangspunten FWG De functie van de werknemer is met in achtneming van het onderstaande door de werkgever ingedeeld in één van de functiegroepen 5, 10, 15, 20, 25, 30, 35, 40, 45, 50, 55, 60, 65, 70, 75 en 80. De indeling als voornoemd volgt uit de toepassing van het actuele computerondersteunende systeem FWG Basis voor de indeling is de daadwerkelijk uitgeoefende functie, vastgelegd in een desbetreffende functiebeschrijving conform door CAO-partijen overeengekomen kwaliteitscriteria. Indeling van de functie op basis van het FWG functiewaarderingssysteem vindt plaats na vaststelling van de functie overeenkomstig de desbetreffende functiebeschrijving. Bij het vaststellen van de functiebeschrijving alsmede bij het vaststellen van de waardering en de indeling van de functie die de werknemer vervult geldt de procedure zoals bedoeld in dit hoofdstuk. De werkgever geeft aan wie binnen de instelling bevoegd is tot het beheer van de FWG instellingsbestanden (systeemdeskundige) en tot het maken van een indelingsvoorstel met het FWG-systeem (indelers). De werkgever waarborgt een juiste systeemtoepassing en draagt in dit verband zorg voor adequate opleiding en training van FWGdeskundigen en indelers. De werkgever dan wel de werknemer heeft recht op inzage om niet in het FWG functiewaarderingssysteem en de relatie hiervan met de indeling van de functie in de functiegroepen als bedoeld in artikel 11.1 resp. artikel 3.1.2 De werkgever dan wel werknemer richten hiertoe een verzoek aan CAO-partijen. Artikel 11.2.1 Herindeling 1. Na de eenmalige indeling van functies volgens het nieuwe functiewaarderingssysteem zullen er zich regelmatig situaties voordoen, waarin (indeling of) herindeling van functies moet plaatsvinden. De in dit hoofdstuk opgenomen herindelingsprocedure kan worden aangevangen niet eerder dan één jaar na de datum van het (her)indelingsbesluit waarbij de functie laatstelijk is vastgesteld bij de (her)indeling. 2. Uitgangspunten bij de herindeling: a. Wijzigingen van en aanvullingen op het functiemateriaal. Indien partijen bij de CAO overeenkomen om het systeem of de systeeminhoud aan te passen, dan dient de werkgever tot heroverweging van (een) bestaande functie-indeling(en) over te gaan, indien en voor zover de aanpassingen direct betrekking hebben op die bestaande functie-indeling(en). b. Wezenlijke verandering van de functie-inhoud. De werkgever dient tot toetsing c.q. heroverweging van (een) functie-indeling(en) over te gaan, overeenkomstig de in dit hoofdstuk opgenomen procedure, indien sprake is van wezenlijke verandering van de inhoud van (een) functie(s). Wanneer redelijkerwijs verondersteld mag worden dat de functie-inhoud en/of functie-eisen niet meer aansluiten bij de functie of het niveau, zoals deze laatstelijk is vastgelegd bij de (her)indeling, is sprake van een wezenlijke verandering van een functie. 3. Indien de werkgever een nieuwe functie voorlopig heeft ingedeeld kan de werknemer 6 maanden na deze voorlopige indeling een schriftelijk en gemotiveerd verzoek tot herindeling indienen. Vervolgens zal de werkgever binnen 3 maanden overgaan tot het starten van de herindelingsprocedure. Artikel 11.2.2 Herindelingsprocedure Op basis van de bij a en b omschreven uitgangspunten kan zowel de werkgever als de werknemer het initiatief nemen tot het starten van een herindelingsprocedure. De herindelingsprocedure vindt plaats in de volgende fasen; a. In fase 1 vindt plaats: een toetsing door de werkgever (dan wel een door de werkgever daartoe aangewezen functionaris) van het initiatief tot herindeling; dan wel een nadere overweging door de werkgever of en zo ja welke de gevolgen zijn van wijzigingen van en/of aanvullingen op het systeem. Bij de beoordeling of sprake is van een wezenlijke verandering van de functie-inhoud dient de inhoud van de functie van betrokken werknemer te worden geïnventariseerd. Alsdan kan worden bezien in hoeverre tot wijziging van het laatstelijk vastgestelde indelingsniveau dient te worden gekomen. b. In fase 2 legt de werkgever de functiebeschrijving voor aan de werknemer. c. In fase 3 stelt de werkgever de waardering van de functie vast en biedt dit overeenkomstig het bepaalde in artikel 11.2.4 van dit hoofdstuk aan de werknemer aan. Artikel 11.2.3 Vaststellen functiebeschrijving 1. De werkgever neemt een voorlopig besluit over de functiebeschrijving van de werknemer en legt dit aan de werknemer voor. 2. Indien de werknemer niet instemt met het voorlopige besluit als bedoeld in lid 1, kan hij bezwaar maken bij de werkgever. Het bezwaar dient schriftelijk en met redenen omkleed bij de werkgever te worden ingediend, binnen een termijn van 30 dagen, hetzij een binnen de instelling in overeenstemming met de OR nader bepaalde termijn, nadat de werkgever de werknemer over het voorlopig besluit tot vaststelling van zijn functie heeft geïnformeerd. CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 54 3. 4. De werkgever wint binnen 14 dagen na ontvangst van het bezwaarschrift advies in bij de door de werkgever ingestelde Interne Bezwaren Commissie FWG (IBC). De taak, samenstelling en werkwijze van de IBC FWG wordt vastgelegd in een tussen de werkgever en de OR overeengekomen reglement. De werkgever beslist en informeert de werknemer schriftelijk binnen een termijn van 30 dagen na ontvangst van het advies van de IBC-FWG inzake het bezwaarschrift van de werknemer definitief over de vaststelling van de functiebeschrijving, hetzij een binnen de instelling in overeenstemming met de OR nader bepaalde termijn. Toelichting Het besluit in lid 4 betekent het einde van de procedure binnen de instelling van de vaststelling van de functiebeschrijving van de werknemer. Indien de werknemer het niet eens is met het definitieve besluit van de werkgever is er sprake van een geschil betreffende de arbeidsovereenkomst. Artikel 11.2.4 Waardering en indeling van de functie 1. Met behulp van het FWG functiewaarderingssysteem bepaalt de werkgever de FWG waardering en indeling van de functie. 2. Na de vaststelling van de waardering en de indeling van de functie vindt een herindelingsgesprek plaats tussen de werkgever (dan wel een door de werkgever daartoe aangewezen functionaris) en de werknemer over de waardering en indeling van de functie. De werknemer kan zich tijdens dit gesprek laten bijstaan door een derde. 3. Van het gesprek als bedoeld in het vorige lid wordt een verslag gemaakt. Indien in dit gesprek wordt overeengekomen een tweede gesprek te voeren wordt van dit gesprek, en de eventueel daarop volgende gesprekken door de werkgever een verslag gemaakt. 4. De werknemer ontvangt binnen 14 dagen na het gesprek als bedoeld in lid 2 een voorlopig herindelingsvoorstel en het gespreksverslag. 5. Indien de werknemer akkoord gaat met het herindelingsvoorstel dient hij dit binnen 30 dagen na ontvangst van het voorstel schriftelijk aan de werkgever kenbaar te maken. 6. De werkgever bevestigt binnen 14 dagen na het akkoord van de werknemer het herindelingsvoorstel en stelt de werknemer schriftelijk op de hoogte van het definitieve besluit conform het voorstel. 7. Indien de werknemer niet akkoord gaat met het herindelingsvoorstel dan dient hij binnen 30 dagen na ontvangst van het herindelingsvoorstel schriftelijk en gemotiveerd bij de werkgever een bezwaar in te dienen. 8. De werkgever wint binnen 14 dagen na ontvangst van het bezwaarschrift advies in bij de Interne Bezwaren Commissie FWG, ter zake van het bezwaar van de werknemer betreffende de waardering en indeling van de vastgestelde functie. 9. De werkgever beslist en informeert de werknemer schriftelijk binnen een termijn van 30 dagen na ontvangst van het advies van de IBC-FWG inzake het bezwaarschrift van de werknemer hetzij een binnen de instelling in overeenstemming met de OR nader bepaalde termijn over de definitieve waardering en indeling van de functie. Hoofdstuk 12 Fusie en reorganisatie Artikel 12.1 Toepasselijkheid Fusiegedragsregels 1. Het SER-besluit “Fusiegedragsregels 2000 ter bescherming van de belangen van werknemers” (SER-fusiecode) is van toepassing op fusies waarbij een organisatie betrokken is die valt onder de werkingssfeer van deze CAO. 2. Met fusie wordt gelijkgesteld elke vorm van overdracht van zeggenschap over een (deel van een) organisatie aan een andere rechtspersoon. 3. De SER-fusiecode is van toepassing, ongeacht het aantal werknemers in een bij de fusie betrokken organisatie. Artikel 12.2 Bepalingen bij reorganisatie/gedwongen ontslagen 1. Dit artikel is van toepassing op reorganisatie en/of vermindering of beëindiging van werkzaamheden, waaronder tevens begrepen de situatie waarin deze het directe gevolg zijn van een aanbesteding in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). 2. Indien de werkgever overgaat tot een reorganisatie van (een deel van) de organisatie die een aanmerkelijke wijziging tot gevolg heeft in de arbeidssituatie van in totaal 20 of meer werknemers op één of meer binnen het tijdsverloop van de totale reorganisatie gelegen tijdstippen, dient hij een voorlopig reorganisatieplan op te stellen. 3. Wanneer sprake is van een zodanige vermindering of beëindiging van de werkzaamheden dan wel reorganisatie van (een deel van) de organisatie dat in totaal 20 of meer werknemers moeten worden ontslagen, op één of meer binnen het tijdsverloop van de totale reorganisatie gelegen tijdstippen, dient de werkgever een voorlopig afvloeiings- en/of reorganisatieplan op te stellen. 4. Voor zover er bij de in de leden 2 en 3 bedoelde situaties sprake is van rechtspositionele gevolgen voor de betrokken werknemers, voert de werkgever daarover tijdig overleg met de werknemersorganisaties, partij bij deze CAO. 5. Nadat zowel het overleg met de ondernemingsraad alsook het overleg met de werknemersorganisaties is gevoerd, stelt de werkgever het reorganisatie- en/of afvloeiingsplan definitief vast. Hij brengt dit ter kennis van zowel de ondernemingsraad als de werknemersorganisaties. Na de uitvoering van het reorganisatieplan ontvangt de ondernemingsraad het nieuwe organisatieschema van de werkgever. 6. De werkgever beargumenteert ontslagaanzeggingen schriftelijk. 7. Binnen het kader van dit artikel wordt met ontslag gelijkgesteld ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 12.3 Overname personeel WMO (Dit artikel treedt in werking voor inschrijvingen op gemeentelijke opdracht tot het leveren van WMO huishoudelijke verzorging vanaf het moment dat de deze bepaling Algemeen Verbindend is verklaard). CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 55 In aanvulling op de overlegplicht van artikel 10a Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Stb. 2006, 351 en Stb. 2009, 346) gelden, in het kader van het aangaan respectievelijk in het kader van wijzigingen in de contractuele betrekkingen tussen de werkgever en de gemeente inzake de opdracht tot het leveren van WMO huishoudelijke verzorging in natura, voor de bij dit overleg betrokken werkgevers de navolgende leden: 1. Werkingssfeer a. Verliezende werkgever: de werkgever die de opdracht tot het verlenen van huishoudelijke verzorging ingevolge de WMO zorg in natura van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente heeft verloren of wiens gegunde opdracht is verminderd. b. Verkrijgende werkgever: de werkgever die de opdracht tot het verlenen van huishoudelijke verzorging ingevolge de WMO zorg in natura van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente heeft verkregen of wiens gegunde opdracht is vermeerderd. c. Werknemer: de werknemer die uitsluitend of in hoofdzaak uitvoerende werkzaamheden verricht bij cliënten in het kader van hulp bij het huishouden voor wie door het verlies van de opdracht geen arbeid meer beschikbaar is bij de verliezende werkgever. d. Deze regeling geldt niet indien de Wet overgang ondernemingen als bedoeld in de artikelen 7: 662 tot en met 7: 666 BW van toepassing is, waarbij de rechten en verplichtingen die op dat tijdstip voor de werkgever voortvloeien uit een arbeidsovereenkomst tussen hem en de daar werkzame werknemer(s) bij overgang van rechtswege overgaan op de verkrijgende werkgever. 2. Verplichtingen a. De werkgever die inschrijft op een gemeentelijke opdracht tot het leveren van WMO huishoudelijke verzorging in natura, vermeldt de verplichtingen ingevolge deze regeling in de offerte. b. De verliezende werkgever(s) en de verkrijgende werkgever(s) treden gezamenlijk in overleg over de overname door de verkrijgende werkgever(s) van de bij de verliezende werkgever in dienst zijnde werknemers, voor wie door het verlies van de opdracht geen arbeid meer beschikbaar is. c. De in sub b genoemde werkgevers stellen de betrokken gemeente(n) op de hoogte van dit overleg met het verzoek hieraan deel te nemen met als doel te komen tot concrete afspraken over een inhoudelijke bijdrage van de gemeente op grond van de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor (behoud van) de locale werkgelegenheid. d. De verliezende werkgever(s) stelt (stellen) een (gezamenlijk) overzicht op met werknemers als bedoeld in lid 1 sub c. Daarbij worden de werknemers evenredig ingedeeld, waarbij tenminste rekening wordt gehouden met: functiegroep; de contractuele arbeidsduur. e. In goed onderling overleg tussen de verkrijgende werkgevers vindt een redelijke en evenredig gespreide verdeling van het aantal werknemers plaats, te meten op FTE-basis en rekening houdend met de indeling als bedoeld in sub d. f. De verkrijgende werkgever(s) is (zijn) verplicht aan de op grond van de sub e verdeelde werknemer(s) een arbeidsovereenkomst aan te bieden. Deze arbeidsovereenkomst wordt aangegaan tegen dezelfde caoarbeidsvoorwaarden zoals die laatstelijk op de werknemer van toepassing waren bij de verliezende werkgever. g. Als voor een of meer werkgevers uit dwingende wet- en regelgeving verplichtingen voortvloeien die van invloed zijn op de toepassing van dit artikel, zoals (herplaats) verplichtingen tegenover huidige werknemers die van invloed zijn op de mate waarin nieuw personeel kan worden overgenomen, kan van de verplichtingen van sub d, e en f worden afgeweken. Daarbij wordt zoveel mogelijk in de geest van deze regeling gehandeld. 3. Klachtencommissie a. CAO-partijen stellen een klachtencommissie in, bestaande uit twee vertegenwoordigers namens de werkgeversorganisaties en twee vertegenwoordigers namens de werknemersorganisaties alsmede een door deze vertegenwoordigers te benoemen voorzitter. b. De commissie heeft tot taak, klachten van een bij het in deze regeling bedoelde overleg betrokken werkgever in behandeling te nemen en te beoordelen of de werkgever(s) tot wie de klacht zich richt, in redelijkheid aan de in deze regeling bedoelde voorwaarden heeft (hebben) meegewerkt. c. Het oordeel van de commissie heeft het karakter van een zwaarwegend advies. Slechts indien alle betrokken werkgevers de commissie schriftelijk om een oordeel verzoeken, is het oordeel van de commissie bindend. d. De commissie stelt ten behoeve van haar werkzaamheden een reglement op en legt dit ter goedkeuring voor aan cao-partijen. e. De kosten van de commissie komen voor rekening van cao-partijen die daartoe een vergoedingsregeling opstellen. Hoofdstuk 13 Invoeringsbepalingen Basis-CAO Met ingang van 1 januari 2011 geldt dit hoofdstuk ook voor leden van BTN Invoeringsbepalingen Basis CAO VVT De in artikel 13.3 opgenomen CAO-artikelen van de voormalige CAO-Thuiszorg en de daarmee corresponderende artikelen uit de voormalige CAO-V&V worden niet in de per 1 januari 2008 geldende CAO VVT opgenomen. Deze regelingen worden overgeheveld naar het decentrale instellingsniveau en vormen onderwerp van decentraal overleg tussen werkgever en OR. Artikel 13.1 Invoeringsbepaling 1. De werkgever en de OR nemen per 1 januari 2008* de regelingen als opgenomen in artikel 13.3 integraal en ongewijzigd op in een ondernemingsovereenkomst als bedoeld in artikel 32 lid 2 WOR. 2. Eigen regelingen, voor zover opgenomen in artikel 13.3, die zijn gebaseerd op de bevoegdheid in de voormalige CAOThuiszorg respectievelijk CAO-V&V om in plaats van de CAO-regeling, met instemming van de OR een eigen regeling CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 56 3. 4. 5. 6. vast te stellen en op grond hiervan voor 1 januari 2008* reeds zijn overeengekomen tussen de werkgever en de OR, blijven gehandhaafd en worden opgenomen in de ondernemingsovereenkomst. Eigen regelingen, voor zover opgenomen in artikel 13.3, gebaseerd op bepalingen uit de voormalige CAO-Thuiszorg respectievelijk CAO-V&V, die een nadere invulling van deze bepalingen op instellingsniveau voorschrijven en op grond hiervan voor 1 januari 2008* zijn overeengekomen tussen de werkgever en de OR, blijven per 1 januari 2008 eveneens gehandhaafd en worden opgenomen in de ondernemingsovereenkomst. Optionele “kan-bepalingen” uit de voormalige CAO-Thuiszorg respectievelijk CAO-V&V, voor zover opgenomen in artikel 13.3, waarvan de ondernemer en de OR voor 1 januari 2008* geen gebruik hebben gemaakt worden, met behoud van dit karakter, eveneens opgenomen in de ondernemingsovereenkomst. Indien de werkgever en de OR constateren dat nog geen (nadere) invulling is gegeven aan een regeling of bepaling voor zover opgenomen in artikel 13.3, die een verplichting tot nadere invulling inhoudt, dan gaat genoemde bepaling mee over naar de ondernemingsovereenkomst, waarbij de ondernemer en de OR zich verplichten hier voor 1 juli 2008* (nadere) invulling aan te geven. De overeengekomen uitwerking wordt eveneens vastgelegd in de ondernemingsovereenkomst. De werkgever en de OR zullen tot 1 juli 2008** geen eigen regelingen in de plaats stellen of wijzigen aangaande de regelingen van artikel 13.3 die per 1 januari 2008* zijn opgenomen in de ondernemingsovereenkomst. Artikel 13.2 Randvoorwaarden decentraal overleg werkgever en de OR 1. Vanaf 1 juli 2008** kan de werkgever in overleg met de OR over de onderwerpen die zijn vastgelegd in artikel 13.3 eigen regelingen vaststellen, die in de plaats treden van de tot dan toe geldende regelingen van de ondernemingsovereenkomst. 2. De regelingen uit artikel 13.3 die de werkgever in overleg met de OR overeenkomt, gelden voor onbepaalde tijd dan wel voor bepaalde tijd. De werkgever en de OR komen de duur per regeling overeen. 3. In afwijking van lid 2 geldt voor instellingsregelingen die in overleg tussen de werkgever en de OR vanaf 1 juli 2008** gewijzigd overeen worden gekomen, eenmalig een looptijd tot de expiratiedatum van deze CAO, te weten 1 maart 2010***, tenzij werkgever en OR voor het aflopen van deze periode overeenkomen de regeling voort te zetten. 4. Indien de werkgever en de OR geen overeenstemming bereiken over een eigen regeling, dan blijft de regeling zoals per 1 januari 2008* opgenomen in de ondernemingsovereenkomst, onverkort van kracht. 5. Indien de werkgever en de OR geen overeenstemming bereiken over aanpassing van een eigen regeling, dan blijft de eigen regeling zoals die tot dan toe is opgenomen in de ondernemingsovereenkomst, onverkort van kracht. 6. De werkgever kan, bij gebrek aan overeenstemming met de OR over (aanpassing van) een eigen regeling opgenomen in de ondernemingsovereenkomst, geen vervangende instemming bij de kantonrechter verzoeken ex artikel 27 lid 4 WOR. 7. De OR is verplicht een achterbanraadpleging onder het personeel te houden alvorens regelingen als bedoeld in de ondernemingsovereenkomst worden vastgesteld of gewijzigd. 8. Werkgever en OR komen de verplichting overeen tot periodieke evaluatie van de ondernemingsovereenkomst en de daarin vervatte regelingen. 9. De werkgever stelt de werknemers op de hoogte van (tussentijdse) wijzigingen van de met de OR overeengekomen regelingen van de ondernemingsovereenkomst. 10. De in dit artikel opgenomen randvoorwaarden moeten onderdeel uitmaken van de ondernemingsovereenkomst. * 1 januari 2008 wordt voor leden van BTN 1 januari 2011 ** 1 juli 2008 wordt voor leden van BTN 1 juli 2011 *** 1 maart 2010 wordt voor leden van BTN 1 maart 2012 CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 57 Artikel 13.3 A. Decentrale regelingen Voor Thuiszorgorganisaties ex artikel 1.1 lid 17 sub 2 gelden de volgende regelingen uit de voormalige CAO Thuiszorg als bedoeld in artikel 13.1 lid 1: 1. Scholing en ontwikkeling: a. artikel 38a CAO-T b. artikel 38b CAO-T c. artikel 38d CAO-T d. artikel 38e lid 5 CAO-T e. artikel 38f leden 1, 2, 3, 6 eerste zin, 7 en 8 CAO-T f. artikel 39 lid 5 CAO-T g. artikel 43 CAO-T h. artikel 75 CAO-T i. uitvoeringsregeling K CAO-T 2. Beoordelingsregeling, inclusief beloningsaccenten: a. artikel 30 CAO-T b. artikel 30a CAO-T c. artikel 30b CAO-T d. artikel 61 CAO-T e. artikel 6 Uitvoerinngsregeling A CAO-T f. artikel 7 Uitvoeringsregeling A CAO-T 3. Invulling meerkeuzesysteem arbeidsvoorwaarden: a. artikel 7a leden 1, 2, 3, 4 en 10 CAO-T 4. Vergoedingen: a. artikel 40 CAO-T b. artikel 76 CAO-T c. artikel 77 CAO-T 5. Integriteitsbeleid: a. artikel 44 CAO-T b. artikel 8 lid 2 sub f CAO-T 6. Werkoverleg: a. artikel 1 sub p CAO-T b. artikel 54 CAO-T 7. Verplichtingen werkgever en werknemer: a. artikel 51 leden 1 en 2 CAO-T b. artikel 48 leden 1 en 2 CAO-T c. artikel 49 CAO-T d. artikel 51a CAO-T e. artikel 50 sub b CAO-T f. artikel 39 CAO-T g. artikel 40 CAO-T 8. Melding afwezigheid: a. artikel 35 CAO-T 9. Verhuiskostenregeling: a. artikel 41 CAO-T b. artikel 73 CAO-T c. uitvoeringsregeling I CAO-T B. Voor Verpleeg- en Verzorgingshuizen ex artikel 1.1 lid 17 sub 1 gelden de volgende regelingen uit de voormalige CAO-V&V 2006-2007 als bedoeld in artikel 13.1 lid 1: 1. Scholing en ontwikkeling a. artikel 3.3.5 leden 2, 3,4 en 5 CAO-V&V b. artikel 3.3.10 CAO-V&V c. artikel 7.1 CAO-V&V d. artikel 7.2 CAO-V&V e. artikel 7.3 CAO-V&V f. artikel 7.4 CAO-V&V 2. Beoordelingsregeling, inclusief beloningsaccenten: a. artikel 3.1.7 lid 2 CAO-V&V b. artikel 3.2.2 CAO-V&V c. artikel 3.2.4 CAO-V&V 3. Invulling Meerkeuzesysteem arbeidsvoorwaarden: a. artikel 8.1 CAO-V&V b. artikel 8.2 CAO-V&V c. artikel 8.3 CAO-V&V d. artikel 8.4 leden 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8 en 9 CAOV&V e. artikel 8.6 leden 1 en 2 CAO-V&V f. artikel 8.7 CAO-V&V g. artikel 8.8 CAO-V&V 4. Vergoedingen: a. artikel 5.4.9 CAO-V&V 5. Verplichtingen werkgever en werknemer a. artikel 2.3 leden 1,2,3,5 en 6 CAO-V&V b. artikel 2.4 CAO-V&V c. artikel 2.5 CAO-V&V d. artikel 2.6 CAO-V&V e. artikel 9.1.4 CAO-V&V 6. Melding afwezigheid: a. artikel 9.1.1 CAO-V&V 7. Verhuiskostenregeling a. artikelen 10.4.1 t/m 10.4.7 CAO-V&V Artikel 13.4 Decentraal overleg werknemersorganisaties over medezeggenschap 1. De werkgever voert over wijzigingen van de in lid 2 respectievelijk lid 3 genoemde regelingen overleg met de (regionale vertegenwoordigers van de) werknemersorganisaties, partij bij deze CAO. 2. Voor Thuiszorgorganisaties ex artikel 1.1 lid 17 sub 2 betreft het de volgende regelingen uit de voormalige CAOThuiszorg 2005-2007: a. artikel 63. 3. Voor Verpleeg- en Verzorgingshuizen ex artikel 1.1 lid 17 sub 1 betreft het de volgende regelingen uit de voormalige CAO-V&V 2006-2007: a. artikel 12.1.1 lid 5 b. artikel 12.1.3 4. Indien geen overeenstemming wordt bereikt over wijziging, dan blijven de regelingen als bedoeld in leden 2 en 3 ongewijzigd in stand. CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 58 Hoofdstuk 14 Slotbepalingen Artikel 14.1 Uitzendkrachten De werkgever dient zich ervan te verzekeren dat aan de arbeidskrachten die door een uitzendbureau ter beschikking worden gesteld aan een organisatie die onder de werkingssfeer van deze CAO valt, overeenkomstige arbeidsduur, lonen en overige vergoedingen worden toegekend als die, welke worden toegekend aan werknemers, werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies, in dienst van de inlenende organisatie. Artikel 14.2 Commissie van Interpretatie Vraagstukken omtrent de interpretatie van de tekst van deze CAO en de daarbij behorende bijlagen kunnen worden voorgelegd aan de Commissie van Interpretatie, daartoe ingesteld door de partijen bij deze CAO. Slechts CAO-partijen zijn bevoegd een vraagstuk aan deze Commissie voor te leggen. Samenstelling, werkwijze en bevoegdheden van deze Commissie zijn opgenomen in een tussen CAO-partijen geldend reglement. Artikel 14.3 Op non-actief stelling en schorsing Indien de werkgever de werknemer op non-actief stelt of schorst behoudt de werknemer zijn salaris gedurende deze periode. Artikel 14.4 Bijdrage werknemersorganisaties De bijdrage aan de werknemersorganisaties wordt tussen partijen bij deze CAO geregeld en wordt door de werkgeverspartij(en) uitgekeerd. Artikel 14.5 Duur, wijziging en opzegging van de CAO 1. Deze CAO heeft een looptijd van 1 maart 2010 tot 1 maart 2012. 2. CAO-partijen kunnen besluiten de CAO tussentijds te wijzigen. 3. Indien geen der partijen uiterlijk twee maanden voor de datum waarop de bepalingen van deze CAO eindigen, bij aangetekend schrijven aan de andere partij het tegendeel kenbaar maakt, wordt de duur van de bepalingen van de CAO geacht stilzwijgend telkens voor één kalenderjaar te zijn verlengd. CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg 59 Bijlage A1 Garantieregelingen Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorgorganisaties Artikel 1 Garantiebepalingen Verpleeg- en Verzorgingshuizen ex artikel 1.1 lid 17 sub 1 1. Voor werknemers in dienst van een verpleeg- en/of verzorgingshuis blijven de in lid 2 genoemde garantieregelingen uit de CAO-Verpleeg- en Verzorgingshuizen 2006-2007 gehandhaafd onder de daarbij behorende voorwaarden en duur. 2 De in lid 1 genoemde garantieregelingen zijn: a. artikel 3.4 leden 4, 5 en 6 CAO-V&V; b. artikel 6.2.5 CAO-V&V. Deze 55+-regeling wordt vanaf 1 januari 2009 toegepast met inachtneming van de navolgende (vakantie)verlofuren als bedoeld in artikel 6.1 van deze CAO: - bij een salaris dat het bedrag behorend bij inpassingstabel nr. 35 niet overschrijdt: 242 uren - bij een salaris dat het bedrag behorend bij inpassingstabel nr. 35 overschrijdt: 243 uren c. artikel 10.2.7 CAO-V&V; d. artikel 13.4 CAO-V&V. e. artikel 3.1.6 CAO-V&V 2006-2007: Salarisgarantie FWG 3.0 1. a. De werknemer die voor 1 januari 2001 viel onder § IIA CAO 1999-2000, wiens functie bij de invoering van het functiewaarderingssysteem FWG 3.0 per 1 januari 2000 als gevolg van de toepassing van voornoemd systeem wordt ingedeeld in een lagere functiegroep, heeft recht op integrale salarisgarantie. Voornoemd recht houdt in dat het actuele, laatstelijk geldende, salaris en het daarbij behorende perspectief, waaronder tevens begrepen is een eventuele salarisgarantie van artikel 4 van de Uitvoeringsregeling salariëring van de CAO-Ziekenhuiswezen 1998-1999, van toepassing blijft. b. De werknemer die voor 1 januari 2001 viel onder § IIB CAO 1999-2000, wiens functie bij de invoering van het functiewaarderingssysteem FWG 3.0 per 1 januari 2001 als gevolg van de toepassing van voornoemd systeem wordt ingedeeld in een lagere functiegroep, heeft recht op integrale salarisgarantie als bedoeld in Bijlage B van de cao. 2. De werknemer als bedoeld in het vorige lid heeft uitsluitend recht op deze salarisgarantie indien hij vóór 1 februari 2004 in dienst is gekomen bij de huidige werkgever. Met het begrip werkgever wordt tevens bedoeld diens rechtsvoorganger(s). 3. a. Indien ten gevolge van herindeling als bedoeld in artikel 11.2.1 tot en met 11.2.4 Hoofdstuk functiewaardering, een lagere functiegroep van kracht wordt, geldt per de eerste van de kalendermaand volgend op het indelingsbesluit het volgende: 1. Indien ten gevolge van het herindelingsbesluit een lagere functiegroep voor de werknemer van kracht wordt, wordt het salaris zoals vastgelegd in de arbeidsovereenkomst bevroren, ingeval het salaris meer bedraagt dan het maximum salaris van de lagere functiegroep vermeerderd met 10%. Dit bevroren salaris wordt aangepast met de algemene loonaanpassingen zoals van toepassing voor de CAOVerpleeg- en Verzorgingshuizen. 2. Indien ten gevolge van het herindelingsbesluit een lagere functiegroep voor de werknemer van kracht wordt, dan kan hij het maximum salaris zoals vastgelegd in de arbeidsovereenkomst bereiken, voorzover dit het maximum salaris plus 10% behorende bij de lagere functiegroep niet overstijgt. b. Indien tengevolge van herindeling als bedoeld in artikel 11.2.1 tot en met 11.2.4 Hoofdstuk functiewaardering, een hogere functiegroep van kracht wordt, geldt per de eerste van de kalendermaand volgend op het indelingsbesluit, het volgende: 1. De salarisschalen behorend bij de hogere functiegroep worden van toepassing. 2. Bij de vaststelling van het salaris uit de nieuwe salarisschaal geldt ten minste het bedrag dat overeenkomt met het salaris dat per de eerste van voornoemde kalendermaand gold. Wanneer dit bedrag niet in de nieuwe salarisschaal voorkomt, dan geldt het naast hogere bedrag van die salarisschaal. 3. Bij de toepassing van het hiervoor bepaalde geldt tenminste het eerste bedrag van de functionele- of aanloopsalarisschaal die voor de werknemer geldt. Bij de vaststelling van het salaris geldt voor de werknemer die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt, het in de jeugdsalarisschaal bij zijn leeftijd vermelde bedrag. Komt het salaris dat voor de werknemer, die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt, direct voorafgaand aan het besluit tot herindeling, niet voor in een jeugdsalarisschaal, dan geldt hetzelfde dan wel het naast hogere bedrag van de aanloopsalarisschaal respectievelijk de functionele salarisschaal. 4. Artikel 3.2.1 leden 1 en 2 van dit hoofdstuk zijn ten deze niet van toepassing. c. Indien voorafgaand aan het besluit tot herindeling lid 1 van toepassing is, geldt het volgende: Voor zover toepassing van de leden 3a. of 3b. van dit artikel leidt tot een lager salaris dan het in lid 1 van dit artikel bepaalde salaris(-verloop), dan heeft de werknemer tenminste aanspraak op een salaris conform het in lid 1 bepaalde. Artikel 2 Garantiebepaling Verpleeg- en verzorgingshuizen ex artikel 1.1. lid 17 sub 1: Ziektekostenregeling IZZ 1. Werknemers die voor zichzelf en de leden van diens gezin, op grond van deze CAO op 31 december 2008 recht hadden op een IZZ-vergoeding als bedoeld in de navolgende leden, behouden deze vergoeding. 2. De (voormalige) werknemer kan deelnemen aan de collectieve ziektekostenregeling (en) IZZ. De voorwaarden voor deelneming voor hem en zijn eventuele mededeelnemer(s) en de omvang van de verstrekkingen zijn geregeld in het Reglement Ziektekostenregeling van de Stichting IZZ. Het Reglement Ziektekostenregeling en de premie worden vastgesteld en gewijzigd door het bestuur van de stichting. 3. De werkgever verstrekt uitsluitend een bijdrage in de premie aan de werknemer en zijn eventuele mededeelnemer(s) bij deelname aan de collectieve ziektekostenregeling (en) IZZ. De voorwaarden voor toekenning en de hoogte van de bijdrage van de (voormalige) werkgever in de premie van de betreffende ziektekostenregeling(en) worden vastgesteld door partijen bij deze cao en is opgenomen in dit artikel. Bijlage A Garantieregelingen Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorgorganisaties 60 4. De in lid 1 genoemde regelingen worden uitgevoerd door de Stichting IZZ. In het bestuur van deze stichting zijn partijen bij deze cao vertegenwoordigd. 5. De voor de deelname van de (voormalige) werknemer aan de ziektekostenregeling IZZ totaal verschuldigde premie per deelnemer wordt door de werkgever gestort in het door voornoemde stichting beheerde Ziektekostenfonds tenzij in het Reglement anders is bepaald. 6. De (voormalige) werknemer heeft, conform de voorwaarden van dit artikel, aanspraak op een tegemoetkoming van de werkgever in de door hem gemaakte premiekosten ter zake van de Basisaanvullende regeling van de ziektekostenverzekering bij de Stichting IZZ voor zichzelf en de leden van zijn gezin. 7. Geen tegemoetkoming wordt door de (voormalige) werkgever verleend aan: a. deelnemers van wie het dienstverband is geëindigd en die aansluitend een ouderdoms-, nabestaanden- of wezenpensioen of overbruggingsuitkering ontvangen; b. deelnemers die in verband met arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO respectievelijk de WIA in aanmerking kunnen komen voor ontslag of ontslagen zijn, vanaf het moment dat betrokkene in aanmerking kan komen voor ontslag, zonder dat de deelnemer in parttime dienstverband werkzaam blijft. 8. Tenzij de werkgever besluit de gebruikelijke bijdrage te verstrekken is de deelnemer voor het mededeelnemerschap van zijn relatiepartner de volledige premie verschuldigd. 9. De werkgever vergoedt twee derde van de premiekosten van de Basisaanvullende regeling als bedoeld in lid 6. De tegemoetkoming in de premiekosten is een bruto bedrag, waarover loonheffing moet worden ingehouden. 10. De vergoedingen als bedoeld in dit artikel worden slechts verstrekt aan de werknemer en de leden van diens gezin, voor zover zij bij IZZ zijn verzekerd en voor zover zij niet reeds uit andere hoofde recht hebben op een tegemoetkoming in de premiekosten voor de Regeling basisvergoeding en/of de basisaanvullende regeling van IZZ. Artikel 3 Garantiebepalingen Thuiszorgorganisaties ex artikel 1.1 lid 17 sub 2 1. Voor werknemers in dienst van een Thuiszorgorganisatie blijven de in lid 2 genoemde garantieregelingen uit de CAOThuiszorg 2006 gehandhaafd onder de daarbij behorende voorwaarden. 2 De in lid 1 genoemde garantieregelingen zijn: a. artikel 89 CAO-Thuiszorg; b. artikel 93 CAO-Thuiszorg; c. Uitvoeringsregeling A, artikel 9 leden 3 en 4 CAO-Thuiszorg; d. Uitvoeringsregeling A, artikel 10 CAO-Thuiszorg. Bijlage A2 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Afwijkende arbeidsduur als bedoeld in artikel 5.5.2 lid 1 CAO In afwijking van hetgeen in artikel 4.1 lid 1 CAO VVT a. kan op grond van lid 2 sub b een arbeidsduur van gemiddeld 38 uur per week worden vastgesteld. b. kan voor de arbeidsverhouding die tot 1 januari 2001 viel onder artikel 23a § IIB van de CAO V&V 1999-2000, een arbeidsduur van gemiddeld 38,4 uur per week worden vastgesteld. Van het bepaalde in lid 1 kan ten behoeve van de werknemer met een volledige arbeidsduur als volgt worden afgeweken: a. voor kleine afdelingen en/of solistische functies kan de 36-urige werkweek op perioden langer dan zes maanden worden gerealiseerd; b. voor de onder a. genoemde situaties waarvoor de 36-urige werkweek ook niet op perioden langer dan zes maanden kan worden gerealiseerd, behoort een structurele arbeidsduur van gemiddeld 38 uur tot de mogelijkheden. Met de werknemer op wie lid 2 sub a. van toepassing is, komt de werkgever overeen dat hij boven de voor hem geldende contractuele basisarbeidsduur van 36 uur twee uren extra werkt. De extra te werken uren worden afzonderlijk geregistreerd. De extra uren als bedoeld in lid 3 worden door de werknemer gespaard. De werknemer heeft ten aanzien van deze gespaarde uren nimmer recht op een andere compensatie dan in tijd, behoudens het bepaalde in lid 6 van dit artikel en behoudens het bepaalde in het Hoofdstuk Meerkeuzesysteem. Indien de werknemer wegens ziekte zijn werkzaamheden langer dan 6 maanden niet kan verrichten, is na deze periode een afspraak op grond van lid 3 om twee uur extra te werken, niet meer van toepassing. In het kader van de afspraak als bedoeld in lid 3 om twee uren extra te werken maakt de werkgever met de werknemer, met inachtneming van het bepaalde in dit artikel, onder meer schriftelijk afspraken over: de termijn gedurende welke de extra uren worden gewerkt; de wijze waarop en de periode wanneer de gespaarde extra gewerkte uren worden gecompenseerd; het minimum en het maximum van de periode waarin de gespaarde uren worden opgenomen; de wijze waarop bij de beëindiging van het dienstverband de voor deze beëindiging niet opgenomen gespaarde uren worden genoten; de in acht te nemen afspraken bij het opnemen van verlof. Bij beëindiging van het dienstverband, worden de gespaarde uren voor de datum van het einde van het dienstverband opgenomen. Ingeval het niet mogelijk is om alle opgespaarde uren voor de beëindiging van het dienstverband op te nemen worden de resterende uren uitbetaald tegen het dan geldende uurloon. Alle arbeidsvoorwaarden genoemd in deze cao en de op grond van het bepaalde in artikel 1.2 Hoofdstuk algemene bepalingen tussen de werkgever en de OR overeengekomen regelingen en de pensioenaanspraken als bedoeld in het reglement van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn blijven, tenzij in de cao anders is bepaald, gebaseerd op de contractuele basisarbeidsduur als bedoeld in lid 3 van dit artikel. Indien de werknemer als bedoeld in lid 1 sub a. na het van kracht worden van de wettelijke regeling voor verlofsparen na 31 december 2000 op grond van het bepaalde in dit artikel, en voor zover van toepassing, op grond van overige cao bepalingen, meer verlofuren opbouwt dan het wettelijk toegestane aantal van 250 dagen dan wel meer dan het toegestane aantal dagen van de alsdan geldende wettelijke regeling in een volletijd arbeidsduur van gemiddeld 38, 38,4 respectievelijk 36 uur, en indien er sprake is van een deeltijd arbeidsduur naar rato van het contractuele dienstverband, dan is hij over het meerdere loonbelasting en premies verschuldigd. Bijlage A Garantieregelingen Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorgorganisaties 61 Bijlage B Professioneel statuut voor een arts werkzaam in een Thuiszorginstelling Overwegende: dat de arts zijn werkzaamheden zal verrichten met inachtneming van de voor de arts geformuleerde code; dat een regeling van professionele aangelegenheden ten aanzien van de arts, werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst en vallend onder de werkingssfeer van deze CAO, noodzakelijk is; dat er geen verschil in medisch functioneren mag zijn tussen een op arbeidsovereenkomst werkzame arts en diens collega die vrijgevestigd is; dat de arts een eigen specifieke en persoonlijke verantwoordelijkheid heeft voor zijn geneeskundig handelen, rechtstreeks betrekking hebbend op een persoon c.q. cliënt met het doel een ziekte te voorkomen dan wel zijn gezondheidstoestand te beoordelen en het geven van raad; dat de arts voor dit handelen verantwoording verschuldigd is aan deze persoon c.q. cliënt; dat de arts met de andere artsen, werkzaam in een zelfde verband, de medeverantwoordelijkheid draagt voor een verantwoord niveau van de beroepsuitoefening van iedere in hetzelfde verband werkzame arts; dat de werkgever een algemene verantwoordelijkheid draagt voor de dienstverlening dan wel de zorgverlening; dat derhalve deze overeenkomst noodzakelijk is, waarbij zowel de individuele verantwoordelijkheid van de arts, de collectieve verantwoordelijkheid van alle in het verband werkzame artsen alsook de verantwoordelijkheid van de werkgever voor de dienstverlening c.q. de zorgverlening in haar totaliteit nader worden geregeld; is het navolgende overeengekomen: Artikel 1 In dit statuut wordt verstaan onder: Instelling: De privaatrechtelijke instelling die valt onder de werkingssfeer van de CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg. Werkgever: De privaatrechtelijke organisatie met wie de arts een arbeidsovereenkomst heeft gesloten. Arts: De arts, werkzaam op het terrein van de jeugdgezondheidszorg, die als werknemer in een instelling werkzaam is en uit hoofde van zijn werkzaamheden geneeskundige handelingen verricht. Artikel 2 1. De arts verbindt zich ten aanzien van de individuele jeugdigen die aan zijn zorg zijn dan wel worden toevertrouwd, op het gebied van zijn deskundigheid, die geneeskundige handelingen te verrichten, die gericht zijn op bevordering en bewaking van diens gezondheid, groei en ontwikkeling en het opsporen van afwijkingen daaronder begrepen. 2. Indien de arts gegronde redenen meent te hebben dat klachten en/of afwijkingen van de jeugdigen niet op het terrein van zijn specifieke deskundigheid liggen, verwijst hij de jeugdigen rechtstreeks naar de huisarts, specialist of andere deskundigen dan wel daarvoor in aanmerking komende instanties. Artikel 3 Het handelen als genoemd in artikel 2 geschiedt door de arts onder zijn persoonlijke verantwoordelijkheid. Artikel 4 1. De arts is verplicht mee te werken aan de kwaliteitsbewaking. 2. De werkgever moet de kwaliteitsbewaking mogelijk maken. Artikel 5 1. De werkgever verschaft de arts de benodigde personele, instrumentele en ruimtelijke voorzieningen. 2. Van de hem ter beschikking gestelde hulpmiddelen en instrumenten dient de arts een zorgvuldig gebruik te maken met inachtneming van het doel waarvoor deze zijn aangeschaft. 3. De werkgever zal de in lid 1 genoemde instrumentele en ruimtelijke voorzieningen in een zodanige staat houden dat voldaan wordt aan de eisen van technische behoefte, bedrijfszekerheid en medisch wetenschappelijk werk. 4. De arts is verplicht zich bij de uitoefening van zijn werkzaamheden te houden aan de aanwijzingen welke door of namens de werkgever worden gegeven. Indien deze aanwijzingen door de arts als onredelijk worden ervaren of indruisen tegen de belangen van de cliënten, kan hij zich tot de werkgever wenden. Artikel 6 1. De arts is gehouden van iedere persoon, ten aanzien van wie hij geneeskundige handelingen verricht, op de in de instelling gebruikelijke wijze de medische en/of multidisciplinaire dossiers op te maken en bij te houden. 2. De werkgever is verplicht ervoor zorg te dragen dat deze medische en/of multidisciplinaire dossiers op behoorlijke wijze kunnen worden opgeborgen in de instelling en wel zodanig dat geheimhouding van de inhoud daarvan is verzekerd overeenkomstig de privacywetgeving. 3. De medische (en multidisciplinaire) dossiers zullen zowel tijdens de duur van het dienstverband als ook na het einde daarvan overeenkomstig daartoe vastgestelde normen in het (medisch) archief van de instelling rusten en ter beschikking staan van de behandelende arts en in het geval van het multidisciplinair dossier ter beschikking staan van alle betrokken hulpverleners. 4. Inzage van een medisch dossier (in tegenstelling tot het multidisciplinaire dossier) door derden kan slechts geschieden met toestemming van de arts c.q. diens opvolger. Bijlage B Professioneel statuut voor een arts werkzaam in een Thuiszorginstelling 62 5. Publicatie van gegevens uit een medisch dossier geschiedt niet dan met toestemming van de betrokken arts respectievelijk diens opvolger, waarbij hij ervoor zorg draagt dat de belangen van de cliënt niet worden geschaad. Indien de betrokken arts dit wenst, geschiedt publicatie slechts met vermelding van de bron. Artikel 7 1. De arts zal op verzoek van de werkgever medewerking verlenen aan de opleiding en/of de bijscholing van het in de instelling werkzame personeel voor zover dit is gelegen binnen het raam van zijn deskundigheid en in tijd is in te passen in het geheel van de overeengekomen werkzaamheden. 2. Indien de arts in het kader van de sociaal-geneeskundige opleiding tot supervisor is benoemd door de sociaalgeneeskundige Registratie Commissie, zal het supervisorschap onderdeel zijn van zijn werkzaamheden en de werkgever draagt, indien nodig, zorg voor de faciliteiten. Artikel 8 De arts is verantwoordelijk voor het op peil houden van zijn professionele kennis en vaardigheden, welke vereist zijn voor een goede vervulling van zijn taak en/of functie binnen de Thuiszorginstelling en wordt daartoe door de werkgever overeenkomstig de uitvoeringsregeling studiefaciliteiten in de gelegenheid gesteld. De werkgever draagt er tevens zorg voor dat de werknemer kennis kan nemen van voor de beroepsgroep gebruikelijke vakliteratuur. Bijlage B Professioneel statuut voor een arts werkzaam in een Thuiszorginstelling 63 Model individuele arbeidsovereenkomst van de CAO VVT Ondergetekenden, De Stichting / Vereniging________________, gevestigd te__________________________ verder te noemen werkgever, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door ____________________________________ en ____________________________________ wonende te___________________________ (adres),______________________________ geboren______________________________ te___________________________________ nationaliteit___________________________ verder te noemen werknemer verklaren hierbij een arbeidsovereenkomst te hebben aangegaan onder de navolgende voorwaarden: Artikel 1 Dienstverband De werknemer treedt met ingang van___________________in dienst van de werkgever in de functie van___________________, waarvoor de volgende hoofdlijnen als omschrijving gelden:________________ . Artikel 2 Arbeidsplaats(en) De plaats(en) / het (de) werkgebied(en) waar de arbeid wordt verricht is (zijn): ___________________ . Artikel 3 Duur van de arbeidsovereenkomst De arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd* / voor bepaalde tijd* tot___________________op grond van ___________________ . Artikel 4 Proeftijd De eerste maand* / eerste twee maand(en)* na indiensttreding zal / zullen gelden als de wettelijke proeftijd als bedoeld in artikel 7:652 van het Burgerlijk Wetboek___________________ . Artikel 5 Arbeidsduur De arbeidsduur bedraagt___________________uren gemiddeld per week, te meten per half jaar* ( in geval sprake is van een voltijd arbeidsduur / op jaarbasis* (ingeval geen sprake is van een volletijd arbeidsduur). Artikel 6 Salaris Het salaris bij indiensttreding bedraagt op het niveau van ___________________ € __________________bruto per maand volgens de (jeugd/aanloop/functionele*) salarisschaal, behorende bij FWG functiegroep ___________________ . Dit salaris zal overeenkomstig artikel 3.1.7 van de CAO worden gewijzigd. De eerste periodieke verhoging zal plaatsvinden op___________________. Artikel 7 Vakantie-uren Het aantal vakantie-uren waarop de werknemer recht heeft is___________________ en bedraagt voor het lopende kalenderjaar___________________ . Artikel 8 Pensioen De werkgever draagt zorg voor aanmelding bij het Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW). Artikel 9 Opzegging / tussentijdse opzegging De opzeggingstermijn bedraagt voor de werkgever___________________ maand(en) en voor de werknemer___________________ maand(en). Artikel 10 Geschillen De beslechting van geschillen uit deze arbeidsovereenkomst vindt plaats door de kantonrechter* / door het Scheidsgerecht Gezondheidszorg*. De aanwijzing van genoemd Scheidsgerecht in de arbeidsovereenkomst met een werknemer, die niet volgens de bepalingen van het reglement van het Scheidsgerecht is aan te merken als een hogere functionaris, is nietig. Artikel 11 Professionele aangelegenheden Op deze overeenkomst is van toepassing de regeling van professionele aangelegenheden als vervat in de bijlagen. Model individuele arbeidsovereenkomst van de CAO VVT 64 Slotbepalingen Artikel 12 De CAO voor de Verpleeg-, Verzorgingshuizen en de Thuiszorg, zoals deze luidt of zal komen te luiden en de krachtens die CAO vastgestelde arbeidsvoorwaarden, vormen met deze arbeidsovereenkomst één geheel. Artikel 13 De werknemer verklaart van de werkgever te hebben ontvangen: 1. een exemplaar van de in artikel 12 bedoelde Collectieve Arbeidsovereenkomst; 2. een exemplaar van het pensioenreglement van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn; De werknemer verklaart met de inhoud van bovenvermelde regelingen, voor zover op hem van toepassing, zoals zij luiden of zullen komen te luiden, akkoord te gaan. 3. een exemplaar van de ondernemingsovereenkomst als bedoeld in artikel 2.1 lid 2 CAO. Artikel 14 Arbeidsvoorwaarden die niet in de bepalingen van deze CAO zijn geregeld en die vóór de datum van inwerkingtreding van deze CAO voor de werknemers golden, zijn de volgende: 1. ______________________________ 2. ______________________________ . Artikel 15 Regeling van aangelegenheden, waarvoor de Collectieve Arbeidsovereenkomst geen bepalingen geeft en die werkgever en werknemer toch wensen te regelen. Aldus overeengekomen en in tweevoud opgemaakt en ondertekend te___________________de___________________20___________________ (werkgever) (werknemer) (wettelijk vertegenwoordiger) * doorhalen wat niet van toepassing is. Model individuele arbeidsovereenkomst van de CAO VVT 65 Adressen van de partijen bij het CAO-overleg I. Werkgeversorganisaties ActiZ Postbus 8258, 3503 RG Utrecht, tel. 030 2739393 www.ActiZ.nl, [email protected] BTN Postbus 4050, 4900 CB Oosterhout Tel. 0162 460077 www.branchebelang-thuiszorg.nl, [email protected] II. Werknemersorganisaties AbvaKabo FNV Hoofdkantoor Boerhaavelaan 1, Postbus 3010, 2700 KT Zoetermeer, tel. 0900 22825226 www.abvakabo.nl Regiokantoren Regio Noord, Leonard Springerlaan 23, Postbus 11043 9700 CA Groningen Regio Oost, Binnensingel 3, Postbus 538, 7400 AM Deventer Regio Midden-Nederland, Oudenoord 170, Postbus 1555, 3500 BN Utrecht Regio Noord-West, Naritaweg 10, Postbus 58077, 1040 HB Amsterdam Regio Zuid-Holland-Noord, Boerhaavelaan 1, Postbus 3010, 2700 KT Zoetermeer Regio Zuid-Holland-Zuid, Pegasusweg 200, Postbus 8572, 3009 AN Rotterdam Regio Zuid-Oost, Noordkade 3, Postbus 540, 6000 AM Weert CNV Publieke Zaak Postbus 84500, 2508 AM Den Haag, Tel. 070 4160600 www.cnvpubliekezaak.nl [email protected] FBZ: Federatie van Beroepsorganisaties in de Zorg en daaraan gerelateerd onderwijs en onderzoek Postbus 20058, 3502 LB Utrecht, tel. 030 670 27 08 [email protected], www.fbz.nu - Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband Janssoniuslaan 34-36, 3528 AJ Utrecht, Postbus 20058, 3502 LB Utrecht, tel. 030 6702705 [email protected], www.artsennet.nl/ad - Nederlands Instituut van Psychologen Osdorper Ban 27A 1068 LD Amsterdam, Postbus 9921, 1006 AP Amsterdam, tel. 020 4106222 [email protected], www.psynip.nl - Vereniging van Geestelijk Verzorgers in Zorginstellingen, Leidseplein 5 1017 PR Amsterdam, tel. 030-2628618, [email protected], www.vgvz.nl - Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie Stadsring 159b 3817 BA Amersfoort, Postbus 248, 3800 AE Amersfoort, tel. 033 4672900 [email protected], www.kngf.nl - Nederlandse Vereniging voor Psychomotorische Therapie, Fivelingo 253, 3524 BN Utrecht, 030-2800432, [email protected], www.nvpmt.nl - Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie, sectie Gezondheidszorg (NVLF/G), Steinhagenseweg 2b, 3440 AB Woerden, Postbus 75, 3440 AB, Woerden, tel. 0348 457070, [email protected] www.nvlf.nl - Nederlandse Vereniging voor Ergotherapie Kaap Hoorndreef 56b, 3563 AV Utrecht, tel. 030 2628356, [email protected] www.ergotherapie.nl - Nederlandse Vereniging van Diëtisten De Molen 93 3995 AW Houten, Postbus 526, 3990 GH Houten, tel. 030 6346222 [email protected], www.nvdietist.nl - VHP Zorg, Singel 280, 3311 HK Dordrecht, tel. 0631044773, [email protected], www.vhp-zorg.nl NU’91, Beroepsorganisatie van de Verpleging Postbus 6001, 3503 PA Utrecht Tel. 030 2964144 www.nu91.nl Adressen van de partijen bij het cao-overleg 66 Trefwoordenlijst Aanwezigheidsdienst ............. 9, 32 Adressen van de partijen bij het CAO-overleg ............................. 63 Afbouwregeling......................... 35 Agressie en geweld.................... 44 Arbeidsduur ........................... 9, 31 Arbeidsomstandigheden .............. 7 Arbeidsongeschiktheid .............. 42 Arbeidsovereenkomst ................ 11 duur ........................................... 11 einde .......................................... 12 opzegging .................................. 12 Arbeidstijd ........................... 32, 46 Arbocatalogus ....................... 7, 43 Arbozorgsysteem....................... 43 Bereikbaarheidsdienst 9, 32, 38, 46 Beroepsopleidingen ................... 15 Bevordering ............................... 14 Combinatiefunctie ..................... 13 Consignatiedienst ........................ 9 consignatie ................................ 32 vergoeding ................................. 35 Definities ..................................... 9 Dienstjaar .................................. 48 Dienstreizen......................... 45, 46 Eenmalige uitkering 2010 ......... 14 Eindejaarsuitkering structurele eindejaarsuitkering . 14 Feest- en gedenkdagen ................ 9 Functiewaardering ............... 51, 57 functiewaarderingssysteem ....... 12 herindelingsprocedure............... 51 Fusie en reorganisatie ................ 52 fusiegedragsregels..................... 52 ontslagen ................................... 52 reorganisatie ............................. 52 Gebroken diensten ................. 9, 33 Herregistratie ............................. 47 sociaal-geneeskundige............... 47 specialist ouderengeneeskunde . 47 Inconveniënte uren .................... 38 vergoeding inconveniënte uren.. 38 Interpretatie ............................... 56 Invoeringsbepalingen Basis CAO ondernemingsovereenkomst ...... 53 IZZ garantie ............................. 57 Leerlingsalarissen ...................... 17 verkorte opleiding tot kraamverzorgende ..................... 17 Leerling-werknemer salaris leerlingen ....................... 16 Levensloopbijdrage Verpleeg- en Verzorgingshuizen ..................... 14 Loondoorbetaling bij ziekte ....... 42 min-maxcontract ........................ 42 Medezeggenschap ...................... 50 Meerkeuzesysteem ..................... 41 inrichting ................................... 41 randvoorwaarden ...................... 41 Min/max contracten ................... 31 Nachtdiensten ............................ 32 Non-actief stelling ..................... 56 Nulurencontracten...................... 31 OBU........................................... 12 Ondernemingsraad extra bevoegdheden ................... 50 randvoorwaarden decentraal overleg ....................................... 54 Onregelmatige dienst ................. 34 vergoeding ................................. 35 Ontheffingen CAO..................... 10 Ontslag ....................................... 12 Overlijden, uitkering bij ............. 47 Overname personeel WMO ....... 52 Overwerk ....................... 33, 37, 46 maximaal aantal uren overwerk 34 overwerkvergoeding................... 37 vergoedingsregeling .................. 34 Pauzes ........................................ 32 Pensioen ..................................... 15 Persoonlijk Levensfase Budget .. 39 besteding uren PLB.................... 39 garantieregeling 55 jaar e.o. ..... 39 Plan van aanpak arbeidsomstandigheden .............. 43 Preventiebeleid .......................... 43 fysieke belasting ......................... 43 psychische belasting .................. 44 Proeftijd ..................................... 61 Professioneel statuut .................. 59 Reiskosten dienstreizen ................................ 46 verblijfkosten ............................. 46 Relatiepartner............................... 9 RI&E.......................................... 43 Salaris .......................................... 9 leerling ....................................... 16 periodieke verhogingen.............. 13 reeks ........................................... 22 schalen ....................................... 19 uitbetaling .................................. 13 Salarisgarantieregeling............... 13 FWG 3.0 .................................... 57 Trefwoordenlijst leerling-werknemer ................... 16 Schorsing................................... 56 Seksuele intimidatie .................. 44 Slaapdienst .......................... 36, 38 vergoeding ................................. 37 Spaarloonregeling...................... 15 Stagiair ........................................ 9 stage BOL .................................. 17 Structureel meerwerk ................ 34 Toepassing CAO ....................... 10 Toepassing CAO leden BTN ..... 11 Uitzendkrachten ........................ 56 Uurloon ....................................... 9 Vakantie .................................... 38 bijslag ........................................ 14 opbouw ...................................... 40 opnemen .................................... 40 Vakantiekracht ............................ 9 Vakbondsconsulent VVT .......... 50 Verblijfkosten ............................ 45 Vergoeding kosten woonwerkverkeer ............................... 45 Vergoedingen voor reiskosten ... 45 Vergoedingsregeling ................. 35 aanwezigheidsdienst .................. 35 bereikbaarheidsdienst ............... 35 consignatie ................................ 35 Verlof afwijzen verlof ........................... 41 betaald verlof i.v.m. bijzondere persoonlijke omstandigheden .... 40 bezoek (tand)arts/specialist ....... 40 calamiteitenverlof ...................... 40 feestdagen.................................. 40 verlenging bevallingsverlof ....... 41 zorgverlof .................................. 41 Verschoven diensten ................. 33 Voorbereidende periode ............ 17 Wachtdiensten Kraamverzorgenden .................. 32 Wachtgeld ................................. 47 bijzondere regelingen ................ 49 duur ........................................... 48 hoogte ........................................ 48 positieve afwijking ..................... 50 uitkering bij overlijden .............. 49 vermindering ............................. 49 verval......................................... 49 Werkingssfeer CAO .................. 10 Zakgeld...................................... 17 stagevergoeding leerlingen ....... 17 67 CAO Thuiszorg 2006-2010 Versie 5, 1 juli 2010 (in verband met wijziging minimumlonen) Overleg Arbeidsvoorwaarden Thuiszorg (OAT), Deze CAO Thuiszorg heeft een looptijd van 1 oktober 2006 tot 1 maart 2010. Aangezien in de thuiszorg naast elkaar wordt gewerkt met maandsalarissen en periodesalarissen (van vier weken), is bij de ingangsdata zowel een maand van ingang alsook een periode van ingang vermeld. Voor vragen op het gebied van de interpretatie/toepassing van de CAO kunnen georganiseerde werknemers en werkgevers (leden) zich respectievelijk wenden tot: Werknemers, voorzover lid: – CNV Publieke Zaak, Den Haag, zie voor telefoonnummers pagina 3; Werkgevers voorzover lid: – BTN-Helpdesk, Oosterhout, tel. (0162) 40 81 01. Aan de totstandkoming van deze uitgave is de uiterste zorg besteed. Voor informatie die nochtans onvolledig of onjuist is opgenomen, aanvaarden auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor eventuele verbeteringen van de opgenomen gegevens houden zij zich gaarne aanbevolen. Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Telefoonnummers voor interpretatie/toepassing van de CAO CNV Publieke Zaak Hoofdkantoor Den Haag Regio 1 (Friesland, Groningen, Drenthe) Regio 2 (Gelderland en Overijssel) Regio 3 (Noord-Holland, Utrecht, Flevoland) Regio 4 (Zuid-Holland) Regio 5 (Noord-Brabant, Limburg, Zeeland) Versie 6, februari 2011 (070) 416 06 00 (0592) 39 01 00 (055) 526 42 00 (035) 626 43 00 (010) 478 74 00 (040) 217 15 00 68 Inhoud Protocol bij de totstandkoming van de CAO Thuiszorg 2006-2010 De ondergetekenden, CNV Publieke Zaak, gevestigd te ’s-Gravenhage; BTN, Branchebelang Thuiszorg Nederland, gevestigd te Oosterhout; anderzijds, verder te noemen: partijen, hebben overeenstemming over een nieuwe CAO Thuiszorg met een looptijd van 1 oktober 2006 tot 1 maart 2010 waarvan de wijzigingen ten opzichte van de vorige CAO Thuiszorg zijn opgenomen in het bij deze overeenkomst gevoegde wijzigingspakket. De ondergetekenden verklaren voorts overeenstemming te hebben over de hierna volgende onderwerpen. Reiskosten Partijen hebben afgesproken tijdens de looptijd van de CAO een onderzoek uit te voeren met als doelstelling het verkennen van de mogelijkheden om de belasting die als gevolg van bovenfiscale reiskosten door de werkgever aan de fiscus moet worden afgedragen op een ander wijze in arbeidsvoorwaarden om te zetten. WMO Partijen bevelen instellingen aan zich optimaal in te spannen om zoveel mogelijk werknemers te behouden voor de zorgsector. Partijen bevelen aan dat: thuiszorginstellingen zullen zich bij een herverdeling van werk ten gevolge van een WMO aanbesteding zoveel mogelijk inspannen betrokken werknemers te behouden voor hun eigen organisatie dan wel deze bij de gegunde instellingen te herplaatsen. medewerkers die huishoudelijke zorg met signaleerfunctie bieden worden conform FWG op minimaal FWG 15 ingeschaald. Loonsverlagingen in het kader van WMO aanbestedingen zijn niet aan de orde tenzij het FWG systeem tot andere conclusies leidt en deze conclusies worden erkend door cao partijen. Rouwverlof Partijen bevelen aan dat organisaties een rouwprotocol opstellen en zullen hiertoe een voorbeeld protocol aanbieden. Levensfasebeleid Cao-partijen hebben bij de onderhandelingen gesproken over levensfasebeleid, over de zogenoemde ontziebepalingen in de cao en in het bijzonder over de leeftijdsafhankelijke verlofregelingen. CAO partijen willen graag de mogelijkheden verkennen om de huidige leeftijdsafhankelijke verlofregelingen door te ontwikkelen naar een model waarmee eigentijds levensfasebeleid voor werknemers in alle levens- en loopbaanfasen vormgegeven kan worden. Cao-partijen hebben vastgesteld: ï‚· ï‚· ï‚· ï‚· dat alle cao-partijen in beginsel bereid zijn om de huidige leeftijdsafhankelijke verlofregelingen door te ontwikkelen naar een nieuw verlofmodel; dat hierbij een model uitgaande van een persoonlijk levensfasebudget op basis van dienstjaren door alle cao-partijen als beloftevol, onderhandelbaar en uitwerkbaar wordt gezien; dat zowel van werkgeverszijde als van werknemerszijde de nodige randvoorwaarden aan een persoonlijk levensfasebudget op basis van dienstjaren zullen worden gesteld maar dat deze randvoorwaarden naar verwachting onderhandelbaar zijn; dat de doorontwikkeling van de huidige leeftijdsafhankelijke verlofregelingen naar een persoonlijk levensfasebudget op basis van dienstjaren naar verwachting een aanzienlijk financieringsvraagstuk met zich mee zal brengen waarvoor de cao-partijen in goed overleg een oplossing zullen moeten zoeken; Versie 6, februari 2011 69 ï‚· ï‚· ï‚· ï‚· ï‚· dat voor de uiteindelijke beoordeling van de haalbaarheid van een persoonlijk levensfasebudget op basis van dienstjaren en voor de verdere vormgeving en uitwerking daarvan het noodzakelijk is dat door cao–partijen een gezamenlijk traject wordt ingezet; dat een dergelijk traject moet worden uitgevoerd aan de hand van scenario’s met volledig transparante calculatie van gegevens, aanspraken en (belonings)kosten en overgangsregelingen; dat een dergelijk traject aan alle cao-partijen inzicht moet geven in de noodzakelijke bewegingsruimte aan beide kanten zodat alle cao-partijen daarin een weloverwogen afweging van belangen kunnen maken; dat een dergelijk traject (deels) bij voorkeur wordt begeleid en uitgevoerd door een onafhankelijke en ter zake kundige partij en binnen de looptijd van deze cao is afgerond; dat alle cao-partijen voor dit traject een inspanningsverplichting dienen te aanvaarden en daarvoor een gezamenlijke intentieverklaring dienen overeen te komen met voldoende bindingskracht maar zonder vooraf gedefinieerd resultaat. Op basis van bovenstaande conclusies, die door alle cao-partijen volledig onderschreven worden, hebben partijen de navolgende afspraak gemaakt: Het model uitgaande van een persoonlijk levensfasebudget op basis van dienstjaren wordt door partijen als een serieuze mogelijkheid gezien om de vigerende leeftijdsgebonden verlofregelingen te vervangen. Partijen verwachten dat dit model beter aansluit op de wensen van werknemers en werkgevers, rekeninghoudend met de maatschappelijke en demografische ontwikkelingen. Partijen hebben om die reden besloten om gedurende de looptijd van deze cao te komen tot een uitwerking van dit model waarbij het streven van partijen is om dit model te implementeren in de Cao Thuiszorg. Bij deze uitwerking, waarbij gebruik zal worden gemaakt van verschillende scenario’s, komen de aspecten van herverdeling, toekenning van aanspraken en de financiering uitvoerig aan de orde. Voor de uitwerking van het model zullen partijen PGGM benaderen om als projectuitvoerder te gaan fungeren. PGGM is een onafhankelijke partij met de expertise die voor dit project noodzakelijk is. Het streven is het gezamenlijk traject, waarmee de uiteindelijke beoordeling van de haalbaarheid van een dergelijk persoonlijk levensfasebudget op basis van dienstjaren en de verdere vormgeving en uitwerking daarvan plaatsvindt, voor het einde van de looptijd van deze CAO gereed te hebben. Mantelcontract ziektekostenverzekeraar BTN zal voor haar leden met één of meerdere ziektekostenverzekeraar(s) mantelovereenkomst(en) afsluiten inzake de ziektekostenverzekering. Toekomst van de kraamzorg De laatste jaren staat de sector kraamzorg erg onder druk. Deze druk uit zich onder andere verlaging van het gemiddeld aantal uren kraamzorg per kraambed, verlaging van de omvang van de contracten van kraamverzorgenden, tekorten in de kraamzorg door moeilijk vervulbare vacatures, groter personeelsverloop dan voorgaande jaren en daling van de uitstroom uit de opleidingen. Zie hiervoor ook het rapport Monitoring Kraamzorg III, Nivel april 2008. Partijen hechten groot belang aan behoud van het product kraamzorg en het beroep van kraamverzorgende. Partijen hebben afgesproken tijdens de looptijd van de CAO te onderzoeken hoe werkgevers en werknemers kunnen anticiperen op de ontwikkelingen in de sector kraamzorg, de toekomst van de kraamzorg en welke activiteiten hiervoor uitgezet dienen te worden. Modernisering van arbeidsvoorwaarden Partijen constateren uit signalen van hun leden dat het steeds belangrijker wordt in te spelen op de wensen en behoeften van werknemers. Een uniform pakket van arbeidsvoorwaarden blijkt niet aan de wensen van de werknemers tegemoet te komen. Er is behoefte aan keuzevrijheid. Werknemers willen hun arbeidsvoorwaarden kunnen afstemmen op hun persoonlijke levensfase, individuele wensen en behoeften en willen meer flexibilisering. Partijen hebben afgesproken tijdens de looptijd van de CAO een studie te doen naar de mogelijkheden om te komen tot het inrichten van pakketten op maat voor werknemers welke past binnen de bedrijfsvoering. Zelfstandig ondernemerschap De arbeidsmarkt verandert en de inzet van arbeidskrachten verandert hierdoor ook. Er is meer behoefte aan en noodzaak tot flexibilisering van de arbeid om tegemoet te kunnen komen aan de vraag naar zorg en de mogelijkheden tot inzet van zorgverleners. Flexibilisering kan plaats vinden met de inzet van werknemers maar ook met de inzet van zelfstandig ondernemers (niet in loondienst werkzame zorgverleners). Partijen hechten er groot belang aan dat zorgverleners ongeacht de soort arbeidsrelatie goed geïnformeerd zijn en bewust keuzes maken. Partijen zullen gezamenlijk afstemmen hoe en op welke onderwerpen deze informatieverstrekking het beste plaats kan vinden. Partijen spreken tevens af dat er tijdens de looptijd van de CAO onderzocht zal worden of er mogelijkheden bestaan van voortzetting van de huidige pensioenregeling PFZW bij zelfstandig ondernemerschap. Toekomst CAO Tegen het einde van de looptijd van deze CAO zullen partijen overwegen of de CAO verder wordt voorgezet dan wel dat omstandigheden zodanig gewijzigd zijn dat één bedrijfstak CAO tot de mogelijkheden behoort. Versie 6, februari 2011 70 ALGEMEEN GEDEELTE CAO Hoofdstuk I Algemene bepalingen Artikel 1 Definities In deze CAO wordt verstaan onder: a. Arbeidsovereenkomst: een overeenkomst als bedoeld in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek; b. Werkgever: de privaatrechtelijke organisatie, als bedoeld in artikel 2 van deze CAO; c. Werknemer: degene die als werknemer in de zin van het Burgerlijk Wetboek een arbeidsovereenkomst met de werkgever is aangegaan, met uitzondering van degenen die genoemd zijn in artikel 2 lid 2; d. Werknemer werkzaam op basis van gesubsidieerde arbeid: degene die op grond van/in het kader van de Kaderregeling Arbeidsinpassing, de Wet inschakeling werkzoekenden of de Wet werk en bijstand een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht heeft gesloten met de werkgever; e. Instelling/inrichting: de privaatrechtelijke organisatie die valt onder de werkingssfeer van artikel 2 lid 1 van de CAO; f. Overleg Arbeidsvoorwaarden Thuiszorg (OAT): het geen rechtspersoonlijkheid bezittende overleg tussen enerzijds: – werknemersorganisatie, te weten: ï‚· CNV Publieke Zaak; en anderzijds: werkgeversorganisatie, te weten: ï‚· BTN, Branchebelang Thuiszorg Nederland; g. Salaris: het tussen werkgever en werknemer overeengekomen bruto maand-of periodesalaris, exclusief de in de hoofdstukken III, IV, VI, VII en XII genoemde vergoedingen en/of toelagen en exclusief de vakantietoeslag en exclusief de eindejaarsuitkering; h. Periode: een aaneengesloten tijdvak van vier weken; i. Arbeidsduur: de – met inachtneming van deze CAO – tussen werkgever en werknemer overeengekomen tijd waarin arbeid wordt verricht, waarbij inbegrepen: – reis- en wachttijden die hun oorzaak vinden in de door de werkgever opgedragen werkzaamheden inclusief de door gebroken diensten veroorzaakte extra reistijd; – het houden van spreekuren; – het noodzakelijk bijwonen van de direct uit de werkzaamheden voortvloeiende vergaderingen; – opleiding of bijscholing als bedoeld in artikel 43; – reistijd verbonden aan werkzaamheden buiten de plaats van tewerkstelling en/of het werkgebied aan het begin en/of het einde van het werk, voor zover deze reistijden meer bedragen dan de voor de werknemer gebruikelijke reistijden van het woon-/werkverkeer; – werkoverleg; j. Plaats van tewerkstelling: de gemeente of het met name bekende afzonderlijk liggende deel van de gemeente, waar het gebouw staat waarin of van waaruit de werknemer normaliter de functie uitoefent dan wel kantoor houdt; k. Werkgebied: het gebied zoals dat is vastgesteld in de individuele arbeidsovereenkomst; l. Relatiepartner: een persoon met wie de werknemer een affectieve relatie heeft en met wie hij – met het oogmerk duurzaam samen te leven – op hetzelfde adres woont en een gemeenschappelijke huishouding voert. Bloedverwanten van de werknemer tot en met de derde graad worden niet als relatiepartner aangemerkt. Eerste- en tweede graads bloedverwanten: de graad van bloedverwantschap tussen personen wordt gevonden door het aantal geboortes te tellen dat tussen hen in ligt. Ouder - kind is dus eerste graad en grootouder – kleinkind broer en zus, tweede graad m. Vakantiekracht: degene die tijdens de vakanties werkzaamheden verricht in een dienstverband van niet langer dan 60 werkdagen per kalender-/ periodejaar; n. Inval-/oproepkracht: – diegene, die een overeenkomst met de werkgever heeft en zich beschikbaar heeft gesteld om op afroep van de werkgever op arbeidsovereenkomst te komen werken maar niet verplicht is om aan deze oproep gehoor te geven; alsmede – diegene, die met de werkgever een zogenaamd nul-uren contract heeft gesloten; o. Uurloon: het jaarsalaris gedeeld door 1878, waarbij het jaarsalaris wordt berekend als twaalf maal het (onafgeronde) maandsalaris; p. Werkoverleg: het periodiek gezamenlijk overleg tussen de leidinggevende(n) en de overige werknemers per organisatorische eenheid van een instelling over arbeidsorganisatie, arbeidsomstandigheden, verzuimbeleid en de in dat verband geldende verantwoordelijkheden van werkgever en werknemer. Het werkoverleg betreft niet het overleg over individuele cliënten; q. In deze CAO gelden alle begrippen die betrekking hebben op personen die in de mannelijke vorm gesteld zijn, ook voor vrouwen. r. Pauze: een onderbreking van de werkzaamheden met rust als hoofdkenmerk en met een duur van maximaal 1 uur, tenzij werknemer en werkgever een langere maximumduur overeenkomen. Artikel 2 Werkingssfeer 1. Werkgever a. De CAO is van toepassing op de bij BTN aangesloten privaatrechtelijke organisatie, dan wel een al of niet juridisch zelfstandig onderdeel hiervan, al of niet met rechtspersoonlijkheid en al dan niet met winstoogmerk, waarvan de Versie 6, februari 2011 71 ALGEMEEN GEDEELTE CAO activiteiten hoofdzakelijk een extramuraal karakter hebben en die zich voornamelijk richt op het verlenen van, al of niet direct of indirect verzekerde of door de overheid gefinancierde, zorg of hulp bestaande uit e´e´n of meer van de volgende vormen: ï‚· huishoudelijke verzorging (waaronder wordt begrepen het ondersteunen bij of overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van een persoon dan wel van de leefeenheid waartoe een persoon behoort) en/of persoonlijke verzorging en/of verpleging al dan niet in combinatie met ondersteunende begeleiding en/of activerende begeleiding en/of prenatale zorg en/of het uitlenen van verpleegartikelen en/of jeugdgezondheidszorg en/of dieetadvisering en/of vaccinaties; en/of ï‚· kraamzorg: waaronder wordt verstaan het leveren van de volgende activiteiten: partusassistentie, verzorging en controle van kraamvrouw en pasgeborene, voorlichting en instructie, waarborgen van hygiëne tijdens partus en kraambed, huishoudelijke verzorging en/of opvang; b. De CAO is tevens van toepassing op de bij BTN aangesloten privaatrechtelijke organisatie(s) die beheerd wordt (worden) door (een) organisatie(s) als genoemd in lid 1 sub a en die uitsluitend dan wel nagenoeg uitsluitend activiteiten verricht(en) ten behoeve van die organisatie(s). 2. Werknemer De CAO is van toepassing op alle werknemers met uitzondering van de volgende categorieën werknemers: ï‚· werknemers die de functie van algemeen directeur bekleden; hieronder wordt verstaan diegene die als eindverantwoordelijke is belast met het beheer van de instelling en daarvoor rechtstreeks verantwoording verschuldigd is aan het Bestuur respectievelijk de Raad van Toezicht; ï‚· vakantiekrachten, hieronder wordt verstaan degene die tijdens de vakanties werkzaamheden verricht in een dienstverband van niet langer dan 60 werkdagen per kalender-/periodejaar. Artikel 2a Uitzendkrachten De werkgever dient zich er van te verzekeren dat aan de arbeidskrachten die door een uitzendbureau ter beschikking worden gesteld aan een organisatie die onder de werkingssfeer van deze CAO valt, overeenkomstige salariëring, de vergoedingen volgens hoofdstuk III en de kostenvergoedingen worden toegekend als die, welke worden toegekend aan de werknemers werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies, in dienst van de inlenende organisatie. Artikel 7 Werknemer werkzaam op basis van gesubsidieerde arbeid 1. De bepalingen van de CAO zijn onverkort van toepassing op een werknemer werkzaam op basis van gesubsidieerde arbeid, met uitzondering van: – artikel 8 – artikel 9 – artikel 87 en Uitvoeringsregeling N Wachtgeld. 2. Bij de indiensttreding van een werknemer werkzaam op basis van gesubsidieerde arbeid dient de werkgever de volgende regels in acht te nemen: a. bij de indiensttreding mag geen sprake zijn van verdringing van een reeds bestaande arbeidsplaats dan wel van invulling van een reeds voorziene arbeidsplaats. Dat wil zeggen dat het moet gaan om een arbeidsplaats die zonder gebruikmaking van de Wet inschakeling werkzoekenden dan wel de Wet werk en bijstand niet tot stand zou zijn gekomen; b. met de werknemer werkzaam op basis van gesubsidieerde arbeid wordt een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van een jaar afgesloten; c. de werkgever stelt een begeleidingsplan op dat waarborgen biedt voor een reële training en begeleiding van de werknemer werkzaam op basis van gesubsidieerde arbeid, ter bevordering van diens mogelijke doorstroming naar een reguliere arbeidsplaats. In dit plan wordt in ieder geval voorzien in de aanwijzing van een vaste begeleider die met de begeleiding van de werknemer werkzaam op basis van gesubsidieerde arbeid is belast; d. de werkgever neemt de inspanningsverplichting op zich om de werknemer werkzaam op basis van gesubsidieerde arbeid bij voldoende geschiktheid, na het verstrijken van de hiervoor onder b genoemde periode van een jaar, door te laten stromen naar een reguliere arbeidsplaats binnen zijn instelling, indien de personeelsformatie van de instelling dit toelaat. Meerkeuzesysteem arbeidsvoorwaarden Artikel 7a Meerkeuzesysteem arbeidsvoorwaarden 1. De werknemer kan arbeidsvoorwaarden (in dit artikel verder aangeduid als ‘bron’) ruilen voor andere arbeidsvoorwaarden (in dit artikel verder aangeduid als ‘doel’). 2. De werknemer kan de volgende arbeidsvoorwaarden inzetten als (geld of tijd) bron: a. verlofuren; b. meer gewerkte uren; c. overwerkuren; d. extra gekochte uren; Versie 6, februari 2011 72 ALGEMEEN GEDEELTE CAO 3. 4. 5. 6. 7. 8. e. salaris; f. vakantietoeslag; g. eindejaarsuitkering; h. bijzondere toeslagen; i. toelage inconveniënte uren; j. vergoeding wachtdienst kraamverzorgenden; k. spaarverlof. De werknemer kan, binnen de geldende wettelijke en fiscale kaders, de in het vorige lid genoemde bron(nen) inzetten voor de volgende (geld-of tijd)doel(en): a. levensloopregeling; b. extra verlofuren; c. geld; d. spaarloonregeling; e. fiets; f. kinderopvang; g. extra pensioen; h. contributie voor vakbond en/of beroepsvereniging. De werkgever kan – in overleg met de ondernemingsraad – het meerkeuzesysteem inrichten, alsmede bronnen en/of doelen toevoegen aan het meerkeuzesysteem zoals dat binnen de instelling wordt gebruikt. Bij de aanwending van tijdbronnen, zoals genoemd onder lid 2, sub a, b, c en j, voor gelddoelen/doelen in natura, wordt de geldswaarde van deze bronnen berekend op basis van het alsdan geldende uurloon. Indien de werknemer het tot 1 januari 2006 opgebouwde spaarverlof opneemt ten behoeve van een oriëntatie op zijn beroep of loopbaan wordt het aantal uren als genoemd onder lid 2 sub a en b vermeerderd met 20%. Indien de werknemer gebruik maakt van de mogelijkheden van het meerkeuzesysteem wordt, voor zover van toepassing, salaris ten behoeve van de berekening van de vergoeding op grond van artikel 3 en 4 uitvoeringsregeling B Overwerk en de toelage inconvenie¨nte uren op grond van artikel 2 uitvoeringsregeling C Inconvenie¨nte uren zodanig vastgesteld als ware het bruto loon niet verlaagd. Indien de werknemer kiest voor uitruil tegen het doel extra pensioen, wordt de waarde van het uurloon gelijk gesteld aan 115% van het actuele uurloon op het moment van de inwisseling van een geldbron in een pensioenaanspraak. B. Aanvullende bepalingen bij het doel levensloopregeling Doorbetaling van pensioenpremie tijdens levensloopverlof 9. Bij de betaling van de pensioenpremie tijdens het verlof betaalt de werknemer het werknemersdeel en de werkgever het werkgeversdeel, indien tijdens de verlofperiode de werknemer ten minste een inkomen uit de levensloop heeft van 70% van het laatstgenoten salaris. Opnemen van verlof 10. Indien de werknemer verlof op wil nemen dan dient hij dit vier maanden voor de eerste verlofdag schriftelijk bij de werkgever aan te vragen onder opgave van de gewenste periode van verlof en het aantal verlofuren per week. Kan uit een oogpunt van instellingsbelang in redelijkheid niet van de werkgever verlangd worden dat hij op een bepaald tijdstip verlof verleent dan neemt de werkgever na overleg met de werknemer een (gedeeltelijk) afwijzend besluit. Versie 6, februari 2011 73 ALGEMEEN GEDEELTE CAO ALGEMEEN GEDEELTE CAO Hoofdstuk II Arbeidsovereenkomst Artikel 8 Inhoud arbeidsovereenkomst 1. De arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk aangegaan en gewijzigd. De werkgever draagt zorg voor ondertekening van de (gewijzigde) overeenkomst door beide partijen en toezending van de overeenkomst aan de werknemer. 2 De arbeidsovereenkomst vermeldt, naast hetgeen in artikel 7:655 BW staat vermeld, de volgende gegevens: a. de verplichting tot verhuizing of de ontheffing daarvan; b. indien van toepassing, de gronden voor het aangaan van een overeenkomst voor bepaalde tijd; c. de proeftijd; d. de wijze waarop de werktijden geregeld zijn; e. de datum van periodieke verhoging; f. de nevenfuncties als bedoeld in artikel 44 bij indiensttreding; g. de eventuele verplichting tot scholing ingevolge artikel 43; h. eventuele bijzondere bepalingen, regelingen, afspraken en verplichtingen, die van toepassing zijn. 3. In een leerarbeidsovereenkomst in het kader van de beroepsbegeleidende leerweg van het OC&W-opleidingsstelsel worden de volgende elementen aanvullend gemeld: a. de verklaring dat na diplomering een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zal gelden in de functie waarvoor de opleiding heeft plaatsgevonden; b. een omschrijving van de procedure bij arbeidsrechtelijke geschillen en geschillen in de verhouding tussen de leerling, de instelling als leerbedrijf en het opleidingsinstituut, al dan niet onder verwijzing naar bestaande geschillenregelingen; c. de mogelijkheid van tussentijdse beëindiging van de leerarbeidsovereenkomst; d. de van toepassingverklaring van een terugbetalingsregeling conform artikel 5, Uitvoeringsregeling K, Studiefaciliteiten. 4. De werknemer kan verzoeken om verstrekking van: a. deze CAO; b. het pensioenreglement; c. de statuten en huishoudelijk reglement van de werkgever; d. reglement ondernemingsraad De werknemer tekent een verklaring van ontvangst, indien bovengenoemde zaken zijn verstrekt. Artikel 8a Proeftijd Werkgever en werknemer kunnen een proeftijd overeenkomen. Deze beslaat maximaal twee maanden, ongeacht of de arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd wordt aangegaan. Artikel 9 Duur arbeidsovereenkomst 1. Een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor bepaalde of voor onbepaalde tijd. 2. Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd mag niet langer dan voor maximaal één jaar worden aangegaan, tenzij sprake is van: a. tijdelijke vervanging wegens het volgen van een opleiding, door ziekte, militaire dienst of tewerkstelling als gewetensbezwaarde militaire dienst dan wel wegens zwangerschaps- en bevallingsverlof of adoptieverlof van een andere werknemer; b. werkzaamheden met een kennelijk tijdelijk karakter. 3. a. Wanneer de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt aangegaan in de in lid 2 van dit artikel onder a genoemde gevallen, bedraagt de maximale duur – inclusief eventuele verlengingen – 2,5 jaar. b. Wanneer de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt aangegaan in de in lid 2 van dit artikel onder b genoemde gevallen, is de duur gelijk aan de duur van de overeengekomen werkzaamheden. 4. In afwijking van het bepaalde in lid 2 van dit artikel mag een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een leerlingkraamverzorgende na het verstrijken van de termijn van één jaar worden verlengd met maximaal 12 maanden, indien de opleiding binnen de termijn van één jaar niet met goed gevolg is afgerond. 5. Indien een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd samenloopt met een leerovereenkomst bedraagt de duur, in afwijking van het bepaalde in lid 2, maximaal de duur van de leerovereenkomst. 6. Indien een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt belast met de uitvoering van een project, waarvan de financiering van tijdelijke aard is, kan ter vervanging van deze werknemer met een andere werknemer een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd worden aangegaan voor de duur van dit project, zulks in afwijking van het bepaalde in lid 2. 7. Indien een arbeidsovereenkomst, die voor bepaalde tijd is aangegaan door werkgever en werknemer na het verstrijken van deze bepaalde tijd stilzwijgend wordt voortgezet, wordt zij geacht vanaf dat tijdstip voor onbepaalde tijd te zijn aangegaan. 8. Indien een arbeidsovereenkomst, die voor bepaalde tijd is aangegaan na het verstrijken van deze bepaalde tijd door partijen voor bepaalde tijd wordt voortgezet, dienen ten aanzien van deze voortzetting(en) de maximumtermijnen als bedoeld in dit artikel onverkort in acht te worden genomen en wel met dien verstande dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd slechts mogelijk is indien en voor zover de gezamenlijke duur van het tijdvak waarover de arbeidsovereenkomst aanvankelijk is aangegaan en de termijn(en) waarmee zij is voortgezet geen overschrijding inhoudt van de van toepassing zijnde maximumtermijn. Versie 6, februari 2011 74 ALGEMEEN GEDEELTE CAO 9. Wanneer meer dan drie voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van niet meer dan 31 dagen, waarbij door samenstelling van die opeenvolgende arbeidsovereenkomsten de van toepassing zijnde maximumtermijn niet wordt overschreden, dan worden de vierde en de daarop volgende arbeidsovereenkomst(en) eveneens geacht te zijn aangegaan voor bepaalde tijd. Hoofdstuk III Arbeidsduur, werktijden en daarmee samenhangende vergoedingen Artikel 10 Arbeidsduur 1. De tussen werkgever en werknemer overeen te komen arbeidsduur wordt uitgedrukt in een gemiddeld aantal uren per week, dat is afgeleid van een totaal aantal uren per jaar. 2. Deze arbeidsduur is bij een volledig dienstverband gemiddeld 36 uur per week. 3. Werkgever en werknemer kunnen in afwijking van lid 2 overeenkomen dat, gelet op het solistisch karakter van de uitgeoefende functie in samenhang met de voortgang van de werkzaamheden, een arbeidsduur geldt die hoger ligt dan gemiddeld 36 uur per week met een maximum van gemiddeld 40 uur per week. 4. De arbeidsduur van de werknemer die op 31 december 1998 bij de werkgever in dienst is, blijft met ingang van 1 januari 1999 ongewijzigd, tenzij werkgever en werknemer anders overeenkomen. Artikel 11 (Gereserveerd) Artikel 12 Werktijden algemeen 1. Met inachtneming van de tussen werkgever en werknemer overeengekomen arbeidsduur en de toepassing van artikel 13, en bij kraamverzorgenden in aanvulling hierop, artikel 18, stelt de werkgever – na overleg met de werknemer – de werktijden vast al dan niet in de vorm van roosters. 2. De werkgever meldt de vastgestelde werktijden ten minste tien etmalen van tevoren aan de werknemer. Na overleg tussen werkgever en werknemer kan van de vastgestelde werktijden worden afgeweken. Voor kraamverzorgenden wordt bij de toepassing van dit lid uitgegaan van vastgestelde werkdagen in plaats van vastgestelde werktijden. 3. Bij toepassing van roosters, zoals bedoeld in artikel 13, lid 2, sub d, dienen de werktijden ten minste één maand van tevoren bij de werknemer bekend te zijn. Voor kraamverzorgenden wordt hierbij uitgegaan van te werken dagen in plaats van werktijden. Na overleg tussen werkgever en werknemer kan van vastgestelde roosters worden afgeweken. 4. Bij de regeling van de werktijden wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de levensbeschouwing van de werknemer. De werknemer krijgt de gelegenheid de plichten te vervullen die voortvloeien uit de bij zijn levensbeschouwing behorende feestdagen. Artikel 13 Randvoorwaarden bij de inrichting van de werktijden Bij de inrichting van de werktijden gelden in samenhang met artikel 10, 12 en 18 en met gebruikmaking van de mogelijkheden die de Arbeidstijdenwet en het daarop gebaseerde Arbeidstijdenbesluit bieden de volgende randvoorwaarden: 1. 2. Waar in dit artikel het begrip ‘dienst’ wordt gehanteerd, is bedoeld hetgeen de Arbeidstijdenwet daaronder verstaat, te weten: een aaneengesloten tijdruimte waarin arbeid wordt verricht en die gelegen is tussen twee op grond van die wet geldende opeenvolgende onafgebroken rusttijden. Waar in dit artikel het begrip ‘(werk)overleg’ wordt gehanteerd, is bedoeld al het overleg dat de uitvoerende werkzaamheden ondersteunt. a. de werknemer werkt per 13 kalenderweken maximaal gemiddeld 36 uur per week, dan wel maximaal gemiddeld 37 uur per week indien artikel 10, lid 4 wordt toegepast; indien artikel 10, lid 3 van toepassing is, werkt de werknemer per 13 kalenderweken maximaal gemiddeld 40 uur per week; bovendien geldt dat gemeten over 4 kalenderweken maximaal gemiddeld 45 uur per week wordt gewerkt; indien gebruik wordt gemaakt van roosters, geldt in plaats van genoemd tijdvak van 13 kalenderweken een tijdvak van 26 weken; b. de werknemer werkt per dienst maximaal 10 uur; c. voor de werknemer met een geringere arbeidsduur dan gemiddeld 36 uur per week geldt bovendien dat de werktijden zodanig worden ingericht dat bij inzet van de werknemer per dienst minimaal 3 uur aaneengesloten werkzaamheden worden verricht en dat per 13 kalenderweken maximaal op 65 dagen wordt gewerkt; gelet op de samenstelling van het cliëntenaanbod kan het noodzakelijk zijn dat het minimum aantal aaneengesloten uren per dienst niet op 3 maar op 2 wordt gesteld; het minimum aantal uren van 3, respectievelijk 2 geldt niet voorzover de werkzaamheden (werk)overleg betreffen; d. de voor de werknemer geldende gemiddelde arbeidsduur per week wordt zodanig ingericht, dat dit gemiddelde per blok van maximaal 13 weken wordt bereikt, met dien verstande, dat per blok ten hoogste 20 te veel of te weinig gewerkte uren kunnen worden overgeheveld naar een volgend tijdvak van maximaal 13 weken, naast de mogelijkheid als bedoeld onder sub e; in afwijking hiervan kan bij toepassing van roosters de gemiddelde arbeidsduur per week zodanig worden ingericht dat dit gemiddelde per blok van maximaal 26 weken wordt bereikt, in welk geval er geen uren naar een volgend tijdvak kunnen worden overgeheveld, afgezien van de mogelijkheid als bedoeld onder sub e; e. werkgever en werknemer kunnen schriftelijk vast te leggen afspraken maken over een zodanige inrichting van de werktijden dat de gemiddelde arbeidsduur per 13 weken als bedoeld onder sub a en sub c wordt overschreden tot een maximum van gemiddeld 40 uur per week, waardoor met die overschrijding corresponderende vrije tijd wordt opgespaard die ofwel op een later tijdstip wordt opgenomen dan wel op een later tijdstip in salaris wordt uitbetaald; f. voor de werknemer die jonger is dan 18 jaar zijn de navolgende leden 4 tot en met 6 niet van toepassing, maar gelden de standaardbepalingen van de Arbeidstijdenwet. Versie 6, februari 2011 75 ALGEMEEN GEDEELTE CAO 3. De werknemer heeft ten minste 21 vrije weekeinden per jaar; tijdens deze vrije weekeinden mag geen bereikbaarheidsdienst worden opgedragen. Op deze bepaling zijn twee uitzonderingsmogelijkheden: – de werknemer die uitsluitend in weekeinden werkt, heeft ten minste 13 vrije zondagen per 52 weken; – de overige werknemers kunnen er op verzoek van de werkgever voor kiezen om in plaats van ten minste 21 vrije weekeinden, ten minste 13 vrije zondagen per 52 weken te hebben; de werknemer kan deze keus met een opzegtermijn van twee maanden of twee periodes intrekken. 4. Indien de werknemer arbeid verricht in nachtdienst zoals gedefinieerd in de Arbeidstijdenwet (een dienst waarin de uren tussen 00.00 uur en 06.00 uur geheel of gedeeltelijk zijn begrepen) gelden de volgende aanvullende regels: a. de minimumrust na een nachtdienst die eindigt na 02.00 uur is 14 uur (1 . per periode van 7 . 24 uur in te korten tot 8 uur); b. de minimumrust bedraagt 48 uur na een reeks van ten minste 3 en ten hoogste 6 achtereenvolgende nachtdiensten indien deze eindigen voor of op 02.00 uur en in andere gevallen na een reeks van ten minste 3 en ten hoogste vijf achtereenvolgende nachtdiensten; c. de maximumarbeidstijd per nachtdienst bedraagt 9 uur; d. de maximumarbeidstijd per 13 weken bedraagt gemiddeld 36 uur per week, dan wel maximaal gemiddeld 37 uur per week indien artikel 10, lid 4 wordt toegepast; indien artikel 10, lid 3 van toepassing is, bedraagt de gemiddelde arbeidsduur maximaal gemiddeld 40 uur per week; e. het maximum aantal nachtdiensten bedraagt 28 per 13 weken en 52 per 13 weken indien de nachtdiensten voor of op 02.00 uur eindigen. 5. Indien de werknemer arbeid verricht in overwerk gelden de volgende aanvullende regels: – de werknemer werkt per dienst maximaal 12 uur, per week maximaal 54 uur en per periode van 13 achtereenvolgende weken maximaal gemiddeld 40 uur per week. 6. Indien de werknemer zijn arbeid geheel of gedeeltelijk in nachtdienst verricht en bovendien overwerk verricht, bedraagt de arbeidstijd per nachtdienst maximaal 10 uur en de totale arbeidstijd per 13 achtereenvolgende weken maximaal gemiddeld 40 uur per week. 7. De werkgever organiseert de arbeid zodanig dat indien de werknemer van 18 jaar of ouder meer dan 5,5 uur arbeid per dienst verricht, deze arbeid wordt afgewisseld door een pauze van ten minste een halfuur aaneengesloten, welke pauze mag worden gesplitst in twee pauzes. Voor de werknemer met een leeftijd beneden 18 jaar geldt hetzelfde, met dien verstande dat als norm niet 5,5 uur, maar 4,5 uur van toepassing is. 8. Bij de inrichting van de werktijden kan de werkgever per dag één breuk toepassen, tenzij de werknemer instemt met meerdere breuken. Als breuk wordt beschouwd een onderbreking van het werk zonder dat de tussenliggende tijd werktijd of een pauze is; bij toepassing van de mogelijkheid van een of meer breuken per dag, geldt dat de werknemer per dag minimaal twee maal twee uur aaneengesloten wordt ingezet. Het minimum van twee uur geldt niet voorzover de werkzaamheden (werk)overleg betreffen. De kosten, verbonden aan het na een breuk heen en weer reizen tussen woon-en werkplaats worden aan de werknemer vergoed overeenkomstig de bepalingen van de Uitvoeringsregeling J Reis-en verblijfkostenvergoeding. 9. De beperkende bepalingen van lid 8 zijn niet van toepassing op werknemers die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend werkzaamheden verrichten tijdens de avond (vanaf 20.00 uur), de nacht en de weekeinden. 10. Aan de werknemer die 55 jaar of ouder is mag tegen zijn wil geen overwerk, werk tijdens inconveniënte uren, bereikbaarheidsdienst en slaapdienst worden opgedragen. Artikel 14 Overwerk 1. Overwerk is de arbeid die de werknemer in opdracht van de werkgever verricht en waarmee de voor de werknemer geldende gemiddelde arbeidsduur per week, gemeten over een tijdvak van 13 weken, wordt overschreden in verband met een incidentele onvoorziene wijziging van omstandigheden of indien de aard van de arbeid incidenteel een dergelijke afwijking noodzakelijk maakt. 2. De vergoeding voor overwerk wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van de Uitvoeringsregeling B Overwerk. Artikel 15 Inconveniënte uren 1. Inconveniënte uren zijn de uren waarin de werknemer in opdracht van de werkgever arbeid verricht, indien deze uren vallen: – op maandag tot en met vrijdag vóór 07.00 uur en vanaf 20.00 uur; – op zaterdag; – op zondagen, alsook feest-en gedenkdagen als bedoeld in artikel 32, lid 5. 2. De vergoeding voor het verrichten van werkzaamheden gedurende inconveniënte uren wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van de Uitvoeringsregeling C Toelage inconveniënte uren. Artikel 16 Bereikbaarheidsdienst 1. Onder bereikbaarheidsdienst wordt verstaan dat de werknemer zich in opdracht van de werkgever gedurende bepaalde uren in zijn vrije tijd bereikbaar dient te houden voor spoedopdrachten van onvoorziene aard. 2. De vergoeding voor bereikbaarheidsdienst wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van Uitvoeringsregeling D Bereikbaarheidsdienst. Artikel 17 Slaapdienst 1. Onder slaapdienst wordt verstaan het door de werknemer in opdracht van de werkgever ’s avonds en/of ’s nachts in de nabijheid van de cliënt slapen met de bedoeling om in voorkomende acute situaties aanwezig te zijn om hulp te kunnen Versie 6, februari 2011 76 ALGEMEEN GEDEELTE CAO 2. bieden. De door de werknemer in slaapdienst doorgebrachte tijd wordt voor 30% beschouwd als arbeidsduur in de zin van artikel 1, sub i. De werknemer heeft over deze uren aanspraak op het salaris behorend bij de door hem beklede functie. Artikel 18 Inrichting werktijden kraamverzorgenden 1. Voor de inrichting van werktijden van kraamverzorgenden bevat Uitvoeringsregeling F Wachtdienst Kraamverzorgenden naast het gestelde in artikel 13, aanvullende bepalingen. 2. Voor kraamverzorgenden geldt naast de randvoorwaarden bij de inrichting van werktijden als gesteld in artikel 13 dat bij de inrichting van de werktijden, rekening houdend met de voor de kraamzorg geldende afwijkingsmogelijkheid van artikel 5:3, lid 2 van de Arbeidstijdenwet, de volgende patronen voor de wekelijkse onafgebroken rust kunnen worden toegepast: – in een aaneengesloten tijdruimte van 11 maal 24 uur een onafgebroken rust van tenminste 72 uur; – ofwel een onafgebroken rust volgens de normen van artikel 5:3 van de Arbeidstijdenwet. Tijdens de op grond hiervan geldende periodes van onafgebroken rust mag geen wachtdienst worden opgedragen. De werkgever kan gebruikmaken van de in dit lid genoemde afwijkingsvariant van de Arbeidstijdenwet mits hij voor die toepassingsmogelijkheid de instemmingsprocedure heeft gevolgd, die is opgenomen in artikel 27 van de Wet op de ondernemingsraden. 3. Werkgever kan in overleg met de ondernemingsraad voor werknemers die uitsluitend in partusdiensten werken, afspraken maken die afwijkend zijn van de in Uitvoeringsregeling F gestelde bepalingen. Artikel 19 tot en met artikel 21 (Gereserveerd) Hoofdstuk IV Salariëring Artikel 22 Functiewaardering 1. De functie van de werknemer wordt op basis van de toepassing van het actuele computerondersteunde systeem FWG©, ingedeeld in een van de volgende functiegroepen: 5, 10, 15, 20, 25, 30, 35, 40, 45, 50, 55, 60, 65, 70, 75, 80. 2. De wijze van (her)indelen van de functie van een werknemer en de daarbij te volgen procedure zijn vastgelegd in Uitvoeringsregeling E Functiewaardering Gezondheidszorg (FWG). 3. Het in lid 1 gestelde geldt niet: a. voor de leerling-werknemer als genoemd in Uitvoeringsregeling A Salariëring hoofdstuk IV Leerlingsalarissen; b. voor de werknemer die werkzaam is op basis van gesubsidieerde arbeid; c. indien en zolang ingevolge artikel 7 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet REA) ontheffing is verkregen. Artikel 23 Salaris 1. Het salaris van de werknemer wordt vastgesteld volgens Uitvoeringsregeling A Salariëring. 2. De werkgever deelt zo spoedig mogelijk gespecificeerd en schriftelijk een wijziging in het salaris van de werknemer mee. 3. De werknemer dient uiterlijk twee dagen voor het einde van de kalendermaand of salarisperiode over zijn salaris en uiterlijk in de maand of periode volgend op het ontstaan van een aanspraak op een toeslag op het salaris, hierover te kunnen beschikken. 4. De inval-/oproepkracht waarmee een nul-urencontract is overeengekomen, heeft, na verloop van de eerste zes maanden van een dergelijk contract, geen recht op loondoorbetaling tijdens de perioden waarin hij door de werkgever niet is opgeroepen om werkzaamheden te verrichten, zulks conform het bepaalde in artikel 7:628, lid 7, van het Burgerlijk Wetboek. Recht op loondoorbetaling bestaat evenmin in het geval van een minmaxcontract, waarbij het eventueel bovenminimale aantal te werken uren naar analogie van een nul-urencontract wordt toegepast en de werknemer niet is opgeroepen om tijdens de bovenminimale uren werkzaamheden te verrichten. Indien zich voorafgaand aan of tijdens een periode waarvoor de werknemer al is opgeroepen een buiten de werknemer gelegen onvoorziene omstandigheid voordoet, waardoor de werknemer geen werkzaamheden kan verrichten, is de hiervoor bedoelde uitsluiting van loondoorbetaling niet van toepassing. Deze bepaling laat onverlet hetgeen ter zake voor de eerste zes maanden van de arbeidsovereenkomst al dan niet is bepaald in de individuele arbeidsovereenkomst, zulks conform het bepaalde in artikel 7:628, lid 5, van het Burgerlijk Wetboek. 5. Geen salaris is verschuldigd over de tijd, gedurende welke de werknemer in strijd met zijn verplichtingen opzettelijk nalaat zijn werkzaamheden te verrichten. Dit wordt de werknemer schriftelijk en gemotiveerd medegedeeld. 6. In afwijking van lid 3 kan aan de werknemer met wie een arbeidsovereenkomst is aangegaan voor een wisselend aantal uren per week een voorschot worden betaald dat ten minste 75% beloopt van het te verwachten salaris. Artikel 24 (Gereserveerd) Artikel 25 Structurele eindejaarsuitkering 1. De werknemer heeft recht op een eindejaarsuitkering ter hoogte van 1,5%. De eindejaarsuitkering bedraagt met ingang van 1 januari 2009 3%. 2. De berekeningsgrondslag voor de in lid 1 genoemde eindejaarsuitkering is het door de werknemer over de maanden januari tot en met december, dan wel periode 1 tot en met 13, feitelijk verdiende totale brutosalaris, vermeerderd met de Versie 6, februari 2011 77 ALGEMEEN GEDEELTE CAO 3. 4. over dit tijdvak opgebouwde vakantietoeslag, exclusief alle overige toeslagen. De in lid 1 genoemde eindejaarsuitkering wordt in beginsel in december van dat jaar dan wel in januari van het daaropvolgende jaar uitbetaald, dan wel zoveel eerder als het dienstverband tussen werkgever en werknemer eindigt. De werknemer heeft de mogelijkheid om de in lid 1 genoemde eindejaarsuitkering te verlagen met 1,5 %, onder gelijktijdige opbouw van 25 verlofuren. Bij de werknemer die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar in dienst is of geen volledig dienstverband heeft of op wie artikel 10 lid 3 en/of lid 4 wordt toegepast, geldt dit aantal verlofuren naar rato. Organisaties die deze regeling reeds in 2008 hebben ingevoerd, kunnen dit handhaven tenzij de werknemer hier bezwaar tegen heeft. Artikel 26 tot en met artikel 29 (Gereserveerd) Artikel 30 Waarneming hoger gesalarieerde functie 1. De werknemer, met wie is overeengekomen dat hij tijdelijk een hoger bezoldigde functie van een andere werknemer geheel of nagenoeg geheel waarneemt, anders dan bij verlof wegens vakantie, ontvangt op het tijdstip dat de waarneming 30 dagen heeft geduurd met terugwerkende kracht tot het tijdstip waarop de waarneming aanving een toelage tot het bedrag van het salaris dat hij zou ontvangen wanneer hij in de nieuwe functie zou zijn ingeschaald. 2. Maximaal 2 werknemers kunnen met de waarneming, als bedoeld in lid 1 worden belast. De toelage wordt alsdan voor elke werknemer berekend naar evenredigheid van het gedeelte van de waarneming dat elk van beiden verricht. Artikel 30a Arbeidsmarkttoeslagen Indien voor een of meer specifieke functie(s) sprake is van een arbeidsmarktknelpunt, kan aan de werknemer een tijdelijke toeslag worden toegekend ter grootte van maximaal 10% van het voor de werknemer geldende salaris. Artikel 30b Beloningsaccenten in verband met functioneren Werkgever en ondernemingsraad kunnen afspraken maken over een binnen de instelling te hanteren systematiek van tijdelijke positieve beloningsaccenten in verband met het functioneren van werknemers. De toepassing daarvan is gekoppeld aan een systeem van personeelsbeoordeling, als bedoeld in artikel 61. Hoofdstuk V Vakantie, verlof en vakantietoeslag Artikel 31 (Gereserveerd) Artikel 32 (Vakantie)verlof 1. De werknemer heeft per kalenderjaar bij een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week, en afhankelijk van de leeftijd die de werknemer in het betreffende kalenderjaar bereikt, recht op het navolgende aantal uren (vakantie)verlof met behoud van salaris: Leeftijd Aantal uren 18 jaar 19 jaar 20 jaar 21 tot en met 29 jaar 30 tot en met 39 jaar 40 tot en met 44 jaar 45 tot en met 49 jaar 50 tot en met 54 jaar 55 tot en met 64 jaar 246 uren 238 uren 231 uren 224 uren 231 uren 238 uren 246 uren 253 uren 317 uren 2. 3. 4. De werknemer die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar in dienst is, geen volledig dienstverband heeft of op wie artikel 10, lid 3 en/of lid 4 wordt toegepast, heeft naar evenredigheid aanspraak op uren (vakantie)verlof. Het aantal uren (vakantie)verlof wordt naar boven afgerond op halve of hele uren. De tijdstippen van aanvang en einde van een vakantie dienen door de werkgever tijdig in overleg met de werknemer te worden bepaald. De werkgever zal de werknemer op zijn verzoek in de gelegenheid stellen om 15 aaneengesloten werkdagen vakantie op te nemen met inbegrip van vier weekeinden. Bij vakanties die korter duren dan 15 aaneengesloten werkdagen stelt de werkgever de werknemer op diens verzoek in de gelegenheid om ten minste 9 dagen achtereen, inclusief twee weekeinden, afwezig te zijn. Het (vakantie)verlof is mede bedoeld voor situaties waarin de werknemer verlof wenst op te nemen in verband met bijzondere persoonlijke omstandigheden voor de eerste- en tweedegraads bloedverwanten dan wel het kunnen voldoen aan wettelijke verplichtingen, en treedt aldus in de plaats van dergelijke rechten op basis van het Burgerlijk Wetboek. De verklaring van eerste- en tweedegraads bloedverwanten wordt benoemd in Hoofdstuk I Algemene Bepalingen, Definities artikel 1.l. Onder bijzondere persoonlijke omstandigheden worden in elk geval begrepen: huwelijk, registratie van partnerschap, verhuizing, de bevalling van de echtgenote van de werknemer of zijn geregistreerde partner, adoptie, huwelijksjubilea. De werkgever is verplicht om in situaties waarin het door de aard van de persoonlijke gebeurtenis niet mogelijk is om het (vakantie)verlof tijdig in overleg vast te stellen, de werknemer in de gelegenheid te stellen om toch (vakantie)verlof op te nemen, in een op de persoonlijke gebeurtenis afgestemde redelijke omvang. Versie 6, februari 2011 78 ALGEMEEN GEDEELTE CAO 5. 6. 7. 8. Het (vakantie)verlof is voorts mede bedoeld voor verlof op feest-en gedenkdagen, te weten Nieuwjaarsdag, Eerste en Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, Eerste en Tweede Pinksterdag, Eerste en Tweede Kerstdag, Koninginnedag, 5 mei en andere als zodanig door de Rijksoverheid erkende nationale feest-en gedenkdagen. De werknemer kan ervoor kiezen om in plaats van genoemde dagen verlof op te nemen op andere bij de godsdienst of de levensbeschouwing van de werknemer passende dagen. Dit lid laat de mogelijkheid onverlet, dat uit de aard van de werkzaamheden kan voortvloeien, dat het onmogelijk is dat de werknemer op genoemde dagen verlof opneemt, echter met inachtneming van artikel 12, lid 4. De werknemer die in een vast patroon gedurende (maximaal) drie dagen per week werkt en die in ieder geval op maandag en/of donderdag werkzaam is en waarbij deze werkdag(en) samenvalt (samenvallen) met een feest-of gedenkdag, heeft het recht om in de gelegenheid gesteld te worden om op (een) andere dag(en) zijn werkzaamheden te verrichten. Op deze wijze wordt het opnemen van verlofuren voor de betreffende feest-of gedenkdag voorkomen. Werkgever en werknemer kunnen overeenkomen dat de werknemer, met inachtneming van hetgeen de vakantiewetgeving en fiscale wetgeving mogelijk maakt, (vakantie)verlof spaart, dan wel dat deze rechten worden omgezet in loonbetaling. Daarbij kunnen tevens worden betrokken de spaaruren die voortvloeien uit de toepassing van artikel 13, lid 2, sub e. De werknemer die gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, behoudt recht op opbouw van (vakantie)verlof als ware hij volledig arbeidsgeschikt. Bij opname van verlof gedurende een periode van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, wordt het opgenomen verlof verrekend, als ware de werknemer volledig arbeidsgeschikt. Voor rouwverlof betreffende de eerste en tweede graads bloedverwanten wordt de Wet arbeid en zorg (Wazo) gevolgd. Artikel 33 Zwangerschaps- en bevallingsverlof 1. De werknemer heeft in verband met haar bevalling recht op zwangerschaps- en bevallingsverlof. De bepalingen zoals gesteld in de Wet arbeid en zorg, hoofdstuk 3, zijn onverkort van toepassing, tenzij in de navolgende leden anders wordt vermeld. 2. De werkgever betaalt het laatstgenoten brutosalaris door aan de werknemer die de bedongen arbeid wegens het verlof als genoemd in lid 1 niet verricht gedurende de periode waarop zij op grond van de Wet arbeid en zorg recht op dit verlof heeft en wel zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt. De uitkering voortkomende uit de aanspraak die de werknemer in het kader van dit verlof krachtens de Wet arbeid en zorg heeft, wordt op deze betaling in mindering gebracht. 3. Onder brutosalaris wordt verstaan de som van: a. het bruto maand-of periodesalaris, dat de werknemer geniet op het moment, dat het verlof als bedoeld in het eerste lid zich voordoet, b. overige loonbestanddelen, die als loon worden aangemerkt in de van toepassing zijnde dagloonregelingen van de werknemersverzekeringen. De hoogte van de genoemde bestanddelen wordt op maandbasis gemeten over de periode van 3 maanden, voorafgaand aan de maand waarin het verlof aanvangt. 4. Voor werknemers met een min-maxcontract, zijnde een arbeidsovereenkomst waarbinnen een minimum gemiddelde arbeidsduur per week is afgesproken met de mogelijkheid om deze arbeidsduur daarboven in overleg tussen werkgever en werknemer te varie¨ren tot een vooraf afgesproken maximum, dan wel andere afspraken tussen werkgever en werknemer op grond waarvan naast een vast minimum aantal arbeidsuren de mogelijkheid bestaat om op oproepbasis daarboven meer uren te werken, geldt in afwijking van hetgeen is gesteld in lid 3, sub a, voor de vaststelling van het nettosalaris: het bruto maand-of periodesalaris, vastgesteld als gemiddelde over de 3 maanden of 3 periodes, voorafgaand aan de dag waarop het verlof aanvangt. 5. Bijstelling van het in lid 3 en 4 bedoelde salaris vindt plaats conform hetgeen gesteld is in artikel 36 lid 6. 6. Indien de werknemer nalaat een aanspraak op een uitkering krachtens de Wet arbeid en zorg te effectueren dan vindt de aanvulling tot het laatstgenoten salaris plaats als ware de aanspraak wel geëffectueerd. Indien het recht op voornoemde uitkering vervalt, vervalt gelijktijdig het recht op doorbetaling. Artikel 33a Calamiteiten-en zorgverlof 1. Bij zodanige ziekte in het gezin dat de werknemer regelingen moet treffen om de zorg te regelen heeft de werknemer recht op calamiteitenverlof met behoud van salaris. 2. De omvang van dit verlof bedraagt – achteraf vast te stellen – de benodigde tijd met een maximum van 24 uur per kalenderjaar. 3. De werknemer brengt de werkgever zo spoedig mogelijk van de calamiteit op de hoogte, daarbij aangevend een indicatie van de benodigde tijd. 4. De werkgever kan verder verlof toekennen voor een beperkte, per geval door hem vast te stellen tijdsduur, bijvoorbeeld bij ernstige ziekte van personen, die aan de zorg van de werknemer zijn toevertrouwd. Artikel 33b Pensioenpremie PGGM gedurende wettelijk ouderschapsverlof Gedurende de periode dat de werknemer gebruikmaakt van het wettelijk recht op ouderschapsverlof, draagt de werkgever zorg voor voortzetting van de totale pensioenpremieafdracht aan het PGGM op basis van het salaris zoals dat gold direct voorafgaand aan het ouderschapsverlof, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: – de werknemer betaalt aan de werkgever het ingevolge artikel 79a van deze CAO te berekenen werknemersdeel van deze premie; – de werknemer verklaart voorafgaand aan het ouderschapsverlof om na afloop van het ouderschapsverlof in dienst van de werkgever te blijven. Versie 6, februari 2011 79 ALGEMEEN GEDEELTE CAO Artikel 34 Vakantietoeslag 1. De werknemer heeft recht op een vakantietoeslag voor iedere maand of ieder deel van een maand waarin hij salaris dan wel een uitkering krachtens artikel 33 dan wel artikel 36 heeft genoten. 2. Tenzij in de volgende leden anders is bepaald, bedraagt de vakantietoeslag per kalendermaand 8% van het bedrag dat de betrokken werknemer in die maand aan salaris of uitkering als bedoeld in lid 1 heeft genoten. 3. De vakantietoeslag bedraagt voor de werknemer van 21 jaar of ouder met een volledig dienstverband minimaal € 114,97 per maand. Dit bedrag wordt naar evenredigheid verminderd indien de werknemer slechts een deel van de periode waarover vakantietoeslag wordt berekend in dienst is geweest dan wel in die periode of een deel daarvan in deeltijd heeft gewerkt. Het in dit lid bedoelde minimumbedrag wordt niet toegepast op de werknemer die bij de instelling werkzaam is op basis van gesubsidieerde arbeid. 4. De vakantietoeslag wordt eenmaal per jaar berekend over het tijdvak van twaalf maanden dan wel 13 periodes, aanvangende met de maand juni dan wel de zesde periode van het voorafgaande kalenderjaar. De uitbetaling van de vakantietoeslag vindt ten hoogste tweemaal per jaar plaats, doch in elk geval uiterlijk met de salarisbetaling over de maand mei dan wel periode 5 van het desbetreffende jaar. Bij ontslag of indiensttreding vóór afloop respectievelijk na het beginnen van de periode waarover vakantietoeslag wordt uitbetaald, vindt uitbetaling plaats over het gedeelte van de periode dat de werknemer in dienst was. Hoofdstuk VI Voorzieningen bij arbeidsongeschiktheid Loondoorbetaling bij arbeidsongeschiktheid Artikel 36 Vakantietoeslag 1. a. De werkgever betaalt het laatstgenoten brutosalaris door aan de werknemer die de bedongen arbeid geheel dan wel gedeeltelijk niet heeft verricht omdat hij daartoe door ziekte/arbeidsongeschiktheid verhinderd was en wel zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt voor de termijn van in totaal 52 weken. b. Indien na deze termijn nog sprake is van ziekte/arbeidsongeschiktheid betaalt de werkgever en wel zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt voor de termijn van in totaal 52 weken 70% van het laatstgenoten brutosalaris door, doch ten minste het voor de werknemer geldende wettelijk minimum(jeugd)loon. c. Voor de werknemer die gedurende de onder b van dit lid bedoelde termijn, dit in het kader van een tussen werkgever en werknemer afgesproken plan van aanpak – arbeid verricht ten behoeve van zijn reïntegratie bij de werkgever of een derde en/of – overige reïntegratieactiviteiten uitvoert bedraagt de loondoorbetaling 100% van het laatstgenoten brutosalaris voor de uren gemoeid met die arbeid ofwel die activiteiten, met een maximum van de oorspronkelijke overeengekomen arbeidsduur. d. Voor de toepassing van het in dit lid onder sub a en b gestelde worden periodes, waarin de werknemer wegens de daar genoemde redenen verhinderd was, samengeteld indien zij elkaar opvolgen met een onderbreking van minder dan vier weken. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:629, lid 10 BW worden ziekteperiodes die worden onderbroken door zwangerschaps-en/of bevallingsverlof ingevolge artikel 3:1 lid 2 en 3 Wet Arbeid en Zorg, alleen samengeteld wanneer de ziekte geacht wordt voort te komen uit dezelfde oorzaak. e. Ten aanzien van de werknemer wiens eerste dag van ziekte/arbeidsongeschiktheid ligt voor 1 januari 2004 blijft artikel 36 van toepassing (en in aanvulling hierop – indien van toepassing – artikel 92) zoals dat van kracht was op 31 december 2003. Voor toepassing van het voorgaande worden perioden van ziekte/arbeidsongeschiktheid geacht een zelfde niet onderbroken periode van ziekte/arbeidsongeschiktheid te vormen, indien deze elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:629, lid 10 BW worden ziekteperiodes die worden onderbroken door zwangerschaps-en/of bevallingsverlof ingevolge artikel 3:1 lid 2 en 3 Wet arbeid en zorg, alleen samengeteld wanneer de ziekte geacht wordt voort te komen uit dezelfde oorzaak. 2. Op de loondoorbetaling als bedoeld in het eerste lid komt in mindering: a. De aanspraak die de werknemer, als gevolg van de in lid 1 genoemde omstandigheden, kan maken op een uitkering op grond van of krachtens een bij wet geldende verzekering of op grond van een arbeidsongeschiktheidspensioen ingevolge een pensioenregeling, of een samenloop daarvan. b. De inkomsten, door de werknemer in of buiten dienstbetrekking genoten voor werkzaamheden die hij heeft verricht gedurende de tijd dat hij, zo hij daartoe niet verhinderd was geweest, de bedongen arbeid had kunnen verrichten. 3. Indien de werknemer nalaat een aanspraak op een uitkering krachtens de in lid 2, onder a bedoelde wetten of voorzieningen te effectueren, dan vindt vermindering van de loondoorbetaling plaats als ware deze aanspraak wel geëffectueerd. 4. Onder brutosalaris wordt verstaan de som van: a. het bruto maand- of periodesalaris, dat de werknemer geniet op het moment, dat de verhindering als bedoeld in het eerste lid zich voordoet, b. overige loonbestanddelen, die als loon worden aangemerkt in de van toepassing zijnde dagloonregelingen van de werknemersverzekeringen. De hoogte van de genoemde bestanddelen wordt op maandbasis gemeten over de periode van 3 maanden, voorafgaand aan de maand waarin de verhindering als bedoeld in het eerste lid zich voordoet. Versie 6, februari 2011 80 ALGEMEEN GEDEELTE CAO 5. Voor werknemers met een min-maxcontract, zijnde een arbeidsovereenkomst waar binnen een minimum gemiddelde arbeidsduur per week is afgesproken met de mogelijkheid om deze arbeidsduur daarboven in overleg tussen werkgever en werknemer te variëren tot een vooraf afgesproken maximum, dan wel andere afspraken tussen werkgever en werknemer op grond waarvan naast een vast minimum aantal arbeidsuren de mogelijkheid bestaat om op oproepbasis daarboven meer uren te werken, geldt in afwijking van lid 4 sub a het navolgende, voor zover het salaris moet worden bepaald over een tijdvak dat werkgever en werknemer nog geen afspraak hebben gemaakt over de toepassing van het variabele gedeelte: het bruto maand- of periodesalaris, vastgesteld als gemiddelde over de 3 maanden of 3 periodes, voorafgaand aan de maand of de periode waarin deze vaststelling plaatsvindt. 6. Bijstelling van het in lid 1 en 4 bedoelde brutosalaris vindt plaats, indien het bruto maand-of periodesalaris wijziging ondergaat ten gevolge van: a. toekenning van een periodieke verhoging gedurende de eerste 52 weken van ziekte; b. aanpassing van het bruto maand- of periodesalaris aan de loonontwikkelingen van deze CAO; c. tussen werkgever en werknemer gemaakte afspraken met betrekking tot een wijziging in de arbeidsduur; voor werknemers met een minmaxcontract worden hieronder tevens verstaan gemaakte afspraken over toepassing van het variabel gedeelte van de arbeidsduur. 7. a. De werkgever is bevoegd om de betaling als bedoeld in het eerste lid op te schorten voor de tijd, gedurende welke de werknemer de verplichtingen ingevolge artikel 35 niet is nagekomen of zich niet houdt aan andere door de werkgever schriftelijk gegeven redelijke voorschriften omtrent het verstrekken van inlichtingen die de werkgever behoeft om het recht op loon vast te stellen. b. De werkgever kan slechts tot opschorting van de loondoorbetaling overgaan wanneer hij de werknemer daarvan kennis heeft gegeven binnen een redelijke termijn. 8. Het recht op de loondoorbetaling als bedoeld in lid 1 vervalt: a. indien de werknemer zonder voldoende gronden: – nalaat zich onder geneeskundige behandeling te (blijven) stellen; – nalaat de daarbij gegeven voorschriften tot zijn herstel op te volgen; – zich schuldig maakt aan gedragingen die zijn genezing belemmeren; b. indien de ziekte of arbeidsongeschiktheid opzettelijk door de werknemer is veroorzaakt; c. indien de verhindering het gevolg is van een gebrek waarover de werknemer bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst de werkgever opzettelijk onjuiste inlichtingen heeft gegeven; d. indien de aanspraak van de werknemer op een uitkering ingevolge de in lid 2 sub a genoemde wetten vervalt, tenzij de oorzaak bij de werkgever ligt; e. indien de werknemer weigert om passend werk bij de werkgever of een derde te verrichten, terwijl hij daartoe op medische gronden wel in staat is. Het recht op loondoorbetaling vervalt slechts wanneer de werkgever de werknemer daarvan kennis heeft gegeven binnen een redelijke termijn. 9. Indien een uitkering ingevolge de in lid 2 sub a genoemde wetten en regelingen in een der gevallen, bedoeld in lid 8, sub a tot en met sub c en sub e gedeeltelijk door de uitvoeringsinstelling wordt geweigerd, wordt de loondoorbetaling naar evenredigheid verminderd. 10. Indien de werknemer uit hoofde van de ziekte of arbeidsongeschiktheid een vordering tot schadevergoeding vanwege loonderving tegenover derden kan doen gelden heeft de werknemer slechts recht op de loondoorbetaling, in dit artikel bedoeld, als de werknemer de rechten jegens genoemde derden tot het bedrag van deze loondoorbetaling cedeert aan de werkgever. Artikel 37 (Gereserveerd) Artikel 37a Nadere arbeidsvoorwaardelijke afspraken rond ziekteverzuim 1. Als onderdeel van een beleidsplan voor de bestrijding van ziekteverzuim kan de werkgever met instemming van de ondernemingsraad een samenhangend stelsel van positieve en negatieve arbeidsvoorwaardelijke prikkels invoeren. 2. Bij de toepassing van het eerste lid kan zowel in gunstige als in ongunstige zin van de bepalingen van deze CAO worden afgeweken. Artikel 38 (Gereserveerd) Hoofdstuk VI A Scholing/opleiding en kinderopvang Artikel 38a 1. 2. Algemeen Dit artikel en het volgende artikel 38b gaan in op tussen werkgever en ondernemingsraad te maken afspraken over de besteding van een deel van de loonsom van de instelling aan maatregelen, gericht op scholing en opleiding en overige maatregelen die ondersteuning bieden aan werving en behoud van personeel. Dit neemt niet weg dat ook overige onderdelen van de CAO en instrumenten buiten CAO-kaders kunnen bijdragen aan de verbetering van de arbeidsmarktpositie. Onder loonsom wordt verstaan het totaal van alle verloonde bedragen waarover loonbelasting en premies volksverzekeringen moeten worden afgedragen. Artikel 38b Scholing en opleiding Versie 6, februari 2011 81 ALGEMEEN GEDEELTE CAO 1. 2. 3. De werkgever stelt jaarlijks in overleg met de ondernemingsraad een scholings-en opleidingsplan vast, waarin afspraken zijn opgenomen gericht op opleiding ten behoeve van instroom van nieuwe werknemers, alsook afspraken in het kader van opleiding en (bij)scholing van reeds in dienst zijnde werknemers. De kosten van het in het eerste lid bedoelde plan beslaan minimaal 3% van de loonsom van de instelling. Dit budget is gericht op alle kosten van opleiding en scholing. Het genoemde percentage is exclusief bijdragen die de werkgever ontvangt vanuit het Sectorfonds Zorg en vanuit de zogenoemde Meerjarenafspraken tussen de sector thuiszorg en de overheid. CAO-partijen bevelen aan om bij de opstelling van het in lid 1 bedoelde plan, naast aandacht voor de instellingsdoelen van scholing en opleiding, tevens een of meer van de navolgende thema’s te betrekken: – een keuze voor opleidingsbudgetten per afdeling of team; – de wijze waarop binnen de instelling vorm wordt gegeven aan stagebeleid; – de aanpak van praktijk-en werkbegeleiding, met inachtneming van hetgeen voortvloeit uit de ‘Regeling voor de erkenning van leerbedrijven die beroepspraktijkvorming verzorgen in de sectoren gezondheidszorg, dienstverlening, welzijn en sport’, zoals deze luidt per 1 januari 2001, vastgesteld door de Stichting CalibrisLandelijk Orgaan van het Beroepsonderwijs Gezondheidszorg, Dienstverlening, Welzijn en Sport; – de samenhang tussen de aanwending van het budget van minimaal 3% en de middelen die voortkomen uit de in lid 2 genoemde twee externe financieringsbronnen. Hoofdstuk VI B Leerlingen en stagiaires Artikel 38d Algemeen In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a. leerling-werknemer: de werknemer met een leerarbeidsovereenkomst die – anders dan in vervolg op een reeds lopende arbeidsovereenkomst bij dezelfde werkgever – een mbo-of een hbo-opleiding volgt ingevolge het OCenWopleidingsstelsel (beroepsbegeleidende leerweg). b. leerling-werknemer verkorte opleiding kraamverzorgende: de werknemer met een leerarbeidsovereenkomst die – anders dan in vervolg op een reeds lopende arbeidsovereenkomst bij dezelfde werkgever – een zogenoemde verkorte opleiding tot kraamverzorgende volgt, waarvan de eindtermen door partijen zijn afgeleid van de voor kraamverzorgenden relevante eindtermen uit het opleidingsstelsel verpleging en verzorging. c. stagiaire: een leerling/student die een mbo-of een hbo-opleiding volgt ingevolge het OCenW-opleidingsstelsel (beroepsopleidende leerweg). Artikel 38e Leerling-werknemer 1. Op de leerling-werknemer zijn naast dan wel in afwijking van de overige onderdelen van deze CAO de in dit artikel opgenomen specifieke bepalingen van toepassing. 2. De maximale arbeidsduur is gemiddeld 36 uur per week, waarvan gemiddeld maximaal 4 uur binnenschoolse lestijd wordt beschouwd als arbeidsduur en waarover aldus het salaris wordt doorbetaald. 3. Bij een afgesproken arbeidsduur van minder dan gemiddeld 36 uur per week, wordt lid 2 naar rato van de omvang van het dienstverband toegepast. 4. Het salaris van de leerling-werknemer wordt vastgesteld volgens hoofdstuk IV van Uitvoeringsregeling A Salariëring. 5. Werkgever en leerling-werknemer komen een terugbetalingsregeling overeen van door de werkgever aan de leerlingwerknemer in het kader van de opleiding verschafte kostenvergoedingen, bijvoorbeeld inzake cursus-en lesgelden, examen-en diplomeringskosten en studiemateriaal, voor het geval de leerarbeidsovereenkomst gedurende de opleidingsperiode wordt beëindigd door omstandigheden die aan de werknemer te wijten zijn. Op deze situaties is de in artikel 8, lid 3 bedoelde geschillenregeling van toepassing. Artikel 38f Leerling-werknemer verkorte opleiding kraamverzorgende 1. Op de leerling-werknemer die een verkorte opleiding tot kraamverzorgende volgt zijn naast dan wel in afwijking van de overige onderdelen van deze CAO de in dit artikel opgenomen specifieke bepalingen van toepassing. 2. De minimumleeftijd bij aanvang van de leerarbeidsovereenkomst is 21 jaar. 3. De leerarbeidsovereenkomst bevat de verplichting van de werkgever om de leerling-werknemer na het behalen van het certificaat van de opleiding een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan te bieden voor de functie van kraamverzorgende. Andersom wordt de verplichting van de werknemer vastgelegd om na het behalen van het certificaat van de opleiding in te gaan op een aanbod van de werkgever voor een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in de functie van kraamverzorgende. 4. Als uitgangspunt geldt dat een arbeidsduur van gemiddeld 32 uur per week wordt afgesproken. Daarbij wordt de opleidingstijd, zijnde de op school doorgebrachte tijd, gerekend tot de arbeidsduur. Werkgever en leerling-werknemer kunnen in overleg afwijken van het uitgangspunt van de gemiddelde 32-urige arbeidsduur. 5. Het salaris van de leerling-werknemer gedurende de opleiding wordt vastgesteld volgens hoofdstuk IV van Uitvoeringsregeling A Salariëring. 6. Na het behalen van het certificaat van de opleiding wordt de werknemer bij totstandkoming van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ingeschaald in de bij de functie kraamverzorgende behorende salarisschaal. Inschaling geschiedt in beginsel in aanloopperiodiek 1, met dien verstande, dat de werkgever op basis van artikel 2, lid 4 dan wel artikel 4 van de Uitvoeringsregeling A inschaling op een hoger volgnummer kan toepassen. 7. De werkgever heeft de inspanningsverplichting om de werknemer die de verkorte opleiding met goed gevolg heeft afgerond en met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bij hem in dienst blijft, met inachtneming van Versie 6, februari 2011 82 ALGEMEEN GEDEELTE CAO 8. studiefaciliteiten op basis van artikel 75 in de gelegenheid te stellen de brede opleiding tot verzorgende (de mboopleiding Verzorging) volgens het opleidingsstelsel verpleging en verzorging te volgen. a. Indien de werknemer op eigen verzoek of wegens aan hemzelf te wijten feiten of omstandigheden ontslag wordt verleend binnen een termijn van drie jaar sedert de datum waarop de studie met goed gevolg is afgesloten, dient hij de door de werkgever gemaakte kosten voor cursus-en lesgelden, de examen-en certificaatkosten, alsmede de aanschaffingskosten van het verplicht gestelde studiemateriaal terug te betalen en wel als volgt: voor elke maand die ontbreekt aan de termijn van drie jaar tot 1/36 gedeelte van het bedrag van de genoemde kosten. Deze verplichting is uitsluitend van toepassing op de werknemer die voor 1 september 2002 is gestart met het volgen van de verkorte opleiding tot kraamverzorgende en geldt niet indien het ontslag aansluitend wordt gevolgd door een nieuwe arbeidsovereenkomst met een werkgever die onder de werkingssfeer van deze CAO valt. b. Werkgever en leerling-werknemer komen een terugbetalingsregeling overeen van door de werkgever aan de leerling-werknemer in het kader van de opleiding verschafte kostenvergoedingen, bijvoorbeeld inzake cursus-en lesgelden, examen-en diplomeringskosten en studiemateriaal, voor het geval de leerarbeidsovereenkomst gedurende de opleidingsperiode wordt beëindigd door omstandigheden die aan de werknemer te wijten zijn. Deze bepaling is niet van toepassing voor die leerling-werknemer die voor 1 september 2002 is gestart met het volgen van de verkorte opleiding tot kraamverzorgende. Voor hen geldt hetgeen onder sub a is gesteld. Artikel 38g Stagiaire Partijen bevelen aan dat de werkgever in overleg met de ondernemingsraad een vergoedingsregeling vaststelt voor stagiaires die bij de instelling een stage volgen in het kader van de zogenoemde beroepsopleidende leerweg (BOL). Hoofdstuk VII Algemene verplichtingen werknemer Artikel 39 Algemeen 1. De werknemer kan binnen redelijke grenzen en voor zover het belang van het werk of de instelling zulks vordert, na overleg worden verplicht voor een zo kort mogelijke periode met een maximum van drie maanden tot: a. het verrichten van andere werkzaamheden, welke in redelijke mate aansluiten bij zijn functie; b. wijzigingen in de regeling van zijn arbeidsduur en werktijden; c. wijzigingen in de plaats van tewerkstelling en/of het werkgebied. Artikel 40 Aanstellingskeuring De werkgever kan de werknemer verplichten om zich vóór het aangaan van de arbeidsovereenkomst te onderwerpen aan een aanstellingskeuring, indien de uitoefening van de van toepassing zijnde functie een aanwijsbaar risico oplevert voor de gezondheid en de veiligheid van de aankomende werknemer en/of van derden. De kosten van een aanstellingskeuring komen ten laste van de werkgever. Onder kosten worden tevens de reis-en verblijfkosten van de werknemer verstaan. Deze worden vergoed overeenkomstig Uitvoeringsregeling J Reis-en verblijfkostenvergoeding. Artikel 41 Verhuizing 1. De werkgever kan de werknemer verplichten om in of nabij de plaats van tewerkstelling te wonen indien de reiskosten van het dagelijks reizen tussen de woning en het gebouw waarin gewoonlijk de werkzaamheden worden verricht hoger zijn dan het bedrag, genoemd in artikel 1 van de Uitvoeringsregeling I Verhuiskostenvergoeding. 2. Indien een werkgebied als bedoeld in artikel 1, sub k of een ander werkgebied wordt aangewezen, is de werknemer verplicht in dat werkgebied te wonen. 3. De werkgever kan de werknemer al dan niet op eigen verzoek schriftelijk ontheffing verlenen van de in lid 1 en 2 genoemde verplichting. 4. De verplichting tot verhuizing of de ontheffing daarvan wordt schriftelijk vastgelegd onder opgave van redenen. 5. De werkgever kan een verleende ontheffing – in overleg met de werknemer en met inachtneming van een redelijke termijn – intrekken wanneer het belang van het werk en een goede uitoefening van de functie zulks blijken te vereisen. Artikel 42 (Gereserveerd) Artikel 43 Opleiding en bijscholing 1. De werkgever kan de werknemer verplichten een opleiding of bijscholing te volgen die noodzakelijk is voor een goede uitoefening van de functie. De werknemer kan de werkgever verzoeken een opleiding of bijscholing te volgen onder volledige toepassing van dit artikel, welk verzoek de werkgever slechts gemotiveerd kan afwijzen. 2. De kosten van een dergelijke verplichte opleiding of bijscholing alsmede de reis-en verblijfkosten zijn voor rekening van de werkgever, volgens Uitvoeringsregeling J Reis-en verblijfkostenvergoeding. De met het volgen van verplichte opleiding en bijscholing gemoeide tijd wordt beschouwd als arbeidsduur. 3. De werkgever kan aan werknemers die verplicht worden een opleiding te volgen de verplichting opleggen om de kosten van de opleiding terug te betalen (conform Uitvoeringsregeling K Studiefaciliteiten, artikel 5). 4. Voor werknemers met een leerarbeidsovereenkomst is het onderhavige artikel niet van toepassing, tenzij er sprake is van een door de werkgever aan een reeds in dienst zijnde werknemer opgelegde verplichting tot het gaan volgen van een opleiding waarbij een leerarbeidsovereenkomst geldt. 5. Voor werknemers die krachtens de Wet op de (re)ïntegratie arbeidsgehandicapten (Wet REA) als arbeidsgehandicapte worden beschouwd, is het onderhavige artikel eveneens van toepassing voorzover de opleiding of bijscholing geschiedt Versie 6, februari 2011 83 ALGEMEEN GEDEELTE CAO in het kader van de reïntegratie. Daarbij wordt voor de financiering van kosten zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet REA) biedt. Artikel 44 Nevenfuncties 1. De werknemer is verplicht de werkgever schriftelijk in kennis te stellen van het voornemen gehonoreerde nevenfuncties te gaan verrichten en van uitbreiding in bestaande gehonoreerde nevenfuncties. 2. De werknemer is verplicht de werkgever schriftelijk in kennis te stellen van het voornemen niet-gehonoreerde nevenfuncties te gaan verrichten bij een instelling/inrichting, vallende onder de werkingssfeer van deze CAO. 3. Indien deze werkzaamheden of uitbreiding daarvan als strijdig met of schadelijk voor de vervulling van zijn functie kunnen worden beschouwd, dient de werkgever binnen één maand na verzending van bedoelde kennisgeving de werknemer schriftelijk en gemotiveerd mede te delen dat verrichting van deze werkzaamheden of uitbreiding daarvan niet geoorloofd is. De werkgever kan de werknemer in dat geval – met inachtneming van een redelijke termijn – opdragen een nevenfunctie te beëindigen. 4. De werkgever is verplicht de werknemer te horen alvorens een beslissing te nemen over het al of niet toestaan van het verrichten van werkzaamheden in verband met een (on)gehonoreerde nevenfunctie of een uitbreiding daarvan. 5. Indien de werkgever niet binnen 1 maand antwoord geeft op de kennisgeving van de werknemer aangaande (on)gehonoreerde nevenfuncties, wordt goedkeuring verondersteld. Artikel 45 tot en met artikel 47 (Gereserveerd) Hoofdstuk VIII Algemene verplichtingen werkgever Algemeen Artikel 50 Verstrekking CAO De werkgever is verplicht: a. per looptijd van de CAO een exemplaar van deze CAO aan de werknemer te verstrekken, indien de werknemer daar om verzoekt; b. de werknemer in het bezit te stellen van een exemplaar van de op hem van toepassing zijnde actuele functiebeschrijving; Hoofdstuk IX Sociaal-organisatorische regelingen Artikel 52 Fusiegedragsregels 1. In aanvulling op hetgeen voortvloeit uit het ‘SER-besluit Fusiegedragsregels 2000 ter bescherming van de belangen van de werknemers’, verder te noemen ‘de SER-fusiecode’, geldt voor fusies waarbij een instelling als bedoeld in deze CAO betrokken is het navolgende. 2. Met fusie wordt gelijkgesteld elke vorm van overdracht van zeggenschap over een (deel van een) instelling aan een andere rechtspersoon. 3. De SER-fusiecode, alsook onderhavig artikel, zijn van toepassing, ongeacht het aantal werknemers in een bij de fusie betrokken instelling. 4. Uitgangspunt van het overleg over de fusieplannen tussen een bij een fusie betrokken instelling en de werknemersorganisaties is dat er geen achteruitgang in de rechtspositie van het zittend personeel mag plaatsvinden, dat geen arbeidsplaatsen verloren gaan en dat geen gedwongen ontslagen plaatsvinden. 5. Indien het in het vierde lid genoemde overleg leidt tot afspraken inzake de rechten van de werknemers bij de fusie worden deze in een overeenkomst vastgelegd, in de vorm van een sociaal plan. Artikel 53 Bepalingen bij reorganisaties/gedwongen ontslagen 1. Indien de werkgever overgaat tot een reorganisatie van (een deel van) de instelling die een aanmerkelijke wijziging tot gevolg heeft in de arbeidssituatie van 20 of meer werknemers, dient hij een voorlopig reorganisatieplan op te stellen. Hij legt dit met een adviesaanvraag voor aan de ondernemingsraad. In het voorlopig reorganisatieplan wordt aangegeven: – welke onderdelen van de instelling als gevolg van de reorganisatie kwalitatief en kwantitatief wijzigen; – op welke wijze (tijdsbestek, fasen) de reorganisatie zal worden geëffectueerd; – een indicatie van het aantal formatieplaatsen dat (eventueel) verloren zal gaan. 2. Wanneer sprake is van een zodanige vermindering of beëindiging van de werkzaamheden dan wel reorganisatie van (een deel van) de instelling dat 20 of meer werknemers moeten worden ontslagen, dient de werkgever een voorlopig afvloeiings- en/of reorganisatieplan op te stellen. Hij legt dit met de adviesaanvraag voor aan de ondernemingsraad. In dit plan wordt, naast hetgeen wordt genoemd in het eerste lid, bovendien aangegeven: – in welke onderdelen van de instelling of onder welke functies gedwongen ontslagen zullen plaatsvinden; – een zo precies mogelijke opgave van het aantal gedwongen ontslagen per functie en per onderdeel van de instelling; – op welke wijze de uitgaven in de niet-personele sfeer kunnen worden beperkt en eventueel eigen inkomsten kunnen worden verhoogd; – op welke wijze de uitgaven in de personele sfeer kunnen worden beperkt door middel van natuurlijk verloop en/of een vacaturestop. Versie 6, februari 2011 84 ALGEMEEN GEDEELTE CAO 3. 4. 5. 6. 7. Voor zover er bij de in de leden 1 en 2 bedoelde situaties sprake is van rechtspositionele gevolgen voor de betrokken werknemers, voert de werkgever daarover tijdig overleg met de werknemersorganisaties, partij bij deze CAO. Nadat zowel het overleg met de ondernemingsraad alsook het overleg met de werknemersorganisaties is gevoerd, stelt de werkgever het reorganisatie- en/of afvloeiingsplan definitief vast. Hij brengt dit ter kennis van zowel de ondernemingsraad als de werknemersorganisaties. Na de uitvoering van het reorganisatieplan ontvangt de ondernemingsraad het nieuwe organisatieschema van de werkgever. Als de werkgever in de situatie als bedoeld in het tweede lid overgaat tot gedwongen ontslagen binnen de eerder aangegeven onderdelen van de instelling of functies, dient hij er bij de vast te stellen ontslagvolgorde van uit te gaan dat als eerste worden ontslagen zij die een aanspraak kunnen effectueren op de Overbruggingsuitkering van het PGGM, waarbij ouderen in leeftijd vóór jongeren gaan. Indien vervolgens nog meer gedwongen ontslagen noodzakelijk zijn, sluit de werkgever bij de toepassing daarvan aan bij de maatstaven die de Centrale organisatie Werk en Inkomen (CWI) dient te hanteren bij de beoordeling van ontslagaanvragen. De werkgever beargumenteert ontslagaanzeggingen schriftelijk. Binnen het kader van dit artikel wordt met ontslag gelijkgesteld ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 54 Werkoverleg 1. Het werkoverleg wordt gevoerd op basis van tussen werkgever en ondernemingsraad gemaakte afspraken inzake dit overleg, in welke afspraken in elk geval de volgende elementen worden meegenomen: – de voor de instelling nader uitgewerkte doelstelling van werkoverleg; – de frequentie en organisatie van het werkoverleg met inachtneming van de verplichting van de werknemer om aan het werkoverleg deel te nemen. 2. Indien werkgever en ondernemingsraad geen overeenstemming over de frequentie van werkoverleg bereiken, geldt een minimale frequentie van vier maal per kalenderjaar. 3. Werkgever en ondernemingsraad overleggen minimaal eenmaal per kalenderjaar over de ervaringen met het werkoverleg en eventueel daaruit voortkomende wensen tot aanpassing van de in het eerste lid bedoelde afspraken. Artikel 55 Seksuele of andere vormen van intimidatie 1. De werkgever is verplicht maatregelen te nemen die de lichamelijke en geestelijke integriteit van de werknemer zoveel mogelijk beschermen, opdat seksuele intimidatie, discriminatie, racisme, agressie en elke andere vorm van intimidatie kunnen worden voorkomen. Bovendien bevordert de werkgever respect voor levensbeschouwelijke opvattingen tussen de werknemers onderling en van werknemers ten opzichte van de cliënten. 2. a. Indien een werknemer bij of door een cliënt wordt geconfronteerd met seksuele intimidatie, discriminatie, racisme, agressie of een andere vorm van intimidatie: – heeft hij/zij het recht de werkzaamheden bij de betrokken cliënt onmiddellijk te onderbreken zonder dat dit een dringende reden voor ontslag in de zin van artikel 7:678 Burgerlijk Wetboek oplevert; – dient hij/zij het voorval eveneens onmiddellijk bij de werkgever c.q. een daartoe door de werkgever aangewezen persoon te melden. b. Indien de werknemer een geval van seksuele intimidatie, discriminatie, racisme, agressie of een andere vorm van intimidatie bij de werkgever c.q. de daartoe door de werkgever aangewezen persoon heeft gemeld, stelt de werkgever een onderzoek in en neemt hij dusdanige maatregelen dat herhaling wordt voorkomen. c. De werknemer die een geval van seksuele intimidatie, discriminatie, racisme, agressie of een andere vorm van intimidatie heeft gemeld, heeft het recht het opnieuw plaatsen bij de betrokken cliënt te weigeren. Artikel 56 Gehandicapte werknemers 1. De werkgever zal met het oog op een positief beleid ten aanzien van de gehandicapte werknemers met het doel voor hen gelijke kansen te bevorderen met betrekking tot de deelname aan het arbeidsproces, de nodige voorzieningen treffen, gericht op het behoud, het herstel of de bevordering van de arbeidsgeschiktheid van werknemers. De werkgever zal bij zijn aanstellings- en plaatsingsbeleid hieraan bijzondere aandacht geven. 2. Werkgever en werknemer zullen bij de reïntegratie van de arbeidsgehandicapte werknemer een beroep doen op de mogelijkheden die de Wet op de (re)i¨ntegratie arbeidsgehandicapten (Wet REA) dan wel de WIA, WAZ, WAJONG en Ziektewet bieden. Zo nodig zal de werkgever deze voorziening voorfinancieren op het moment dat zekerheid is verkregen, dat de uitvoeringsinstelling de aanvraag zal honoreren. Artikel 57 en artikel 58 (Gereserveerd) Artikel 59 Positieve actie 1. Partijen bij deze CAO verklaren zich te willen inzetten om gelijke kansen voor mannen en vrouwen en etnische minderheden in het arbeidsproces te bevorderen. 2. Om dit doel te bereiken zullen werkgevers in overleg met de ondernemingsraad bevorderen dat met betrekking tot de in lid 1 genoemde groepen nadere voorzieningen worden getroffen ten aanzien van werving en selectie, opleiding en loopbaanbegeleiding, waarbij onder andere gedacht kan worden aan: – een voorkeursbeleid bij werving en selectie indien is aangetoond dat er sprake is van ondervertegenwoordiging in bepaalde functies, zulks in relatie tot de samenstelling van de bevolking in het werkgebied van de instelling en indien sprake is van een gelijke geschiktheid met betrekking tot de vervulling van de vacature; – een actief opleidingsbeleid teneinde de doorstroming naar hogere functies te verbeteren; – faciliteiten met betrekking tot de combinatie van betaalde arbeid met verzorgingstaken, teneinde de uitstroom van Versie 6, februari 2011 85 ALGEMEEN GEDEELTE CAO de in lid 1 genoemde groepen werknemers tegen te gaan. Artikel 60 Initiatiefrecht werkgever en werknemer Werkgever en werknemer kunnen gezamenlijk dan wel individueel het initiatief nemen om wensen op het gebied van arbeidsduur, werktijden, taken en loopbaanbeleid te bespreken. Voornoemde onderwerpen komen bij voorkeur als onderdeel van een functioneringsgesprek aan de orde. Artikel 61 Beoordelingsregeling 1. De werkgever kan een systeem van personeelsbeoordeling hanteren, waaronder wordt verstaan een systematiek waarmee de werknemer wordt beoordeeld in zijn functioneren als werknemer. 2. Het in lid 1 bedoelde systeem van personeelsbeoordeling behoeft de instemming van de ondernemingsraad. Hoofdstuk X Medezeggenschap Artikel 62 (Gereserveerd) Artikel 63 Faciliteiten ondernemingsraad 1. De leden van de ondernemingsraad hebben het recht per jaar 100 uren tijdens werktijd te besteden aan werkzaamheden verband houdende met de raad, anders dan voor het bijwonen van de vergaderingen van de raad en van vergaderingen van door de raad ingestelde commissies. Vergaderingen van de raad en ingestelde commissies gelden als werktijd. 2. Voor de voorzitter en de secretaris van de ondernemingsraad geldt in afwijking van het eerste lid een aantal uren van 150 per jaar. 3. De werkgever dient zorg te dragen voor een adequate vervanging van de uren die de leden van de ondernemingsraad, met inachtneming van het gestelde in de leden 1 en 2 van dit artikel, besteden aan de werkzaamheden die verband houden met de raad. 4. De werkgever dient ambtelijke ondersteuning aan de ondernemingsraad ter beschikking te stellen. De omvang van de ambtelijke ondersteuning bedraagt 2 uur per week per OR-zetel, tenzij werkgever en ondernemingsraad anders overeenkomen. Artikel 64 Bestuurssamenstelling 1. Het bestuur c.q. de Raad van Toezicht, c.q. de Raad van Commissarissen van een instelling maakt zo spoedig mogelijk aan de ondernemingsraad schriftelijk kenbaar aan welke wijze van bestuurssamenstelling als genoemd in Uitvoeringsregeling H Samenstelling Bestuur/Raad van Toezicht/Raad van Commissarissen het zich gebonden acht. 2. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op het bestuur, c.q. de Raad van Toezicht, c.q. de Raad van Commissarissen van instellingen waar de ondernemingsraad verder strekkende bevoegdheden heeft dan genoemd in de Uitvoeringsregeling H Samenstelling Bestuur/Raad van Toezicht/Raad van Commissarissen. Lid 1 is eveneens niet van toepassing indien als uit werking van artikel 4 van het Landelijk Sociaal Plan integratie kruiswerk/ gezinsverzorging in een plaatselijk aanvullend plan al een keuze is vastgelegd. Artikel 65 Hoogste dagelijkse leiding Wanneer de vacature van een werknemer belast met de hoogste dagelijkse leiding in de instelling moet worden vervuld, stelt de werkgever de ondernemingsraad in de gelegenheid een gesprek te voeren met de gerede kandidaat/ kandidaten voor de vervulling van deze vacature. Het oordeel van de ondernemingsraad over deze kandidaat/kandidaten zal voor de standpuntbepaling van de werkgever zwaar wegen. Hoofdstuk XI Faciliteiten voor werknemersorganisaties Artikel 69 Verlof voor werknemersorganisaties 1. Tenzij de te verrichten werkzaamheden zich naar het oordeel van de werkgever daartegen verzetten, heeft de werknemer die lid is van een werknemersorganisatie, partij bij deze CAO, op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van deze organisatie, recht op maximaal 17 dagen buitengewoon verlof met behoud van salaris, voor het deelnemen aan die werkzaamheden/bijeenkomsten, die door kaderleden van de werknemersorganisatie die het betreffende verzoek heeft ingediend, in het algemeen worden verricht en bijgewoond. 2. Onder werkzaamheden/bijeenkomsten die door kaderleden in het algemeen worden verricht of bijgewoond dienen die werkzaamheden/bijeenkomsten te worden verstaan die betreffen bestuurlijke activiteiten binnen de desbetreffende werknemersorganisatie dan wel vertegenwoordigende activiteiten namens die werknemersorganisatie. 3. Deze activiteiten moeten ertoe strekken de doelstellingen van de desbetreffende werknemersorganisatie te ondersteunen. 4. De werknemer in een instelling met ten minste 500 werknemers die namens een werknemersorganisatie, partij bij deze CAO, werkzaamheden verricht als vakbondsconsulent, heeft recht op verlof met behoud van salaris tot een maximum van gemiddeld 4 uur verlof per week, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden: – elke werknemersorganisatie, partij bij deze CAO, kan per instelling één vakbondsconsulent aanwijzen, met als doel Versie 6, februari 2011 86 ALGEMEEN GEDEELTE CAO individuele belangenbehartiging van binnen de instelling werkzame leden; de aanwijzing als vakbondsconsulent vindt eerst plaats, nadat de werknemersorganisatie dit voornemen schriftelijk bij de werkgever heeft aangemeld, met een omschrijving van de door de vakbondsconsulent in die hoedanigheid te verrichten activiteiten. Tenzij de werkzaamheden zich naar het oordeel van de werkgever daartegen verzetten, hebben leden van een zogenoemde bedrijfsledengroep binnen de instelling, bestaande uit leden van een werknemersorganisatie, partij bij deze CAO, recht op verlof met behoud van salaris voor activiteiten van die groep. De werknemersorganisatie dient daarvoor een schriftelijk verzoek in bij de werkgever. Voor dit doel zijn per 1.000 werknemers binnen een instelling per jaar maximaal 20 dagen beschikbaar, die verdeeld worden over de bestuursleden van de bedrijfsledengroep. Per lid wordt echter maximaal 5 dagen verlof in dit kader verleend. Voor de werknemer met een niet volledig dienstverband geldt dat hij, voor zover dat voor hem beïnvloedbaar is, ervoor zorg draagt dat de activiteiten als bedoeld in dit artikel zoveel mogelijk plaatsvinden buiten werktijd. Er is daarbij geen sprake van compensatie op een ander tijdstip. De werknemer die op 31 december 1994 valt onder de werkingssfeer van de CAO Gezinsverzorging en kan aantonen dat hij in de 2 daaraan voorafgaande jaren meer dan 17 dagen buitengewoon verlof voor werknemersorganisaties heeft opgenomen voor de activiteiten genoemd in lid 2 en 3 van dit artikel, heeft een individueel verworven recht op verlofdagen als bedoeld in lid 1 tot een maximum van het gemiddelde van het aantal van deze verlofdagen, opgenomen in genoemde 2 voorafgaande jaren. – 5. 6. 7. Artikel 70 Overige faciliteiten 1. Partijen bij deze CAO willen bevorderen dat er binnen de instellingen mogelijkheden worden geboden tot het geven van faciliteiten aan leden en kaderleden van werknemersorganisaties, partij bij deze CAO. 2. De in lid 1 genoemde faciliteiten dienen ten minste het volgende te omvatten: a. het toestaan van het gebruik van publicatieborden, waarop informatie wordt verstrekt en aankondigingen van werknemersorganisaties kunnen worden bekendgemaakt; b. het beschikbaar stellen van ruimten van de instelling ten behoeve van buiten de werktijd te houden bijeenkomsten van de werknemersorganisaties; c. het gebruik van de telefoon voor het leggen van contacten door kaderleden van de werknemersorganisaties; d. kaderleden zullen in beperkte mate in staat worden gesteld persoonlijke contacten te leggen met de binnen de instelling werkzame leden. Artikel 70a Rechtsbescherming vakbondsconsulenten De werknemer die werkzaamheden verricht als vakbondsconsulent binnen de instelling, geniet dezelfde rechtsbescherming als op grond van de Wet op de ondernemingsraden geldt voor leden van de ondernemingsraad. Artikel 71 Bijdrage aan werknemersorganisaties Branchebelang Thuiszorg Nederland stelt jaarlijks een financiële bijdrage ter beschikking aan de werknemersorganisatie, partij bij deze CAO. Hoofdstuk XII Onkostenvergoedingen en overige financiële regelingen Tegemoetkoming premie ziektekostenverzekering Artikel 72 (Gereserveerd) Artikel 73 Vergoeding verhuiskosten De werknemer die op grond van artikel 41 verplicht is te verhuizen of verplicht is de dienstwoning te verlaten, heeft recht op een tegemoetkoming overeenkomstig de bepalingen van de Uitvoeringsregeling I Verhuiskostenvergoeding. Het recht op deze tegemoetkoming bestaat eveneens indien de werknemer verhuist op grond van medische noodzaak, blijkend uit een verklaring van een door de werkgever aangewezen geneeskundige. Artikel 74 Reis- en verblijfkostenvergoeding Aan de werknemer die aan zijn werk verbonden reis- en/of verblijfkosten moet maken, worden deze kosten vergoed op grond van de Uitvoeringsregeling J Reis- en verblijfkostenvergoeding. Artikel 75 Studiefaciliteiten Aan de werknemer die een opleiding volgt die naar het oordeel van de werkgever in het belang van het werk en/of de werksoort is en voortvloeit uit zijn functie en/of te verwachten functie(s) binnen de instelling, kan studieverlof en/of een tegemoetkoming in de studiekosten worden verleend overeenkomstig de bepalingen van de Uitvoeringsregeling K Studiefaciliteiten. Artikel 76 Telefoonkosten Voor de vergoeding van de door de werknemer in opdracht van de werkgever gemaakte telefoonkosten wordt binnen de instelling een regeling afgesproken tussen werkgever en ondernemingsraad. Versie 6, februari 2011 87 ALGEMEEN GEDEELTE CAO Artikel 77 Dienstkleding De werkgever zal, indien en voor zover het dragen van dienstkleding wordt voorgeschreven, de daaraan verbonden werkelijk noodzakelijk gemaakte of te maken kosten van aanschaf en reiniging voor zijn rekening nemen. Artikel 78 Jubileumgratificatie 1. De werknemer die al of niet met onderbreking in dienst is geweest van een of meer werkgevers, die onder de werkingssfeer van deze CAO vallen, heeft recht op een jubileumgratificatie bij het volbrengen van een diensttijd van 25, 40 of 50 jaar, volgens de normen van het tweede lid van dit artikel. Onder diensttijd wordt voor de toepassing van dit artikel tevens begrepen de diensttijd in de sector gezinsverzorging bij een werkgever die onder de werkingssfeer van de CAO Welzijn viel, toen de gezinsverzorging nog bij die CAO was ondergebracht. 2. De in het eerste lid bedoelde jubileumgratificatie bedraagt bij: – 25 dienstjaren een bruto half maandsalaris; – 40 dienstjaren een bruto heel maandsalaris; – 50 dienstjaren een bruto heel maandsalaris. 3. Onder maandsalaris wordt begrepen: a. het bruto maandsalaris, vermeerderd met b. vakantietoeslag over een maand, een en ander afgerond op (een veelvoud van) € 2,50. Artikel 79 Spaarloonregeling De werkgever draagt zorg voor de invoering van een spaarloonregeling binnen de instelling indien de ondernemingsraad daar om verzoekt. Artikel 79a Premieverdeling PGGM De werkgever verhaalt een deel van de aan het pensioenfonds PGGM af te dragen premies op de werknemers door toepassing van een jaarlijks door partijen bij deze CAO vast te stellen berekeningsformule. Deze formule wordt zodanig opgesteld, dat, gemeten als gemiddelde over het totaal van alle werknemers in de thuiszorg, 50% van de door de gezamenlijke werkgevers in de thuiszorg aan het PGGM af te dragen premies op de werknemers wordt verhaald. Hoofdstuk XIII Regelingen bij conflicten Artikel 80 Schorsing 1. De werkgever kan de werknemer voor ten hoogste 14 kalenderdagen schorsen, indien het vermoeden bestaat dat een dringende reden in de zin van artikel 7:677 en 7:678 Burgerlijk Wetboek aanwezig is om een werknemer op staande voet te ontslaan en schorsing naar het oordeel van de werkgever in het belang van het werk dringend gevorderd wordt. Deze termijn kan ten hoogste eenmaal met 14 dagen worden verlengd. 2. Het besluit tot schorsing, alsmede het besluit tot verlenging ervan, worden door de werkgever terstond aan de werknemer meegedeeld, onder vermelding van de duur van de schorsing en de redenen, die tot de schorsing c.q. verlenging ervan aanleiding hebben gegeven. Een dergelijk besluit dient zo spoedig mogelijk daarna schriftelijk en gemotiveerd door de werkgever aan de werknemer bevestigd te worden. 3. Omtrent het voornemen tot schorsing zal de werkgever alvorens daartoe over te gaan de werknemer horen of doen horen, althans daartoe behoorlijk oproepen. De werknemer heeft het recht zich te doen bijstaan door een raadsman. 4. Gedurende de schorsing behoudt de werknemer het recht op salaris. 5. Blijkt de schorsing ongegrond te zijn, dan zal de werknemer door de werkgever worden gerehabiliteerd hetgeen schriftelijk aan de werknemer zal worden meegedeeld of bevestigd. Wanneer de werknemer zich heeft laten bijstaan door een raadsman, dan komen de kosten in dit geval voor rekening van de werkgever. 6. De werknemer kan de werkgever verplichten het bepaalde in lid 5 van dit artikel ook ten aanzien van derden die door de werkgever op de hoogte zijn gesteld, van toepassing te verklaren. 7. Het niet rehabiliteren van de werknemer en het niet tijdig schriftelijk mededelen of bevestigen van zijn rehabilitatie, indien het vermoeden dat tot schorsing heeft geleid niet juist blijkt te zijn, kunnen voor de werknemer opleveren een grond voor onmiddellijke beëindiging, als bedoeld in artikel 7:679 Burgerlijk Wetboek. Artikel 81 Op non-actiefstelling 1. De werkgever kan de werknemer voor een periode van ten hoogste 3 weken op non-actief stellen, indien de voortgang van de werkzaamheden – door welke oorzaak dan ook – ernstig wordt belemmerd. De termijn die hierbij in acht wordt genomen dient zo beperkt mogelijk te zijn, echter zo lang als nodig is om oplossingen tot stand te brengen. Mocht dit na drie weken nog niet mogelijk zijn, dan kan de termijn in overleg met de werknemer of diens raadsman worden verlengd. 2. De werkgever deelt een besluit tot op non-actiefstelling alsmede het besluit tot verlenging zo spoedig mogelijk schriftelijk mee aan de werknemer onder vermelding van de redenen waarom de voortgang der werkzaamheden deze maatregel vereist. 3. Op non-actiefstelling geschiedt steeds met behoud van salaris. 4. De werkgever is gehouden gedurende de periode van op non-actiefstelling die voorzieningen te treffen die mogelijk zijn om de werkzaamheden wederom voortgang te doen vinden. 5. De op non-actiefstelling kan niet bij wijze van strafmaatregel worden gebruikt. Versie 6, februari 2011 88 ALGEMEEN GEDEELTE CAO Artikel 82 tot en met artikel 85 (Gereserveerd) Hoofdstuk XIV Einde van de arbeidsovereenkomst Artikel 86 Beëindiging van de arbeidsovereenkomst 1. Naast de gevallen zoals genoemd in artikel 7:674 (overlijden werknemer), 7:676 (beëindiging tijdens de proeftijd), 7:677 (ontslag op staande voet), 7:678 (dringende reden voor werkgever), 7:679 (dringende reden voor werknemer), 7:685 en 7:686 (ontbinding wegens gewichtige reden dan wel wegens wanprestatie) BW, eindigt de arbeidsovereenkomst in de volgende gevallen: a. met wederzijds goedvinden op het door werkgever en werknemer overeengekomen tijdstip; b. door het verstrijken van de termijn waarvoor de arbeidsovereenkomst is aangegaan; c. op de eerste dag van de maand waarin de werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt; d. bij gebruik van het recht op overbruggingsuitkering ingevolge de pensioenregeling van het PGGM, tenzij werkgever en werknemer anders overeenkomen; e. door schriftelijke opzegging, met inachtneming van hetgeen in lid 2 van dit artikel wordt bepaald. De opzegging dient onder opgave van redenen te geschieden. 2. De opzegtermijn voor zowel de werknemer als de werkgever bedraagt twee maanden dan wel twee periodes, tenzij op grond van de wet door de werkgever een langere opzegtermijn in acht dient te worden genomen. De opzegtermijn gaat in op de eerste dag van de kalendermaand, dan wel van de periode, volgend op de opzegging. Artikel 87 Wachtgeld 1. De werknemer die wordt ontslagen wegens vermindering of beëindiging der werkzaamheden, dan wel wegens reorganisatie van de instelling, wordt met ingang van de dag dat het ontslag ingaat, door de werkgever een wachtgeld toegekend, overeenkomstig Uitvoeringsregeling N Wachtgeld. Artikel 88 Uitkering bij overlijden 1. Na het overlijden van de werknemer wordt, naast de uitbetaling van het salaris en de vakantietoeslag tot en met de dag van overlijden, een uitkering ineens toegekend, gelijk aan twee maandsalarissen, c.q. twee periodesalarissen van de overleden werknemer aan de rechthebbenden conform artikel 7:674, lid 3 BW. 2. De overlijdensuitkering, bedoeld in lid 1 van dit artikel, wordt verminderd met het bedrag van de uitkering dat aan de nagelaten betrekkingen ter zake van het overlijden van de werknemer toekomt krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering. Hoofdstuk XV Verkregen rechten Artikel 89 Verkregen rechten algemeen 1. Tussen werkgever en werknemer overeengekomen arbeidsvoorwaarden welke voor werknemers, vallende onder de CAO Welzijn, op 28 februari 1979 en voor werknemers, vallende onder de CAO Kruiswerk en Tuberculosebestrijding, op 31 december 1979, in voor de werknemer gunstige zin afwijken van de respectievelijk per 1 maart 1979 en 1 januari 1980 geldende CAO Welzijn en CAO Kruiswerk en Tuberculosebestrijding, blijven gehandhaafd, tenzij sprake is van een excessief beding. 2. Onder excessief beding wordt verstaan een tussen werkgever en werknemer overeengekomen regeling die zo sterk afwijkt van de voor werknemers onder gelijke omstandigheden geldende arbeidsvoorwaarden, dat in redelijkheid niet gevergd kan worden dat deze regeling gehandhaafd blijft. 3. Partijen bij de CAO kunnen ter zake van excessieve bedingen een nadere afbouwregeling treffen. 4. CAO-partijen bepalen uitsluitend op verzoek van de werkgeversvereniging of werknemersorganisatie die partij is bij de CAO of in een concrete zaak sprake is van een excessief beding als bedoeld in het voorgaande lid. 5. In afwijking van het bepaalde in lid 1 van dit artikel heeft de in lid 1 bedoelde werknemer, die op 28 februari 1979 viel onder de CAO Welzijn en die met toestemming van de werkgever voor de uitoefening van zijn functie gebruik moet maken van eigen auto, motor of scooter recht op de vergoeding op basis van Uitvoeringsregeling J Reis-en verblijfkostenvergoeding. Artikel 90 t/m artikel 92 (Gereserveerd) Artikel 93 Verkregen rechten jubileumgratificaties Voor de werknemer die op 31 december 1994 een arbeidsovereenkomst heeft waarop de CAO Kruiswerk van toepassing is gelden in aanvulling op de leden 1 tot en met 3 van artikel 78 (Jubileumgratificatie) de volgende rechten: – bij 12 1/2 dienstjaren een jubileumgratificatie van een bruto kwart maandsalaris; – het bruto maandsalaris, als bedoeld in artikel 78 lid 3 wordt vermeerderd met het bedrag dat in de 3 maanden, voorafgaande aan het jubileum gemiddeld per maand aan toelage inconvenie¨nte uren is genoten; Versie 6, februari 2011 89 ALGEMEEN GEDEELTE CAO – – indien de omvang van het dienstverband in de loop der jaren is gewijzigd kan de werkgever de gratificatie aanpassen indien de werknemer door een dergelijke wijziging onredelijk veel zou worden benadeeld of bevoordeeld; de werkgever zal aan de werknemer die wordt ontslagen wegens blijvende arbeidsongeschiktheid of wegens gebruik van de overbruggingsuitkering van het PGGM een evenredige jubileumgratificatie voor 25, 40 of 50 dienstjaren toekennen, indien de diensttijd op twee jaar na geheel is voltooid. Hoofdstuk XVI Overgangs-en slotbepalingen Interpretatie van de CAO Artikel 95 tot en met artikel 97 (Gereserveerd) Artikel 98 Duur en wijziging 1. Deze CAO wordt aangegaan voor de duur van 1 oktober 2006 tot 1 maart 2010. 2. Indien geen der partijen uiterlijk drie maanden vóór de datum waarop deze CAO eindigt bij aangetekend schrijven het tegendeel verlangt, wordt de duur elk jaar met één jaar verlengd. 3. Partijen kunnen overeenkomen deze CAO tijdens de duur te wijzigen. Versie 6, februari 2011 90 Uitvoeringsregeling A Salariëring (ex artikelen 7, 23, 38e en 38f) Hoofdstuk I Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen a. Salarisschaal: Reeks van bedragen corresponderend met een vaste reeks volgnummers, zoals genoemd in artikel 13 van deze regeling. b. Aanloopschaal: De binnen de salarisschaal opgenomen laagste twee periodieken, aangeduid met aanloopperiodiek 0 en aanloopperiodiek 1. c. Salaris: Het op de werknemer van toepassing zijnde bedrag uit de op hem van toepassing zijnde salarisschaal. d. Salarisanciënniteit: De tijd die in aanmerking komt voor de vaststelling van het salaris op een hoger bedrag dan de laagste periodiek van de salarisschaal, welke op de functie van de werknemer van toepassing is. e. Periodiek: Opeenvolgende bedragen in een salarisschaal. f. Maand: Een kalendermaand. g. Periode: Een aaneengesloten tijdvak van vier weken. Artikel 2 Bepaling salaris 1. a. Het salaris van de werknemer wordt vastgesteld op basis van een door hem beklede functie. Deze functie wordt met behulp van het actuele Functie Waarderingssysteem Gezondheidszorg (FWG_) ingedeeld in een van de functiegroepen 5 tot en met 80. De wijze van (her)indelen van de functie en de daarbij te volgen procedure zijn vastgelegd in Uitvoeringsregeling E, Functiewaardering Gezondheidszorg (FWG). Het nummer van de salarisschaal correspondeert met het nummer van de functiegroep waarin de functie van de werknemer is ingedeeld. b. Het salaris van de werknemer die werkzaam is op basis van gesubsidieerde arbeid (ex artikel 22, lid 3, sub b van het algemene gedeelte van deze CAO), wordt vastgesteld conform het gestelde in artikel 8 van deze uitvoeringsregeling. Het salaris van de werknemer, zoals genoemd in artikel 22, lid 3, sub a van het algemene gedeelte van deze CAO (leerlingen) wordt vastgesteld conform het gestelde in hoofdstuk IV van deze uitvoeringsregeling. 2. Het salaris van de werknemer wordt daarbij bepaald volgens de salarisbedragen corresponderend met de volgnummers, genoemd in hoofdstuk III, artikel 14, onderdeel B1 tenzij sprake is van toepassing van het wettelijk minimumloon dan wel leeftijdsalarissen, als bedoeld in lid 3. 3. Het salaris in de salarisschalen FWG 10 tot en met FWG 35 van de werknemer die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt, wordt vastgesteld volgens de salarisbedragen, corresponderend met de leeftijden, als vermeld bij die salarisschalen in hoofdstuk II, artikel 13. Voor salarisschaal FWG 5 geldt hetzelfde, met dien verstande dat hierbij sprake is van toepassing van het wettelijk minimumloon. 4. Het salaris van de werknemer van 21 jaar en ouder wordt bij zijn indiensttreding in de regel vastgesteld op het laagste volgnummer uit de op zijn functie van toepassing zijnde salarisschaal. De werkgever kan met de werknemer overeenkomen dat de werknemer, al dan niet op basis van elders verkregen ervaring, niet in de aanloopschaal wordt ingeschaald, doch in een hoger volgnummer van de salarisschaal. 5. Het salaris van de werknemer wordt in de volgende gevallen vastgesteld naar evenredigheid van de voor hem geldende arbeidsduur: – indien de werknemer geen volledig dienstverband heeft; – indien de toepassing van artikel 10, lid 3 of lid 4 van het algemeen gedeelte van deze CAO leidt tot een arbeidsduur die hoger ligt dan gemiddeld 36 uur per week; – indien het salaris over een gedeelte van een maand of periode moet worden berekend. 6. Indien een werknemer, direct voorafgaand aan zijn indiensttreding reeds in een andere onder de werkingssfeer van deze CAO vallende instelling in een zelfde, volgens dezelfde salarisschaal gehonoreerde functie werkzaam is geweest, wordt ten minste de in deze functie verworven salarisanciënniteit in de nieuwe functie gehandhaafd, onverlet het bepaalde in lid 4. Artikel 3 Periodieke verhoging 1. Het salaris van de werknemer wordt jaarlijks verhoogd met één periodiek tot het maximum van de salarisschaal, tenzij het bepaalde in artikel 6 wordt toegepast. 2. De periodieke verhogingen binnen salarisschalen gaan in op de eerste dag van de maand of periode waarin de werknemer: – in dienst trad; – de leeftijd bereikte waarop de laagste periodiek van de van toepassing zijnde salarisschaal ging gelden; – bevorderd werd; dan wel op de periodiekdatum van de oude functie. 3. In de individuele arbeidsovereenkomst wordt vermeld welke van de in het tweede lid van dit artikel vermelde mogelijkheden van toepassing is. Artikel 4 Salaris bij bevordering naar een hogere functie 1. In geval van bevordering naar een met een hogere salarisschaal gehonoreerde functie wordt de salarisanciënniteit in de nieuwe functie in de hogere salarisschaal bepaald op ten minste het naast hogere salarisbedrag dat de betrokken Versie 6, februari 2011 91 2. werknemer op de dag van bevordering zou hebben genoten in zijn voorgaande functie. Indien bij bevordering de salarisschalen van de oude en de nieuwe functies elkaar overlappen en de data van bevordering en periodieke verhoging gelijk zijn, wordt eerst de periodieke verhoging in de oude salarisschaal toegekend, waarna horizontale inschaling in de nieuwe salarisschaal plaatsvindt, vermeerderd met één periodiek. Artikel 5 Salaris bij overgang naar functie op gelijk niveau Indien een werknemer door zijn werkgever in een andere volgens dezelfde salarisschaal gehonoreerde functie wordt tewerkgesteld, wordt de in de vorige functie verworven salarisanciënniteit gehandhaafd. Artikel 6 Inhouden periodiek 1. Bij onvoldoende bekwaamheid, geschiktheid of ijver van de werknemer kan de werkgever jaarlijks besluiten één periodiek niet toe te kennen. 2. Toepassing van lid 1 van dit artikel is uitsluitend mogelijk als bij de toepassing van een beoordelingssysteem, zoals bedoeld in artikel 61 van het algemeen gedeelte van deze CAO, een onvoldoende functioneren van de werknemer is vastgesteld. 3. Toepassing van dit artikel mag niet leiden tot vermindering van het reeds toegekende salaris. 4. De werkgever kan met terugwerkende kracht het niet toekennen van de periodiek intrekken. 5. De werkgever is verplicht de werknemer onverwijld mededeling te doen van de ingevolge dit artikel genomen maatregelen, onder opgave van de daaruit voor de eerstvolgende verhoging van het salaris van de werknemer voortvloeiende gevolgen. Deze mededeling wordt onder vermelding van de redenen schriftelijk bevestigd. Artikel 7 Extra periodieken 1. Bij buitengewone bekwaamheid, geschiktheid en ijver van de werknemer kan de werkgever schriftelijk beargumenteerd maximaal 2 extra periodieken toekennen waarbij het maximum van de schaal met maximaal 2 periodieken overschreden kan worden. 2. Het bepaalde in het eerste lid mag slechts worden toegepast ten aanzien van een werknemer, die als zodanig ten minste een jaar bij dezelfde werkgever in dienst is geweest in dezelfde salarisschaal. Artikel 8 Werknemer die werkzaam is op basis van gesubsidieerde arbeid (ex artikel 22, lid 3, sub b) De inpassing van het salaris van werknemers die vallen onder artikel 22, lid 3, sub b vindt plaats op basis van schaal FWG 5. De werkgever kan met de werknemer overeenkomen dat van het voorgaande in positieve zin kan worden afgeweken. Artikel 9 1. 2. 3. 4. Conversiebepalingen voor werknemers die vielen onder de werkingssfeer van de CAO Thuiszorg 20022003 en wier functie tot 1 juli 2003 werd gewaardeerd via IMF-kort en per 1 juli 2003 wordt gewaardeerd met FWG 3.0. Met ingang van 1 juli 2003 vindt invoering van het Functie Waarderingsysteem Gezondheidszorg (FWG) plaats zoals weergegeven in uitvoeringsregeling E. De koppeling van de FWG-indelingen met het salarisgebouw vindt plaats per 1 december 2003 dan wel periode 13 van 2003. Voor de bepaling van het salaris in de periode 1 juli 2003 tot 1 december 2003 zijn de (oude) salarisbedragen van de CAO thuiszorg 2002-2003 van toepassing. De werknemer wiens functie bij de invoering van FWG per 1 juli 2003 als gevolg van de toepassing van dit systeem wordt ingedeeld in een functiegroep waarvan het perspectief in de nieuwe situatie (zoals dit geldt per 1 december 2003 dan wel periode 13 van 2003) lager is dan het perspectief in de oude situatie (zoals dit geldt per 30 juni 2003), heeft recht op een integrale salarisgarantie zoals bedoeld in artikel 10 van deze uitvoeringsregeling. De overige werknemers worden ingepast op de wijze zoals beschreven in artikel 11 van deze uitvoeringsregeling. Indien de werknemer bij de invoering van FWG een toeslag coördinerende taken ontvangt, waarbij deze toeslag een structureel karakter kent, dan vormt deze toeslag een onderdeel van het oude salaris zoals dit in het voorgaande lid wordt genoemd. Een aanpassing van deze toeslag met de algemene salarisverhoging die, in enig jaar, door partijen wordt overeengekomen, vindt echter niet plaats. Artikel 10 Garantieregeling 1. De werknemer op wie de integrale salarisgarantie, zoals bedoeld in artikel 9, lid 3 van toepassing is, behoudt het oude salaris en het daarbij behorende perspectief zoals dat in de oude situatie voor die werknemer gold. Dit oude salaris wordt aangepast met de algemene salarisverhoging die, in enig jaar, door partijen wordt overeengekomen. 2. De werkgever kan met de werknemer die recht heeft op de integrale salarisgarantie afspreken dat, in afwijking van het gestelde in het eerste lid, alsnog indeling in het FWG-salarisgebouw plaatsvindt. Het is hierbij mogelijk het salaris te garanderen op het niveau van een periodiek of volgnummer zonder dat recht bestaat op het maximum van een salarisschaal. Artikel 11 Salarisindeling in salaristabel FWG voor werknemers die niet vallen onder de garantieregeling 1. De inschaling van de op 30 november 2003 in dienst zijnde werknemer vindt per 1 december 2003 dan wel periode 13 van 2003 plaats in salaristabel B-0 (behorende bij de CAO Thuiszorg 2003-2004: salarisschalen FWG-systematiek per 1 december 2003/periode 13 van 2003 exclusief verhoging met 1,5%). Het nummer van de salarisschaal correspondeert met het nummer van de functiegroep waarin de functie van de werknemer is ingedeeld. 2. Inpassing in de salarisschaal vindt plaats op de navolgende wijze: a. indien het oude salaris (dit is het salaris op 30 november 2003) onder het minimum ligt van de nieuwe schaal volgt Versie 6, februari 2011 92 inschaling op het laagste bedrag van de nieuwe schaal; indien het oude salaris ligt tussen het minimum en het maximum van de nieuwe schaal dan volgt inschaling op een gelijk dan wel het eerste naast hogere bedrag van de nieuwe schaal. Hierbij is het niet van belang of dit bedrag behoort bij een leeftijd-dan wel aanloopperiodiek; c. nadat inschaling op voorgaande wijze heeft plaatsgevonden, vindt een salarisverhoging van 1,5% plaats. Voorgaande betekent dat dan salarisgebouw B-1 (behorende bij de CAO Thuiszorg 2003-2004) van toepassing is. b. Hoofdstuk II Structuur salarisschalen Salarisschalen FWG 5 tot en met FWG 80 Artikel 13 Met ingang van 1 januari 2007 dan wel periode 1 van 2007 tot en met 31 december 2007 dan wel periode 13 van 2007 B1 Salarisschalen FWG 5 tot en met FWG 80 per 1 januari 2007 inclusief verhoging met 2,75% in die zin dat de salarissen eerst zijn opgehoogd met 0,5% en vervolgens met 2,25% , waarbij de maand- en periodesalarissen gelden bij een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week.. FWG 5 Leeftijd Maandsalaris Periodesalaris *) 16 jaar *) 17 jaar *) 18 jaar *) 19 jaar *) 20 jaar *) 21 jaar € € € € € € 448,80 513,80 591,85 682,90 800,00 943,10 € € € € € € *) 22 jaar € Uurloon 413,87 472,32 544,32 627,84 735,84 868,32 € € € € € € 2,87 3,28 3,78 4,36 5,11 6,03 1.105,70 € 1.018,08 € 7,07 23 jaar e.o. (WML*) € 1.300,80 * Wet Minimum(jeugd)loon 1 januari 2007 € 1.196,64 € 8,31 FWG 10 Maandsalaris Periodesalaris 17 jaar 18 jaar 19 jaar Leeftijd € € € 831,59 970,72 1.108,77 € 765,04 € 893,78 € 1.019,56 € € € Uurloon 5,31 6,21 7,08 20 jaar € 1.247,92 € 1.148,30 € 7,97 Periodiek Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris Uurloon 0 1 € 1.300,80 € 1.196,64 € 8,31 1 2 € 1.309,77 € 1.204,53 € 8,36 2 3 € 1.334,06 € 1.228,20 € 8,53 3 4 € 1.385,97 € 1.275,55 € 8,86 4 5 € 1.436,78 € 1.321,43 € 9,18 FWG 15 Leeftijd Maandsalaris € € € 17 jaar 18 jaar 19 jaar € 20 jaar Periodiek Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 0 1 2 Versie 6, februari 2011 Volgnr. 3 4 5 6 7 Uurloon € 793,15 € 926,33 € 1.058,03 € € € 1.292,10 € 1.188,25 € Maandsalaris € € € € € Periodesalaris 862,51 1.006,06 1.149,64 1.334,06 1.385,97 1.436,78 1.464,39 1.503,03 Periodesalaris € € € € € 1.228,20 1.275,55 1.321,43 1.348,06 1.383,58 5,51 6,43 7,35 8,25 Uurloon € € € € € 8,53 8,86 9,18 9,36 9,61 93 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 € € € € € 1.540,58 1.581,44 1.625,61 1.675,32 1.727,22 € € € € € 1.417,61 1.454,61 1.496,04 1.541,91 1.589,26 € € € € € 9,84 10,10 10,39 10,71 11,04 8 13 € 1.785,76 € 1.642,54 € 11,41 FWG 20 Leeftijd Maandsalaris Periodesalaris Uurloon 17 jaar 18 jaar 19 jaar € € € 879,07 1.025,96 1.171,72 € 809,43 € 944,09 € 1.078,75 € € € 5,62 6,56 7,49 20 jaar € 1.317,49 € 1.211,93 € 8,42 Periodiek Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris Uurloon 0 1 2 3 4 5 6 7 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 € € € € € € € € € € 1.436,78 1.464,39 1.503,03 1.540,58 1.581,44 1.625,61 1.675,32 1.727,22 1.785,76 1.844,28 € € € € € € € € € € 1.321,43 1.348,06 1.383,58 1.417,61 1.454,61 1.496,04 1.541,91 1.589,26 1.642,54 1.697,29 € € € € € € € € € € 9,18 9,36 9,61 9,84 10,10 10,39 10,71 11,04 11,41 11,79 8 15 € 1.898,40 € 1.746,12 € 12,13 Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 FWG 25 Leeftijd Maandsalaris € € € 17 jaar 18 jaar 19 jaar € 20 jaar Periodiek Volgnr. Periodesalaris Uurloon 901,15 1.052,46 1.202,66 € 829,22 € 967,76 € 1.106,86 € € € 1.352,83 € 1.244,48 € Maandsalaris Periodesalaris 5,75 6,72 7,69 8,64 Uurloon 0 1 2 3 4 5 6 7 8 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 € € € € € € € € € € € 1.464,39 1.503,03 1.540,58 1.581,44 1.625,61 1.675,32 1.727,22 1.785,76 1.844,28 1.898,40 1.959,13 € € € € € € € € € € € 1.348,06 1.383,58 1.417,61 1.454,61 1.496,04 1.541,91 1.589,26 1.642,54 1.697,29 1.746,12 1.802,35 € € € € € € € € € € € 9,36 9,61 9,84 10,10 10,39 10,71 11,04 11,41 11,79 12,13 12,52 9 17 € 2.008,84 € 1.848,22 € 12,83 Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 FWG 30 Leeftijd Maandsalaris Periodesalaris Uurloon 17 jaar 18 jaar 19 jaar € € € 925,46 1.078,96 1.233,58 € 850,86 € 992,92 € 1.134,98 € € € 5,91 6,90 7,88 20 jaar € 1.387,07 € 1.275,55 € 8,86 Periodiek Aanloopperiodiek 0 Versie 6, februari 2011 Volgnr. 6 Maandsalaris € 1.464,39 Periodesalaris € 1.348,06 Uurloon € 9,36 94 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 € € € € € € € € € € € 1.503,03 1.540,58 1.581,44 1.625,61 1.675,32 1.727,22 1.785,76 1.844,28 1.898,40 1.959,13 2.008,84 € € € € € € € € € € € 1.383,58 1.417,61 1.454,61 1.496,04 1.541,91 1.589,26 1.642,54 1.697,29 1.746,12 1.802,35 1.848,22 € € € € € € € € € € € 9,61 9,84 10,10 10,39 10,71 11,04 11,41 11,79 12,13 12,52 12,83 10 18 € 2.068,47 € 1.902,97 € 13,22 Aanloopperiodiek 1 FWG 35 Leeftijd Maandsalaris Periodesalaris Uurloon 17 jaar 18 jaar 19 jaar € € € 976,26 1.138,59 1.300,94 € 898,22 € 1.047,67 € 1.197,13 € € € 6,24 7,28 8,31 20 jaar € 1.463,28 € 1.346,58 € 9,35 Periodiek Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris Uurloon 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 € € € € € € € € € € € € 1.540,58 1.581,44 1.625,61 1.675,32 1.727,22 1.785,76 1.844,28 1.898,40 1.959,13 2.008,84 2.068,47 2.122,57 € € € € € € € € € € € € 1.417,61 1.454,61 1.496,04 1.541,91 1.589,26 1.642,54 1.697,29 1.746,12 1.802,35 1.848,22 1.902,97 1.953,29 € € € € € € € € € € € € 9,84 10,10 10,39 10,71 11,04 11,41 11,79 12,13 12,52 12,83 13,22 13,56 10 20 € 2.180,00 € 2.006,56 € 13,93 Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 FWG 40 Periodiek Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris Uurloon 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 14 16 17 18 19 20 21 22 23 € € € € € € € € € € € € 1.625,61 1.675,32 1.727,22 1.844,28 1.959,13 2.008,84 2.068,47 2.122,57 2.180,00 2.236,33 2.291,55 2.347,87 € € € € € € € € € € € € 1.496,04 1.541,91 1.589,26 1.697,29 1.802,35 1.848,22 1.902,97 1.953,29 2.006,56 2.058,35 2.108,66 2.160,45 € € € € € € € € € € € € 10,39 10,71 11,04 11,79 12,52 12,83 13,22 13,56 13,93 14,29 14,64 15,00 10 24 € 2.405,29 € 2.213,72 € 15,37 Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 FWG 45 Periodiek Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 Versie 6, februari 2011 Volgnr. 16 18 Maandsalaris € € 1.959,13 2.068,47 Periodesalaris € 1.802,35 € 1.902,97 Uurloon € € 12,52 13,22 95 0 1 2 3 4 5 6 7 20 21 22 23 24 25 26 27 € € € € € € € € 2.180,00 2.236,33 2.291,55 2.347,87 2.405,29 2.463,82 2.524,56 2.587,52 € € € € € € € € 2.006,56 2.058,35 2.108,66 2.160,45 2.213,72 2.267,00 2.323,23 2.380,94 € € € € € € € € 13,93 14,29 14,64 15,00 15,37 15,74 16,13 16,53 8 28 € 2.642,73 € 2.431,25 € 16,88 FWG 50 Periodiek Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris Uurloon 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 18 20 21 23 25 27 28 29 30 31 32 33 € € € € € € € € € € € € 2.068,47 2.180,00 2.236,33 2.347,87 2.463,82 2.587,52 2.642,73 2.704,57 2.765,32 2.822,74 2.880,16 2.940,91 € € € € € € € € € € € € 1.902,97 2.006,56 2.058,35 2.160,45 2.267,00 2.380,94 2.431,25 2.488,96 2.543,71 2.596,98 2.650,25 2.706,48 € € € € € € € € € € € € 13,22 13,93 14,29 15,00 15,74 16,53 16,88 17,28 17,66 18,03 18,40 18,80 10 34 € 3.001,65 € 2.761,24 € 19,18 Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 FWG 55 Periodiek Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris Uurloon 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 19 21 23 26 28 30 32 34 35 36 37 38 39 € € € € € € € € € € € € € 2.122,57 2.236,33 2.347,87 2.524,56 2.642,73 2.765,32 2.880,16 3.001,65 3.057,97 3.114,29 3.179,44 3.245,71 3.310,87 € € € € € € € € € € € € € 1.953,29 2.058,35 2.160,45 2.323,23 2.431,25 2.543,71 2.650,25 2.761,24 2.813,03 2.864,82 2.925,49 2.986,16 3.046,83 € € € € € € € € € € € € € 13,56 14,29 15,00 16,13 16,88 17,66 18,40 19,18 19,53 19,89 20,32 20,74 21,16 11 40 € 3.369,41 € 3.100,10 € 21,53 Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 FWG 60 Periodiek Volgnr. Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 0 1 2 3 4 5 6 7 Versie 6, februari 2011 27 29 32 34 36 38 40 42 44 45 Maandsalaris € € € € € € € € € € 2.587,52 2.704,57 2.880,16 3.001,65 3.114,29 3.245,71 3.369,41 3.496,41 3.618,98 3.673,11 Periodesalaris € € € € € € € € € € 2.380,94 2.488,96 2.650,25 2.761,24 2.864,82 2.986,16 3.100,10 3.217,00 3.329,46 3.379,78 Uurloon € € € € € € € € € € 16,53 17,28 18,40 19,18 19,89 20,74 21,53 22,34 23,12 23,47 96 8 9 46 47 € € 3.728,32 3.785,76 € 3.430,09 € 3.483,36 € € 23,82 24,19 10 48 € 3.840,97 € 3.533,67 € 24,54 FWG 65 Periodiek Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris Uurloon 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 34 36 38 40 41 42 43 44 46 48 50 52 € € € € € € € € € € € € 3.001,65 3.114,29 3.245,71 3.369,41 3.434,56 3.496,41 3.559,35 3.618,98 3.728,32 3.840,97 3.954,71 4.067,35 € € € € € € € € € € € € 2.761,24 2.864,82 2.986,16 3.100,10 3.142,27 3.217,00 3.274,71 3.329,46 3.430,09 3.533,67 3.638,73 3.742,32 € € € € € € € € € € € € 19,18 19,89 20,74 21,53 21,95 22,34 22,74 23,12 23,82 24,54 25,27 25,99 10 54 € 4.181,10 € 3.847,38 € 26,72 Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 FWG 70 Periodiek Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris Uurloon 0 1 2 3 4 5 6 7 8 44 46 48 50 51 52 53 56 59 62 64 € € € € € € € € € € € 3.618,98 3.728,32 3.840,97 3.954,71 4.012,14 4.067,35 4.125,88 4.294,86 4.464,92 4.634,99 4.748,74 € € € € € € € € € € € 3.329,46 3.430,09 3.533,67 3.638,73 3.692,01 3.742,32 3.797,07 3.952,44 4.107,82 4.264,67 4.369,74 € € € € € € € € € € € 23,12 23,82 24,54 25,27 25,64 25,99 26,37 27,45 28,53 29,62 30,35 9 66 € 4.889,01 € 4.498,48 € 31,24 Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 FWG 75 Periodiek Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris Uurloon 0 1 2 3 4 5 6 54 56 58 60 62 63 64 65 68 € € € € € € € € € 4.181,10 4.294,86 4.406,39 4.521,25 4.634,99 4.690,22 4.748,74 4.818,31 5.031,46 € € € € € € € € € 3.847,38 3.952,44 4.054,55 4.187,36 4.264,67 4.314,99 4.369,74 4.433,37 4.630,18 € € € € € € € € € 26,72 27,45 28,16 28,89 29,62 29,97 30,13 30,79 32,15 7 71 € 5.242,40 € 4.824,02 € 33,50 Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 FWG 80 Periodiek Volgnr. Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 0 1 Versie 6, februari 2011 66 68 70 72 Maandsalaris € € € € 4.889,01 5.031,46 5.172,83 5.315,27 Periodesalaris € € € € 4.498,48 4.630,18 4.760,39 4.890,61 Uurloon € € € € 31,24 32,15 33,06 33,96 97 2 3 74 75 € € 5.456,64 5.527,33 € 5.020,83 € 5.085,94 € € 34,87 35,32 4 76 € 5.599,11 € 5.152,53 € 35,78 Artikel 13 Met ingang van 1 januari 2008 dan wel periode 1 van 2008 tot en met 31 december 2008 dan wel periode 13 van 2008 B1 Salarisschalen FWG 5 tot en met FWG 80 per 1 januari 2008 inclusief een verhoging van 3,25% waarbij de maand- en periodesalarissen gelden bij een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week Versie 6, februari 2011 98 FWG 5 Leeftijd Maandsalaris *) 16 jaar *) 17 jaar *) 18 jaar *) 19 jaar *) 20 jaar *) 21 jaar € € € € € € 460,60 527,35 607,45 700,90 821,05 967,90 Periodesalaris € € € € € € *) 22 jaar € 1.134,75 23 jaar e.o. (WML*) € 1.335,00 * Wet Minimum(jeugd)loon 1 januari 2008 Uurloon 425,20 486,80 560,80 647,00 757,80 893,40 € € € € € € 2,95 3,38 3,89 4,49 5,25 6,20 € 1.047,40 € 7,27 € 1.232,40 € 8,56 FWG 10 Leeftijd Maandsalaris € € € 17 jaar 18 jaar 19 jaar € 20 jaar Periodiek Volgnr. 858,61 1.002,27 1.144,81 1.288,48 Maandsalaris Periodesalaris Uurloon € 789,90 € 922,82 € 1.052,69 € € € € 1.185,61 € Periodesalaris 5,49 6,41 7,31 8,23 Uurloon 0 1 € 1.335,00 € 1.232,40 € 8,56 1 2 € 1.352,34 € 1.243,67 € 8,64 2 3 € 1.377,41 € 1.268,12 € 8,81 3 4 € 1.431,02 € 1.317,01 € 9,15 4 5 € 1.483,47 € 1.364,37 € 9,47 FWG 15 Leeftijd Maandsalaris 17 jaar 18 jaar 19 jaar 20 jaar Periodiek € € € 890,54 1.038,76 1.187,00 € 1.334,09 Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris Uurloon € 818,93 € 956,44 € 1.092,42 € € € € 1.226,87 € Periodesalaris 5,69 6,64 7,59 8,52 Uurloon 0 1 2 3 4 5 6 7 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 € € € € € € € € € € 1.381,20 1.431,02 1.483,47 1.511,98 1.551,88 1.590,64 1.632,84 1.678,44 1.729,76 1.783,36 € € € € € € € € € € 1.275,00 1.317,01 1.364,37 1.391,88 1.428,54 1.463,68 1.501,88 1.544,66 1.592,02 1.640,92 € € € € € € € € € € 8,85 9,15 9,47 9,67 9,92 10,16 10,43 10,73 11,06 11,40 8 13 € 1.843,80 € 1.695,92 € 11,78 Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 FWG 20 Leeftijd 17 jaar 18 jaar 19 jaar Versie 6, februari 2011 Maandsalaris € € € 907,64 1.059,30 1.209,81 Periodesalaris € 835,74 € 974,77 € 1.113,81 Uurloon € € € 5,80 6,77 7,73 99 € 1.360,31 0 1 2 3 4 5 6 7 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 € € € € € € € € € € 1.483,47 1.511,98 1.551,88 1.590,64 1.632,84 1.678,44 1.729,76 1.783,36 1.843,80 1.904,22 € € € € € € € € € € 1.364,37 1.391,88 1.428,54 1.463,68 1.501,88 1.544,66 1.592,02 1.640,92 1.695,92 1.752,45 € € € € € € € € € € 9,47 9,67 9,92 10,16 10,43 10,73 11,06 11,40 11,78 12,17 8 15 € 1.960,10 € 1.802,87 € 12,52 20 jaar Periodiek Volgnr. Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 Maandsalaris € 1.251,31 € Periodesalaris 8,69 Uurloon FWG 25 Leeftijd Maandsalaris Periodesalaris Uurloon 17 jaar 18 jaar 19 jaar € € € 930,44 1.086,67 1.241,74 € 856,17 € 999,22 € 1.142,83 € € € 5,94 6,94 7,94 20 jaar € 1.396,80 € 1.284,93 € 8,92 0 1 2 3 4 5 6 7 8 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 € € € € € € € € € € € 1.511,98 1.551,88 1.590,64 1.632,84 1.678,44 1.729,76 1.783,36 1.843,80 1.904,22 1.960,10 2.022,80 € € € € € € € € € € € 1.391,88 1.428,54 1.463,68 1.501,88 1.544,66 1.592,02 1.640,92 1.695,92 1.752,45 1.802,87 1.860,93 € € € € € € € € € € € 9,67 9,92 10,16 10,43 10,73 11,06 11,40 11,78 12,17 12,52 12,92 9 17 € 2.074,13 € 1.908,29 € 13,25 Periodiek Volgnr. Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 Maandsalaris Periodesalaris Uurloon FWG 30 Leeftijd Maandsalaris 17 jaar 18 jaar 19 jaar 20 jaar Periodiek 955,53 1.114,03 1.273,67 € 1.432,15 Volgnr. Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Versie 6, februari 2011 € € € 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 Maandsalaris € € € € € € € € € € € € 1.511,98 1.551,88 1.590,64 1.632,84 1.678,44 1.729,76 1.783,36 1.843,80 1.904,22 1.960,10 2.022,80 2.074,13 Periodesalaris Uurloon € 878,52 € 1.025,19 € 1.171,86 € € € € 1.317,01 € Periodesalaris € € € € € € € € € € € € 1.391,88 1.428,54 1.463,68 1.501,88 1.544,66 1.592,02 1.640,92 1.695,92 1.752,45 1.802,87 1.860,93 1.908,29 6,10 7,12 8,14 9,15 Uurloon € € € € € € € € € € € € 9,67 9,92 10,16 10,43 10,73 11,06 11,40 11,78 12,17 12,52 12,92 13,25 100 10 18 € 2.135,70 € 1.964,82 € 13,64 FWG 35 Leeftijd Maandsalaris 17 jaar 18 jaar 19 jaar 20 jaar Periodiek € € € 1.007,99 1.175,60 1.343,22 € 1.510,84 Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris Uurloon € 927,41 € 1.081,72 € 1.236,03 € € € € 1.390,35 € Periodesalaris 6,44 7,51 8,58 9,66 Uurloon 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 € € € € € € € € € € € € 1.590,64 1.632,84 1.678,44 1.729,76 1.783,36 1.843,80 1.904,22 1.960,10 2.022,80 2.074,13 2.135,70 2.191,56 € € € € € € € € € € € € 1.463,68 1.501,88 1.544,66 1.592,02 1.640,92 1.695,92 1.752,45 1.802,87 1.860,93 1.908,29 1.964,82 2.016,77 € € € € € € € € € € € € 10,16 10,43 10,73 11,06 11,40 11,78 12,17 12,52 12,92 13,25 13,64 14,01 10 20 € 2.250,85 € 2.071,77 € 14,39 Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 FWG 40 Periodiek Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris Uurloon 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 14 16 17 18 19 20 21 22 23 € € € € € € € € € € € € 1.678,44 1.729,76 1.783,36 1.904,22 2.022,80 2.074,13 2.135,70 2.191,56 2.250,85 2.309,01 2.366,02 2.424,17 € € € € € € € € € € € € 1.544,66 1.592,02 1.640,92 1.752,45 1.860,93 1.908,29 1.964,82 2.016,77 2.071,77 2.125,25 2.177,19 2.230,67 € € € € € € € € € € € € 10,73 11,06 11,40 12,17 12,92 13,25 13,64 14,01 14,39 14,76 15,12 15,49 10 24 € 2.483,46 € 2.285,67 € 15,87 Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 FWG 45 Periodiek Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris Uurloon 0 1 2 3 4 5 6 7 16 18 20 21 22 23 24 25 26 27 € € € € € € € € € € 2.022,80 2.135,70 2.250,85 2.309,01 2.366,02 2.424,17 2.483,46 2.543,90 2.606,60 2.671,61 € € € € € € € € € € 1.860,93 1.964,82 2.071,77 2.125,25 2.177,19 2.230,67 2.285,67 2.340,67 2.398,73 2.458,32 € € € € € € € € € € 12,92 13,64 14,39 14,76 15,12 15,49 15,87 16,25 16,66 17,07 8 28 € 2.728,62 € 2.510,26 € 17,43 Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 FWG 50 Versie 6, februari 2011 101 Periodiek Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris Uurloon 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 18 20 21 23 25 27 28 29 30 31 32 33 € € € € € € € € € € € € 2.135,70 2.250,85 2.309,01 2.424,17 2.543,90 2.671,61 2.728,62 2.792,47 2.855,19 2.914,48 2.973,77 3.036,49 € € € € € € € € € € € € 1.964,82 2.071,77 2.125,25 2.230,67 2.340,67 2.458,32 2.510,26 2.569,85 2.626,38 2.681,38 2.736,39 2.794,45 € € € € € € € € € € € € 13,64 14,39 14,76 15,49 16,25 17,07 17,43 17,85 18,24 18,62 19,00 19,41 10 34 € 3.099,20 € 2.850,98 € 19,80 Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 FWG 55 Periodiek Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris Uurloon 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 19 21 23 26 28 30 32 34 35 36 37 38 39 € € € € € € € € € € € € € 2.191,56 2.309,01 2.424,17 2.606,60 2.728,62 2.855,19 2.973,77 3.099,20 3.157,35 3.215,51 3.282,78 3.351,20 3.418,48 € € € € € € € € € € € € € 2.016,77 2.125,25 2.230,67 2.398,73 2.510,26 2.626,38 2.736,39 2.850,98 2.904,45 2.957,93 3.020,57 3.083,21 3.145,85 € € € € € € € € € € € € € 14,01 14,76 15,49 16,66 17,43 18,24 19,00 19,80 20,17 20,54 20,98 21,41 21,85 11 40 € 3.478,91 € 3.200,85 € 22,23 Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 FWG 60 Periodiek Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris Uurloon 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 27 29 32 34 36 38 40 42 44 45 46 47 € € € € € € € € € € € € 2.671,61 2.792,47 2.973,77 3.099,20 3.215,51 3.351,20 3.478,91 3.610,04 3.736,60 3.792,48 3.849,49 3.908,79 € € € € € € € € € € € € 2.458,32 2.569,85 2.736,39 2.850,98 2.957,93 3.083,21 3.200,85 3.321,56 3.437,67 3.489,62 3.541,57 3.596,57 € € € € € € € € € € € € 17,07 17,85 19,00 19,80 20,54 21,41 22,23 23,07 23,87 24,23 24,59 24,98 10 48 € 3.965,80 € 3.648,52 € 25,34 Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 FWG 65 Periodiek Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 Versie 6, februari 2011 Volgnr. 34 36 Maandsalaris € € 3.099,20 3.215,51 Periodesalaris € 2.850,98 € 2.957,93 Uurloon € € 19,80 20,54 102 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 38 40 41 42 43 44 46 48 50 52 € € € € € € € € € € 3.351,20 3.478,91 3.546,18 3.610,04 3.675,03 3.736,60 3.849,49 3.965,80 4.083,23 4.199,54 € € € € € € € € € € 3.083,21 3.200,85 3.244,40 3.321,56 3.381,14 3.437,67 3.541,57 3.648,52 3.756,99 3.863,94 € € € € € € € € € € 21,41 22,23 22,66 23,07 23,48 23,87 24,59 25,34 26,09 26,83 10 54 € 4.316,98 € 3.972,42 € 27,59 FWG 70 Periodiek Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris Uurloon 0 1 2 3 4 5 6 7 8 44 46 48 50 51 52 53 56 59 62 64 € € € € € € € € € € € 3.736,60 3.849,49 3.965,80 4.083,23 4.142,53 4.199,54 4.259,98 4.434,44 4.610,03 4.785,63 4.903,08 € € € € € € € € € € € 3.437,67 3.541,57 3.648,52 3.756,99 3.812,00 3.863,94 3.920,47 4.080,90 4.241,32 4.403,28 4.511,75 € € € € € € € € € € € 23,87 24,59 25,34 26,09 26,47 26,83 27,23 28,34 29,45 30,58 31,33 9 66 € 5.047,90 € 4.644,68 € 32,25 Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 FWG 75 Periodiek Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris Uurloon 0 1 2 3 4 5 6 54 56 58 60 62 63 64 65 68 € € € € € € € € € 4.316,98 4.434,44 4.549,60 4.668,19 4.785,63 4.842,65 4.903,08 4.974,91 5.194,98 € € € € € € € € € 3.972,42 4.080,90 4.186,32 4.323,45 4.403,28 4.455,22 4.511,75 4.577,45 4.780,66 € € € € € € € € € 27,59 28,34 29,07 29,82 30,58 30,94 31,11 31,79 33,20 7 71 € 5.412,77 € 4.980,80 € 34,59 Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 FWG 80 Periodiek Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris Uurloon 0 1 2 3 66 68 70 72 74 75 € € € € € € 5.047,90 5.194,98 5.340,94 5.488,02 5.633,98 5.706,97 € € € € € € 4.644,68 4.780,66 4.915,11 5.049,56 5.184,01 5.251,24 € € € € € € 32,25 33,20 34,13 35,07 36,00 36,47 4 76 € 5.781,08 € 5.319,99 € 36,94 Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 Artikel 13 Met ingang van 1 maart 2009 dan wel periode 3 van 2009 B1 Salarisschalen FWG 5 tot en met FWG 80 per 1 maart 2009 inclusief een verhoging van 3% waarbij de maand- en periodesalarissen gelden bij een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week. Versie 6, februari 2011 103 FWG 5 Leeftijd Maandsalaris Periodesalaris Uurloon *) 16 jaar € 488,50 € 449,28 € 3,12 *) 17 jaar € 559,30 € 514,08 € 3,57 *) 18 jaar € 644,30 € 593,28 € 4,12 *) 19 jaar € 743,40 € 684,00 € 4,75 *) 20 jaar € 870,85 € 800,64 € 5,56 *) 21 jaar € 1.026,60 € 944,64 € 6,56 *) 22 jaar € 1.203,60 € 1.107,36 € 7,69 € 1.303,20 € 9,05 *) 23 jaar e.o. € 1.416,00 * Wet minimum (jeugd)loon 1 juli 2010 FWG 10 Leeftijd Maandsalaris Periodesalaris Uurloon 17 jaar € 884,37 € 813,60 € 5,65 18 jaar € 1.032,34 € 950,40 € 6,60 19 jaar € 1.179,15 € 1.084,32 € 7,53 20 jaar € 1.327,13 € 1.221,12 € 8,48 Periodiek Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris Uurloon 0 1 € 1.416,00 € 1.303,20 € 9,05 1 2 € 1.416,00 € 1.303,20 € 9,05 2 3 € 1.418,74 € 1.306,08 € 9,07 3 4 € 1.473,95 € 1.356,48 € 9,42 4 5 € 1.527,98 € 1.405,44 € 9,76 FWG 15 Leeftijd Maandsalaris Periodesalaris Uurloon 17 jaar 18 jaar 19 jaar € 917,25 € 1.069,92 € 1.222,61 € 843,50 € 985,13 € 1.125,19 € € € 5,86 6,84 7,81 20 jaar € 1.374,12 € 1.263,67 € 8,78 Periodiek Volgnr. Maandsalaris 0 1 2 3 4 5 6 7 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 € € € € € € € € € € 8 13 € 1.899,12 Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 1.418,74 1.473,95 1.527,98 1.557,34 1.598,43 1.638,36 1.681,83 1.728,80 1.781,66 1.836,86 Periodesalaris € € € € € € € € € € Uurloon 1.306,16 1.356,52 1.405,31 1.433,63 1.471,40 1.507,59 1.546,94 1.591,00 1.639,78 1.690,14 € € € € € € € € € € 9,07 9,42 9,76 9,96 10,22 10,47 10,74 11,05 11,39 11,74 € 1.746,80 € 12,13 FWG 20 Leeftijd Maandsalaris Periodesalaris Uurloon 17 jaar 18 jaar 19 jaar € 934,87 € 1.091,08 € 1.246,10 € 860,81 € 1.004,01 € 1.147,22 € € € 5,98 6,97 7,97 20 jaar € 1.401,12 € 1.288,85 € 8,95 Versie 6, februari 2011 104 Periodiek Volgnr. Maandsalaris 0 1 2 3 4 5 6 7 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 € € € € € € € € € € 8 15 € 2.018,90 Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 1.527,98 1.557,34 1.598,43 1.638,36 1.681,83 1.728,80 1.781,66 1.836,86 1.899,12 1.961,34 Periodesalaris € € € € € € € € € € Uurloon 1.405,31 1.433,63 1.471,40 1.507,59 1.546,94 1.591,00 1.639,78 1.690,14 1.746,80 1.805,02 € € € € € € € € € € 9,76 9,96 10,22 10,47 10,74 11,05 11,39 11,74 12,13 12,53 € 1.856,95 € 12,90 FWG 25 Leeftijd Maandsalaris 17 jaar 18 jaar 19 jaar 20 jaar Periodiek Volgnr. Uurloon € 958,36 € 1.119,27 € 1.278,99 € 881,86 € 1.029,19 € 1.177,12 € € € € 1.438,70 € 1.323,47 € Maandsalaris 0 1 2 3 4 5 6 7 8 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 € € € € € € € € € € € 9 17 € 2.136,35 Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 Periodesalaris 1.557,34 1.598,43 1.638,36 1.681,83 1.728,80 1.781,66 1.836,86 1.899,12 1.961,34 2.018,90 2.083,49 Periodesalaris € € € € € € € € € € € 6,12 7,15 8,17 9,19 Uurloon 1.433,63 1.471,40 1.507,59 1.546,94 1.591,00 1.639,78 1.690,14 1.746,80 1.805,02 1.856,95 1.916,75 € € € € € € € € € € € 9,96 10,22 10,47 10,74 11,05 11,39 11,74 12,13 12,53 12,90 13,31 € 1.965,54 € 13,65 FWG 30 Leeftijd Maandsalaris Periodesalaris Uurloon 17 jaar 18 jaar 19 jaar € 984,20 € 1.147,45 € 1.311,88 € 904,87 € 1.055,95 € 1.207,02 € € € 6,28 7,33 8,38 20 jaar € 1.475,12 € 1.356,52 € 9,42 Periodiek Volgnr. Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Versie 6, februari 2011 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 Maandsalaris € € € € € € € € € € € € 1.557,34 1.598,43 1.638,36 1.681,83 1.728,80 1.781,66 1.836,86 1.899,12 1.961,34 2.018,90 2.083,49 2.136,35 Periodesalaris € € € € € € € € € € € € 1.433,63 1.471,40 1.507,59 1.546,94 1.591,00 1.639,78 1.690,14 1.746,80 1.805,02 1.856,95 1.916,75 1.965,54 Uurloon € € € € € € € € € € € € 9,96 10,22 10,47 10,74 11,05 11,39 11,74 12,13 12,53 12,90 13,31 13,65 105 10 18 € 2.199,77 € 2.023,77 € 14,05 FWG 35 Leeftijd Maandsalaris 17 jaar 18 jaar 19 jaar 20 jaar Periodiek Volgnr. Uurloon € 1.038,23 € 1.210,87 € 1.383,51 € 955,23 € 1.114,17 € 1.273,12 € € € € 1.556,16 € 1.432,06 € Maandsalaris 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 € € € € € € € € € € € € 10 20 € 2.318,37 Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 Periodesalaris 1.638,36 1.681,83 1.728,80 1.781,66 1.836,86 1.899,12 1.961,34 2.018,90 2.083,49 2.136,35 2.199,77 2.257,31 Periodesalaris € € € € € € € € € € € € 6,63 7,74 8,84 9,94 Uurloon 1.507,59 1.546,94 1.591,00 1.639,78 1.690,14 1.746,80 1.805,02 1.856,95 1.916,75 1.965,54 2.023,77 2.077,27 € € € € € € € € € € € € 10,47 10,74 11,05 11,39 11,74 12,13 12,53 12,90 13,31 13,65 14,05 14,43 € 2.133,92 € 14,82 FWG 40 Periodiek Volgnr. Maandsalaris 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 14 16 17 18 19 20 21 22 23 € € € € € € € € € € € € 10 24 € 2.557,97 Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 1.728,80 1.781,66 1.836,86 1.961,34 2.083,49 2.136,35 2.199,77 2.257,31 2.318,37 2.378,28 2.437,00 2.496,90 Periodesalaris € € € € € € € € € € € € Uurloon 1.591,00 1.639,78 1.690,14 1.805,02 1.916,75 1.965,54 2.023,77 2.077,27 2.133,92 2.189,00 2.242,51 2.297,59 € € € € € € € € € € € € 11,05 11,39 11,74 12,53 13,31 13,65 14,05 14,43 14,82 15,20 15,57 15,96 € 2.354,24 € 16,35 FWG 45 Periodiek Volgnr. Maandsalaris 0 1 2 3 4 5 6 7 16 18 20 21 22 23 24 25 26 27 € € € € € € € € € € 8 28 € 2.810,48 Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 2.083,49 2.199,77 2.318,37 2.378,28 2.437,00 2.496,90 2.557,97 2.620,22 2.684,80 2.751,76 Periodesalaris € € € € € € € € € € Uurloon 1.916,75 2.023,77 2.133,92 2.189,00 2.242,51 2.297,59 2.354,24 2.410,89 2.470,69 2.532,07 € € € € € € € € € € 13,31 14,05 14,82 15,20 15,57 15,96 16,35 16,74 17,16 17,58 € 2.585,57 € 17,96 FWG 50 Periodiek Versie 6, februari 2011 Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris Uurloon 106 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 18 20 21 23 25 27 28 29 30 31 32 33 € € € € € € € € € € € € 10 34 € 3.192,18 Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 2.199,77 2.318,37 2.378,28 2.496,90 2.620,22 2.751,76 2.810,48 2.876,25 2.940,84 3.001,91 3.062,98 3.127,59 € € € € € € € € € € € € 2.023,77 2.133,92 2.189,00 2.297,59 2.410,89 2.532,07 2.585,57 2.646,95 2.705,17 2.761,83 2.818,48 2.878,28 € € € € € € € € € € € € 14,05 14,82 15,20 15,96 16,74 17,58 17,96 18,38 18,79 19,18 19,57 19,99 € 2.936,51 € 20,39 FWG 55 Periodiek Volgnr. Maandsalaris 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 19 21 23 26 28 30 32 34 35 36 37 38 39 € € € € € € € € € € € € € 11 40 € 3.583,28 Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 2.257,31 2.378,28 2.496,90 2.684,80 2.810,48 2.940,84 3.062,98 3.192,18 3.252,07 3.311,97 3.381,26 3.451,74 3.521,03 Periodesalaris € € € € € € € € € € € € € Uurloon 2.077,27 2.189,00 2.297,59 2.470,69 2.585,57 2.705,17 2.818,48 2.936,51 2.991,58 3.046,66 3.111,18 3.175,71 3.240,23 € € € € € € € € € € € € € 14,43 15,20 15,96 17,16 17,96 18,79 19,57 20,39 20,77 21,16 21,61 22,05 22,50 € 3.296,88 € 22,90 FWG 60 Periodiek Volgnr. Maandsalaris 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 27 29 32 34 36 38 40 42 44 45 46 47 € € € € € € € € € € € € 10 48 € 4.084,77 Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 2.751,76 2.876,25 3.062,98 3.192,18 3.311,97 3.451,74 3.583,28 3.718,35 3.848,70 3.906,26 3.964,98 4.026,06 Periodesalaris € € € € € € € € € € € € Uurloon 2.532,07 2.646,95 2.818,48 2.936,51 3.046,66 3.175,71 3.296,88 3.421,20 3.540,80 3.594,31 3.647,81 3.704,47 € € € € € € € € € € € € 17,58 18,38 19,57 20,39 21,16 22,05 22,90 23,76 24,59 24,96 25,33 25,73 € 3.757,97 € 26,10 FWG 65 Periodiek Volgnr. Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 0 1 2 Versie 6, februari 2011 34 36 38 40 41 Maandsalaris € € € € € 3.192,18 3.311,97 3.451,74 3.583,28 3.652,57 Periodesalaris € € € € € 2.936,51 3.046,66 3.175,71 3.296,88 3.341,73 Uurloon € € € € € 20,39 21,16 22,05 22,90 23,34 107 3 4 5 6 7 8 9 42 43 44 46 48 50 52 € € € € € € € 3.718,35 3.785,28 3.848,70 3.964,98 4.084,77 4.205,73 4.325,53 10 54 € 4.446,49 € € € € € € € 3.421,20 3.482,58 3.540,80 3.647,81 3.757,97 3.869,70 3.979,86 € € € € € € € 23,76 24,18 24,59 25,33 26,10 26,87 27,64 € 4.091,59 € 28,41 FWG 70 Periodiek Volgnr. Maandsalaris 0 1 2 3 4 5 6 7 8 44 46 48 50 51 52 53 56 59 62 64 € € € € € € € € € € € 9 66 € 5.199,34 Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 3.848,70 3.964,98 4.084,77 4.205,73 4.266,81 4.325,53 4.387,78 4.567,47 4.748,34 4.929,20 5.050,17 Periodesalaris € € € € € € € € € € € Uurloon 3.540,80 3.647,81 3.757,97 3.869,70 3.926,36 3.979,86 4.038,09 4.203,33 4.368,56 4.535,37 4.647,11 € € € € € € € € € € € 24,59 25,33 26,10 26,87 27,27 27,64 28,04 29,19 30,34 31,50 32,27 € 4.784,02 € 33,22 FWG 75 Periodiek Volgnr. Maandsalaris 0 1 2 3 4 5 6 54 56 58 60 62 63 64 65 68 € € € € € € € € € 7 71 € 5.575,16 Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 4.446,49 4.567,47 4.686,09 4.808,23 4.929,20 4.987,93 5.050,17 5.124,15 5.350,83 Periodesalaris € € € € € € € € € Uurloon 4.091,59 4.203,33 4.311,91 4.453,15 4.535,37 4.588,88 4.647,11 4.714,77 4.924,08 € € € € € € € € € 28,41 29,19 29,94 30,72 31,50 31,87 32,04 32,74 34,19 € 5.130,23 € 35,63 FWG 80 Periodiek Volgnr. Maandsalaris 0 1 2 3 66 68 70 72 74 75 € € € € € € 4 76 € 5.954,51 Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 5.199,34 5.350,83 5.501,17 5.652,66 5.803,00 5.878,18 Periodesalaris € € € € € € Uurloon 4.784,02 4.924,08 5.062,56 5.201,05 5.339,53 5.408,77 € € € € € € 33,22 34,19 35,16 36,12 37,08 37,56 € 5.479,59 € 38,05 B2 Per 1 juli 2009 wordt FWG 35 verlengd met een extra periodiek (periodiek 11, volgnummer 21). Werknemers die op 30 juni 2009 reeds op het maximum van FWG 35 zitten (periodiek 10, volgnummer 20) krijgen deze verhoging toegekend op de eerstgeldende periodiekdatum FWG 35 Leeftijd 17 jaar 18 jaar 19 jaar Versie 6, februari 2011 Maandsalaris € 1.038,23 € 1.210,87 € 1.383,51 Periodesalaris € 955,23 € 1.114,17 € 1.273,12 Uurloon € € € 6,63 7,74 8,84 108 € 1.556,16 20 jaar Periodiek Volgnr. Maandsalaris € Periodesalaris € € € € € € € € € € € € 1.507,59 1.546,94 1.591,00 1.639,78 1.690,14 1.746,80 1.805,02 1.856,95 1.916,75 1.965,54 2.023,77 2.077,27 9,94 Uurloon Aanloopperiodiek 0 Aanloopperiodiek 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 € € € € € € € € € € € € 10 20 € 2.318,37 € 2.133,92 € 14,82 11 21 € 2.378,28 € 2.189,00 € 15,20 Hoofdstuk III 1.638,36 1.681,83 1.728,80 1.781,66 1.836,86 1.899,12 1.961,34 2.018,90 2.083,49 2.136,35 2.199,77 2.257,31 € 1.432,06 € € € € € € € € € € € € 10,47 10,74 11,05 11,39 11,74 12,13 12,53 12,90 13,31 13,65 14,05 14,43 Inpassingstabellen salarissen Artikel 14 Met ingang van 1 januari 2007 dan wel periode 1 van 2007 Salarisschalen FWG 5 tot en met FWG 80 per 1 januari 2007 inclusief verhoging met 2,75% in die zin dat de salarissen eerst zijn opgehoogd met 0,5% en vervolgens met 2,25% , waarbij de maand- en periodesalarissen gelden bij een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week. volgnummer maandsalaris Periodesalaris uurloon € 1.300,80 € 1.196,64 € 8,31 1 € 1.309,77 € 1.204,53 € 8,36 2 € 1.334,06 € 1.228,20 € 8,53 3 € 1.385,97 € 1.275,55 € 8,86 4 € 1.436,78 € 1.321,43 € 9,18 5 € 1.464,39 € 1.348,06 € 9,36 6 € 1.503,03 € 1.383,58 € 9,61 7 € 1.540,58 € 1.417,61 € 9,84 8 € 1.581,44 € 1.454,61 € 10,10 9 € 1.625,61 € 1.496,04 € 10,39 10 € 1.675,32 € 1.541,91 € 10,71 11 € 1.727,22 € 1.589,26 € 11,04 12 € 1.785,76 € 1.642,54 € 11,41 13 € 1.844,28 € 1.697,29 € 11,79 14 € 1.898,40 € 1.746,12 € 12,13 15 € 1.959,13 € 1.802,35 € 12,52 16 € 2.008,84 € 1.848,22 € 12,83 17 € 2.068,47 € 1.902,97 € 13,22 18 € 2.122,57 € 1.953,29 € 13,56 19 € 2.180,00 € 2.006,56 € 13,93 20 € 2.236,33 € 2.058,35 € 14,29 21 € 2.291,55 € 2.108,66 € 14,64 22 € 2.347,87 € 2.160,45 € 15,00 23 € 2.405,29 € 2.213,72 € 15,37 24 € 2.463,82 € 2.267,00 € 15,74 25 € 2.524,56 € 2.323,23 € 16,13 26 € 2.587,52 € 2.380,94 € 16,53 27 € 2.642,73 € 2.431,25 € 16,88 28 Versie 6, februari 2011 109 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € 2.704,57 2.765,32 2.822,74 2.880,16 2.940,91 3.001,65 3.057,97 3.114,29 3.179,44 3.245,71 3.310,87 3.369,41 3.434,56 3.496,41 3.559,35 3.618,98 3.673,11 3.728,32 3.785,76 3.840,97 € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € 2.488,96 2.543,71 2.596,98 2.650,25 2.706,48 2.761,24 2.813,03 2.864,82 2.925,49 2.986,16 3.046,83 3.100,10 3.142,27 3.217,00 3.274,71 3.329,46 3.379,78 3.430,09 3.483,36 3.533,67 € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € 17,28 17,66 18,03 18,40 18,80 19,18 19,53 19,89 20,32 20,74 21,16 21,53 21,95 22,34 22,74 23,12 23,47 23,82 24,19 24,54 € € € € € 3.954,71 4.012,14 4.067,35 4.125,88 4.181,10 € € € € € 3.638,73 3.692,01 3.742,32 3.797,07 3.847,38 € € € € € 25,27 25,64 25,99 26,37 26,72 € 4.294,86 € 3.952,44 € 27,45 € 4.406,39 € 4.464,92 € 4.521,25 € 4.054,55 € 4.107,82 € 4.187,36 € 28,16 € 28,53 € 28,89 € € € € € € € € € € € € € € € 4.634,99 4.690,22 4.748,74 4.818,31 4.889,01 4.264,67 4.314,99 4.369,74 4.433,37 4.498,48 29,62 29,97 30,35 30,79 31,24 € 5.031,46 € 4.630,18 € 32,15 € 5.172,83 € 5.242,40 € 5.315,27 € 4.760,39 € 4.824,02 € 4.890,61 € 33,06 € 33,50 € 33,96 € 5.456,64 € 5.527,33 € 5.599,11 € 5.020,83 € 5.085,94 € 5.152,53 € 34,87 € 35,32 € 35,78 Artikel 14 Met ingang van 1 januari 2008 dan wel periode 1 van 2008 Salarisschalen FWG 5 tot en met FWG 80 per 1 januari 2008 inclusief een verhoging van 3,25% waarbij de maanden periodesalarissen gelden bij een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week Versie 6, februari 2011 110 volgnummer 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 Versie 6, februari 2011 maandsalaris € 1.335,00 € 1.352,34 € 1.377,41 € 1.431,02 € 1.483,47 € 1.511,98 € 1.551,88 € 1.590,64 € 1.632,84 € 1.678,44 € 1.729,76 € 1.783,36 € 1.843,80 € 1.904,22 € 1.960,10 € 2.022,80 € 2.074,13 € 2.135,70 € 2.191,56 € 2.250,85 € 2.309,01 € 2.366,02 € 2.424,17 € 2.483,46 € 2.543,90 € 2.606,60 € 2.671,61 € 2.728,62 € 2.792,47 € 2.855,19 € 2.914,48 € 2.973,77 € 3.036,49 € 3.099,20 € 3.157,35 € 3.215,51 € 3.282,78 € 3.351,20 € 3.418,48 € 3.478,91 € 3.546,18 € 3.610,04 € 3.675,03 € 3.736,60 € 3.792,48 € 3.849,49 € 3.908,79 € 3.965,80 Periodesalaris € 1.232,40 € 1.243,67 € 1.268,12 € 1.317,01 € 1.364,37 € 1.391,88 € 1.428,54 € 1.463,68 € 1.501,88 € 1.544,66 € 1.592,02 € 1.640,92 € 1.695,92 € 1.752,45 € 1.802,87 € 1.860,93 € 1.908,29 € 1.964,82 € 2.016,77 € 2.071,77 € 2.125,25 € 2.177,19 € 2.230,67 € 2.285,67 € 2.340,67 € 2.398,73 € 2.458,32 € 2.510,26 € 2.569,85 € 2.626,38 € 2.681,38 € 2.736,39 € 2.794,45 € 2.850,98 € 2.904,45 € 2.957,93 € 3.020,57 € 3.083,21 € 3.145,85 € 3.200,85 € 3.244,40 € 3.321,56 € 3.381,14 € 3.437,67 € 3.489,62 € 3.541,57 € 3.596,57 € 3.648,52 uurloon € 8,56 € 8,64 € 8,81 € 9,15 € 9,47 € 9,67 € 9,92 € 10,16 € 10,43 € 10,73 € 11,06 € 11,40 € 11,78 € 12,17 € 12,52 € 12,92 € 13,25 € 13,64 € 14,01 € 14,39 € 14,76 € 15,12 € 15,49 € 15,87 € 16,25 € 16,66 € 17,07 € 17,43 € 17,85 € 18,24 € 18,62 € 19,00 € 19,41 € 19,80 € 20,17 € 20,54 € 20,98 € 21,41 € 21,85 € 22,23 € 22,66 € 23,07 € 23,48 € 23,87 € 24,23 € 24,59 € 24,98 € 25,34 € 4.083,23 € 4.142,53 € 3.756,99 € 3.812,00 € 26,09 € 26,47 111 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 € 4.199,54 € 4.259,98 € 4.316,98 € 3.863,94 € 3.920,47 € 3.972,42 € 26,83 € 27,23 € 27,59 € 4.434,44 € 4.080,90 € 28,34 € 4.549,60 € 4.610,03 € 4.668,19 € 4.186,32 € 4.241,32 € 4.323,45 € 29,07 € 29,45 € 29,82 € € € € € € € € € € € € € € € 4.785,63 4.842,65 4.903,08 4.974,91 5.047,90 4.403,28 4.455,22 4.511,75 4.577,45 4.644,68 30,58 30,94 31,33 31,79 32,25 € 5.194,98 € 4.780,66 € 33,20 € 5.340,94 € 5.412,77 € 5.488,02 € 4.915,11 € 4.980,80 € 5.049,56 € 34,13 € 34,59 € 35,07 € 5.633,98 € 5.706,97 € 5.781,08 € 5.184,01 € 5.251,24 € 5.319,99 € 36,00 € 36,47 € 36,94 Artikel 14 Met ingang van 1 maart 2009 dan wel periode 3 van 2009 Salarisschalen FWG 5 tot en met FWG 80 per 1 maart 2009 inclusief een verhoging van 3% waarbij de maand- en periodesalarissen gelden bij een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week. volgnummer maandsalaris Periodesalaris uurloon € 1.381,20 € 1.275,00 € 8,85 1 € 1.392,91 € 1.280,98 € 8,90 2 € 1.418,74 € 1.306,16 € 9,07 3 € 1.473,95 € 1.356,52 € 9,42 4 € 1.527,98 € 1.405,31 € 9,76 5 € 1.557,34 € 1.433,63 € 9,96 6 € 1.598,43 € 1.471,40 € 10,22 7 € 1.638,36 € 1.507,59 € 10,47 8 € 1.681,83 € 1.546,94 € 10,74 9 € 1.728,80 € 1.591,00 € 11,05 10 € 1.781,66 € 1.639,78 € 11,39 11 € 1.836,86 € 1.690,14 € 11,74 12 € 1.899,12 € 1.746,80 € 12,13 13 € 1.961,34 € 1.805,02 € 12,53 14 € 2.018,90 € 1.856,95 € 12,90 15 € 2.083,49 € 1.916,75 € 13,31 16 € 2.136,35 € 1.965,54 € 13,65 17 € 2.199,77 € 2.023,77 € 14,05 18 € 2.257,31 € 2.077,27 € 14,43 19 € 2.318,37 € 2.133,92 € 14,82 20 € 2.378,28 € 2.189,00 € 15,20 21 € 2.437,00 € 2.242,51 € 15,57 22 Versie 6, februari 2011 112 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 Versie 6, februari 2011 € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € 2.496,90 2.557,97 2.620,22 2.684,80 2.751,76 2.810,48 2.876,25 2.940,84 3.001,91 3.062,98 3.127,59 3.192,18 3.252,07 3.311,97 3.381,26 3.451,74 3.521,03 3.583,28 3.652,57 3.718,35 3.785,28 3.848,70 3.906,26 3.964,98 4.026,06 4.084,77 € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € 2.297,59 2.354,24 2.410,89 2.470,69 2.532,07 2.585,57 2.646,95 2.705,17 2.761,83 2.818,48 2.878,28 2.936,51 2.991,58 3.046,66 3.111,18 3.175,71 3.240,23 3.296,88 3.341,73 3.421,20 3.482,58 3.540,80 3.594,31 3.647,81 3.704,47 3.757,97 € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € 15,96 16,35 16,74 17,16 17,58 17,96 18,38 18,79 19,18 19,57 19,99 20,39 20,77 21,16 21,61 22,05 22,50 22,90 23,34 23,76 24,18 24,59 24,96 25,33 25,73 26,10 € € € € € 4.205,73 4.266,81 4.325,53 4.387,78 4.446,49 € € € € € 3.869,70 3.926,36 3.979,86 4.038,09 4.091,59 € € € € € 26,87 27,27 27,64 28,04 28,41 € 4.567,47 € 4.203,33 € 29,19 € 4.686,09 € 4.748,34 € 4.808,23 € 4.311,91 € 4.368,56 € 4.453,15 € 29,94 € 30,34 € 30,72 € € € € € € € € € € € € € € € 4.929,20 4.987,93 5.050,17 5.124,15 5.199,34 4.535,37 4.588,88 4.647,11 4.714,77 4.784,02 31,50 31,87 32,27 32,74 33,22 € 5.350,83 € 4.924,08 € 34,19 € 5.501,17 € 5.575,16 € 5.652,66 € 5.062,56 € 5.130,23 € 5.201,05 € 35,16 € 35,63 € 36,12 € 5.803,00 € 5.339,53 € 37,08 113 € 5.878,18 € 5.954,51 75 76 Hoofdstuk IV € 5.408,77 € 5.479,59 € 37,56 € 38,05 Leerlingsalarissen Artikel 15 Leerlingsalarissen (OCenW-opleidingsstelsel) 1. Voor de leerling-werknemers met een leerarbeidsovereenkomst die – anders dan in vervolg op een reeds lopende arbeidsovereenkomst bij dezelfde werkgever – een mbo-of een hbo-opleiding volgen in het kader van het OCenWopleidingsstelsel (beroepsbegeleidende leerweg, BBL) gelden de navolgende salarisbedragen, die zijn vermeld op basis van een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week. Bij een geringere gemiddelde arbeidsduur worden deze bedragen naar rato daarvan toegepast. Indien het wettelijk minimum(jeugd)loon hoger ligt dan de vermelde bedragen, geldt het wettelijk minimum(jeugd)loon. a. Salarisbedragen bij mbo-opleiding Zorghulp Voor de leerling-werknemer geldt gedurende de opleiding tot Zorghulp een salaris op basis van het wettelijk minimum(jeugd)loon. b. Salarisbedragen bij mbo-opleiding Helpende tot en met 31 december 2007 Per maand Eerste leerjaar Tweede leerjaar Per periode € 930,92 € 1064,56 Per uur € 856,80 € 979,20 € 5,95 € 6,80 b. Salarisbedragen bij mbo-opleiding Helpende Met ingang van 1 januari 2008 Per maand Eerste leerjaar Tweede leerjaar Per periode € 961,17 € 1099,16 Per uur € 884,16 € 1010,88 € 6,14 € 7,02 b. Salarisbedragen bij mbo-opleiding Helpende Met ingang van 1 maart 2009 Per maand Eerste leerjaar Tweede leerjaar Per periode € 990,01 € 1132,13 Per uur € 911,19 € 1041,35 € 6,33 € 7,23 C. Salarisbepalingen bij mbo-opleiding Verzorgende, Verzorgende IG en mbo/hbo-opleiding Verpleegkundige tot en met 31 december 2007 Per maand Per periode Per uur Eerste leerjaar € 1056,82 € 972,00 € 6,75 Tweede leerjaar € 1246,75 € 1147,68 € 7,97 Derde leerjaar € 1610,07 € 1481,76 € 10,29 Vierde leerjaar € 1610,07 € 1481,76 € 10,29 c. Salarisbedragen bij mbo-opleiding Verzorgende, Verzorgende IG en mbo/hbo-opleiding Verpleegkundige Met ingang van 1 januari 2008, dan wel periode 1 van 2008 Eerste leerjaar Tweede leerjaar Derde leerjaar Vierde leerjaar Per maand € 1091,17 € 1287,27 € 1662,40 € 1662,40 Per periode € 1003,68 € 1185,12 € 1529,28 € 1529,28 Per uur € 6,97 € 8,23 € 10,62 € 10,62 c. Salarisbedragen bij mbo-opleiding Verzorgende, Verzorgende IG en mbo/hbo-opleiding Verpleegkundige Met ingang van 1 maart 2009 Eerste leerjaar Tweede leerjaar Derde leerjaar Vierde leerjaar 2. Per maand € 1123,90 € 1325,89 € 1712,27 € 1712,27 Per periode € 1033,70 € 1220,53 € 1575,81 € 1575,81 Per uur € 7,18 € 8,48 € 10,94 € 10,94 Voor leerling-verpleegkundigen hbo kan gedurende het tweede leerjaar van het voorafgaande worden afgeweken indien dat jaar, in het verlengde van het eerste jaar, een overwegend theoretisch karakter draagt en waarin stages zijn opgenomen. Voor een periode van 12 maanden kan dan een leerovereenkomst met de leerling worden aangegaan. Versie 6, februari 2011 114 Gedurende dat jaar is artikel 16 van dit hoofdstuk van overeenkomstige toepassing. In het derde leerjaar, waarin met de leerling (weer) een leerarbeidsovereenkomst is aangegaan, begint de leerling met een salaris behorend bij het tweede leerjaar. Artikel 16 Zakgeld Voor zover bij de in artikel 15 bedoelde opleidingen sprake is van een voorafgaande theoretische basisperiode waarin de leerling nog geen werknemer is, wordt hem een zakgeld toegekend van c 346,69 per maand, en bij toepassing van periodebedragen van c 319,01 per periode, onder aftrek van een bij of krachtens wetgeving geldende uitkering. Artikel 18 Leerlingsalarissen verkorte opleiding tot kraamverzorgende Voor leerling-werknemers die een verkorte opleiding tot kraamverzorgende volgen, gelden de navolgende salarisbedragen waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen: a. de verkorte opleiding voor anders opgeleiden: zij die al een andere zorgopleiding hebben genoten; b. de verkorte opleiding voor niet-opgeleiden: zij die nog geen relevante opleiding voor de zorg hebben genoten. De salarisbedragen zijn vermeld op basis van een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week. Bij een geringere gemiddelde arbeidsduur worden de bedragen naar rato daarvan toegepast. Indien het wettelijk minimum-(jeugd)loon hoger ligt dan de vermelde bedragen, geldt het wettelijk minimum(jeugd)loon. Voorts geldt voor reeds bij de werkgever in een andere functie in dienst zijnde werknemers die de verkorte opleiding gaan volgen dat de bestaande salarisaanspraak wordt gehandhaafd. Salarisbedragen met bij verkorte opleiding voor anders opgeleiden tot en met 31 december 2007 Eerste maand Vanaf tweede maand Per maand € 1287,84 Bedrag van salarisschaal FWG 20, aan loopperiodiek 0 Per periode € 1185,12 Bedrag van salarisschaal FWG 20, aanloopperiodiek 0 Per uur € 8,23 Bedrag van salarisschaal FWG 20, aanloopperiodiek 0 Salarisbedragen bij verkorte opleiding voor niet-opgeleiden tot en met 31 december 2007 Per maand Eerste leerjaar € 1104,17 Vanaf de dertiende maand Bedrag van Salarisschaal FWG 20, aanloopperiodiek 0 Per periode € 1016,64 Bedrag van salarisschaal FWG 20, aanloopperiodiek 0 Per uur € 7,06 Bedrag van salarisschaal FWG 20,aanloopperiodiek 0 Salarisbedragen met bij verkorte opleiding voor anders opgeleiden Met ingang van 1 januari 2008, dan wel periode 1 van 2008 Eerste maand Vanaf tweede maand Per maand € 1329,69 Bedrag van salarisschaal FWG 20, aan loopperiodiek 0 Per periode € 1224,00 Bedrag van salarisschaal FWG 20, aanloopperiodiek 0 Per uur € 8,50 Bedrag van salarisschaal FWG 20, aanloopperiodiek 0 Salarisbedragen bij verkorte opleiding voor niet-opgeleiden Met ingang van 1 januari 2008, dan wel periode 1 van 2008 Per maand Eerste leerjaar € 1140,06 Vanaf de dertiende maand Bedrag van Salarisschaal FWG 20, aanloopperiodiek 0 Per periode € 1048,32 Bedrag van salarisschaal FWG 20, aanloopperiodiek 0 Per uur € 7,28 Bedrag van salarisschaal FWG 20,aanloopperiodiek 0 Salarisbedragen met bij verkorte opleiding voor anders opgeleiden Met ingang van 1 maart 2009 Eerste maand Vanaf tweede maand Versie 6, februari 2011 Per maand € 1369,59 Bedrag van salarisschaal Per periode € 1260,35 Bedrag van salarisschaal Per uur € 8,75 Bedrag van salarisschaal 115 FWG 20, aan loopperiodiek 0 FWG 20, aanloopperiodiek 0 FWG 20, aanloopperiodiek 0 Salarisbedragen bij verkorte opleiding voor niet-opgeleiden Met ingang van 1 maart 2009 Per maand Eerste leerjaar € 1174,26 Vanaf de dertiende maand Bedrag van Salarisschaal FWG 20, aanL oopperiodiek 0 Per periode € 1081,17 Bedrag van salarisschaal FWG 20, aanloopperiodiek 0 Versie 6, februari 2011 Per uur € 7,51 Bedrag van salarisschaal FWG 20,aanloopperiodiek 0 116 Overige uitvoeringsregelingen Uitvoeringsregeling B (ex artikel 14) Overwerk Artikel 1 1. Deze regeling is van toepassing op de werknemer die in opdracht van de werkgever arbeid verricht waarmee de voor de werknemer geldende gemiddelde arbeidsduur per week, gemeten over een tijdvak van 13 weken, wordt overschreden in verband met een incidentele onvoorziene wijziging van omstandigheden of indien de aard van de arbeid incidenteel een dergelijke afwijking noodzakelijk maakt. 2. Geen vergoeding voor overwerk wordt toegekend indien het overwerk incidenteel gedurende minder dan een half uur aansluitend aan de bij rooster of regeling vastgestelde werktijd wordt verricht. 3. Indien het overwerk wordt verricht gedurende een periode langer dan een half uur, wordt deze periode afgerond op een heel uur. 4. Indien het overwerk wordt verricht gedurende een periode langer dan een uur, wordt deze periode naar boven afgerond op halve, respectievelijk hele uren. Artikel 2 Niet in aanmerking voor overwerkvergoeding komen werknemers: a. die een volledig dienstverband hebben dat gesalarieerd wordt volgens salarisschaal FWG 65 of hoger; b. die niet op verzoek of in opdracht van de werkgever overwerk verrichten. Artikel 3 1. De vergoeding voor overwerk voor de deeltijdwerker die gesalarieerd wordt volgens salarisschaal FWG 65 of hoger, bestaat uit verlof gelijk aan de duur van het overwerk indien het aantal overuren niet méér bedraagt dan het verschil tussen de voor de werknemer geldende contractuele arbeidsduur en de arbeidsduur bij een volledige dagtaak. 2. De werkgever kan besluiten het verlof om te zetten in een financiële vergoeding op basis van het voor de werknemer geldende uurloon. In dat geval vindt over die uren ook een opbouw van vakantiedagen en vakantietoeslag plaats. Artikel 4 1. De vergoeding voor overwerk, verricht door andere werknemers dan bedoeld in artikel 3, bestaat uit verlof gelijk aan de duur van het overwerk. 2. De werkgever kan besluiten het in lid 1 bedoelde verlof om te zetten in een financiële vergoeding op basis van het voor de werknemer geldende uurloon. Voor deeltijders is de vergoeding in dat geval, indien het aantal overwerkuren niet meer bedraagt dan het verschil tussen de voor de werknemer geldende contractuele arbeidsduur en de arbeidsduur bij een volledige dagtaak, het voor de werknemer geldende uurloon en vindt over die uren ook een opbouw van vakantiedagen en vakantietoeslag plaats. Artikel 5 Het in de artikelen 3 en 4 bedoeld verlof dient uiterlijk te worden opgenomen in het kwartaal volgend op dat waarin is overgewerkt, tenzij tussen werkgever en werknemer uitdrukkelijk anders is/wordt overeengekomen. Artikel 6 De werknemer mag niet meer dan 10% boven de overeengekomen arbeidsduur voor een periode van vier maanden aan overwerk verrichten. Indien het percentage van 10 wordt overschreden, wordt op verzoek van de betrokken werknemer overgegaan tot het verlenen van assistentie of het stellen van een vacature. Versie 6, februari 2011 117 C (ex artikel 15) Toelage inconveniënte uren Artikel 1 1. Deze regeling is van toepassing op de werknemer die in opdracht van de werkgever arbeid verricht gedurende inconveniënte uren, zijnde de uren: – op maandag tot en met vrijdag vo´o´r 07.00 uur en vanaf 20.00 uur; – op zaterdag; – op zondagen, als ook feest-en gedenkdagen als bedoeld in artikel 32, lid 5 van het algemeen gedeelte van de CAO. 2. Werkzaamheden, die gedurende korter dan één uur achtereen worden verricht, tellen niet mee voor de berekening van het aantal inconveniënte uren. 3. Het volgen van opleiding en bijscholing leidt niet tot een toelage voor inconveniënte uren. Artikel 2 1. Aan de werknemer die in opdracht van de werkgever arbeid verricht op de in artikel 1 gedefinieerde inconveniënte uren, wordt over die uren een brutotoelage toegekend van 40% van het uurloon. 2. Het percentage wordt ten hoogste berekend over het salaris overeenkomstig het maximum van salarisschaal FWG 35. D (ex artikel 16) Bereikbaarheidsdienst Artikel 1 Deze regeling is van toepassing op de werknemer die door de werkgever is opgedragen zich gedurende een bepaalde periode in zijn vrije tijd bereikbaar te houden voor het ontvangen van spoedopdrachten van onvoorziene aard. Artikel 2 1. De werknemer die zich bereikbaar houdt ontvangt daarvoor een compensatie in vrije tijd. Deze compensatie bedraagt: – voor elk vol etmaal op maandag tot en met vrijdag: 1,5 uur; – voor elk vol etmaal op zaterdagen, zondagen, feest-en gedenkdagen: 3 uren. 2. Indien gedurende minder dan 12 uur bereikbaarheidsdienst wordt opgedragen, wordt de compensatie naar evenredigheid van het aantal uren vastgesteld. 3. Indien de werknemer zelf bij cliënten spoedopdrachten uitvoert, wordt dit aangemerkt als overwerk en vindt vergoeding plaats conform het gestelde in Uitvoeringsregeling B Overwerk. 4. Op verzoek van de werknemer wordt de in lid 1 genoemde compensatie in vrije tijd vervangen door een bruto financiële vergoeding op basis van het voor de werknemer geldende uurloon. Versie 6, februari 2011 118 E (ex artikel 22) Functiewaardering Gezondheidszorg (FWG) HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN Uitgangspunten FWG Artikel 1 1. Basis voor de (her)indeling is de daadwerkelijk uitgeoefende functie, vastgelegd in een functiebeschrijving die voldoet aan kwaliteitseisen, zoals die zijn vastgelegd in het FWG-systeem. 2. De procedure voor het beschrijven, waarderen en indelen van de functie is beschreven in artikel 3. De werkgever maakt in overeenstemming met de ondernemingsraad nadere afspraken over de functiebeschrijvingsprocedure en over de indelingsprocedure. 3. De procedure voor herindeling is beschreven in artikel 4. De werkgever maakt in overeenstemming met de ondernemingsraad nadere afspraken over de herindelingsprocedure. 4. De werkgever geeft aan wie binnen de instelling bevoegd is tot het beheer van de FWG instellingsbestanden (systeemdeskundige) en tot het maken van een indelingsvoorstel met het FWG-systeem (toepasser). De werkgever waarborgt een juiste systeemtoepassing en draagt in dit verband zorg voor adequate opleiding en training van FWGdeskundigen en toepassers. Informatieplicht werkgever Artikel 2 1. De werknemer wordt desgewenst door de werkgever in de gelegenheid gesteld inzage te krijgen in het computerondersteunde systeem FWG. 2. Voordat een functiebeschrijving voorlopig wordt vastgesteld, als bedoeld in artikel 3, bespreekt de werkgever de betreffende functiebeschrijving met de werknemer of met een groep van werknemers op wie dezelfde functiebeschrijving van toepassing is. 3. De werkgever is verplicht de werknemers adequaat te informeren over bezwaarmogelijkheden en procedureafspraken. In de besluiten die op grond van deze uitvoeringsregeling schriftelijk aan de werknemer worden medegedeeld, wordt vermeld of bezwaar kan worden aangetekend en, voor het voorkomende geval, de wijze waarop een bezwaar dient te worden ingesteld. Beschrijving, waardering en indeling van de functie Artikel 3 1. De werkgever neemt een voorlopig besluit ter zake van de vaststelling van de functiebeschrijving van de werknemer en stelt de werknemer hiervan schriftelijk in kennis. De werknemer ontvangt een uitgewerkte functiebeschrijving. Indien de werknemer hiertegen bezwaar indient, geldt de procedure zoals beschreven in hoofdstuk 2. Indien geen bezwaar wordt ingediend tegen het voorlopig besluit, wordt dit besluit definitief na het verstrijken van de bezwarentermijn. 3. Op basis van het definitieve besluit betreffende de functiebeschrijving, bepaalt de werkgever met behulp van het FWGfunctiewaarderingssysteem de waardering en indeling van de functie en legt schriftelijk aan de werknemer een voorlopig indelingsbesluit voor. Indien de werknemer hiertegen bezwaar indient, geldt de procedure zoals beschreven in hoofdstuk 2. Indien geen bezwaar wordt ingediend tegen het voorlopig indelingbesluit wordt dit besluit definitief na het verstrijken van de bezwarentermijn. Herindelingprocedure Artikel 4 1. Een herindeling van de functie vindt plaats in de volgende situaties: a. bij wijziging van en aanvulling op het functiemateriaal van FWG. Indien partijen, betrokken bij deze CAO, overeenkomen om het systeem of de systeeminhoud aan te passen, dan dient de werkgever tot heroverweging van (een) bestaande functie-indeling(en) over te gaan, indien en voorzover de aanpassingen direct betrekking hebben op die bestaande functie-indeling(en); b. bij wezenlijke verandering van de functie-inhoud. De werkgever dient tot toetsing c.q. heroverweging van (een) functie-indeling(en) over te gaan, indien sprake is van een wezenlijke verandering van de inhoud van (een) functie(s). Daarvan is sprake wanneer redelijkerwijs mag worden verondersteld dat de functie-inhoud en/of functie-eisen niet meer aansluiten bij de functie of het niveau, zoals deze bij de laatste (her)indeling is vastgelegd. 2. De herindelingprocedure op basis van lid 1, sub b kan niet eerder plaatsvinden dan 1 jaar na de datum van het laatste (her)indelingsbesluit van de betreffende functie(s). 3. De herindelingprocedure kent drie fasen die moeten worden doorlopen: a. start herindelingfase (lid 4); b. vaststellen functiebeschrijving (lid 5); c. waardering en indeling van de functie (lid 6). 4. De werkgever kan op eigen initiatief of op verzoek van de werknemer een herindelingprocedure starten. De werkgever onderzoekt daartoe: Versie 6, februari 2011 119 5. 6. 7. a. of en zo ja welke de gevolgen zijn van wijzigingen van en/of aanvullingen op het FWG-systeem; dan wel b. of sprake is van een wezenlijke verandering van de functie-inhoud. De werkgever neemt op basis van dit onderzoek een voorlopig besluit ter zake van het starten van een herindelingprocedure en legt dit gemotiveerd, schriftelijk voor aan de betreffende werknemer. De werkgever neemt een voorlopig besluit ter vaststelling van de functiebeschrijving van de werknemer en legt dit schriftelijk voor aan de werknemer. Na de definitieve vaststelling van de functiebeschrijving door de werkgever bepaalt de werkgever met behulp van het FWG-systeem de waardering en indeling van de functie en stelt een voorlopig herindelingbesluit vast. De werknemer kan bezwaar indienen tegen de besluiten als bedoeld in lid 4, 5 en 6 van dit artikel, conform de procedure als bedoeld in hoofdstuk 2. Indien geen bezwaar wordt ingediend, wordt het besluit definitief na het verstrijken van de bezwarentermijn. HOOFDSTUK 2 BEZWARENPROCEDURE Bezwaar Artikel 5 1. De termijn om bezwaar te kunnen indienen is gesteld op 4 weken na verzending van het voorlopige besluit. In overleg met de ondernemingsraad kan deze termijn ruimer worden gesteld. 2. Bij de invoering van FWG 3.0 kan de werknemer tegen het voorlopige besluit van de werkgever een bezwaar indienen ter zake van: a. zijn functiebeschrijving (artikel 3, lid 1); b. de waardering en indeling (artikel 3, lid 2) van zijn functie. 3. Na de invoering van FWG 3.0 kan de werknemer een bezwaar indienen tegen de afwijzing door de werkgever van het herindelingsverzoek (artikel 4, lid 4), tegen het voorlopig besluit in zake de functiebeschrijving (artikel 4, lid 5) of tegen het voorlopig herindelingsbesluit (artikel 4, lid 6). 4. Het gemotiveerde bezwaarschrift moet zijn voorzien van de handtekening, de naam en het adres van de indiener. 5. Indien de werknemer bezwaar indient, wint de werkgever advies in van de bezwarenadviescommissie zoals beschreven in artikel 6. Taak IBC/RBC Artikel 6 1. De instelling heeft een door de werkgever ingestelde Interne Bezwarenadvies Commissie FWG (IBC). Instellingen kunnen – nadat de ondernemingsraad instemming heeft verleend op een desbetreffend verzoek van de werkgever – deel uitmaken van een Regionale Bezwarenadvies Commissie (RBC). De RBC werkt voor meerdere organisaties binnen een bepaald geografisch gebied, die vallen onder werkingssfeer van deze CAO. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn eveneens van toepassing voor een RBC. 2. De IBC/RBC heeft tot taak de werkgever van advies te dienen in de gevallen zoals genoemd in artikel 5, lid 2 en 3. Voor wat betreft een bezwaar van de werknemer tegen de waardering en indeling van de functie beperkt zij zich niet tot het (de) gezichtspunt(en) waartegen bezwaar wordt (worden) gemaakt, maar betrekt alle gezichtspunten in haar overwegingen (integrale toetsing). 3. In geval van afwijzing van een herindelingverzoek door de werkgever, is de IBC/RBC bevoegd de werkgever te adviseren de herindelingprocedure alsnog te starten indien de werknemer in het bezwaarschrift daartoe heeft verzocht. Indien de IBC/RBC de werkgever adviseert de procedure te starten, is de werkgever daartoe gehouden. 4. De behandeltermijn van een bezwaarschrift bedraagt maximaal 12 weken. Indien omstandigheden dit noodzakelijk maken, kan deze termijn worden verlengd met maximaal 12 weken. De werknemer wordt over de verlenging schriftelijk in kennis gesteld, met de redenen van de verlenging. Reglement IBC/RBC Artikel 7 De werkgever stelt in overleg met de ondernemingsraad een reglement IBC dan wel reglement RBC op. In dit reglement dienen tenminste de volgende zaken te worden geregeld, voorzover deze uitvoeringsregeling daarin niet voorziet: a. functie, taken en samenstelling van de commissie; b. de behandelingsprocedure van een bezwaar; c. de wijze van besluitvorming; d. de kwaliteitseisen waaraan de commissieleden dienen te voldoen, alsmede de wijze waarop deze eisen worden gehandhaafd. Samenstelling IBC/RBC Artikel 8 1. De IBC/RBC wordt gevormd door een voorzitter en tenminste twee leden; de helft van de leden wordt aangewezen door de ondernemingsra(a)d(en), de andere helft wordt aangewezen door de directie(s) van de instelling. De voorzitter wordt door de leden gezamenlijk benoemd. 2. De commissie wordt bijgestaan door een ambtelijk secretaris, die wordt benoemd door de IBC/RBC. Versie 6, februari 2011 120 Bezwarenprocedure Artikel 9 Indien de werknemer een bezwaar heeft ingediend tegen de voorlopige besluiten als genoemd in artikel 5, lid 2 of lid 3, is de navolgende procedure van toepassing: a. de werkgever legt het betreffende bezwaarschrift voor aan de IBC/RBC met alle relevante bescheiden; b. de IBC/RBC onderzoekt het bezwaar en brengt de werkgever schriftelijk een gemotiveerd advies uit. In het advies worden ook eventuele minderheidsstandpunten vermeld. De werknemer ontvangt hiervan een afschrift; c. alvorens een advies uit te brengen, hoort de IBC/RBC de werknemer en de werkgever. Beide partijen kunnen zich laten vertegenwoordigen. Het horen geschiedt in beginsel in elkaars aanwezigheid. Het staat de IBC/ RBC vrij andere getuigen of deskundigen te horen, indien zij dit relevant acht voor de casus; d. de werknemer kan zich tijdens de procedure laten bijstaan. De eventuele kosten daarvan komen voor rekening van de werknemer; e. indien een der partijen stukken voorlegt aan de IBC/RBC, worden deze ook verstrekt aan de wederpartij. Definitieve beslissing werkgever Artikel 10 1. De werkgever beslist over het bezwaarschrift binnen 2 weken nadat hij het advies heeft ontvangen van de IBC/RBC en zorgt ervoor dat de werknemer een afschrift van dit advies ontvangt. 2. Het advies van de IBC/RBC is zwaarwegend. Indien de werkgever afwijkt van het advies van de commissie, dient hij dit schriftelijk en met redenen omkleed aan de werknemer kenbaar te maken. 3. Indien de IBC de werkgever adviseert de procedure te starten conform het gestelde in artikel 6, lid 3 is de werkgever daartoe gehouden. Verdere rechtsgang Artikel 11 Indien werknemer het niet eens is met het definitieve besluit van de werkgever inzake de waardering en indeling van de functie, kan hij binnen 8 weken na verzending van de definitieve beslissing van de werkgever bezwaar instellen bij de Landelijke Bezwarencommissie FWG (LBC-FWG Thuiszorg,Postbus 4050, 4900 CB Oosterhout). Bij de LBC-FWG vindt een integrale toetsing plaats waarbij de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure wordt veroordeeld. Een uitspraak van de LBC-FWG kan voor de werknemer niet leiden tot een lagere indeling van de functie dan waartoe door de werkgever reeds was besloten en waartegen door de werknemer bezwaar is ingesteld. HOOFDSTUK 3 LANDELIJKE BEZWARENCOMMISSIE FWG (LBC-FWG) Taak LBC-FWG Artikel 12 1. De LBC-FWG verricht alleen activiteiten voor werknemers en werkgevers van de bij deze CAO aangesloten partijen. 2. De LBC-FWG heeft tot taak een bindend advies te geven over de waardering en indeling van een functie, indien hierover een geschil bestaat tussen werknemer en werkgever nadat de procedure als bedoeld in hoofdstuk 2 is doorlopen. Ontvankelijkheid Artikel 13 1. Het bezwaar is niet-ontvankelijk indien: a. over het geschil reeds door de rechter is geoordeeld, dan wel daarover een gerechtelijke procedure aanhangig is; b. het bezwaarschrift niet voldoet aan de eisen gesteld in artikel 14 en het gebrek niet is hersteld binnen een door LBCFWG gestelde termijn; c. de administratiekosten in de zin van artikel 15 niet binnen de door LBC-FWG gestelde termijn door de werknemer is betaald; d. het bezwaarschrift na de gestelde beroepstermijn van 8 weken bij de LBC-FWG binnenkomt. 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid, kan de LBC-FWG besluiten het bezwaar toch ontvankelijk te verklaren indien de werknemer naar het oordeel van de LBC-FWG in redelijkheid geen verwijt kan worden gemaakt van het gebrek en – in de gevallen genoemd onder sub b en c – het gebrek alsnog op korte termijn wordt hersteld. Formele voorwaarden voor de behandeling van het bezwaarschrift Artikel 14 1. De LBC-FWG neemt een bezwaarschrift niet eerder in behandeling dan nadat de indiener de administratieve bijdrage ad € 136,– , zoals bedoeld in artikel 15, lid 1, heeft voldaan en de documenten, als genoemd in de volgende leden, zijn ontvangen. Versie 6, februari 2011 121 2. 3. 4. 5. 6. Het bezwaarschrift vermeldt in ieder geval: a. naam, adres, woonplaats en het telefoonnummer van de werkgever; b. naam, adres, woonplaats en het telefoonnummer van de werknemer; c. een duidelijke omschrijving van het geschil; d. een duidelijke omschrijving van de vordering; e. de gronden waarop de vordering berust. Een bezwaarschrift dient onderbouwd te zijn met de volgende documenten: a. de vastgestelde functiebeschrijving; b. het indelingsvoorstel van de werkgever (waardering en indeling); c. het bezwaarschrift zoals dat in de interne procedure is behandeld; d. de uitgewisselde documenten van de IBC/RBC-procedure; e. het advies van de IBC/RBC; f. het voor bezwaar vatbare indelingsbesluit van de werkgever na de IBC/RBC-procedure. Indien het bezwaarschrift niet aan de in de voorgaande leden gestelde eisen voldoet, stelt de LBC-FWG de werknemer een termijn van uiterlijk 4 weken om alsnog het bezwaarschrift in overeenstemming te brengen met de eisen. De gronden van het bezwaar en de toelichting daarop dienen uiterlijk binnen de gestelde termijn te worden aangevoerd. Na het verstrijken van die termijn kunnen geen nieuwe gronden voor het bezwaar worden aangevoerd. De LBC-FWG kan de procedure na ontvangst van het bezwaarschrift stopzetten, indien: a. het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is, of b. het bezwaar kennelijk ongegrond is. De LBC-FWG doet hiervan mededeling aan partijen. Het bezwaarschrift schorst de werking van het definitieve indelingsbesluit waartegen het bezwaar zich richt niet. Administratie-en behandelkosten bezwaarschrift Artikel 15 1. De werknemer dient tegelijk met het indienen van het bezwaarschrift een administratieve bijdrage ad c 136,– te voldoen. Dit door overmaking op rekeningnummer 79.00.28.336 ten name van BTN, beheer FWG, te Oosterhout onder vermelding van: FWG bezwaar < naam werknemer > . 2. De kosten van de behandeling van het bezwaarschrift volgens de standaardprocedure bedragen € 1.000,–. 3. Indien de werknemer of de werkgever advies van derden (getuigen, deskundigen, raadsman e.d.) inwinnen komen de kosten daarvan voor eigen rekening van de werknemer respectievelijk de werkgever. Integrale toetsing door LBC-FWG Artikel 16 1. De LBC-FWG beoordeelt of de waardering en indeling van de functie in overeenstemming is met de 9 gezichtspunten die aan FWG ten grondslag liggen. De LBC-FWG waarborgt een zuivere toepassing van FWG. 2. De LBC-FWG beoordeelt de waardering en indeling van de functie op alle relevante factoren. Het oordeel van de LBCFWG is derhalve niet beperkt tot hetgeen door de werknemer aan het bezwaarschrift ten grondslag is gelegd. Vertegenwoordiging en bijstand Artikel 17 1. Iedere partij kan zich doen vertegenwoordigen door een advocaat of een gevolmachtigde. 2. Indien een partij zich laat vertegenwoordigen, dan doet die partij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de LBC-FWG. Vanaf dat moment tot het moment waarop de partij aangeeft dat hij niet langer wordt vertegenwoordigd, worden mededelingen van LBC-FWG aan de vertegenwoordiger tevens geacht te zijn gedaan aan de partij. Procedure Artikel 18 1. Indien een partij een bezwaar aanhangig maakt, stelt de LBC-FWG de andere partij schriftelijk in kennis van het in behandeling nemen van het bezwaar, verschaft hem een afschrift van het bezwaarschrift en stelt hem gedurende 4 weken in de gelegenheid een verweerschrift in te dienen. De LBC-FWG kan die termijn eenmalig verlengen met een termijn van maximaal 2 weken. 2. Het in het eerste lid bedoelde verweerschrift wordt door de LBC-FWG in afschrift aan de andere partij gezonden. 3. De LBC-FWG kan de werknemer in de gelegenheid stellen schriftelijk te repliceren binnen een door haar gestelde termijn van maximaal 2 weken. In dat geval stelt de LBC-FWG de werkgever in de gelegenheid schriftelijk te dupliceren binnen een door haar gestelde termijn van maximaal 2 weken. 4. De LBC-FWG kan partijen verzoeken om aan haar binnen een door haar gestelde termijn nadere inlichtingen te verschaffen en/of schriftelijke stukken toe te sturen. Indien een partij aan een dergelijk verzoek geen gehoor geeft, kan LBC-FWG daaruit de gevolgtrekkingen maken die haar geraden voorkomen. De LBC-FWG kan de andere partijen in de gelegenheid stellen schriftelijk te reageren op de verstrekte stukken. 5. Indien de LBC-FWG het raadzaam acht partijen mondeling te horen, stelt zij daartoe plaats, dag en uur van het horen vast en brengt partijen daarvan op de hoogte. 6. Indien partijen mondeling worden gehoord, kunnen partijen tot 1 week voor het horen nadere stukken indienen ter Versie 6, februari 2011 122 7. 8. onderbouwing van hun standpunt. Partijen ontvangen een afschrift van de door de andere partij overgelegde nadere stukken. Indien partijen mondeling worden gehoord, wordt daarvan een verslag opgesteld door de LBC-FWG. Partijen ontvangen een afschrift van dit verslag. De LBC-FWG stelt partijen in kennis van de verwachte termijn waarbinnen uitspraak wordt gedaan. De uitspraak zal maximaal binnen een termijn van 24 weken na indiening van een bezwaarschrift worden gedaan. Voeging en splitsing Artikel 19 1. De LBC-FWG kan zaken over hetzelfde of verwant onderwerp ter behandeling voegen en de behandeling van gevoegde zaken splitsen. 2. Partijen kunnen een verzoek tot voeging of splitsing doen. De LBC-FWG kan een dergelijk verzoek afwijzen. Termijnen Artikel 20 De LBC-FWG is bevoegd, ambtshalve of op verzoek van een partij, om de termijnen genoemd in dit hoofdstuk te verlengen met inachtneming van het gestelde in artikel 18, lid 8 indien omstandigheden van het geval daartoe naar haar oordeel aanleiding geven. Uitspraak Artikel 21 1. De LBC-FWG doet schriftelijk en deugdelijk gemotiveerd uitspraak. 2. De uitspraak kent een kostenveroordeling, zoals bedoeld in artikel 22. 3. De uitspraak van de LBC-FWG heeft voor partijen de status van bindend advies. Aan de IBC/RBC die in eerste instantie een advies heeft uitgebracht, wordt een afschrift van de uitspraak toegezonden. Kostenveroordeling Artikel 22 1. De LBC-FWG bepaalt welke partij naar haar oordeel als de in het ongelijk gestelde partij gehouden is de behandelkosten en de administratiekosten te voldoen. 2. Indien een door de werknemer ingesteld bezwaar leidt tot een andere functie-indeling dan door de werkgever is vastgesteld, wordt de werkgever in de kosten veroordeeld. Indien dit bezwaar niet leidt tot een andere functie-indeling, wordt de werknemer in de kosten veroordeeld. 3. Indien de werknemer in het ongelijk wordt gesteld, worden de behandelkosten bij hem in rekening gebracht, naast de administratiekosten die hij reeds heeft voldaan. 4. Indien de werkgever in het ongelijk wordt gesteld, ontvangt de werknemer de administratiekosten retour en worden deze kosten met de behandelkosten bij de werkgever in rekening gebracht. 5. Indien een bezwaarschrift niet ontvankelijk wordt verklaard, worden de ontvangen documenten retour gezonden aan de werknemer. De administratieve bijdrage wordt niet aan de werknemer gerestitueerd. Reglement LBC-FWG Artikel 23 De LBC-FWG wordt ingesteld door partijen betrokken bij deze CAO, dat de samenstelling, werkwijze en financiering van de commissie bepaalt, voorzover dit uitvoeringsreglement daarin nog niet voorziet. Een exemplaar van dit reglement wordt bij indiening van het bezwaarschrift aan de beide geschilpartijen toegezonden. Versie 6, februari 2011 123 BIJLAGE BIJ UR FWG (MODEL FUNCTIEBESCHRIJVING) Dit model geeft weer hoe een functiebeschrijving kan worden vormgegeven. De werkgever is echter vrij dit naar eigen inzicht aan te passen waarbij hij zich dient te houden aan de in de FWG-overeenkomst geformuleerde kwaliteitseisen. Algemene functie-informatie Naam instelling: Eventueel adres of locatie: Naam organisatorische eenheid (dienst, afdeling, team): Functienaam/-nummer: Datum dat functie is opgesteld: Vastgesteld door directie d.d.: Eventuele archiefnummers: Plaats en doel binnen de organisatie Doelstelling organisatorische eenheid: Plaats van de functie binnen de organisatorische eenheid: Doelstelling van de functie: Leiding geven en leiding ontvangen Hiëarchisch leidinggeven: Operationeel leidinggeven: Functioneel leidinggeven: Geven van richtlijnen: Geven van aanwijzingen: Direct leidinggeven: Interne en externe contacten Overlegvormen: Frequentie en doel van de contacten: Functie-inhoud Uitwerking in hoofdtaken en welke activiteiten en resultaten hierbij horen. Nadere uitwerking per gezichtspunt: – kennis: de mate waarin het kennen en begrijpen van feiten en gegevens en de onderlinge samenhang daartussen van belang zijn in de functie; – zelfstandigheid: de mate waarin in de functie problemen moeten worden opgelost, in relatie tot de aan de functionaris gegeven vrijheden en bevoegdheden en de aan de functionaris opgedragen verantwoordelijkheden voor het overwegen en handelen dat nodig is om deze problemen tot een oplossing te brengen; – sociale vaardigheden: de mate waarin de functie vereist dat de functionaris verhoudingen tussen (groepen) mensen kan doorzien, de eigen positie en houding weet te bepalen, te handhaven en/of aan te passen, alsmede over de vaardigheid beschikt effectieve relaties met/tussen (groepen) mensen te leggen en te onderhouden; – risico’s verantwoordelijkheden en invloed: de mate van verantwoordelijkheid en invloed die aan de functie-uitoefening is verbonden en de grootte van de kans dat de functionaris het eindresultaat zal beïnvloeden; – uitdrukkingsvaardigheid: het vermogen om kennis, inzicht of gevoel op een voor anderen begrijpelijke vorm te geven; – bewegingsvaardigheid: de vaardigheid om de in de functie vereiste lichaamsbewegingen beheerst uit te voeren; – oplettendheid: de mate waarin aandacht en opmerkzaamheid in het werk moet worden opgebracht; – overige functie-eisen: de mate waarin de functie aan de functionaris bijzondere eisen oplegt ten aanzien van persoonlijke eigenschappen; – inconveniënten: dit betreft de bezwarende werkomstandigheden, de fysieke en/of de psychische belasting en de mate waarin de functionaris als persoon risico’s op letsel loopt. Ondertekening door betrokkenen bij opstellen en vaststellen van de functiebeschrijving Functiehouder: Leidinggevende: P&O: Directie: Versie 6, februari 2011 124 F (ex artikel 18) Wachtdienst voor kraamverzorgenden Artikel 1 1. De werkgever kan aan de kraamverzorgende wachtdiensten opdragen. Een wachtdienst duurt maximaal 24 uur, waarbinnen de kraamverzorgende zich beschikbaar moet houden om op eerste oproep een partusassistentie en/of verzorging te verrichten. 2. Aan de kraamverzorgende worden geen bereikbaarheidsdiensten opgedragen. Artikel 2 1. Als vergoeding voor een wachtdienst kent de werkgever aan de kraamverzorgende een bruto bedrag toe volgens de navolgende normen: – op maandag tot en met vrijdag: • een vergoeding van bruto € 24,– bij een wachtdienst met een lengte van meer dan zestien uur en maximaal vierentwintig uur; • een vergoeding van bruto € 16,– bij een wachtdienst met een lengte van meer dan acht uur en maximaal zestien uur; • een vergoeding van bruto € 8,– bij een wachtdienst met een lengte van maximaal acht uur. – op zaterdagen en zondagen alsook op feest- en gedenkdagen als bedoeld in artikel 32, lid 5 van het algemeen gedeelte van de CAO: • een vergoeding van bruto € 36,– bij een wachtdienst met een lengte van meer dan zestien uur en maximaal vierentwintig uur; • een vergoeding van bruto € 24,– bij een wachtdienst met een lengte van meer dan acht uur en maximaal zestien uur; • een vergoeding van bruto € 12,– bij een wachtdienst met een lengte van maximaal acht uur. 2. De werkgever kan, in afwijking van het gestelde in lid 1, met de ondernemingsraad afspraken maken om de in lid 1 bedoelde geldelijke bedragen om te zetten in een vergoeding in tijd. Naar analogie van de in het vorige lid genoemde normen bedragen de vergoedingen in dat geval: – op maandag tot en met vrijdag: 120, 80 respectievelijk 40 minuten; – op zaterdagen en zondagen alsook op feest- en gedenkdagen als bedoeld in artikel 32, lid 5 van het algemeen gedeelte van de CAO: 180, 120 respectievelijk 60 minuten. Artikel 3 Bij een oproep tijdens de wachtdienst worden alle gewerkte uren als arbeidsduur aangemerkt. De wachtdienst wordt bij een oproep als onderbroken dan wel als beëindigd beschouwd. Artikel 4 Een kraamverzorgende kan als onderdeel van de wachtdienst ten hoogste tweemaal worden opgeroepen voor een partusassistentie, waarvan slechts eenmaal voor een partusassistentie plus verzorging. Bovendien kan aan de kraamverzorgende maximaal drie aaneengesloten dagen een wachtdienst worden opgedragen. Indien de kraamverzorgende twee respectievelijk drie aaneengesloten dagen een wachtdienst wordt opgedragen en hierbij niet wordt opgeroepen, wordt de tweede respectievelijk de tweede en de derde wachtdienst geacht niet te behoren tot de wekelijkse onafgebroken rusttijd zoals bedoeld in artikel 18, lid 2. H (ex artikel 64) Samenstelling Bestuur/Raad van Toezicht/Raad van Commissarissen Artikel 1 In deze uitvoeringsregeling wordt het begrip bestuur gebruikt. Deze uitvoeringsregeling is, in plaats van op ‘het bestuur’, van toepassing op de Raad van Toezicht c.q. de Raad van Commissarissen, indien de instelling een dergelijk orgaan heeft. Artikel 2 De ondernemingsraad van de instelling heeft het recht betrokken te worden bij de samenstelling van het bestuur op een van de volgende manieren: a. via het recht van initiatief; b. via het recht van voordracht. Het bestuur bepaalt welke van deze twee mogelijkheden in de instelling van toepassing is. A. Recht van initiatief 1. Uiterlijk één maand na het bekend worden van een vacature voor een bestuurslid stelt het bestuur van de instelling de ondernemingsraad schriftelijk op de hoogte van het bestaan van de vacature, vergezeld van een (korte) profielschets waaraan het nieuwe bestuurslid moet voldoen. 2. De ondernemingsraad heeft het recht om binnen twee maanden na de in het vorige lid bedoelde kennisgeving maximaal twee kandidaten voor de vacature schriftelijk aan het bestuur voor te dragen. 3. Door de ondernemingsraad kunnen geen personen worden voorgedragen voor benoeming als bestuurslid die op de datum van de voordracht: – werknemer zijn van de instelling; – ex-werknemer zijn van de instelling en nog geen twee jaar uit dienst zijn; Versie 6, februari 2011 125 4. 5. – werkzaam zijn als vrijwilliger binnen de instelling; – als alfahulp in een bemiddelingsrelatie tot de instelling staan. Nadat de ondernemingsraad zijn kandidaat/kandidaten aan het bestuur heeft voorgedragen, maakt het bestuur desgewenst kennis met de desbetreffende kandidaat/kandidaten. Uiterlijk twee maanden nadat de ondernemingsraad zijn kandidaat/kandidaten aan het bestuur heeft voorgedragen, maakt het bestuur aan de ondernemingsraad gemotiveerd schriftelijk bekend of de keuze van het bestuur op (een van) de door de ondernemingsraad voorgedragen kandidaat (kandidaten) is gevallen dan wel dat zal worden overgegaan tot benoeming van een andere, door het bestuur aangezochte kandidaat. In het laatste geval dient het bestuur de ondernemingsraad tegelijkertijd een (kort) curriculum vitae van het nieuwe bestuurslid te doen toekomen. B. Recht van voordracht 1. Het bestuur van de instelling is verplicht de statuten en/of het huishoudelijk reglement zodanig in te richten dat hierin aan de ondernemingsraad, met inachtneming van hetgeen in onderdeel A, lid 3 is bepaald, de bevoegdheid wordt toegekend om namens de werknemers twee bestuursleden ter benoeming voor te dragen. Dit aantal wordt gesteld op één bestuurslid, indien het algemeen bestuur uit 7 of minder leden bestaat. 2. Voorts dienen de statuten en/of het huishoudelijk reglement van de instelling te voorzien in een zodanige regeling voor de benoeming van leden van het dagelijks bestuur dat ook de op voordracht van de ondernemingsraad benoemde leden van het algemeen bestuur voldoende vertrouwen in het dagelijks bestuur kunnen hebben. 3. Met betrekking tot het bekendmaken van een vacature voor een door de ondernemingsraad ter benoeming voor te dragen bestuurslid alsmede de schriftelijke voordracht van een kandidaat door de ondernemingsraad aan het bestuur zijn de termijnen genoemd in onderdeel A, leden 1 en 2 van overeenkomstige toepassing. 4. Indien het bestuur niet voornemens is de door de ondernemingsraad voorgedragen kandidaat te benoemen tot bestuurslid, doet het daarvan onder opgave van redenen mededeling aan de ondernemingsraad uiterlijk één maand na het tijdstip waarop de ondernemingsraad de betrokken kandidaat heeft voorgedragen. 5. Een bestuurszetel ten aanzien waarvan de ondernemingsraad een recht van voordracht toekomt, kan slechts worden bezet door een door de ondernemingsraad voorgedragen kandidaat. In het in lid 4 bedoelde geval voorziet de ondernemingsraad dan ook zo spoedig mogelijk in de voordracht van een nieuwe kandidaat. I (ex artikel 73) Verhuiskostenvergoeding Recht op vergoeding van verhuis-en inrichtingskosten Artikel 1 1. De werknemer aan wie overeenkomstig artikel 41 van het algemeen gedeelte van deze CAO de verplichting is opgelegd te verhuizen naar of naar de nabijheid van de plaats van tewerkstelling of het aangewezen werkgebied, heeft aanspraak op een vergoeding van verhuis-en inrichtingskosten. De woonplaats behoeft de voorafgaande goedkeuring van de werkgever. 2. De aanspraak op verhuiskostenvergoeding vervalt indien de verhuizing niet plaatsvindt binnen 2 jaar nadat de verplichting is ontstaan. 3. De werknemer die ontheffing heeft gekregen van de opgelegde verhuisplicht als gevolg van woningnood en pas later verhuist naar of naar de nabijheid van de plaats van tewerkstelling, heeft ook na twee jaar recht op een verhuiskostenvergoeding. 4. De werknemer heeft eveneens recht op een verhuiskostenvergoeding indien hij na voorafgaande goedkeuring door de werkgever door verhuizing naar of naar de nabijheid van de plaats van tewerkstelling aanmerkelijk dichter bij de plaats van tewerkstelling komt te wonen. 5. Onder nabijheid van de plaats van tewerkstelling wordt verstaan: een zodanige afstand van de woning tot de plaats van tewerkstelling dat de noodzakelijk te maken reiskosten bij gebruik van een openbaar middel van vervoer (laagste klasse) het bedrag van c 87,58 per maand niet te boven gaat. 6. Eveneens bestaat recht op verhuiskostenvergoeding: a. indien de werknemer moet verhuizen door een verandering in de plaats van tewerkstelling behalve wanneer dit is gebeurd op verzoek van de werknemer; b. bij het betrekken of verlaten van een dienstwoning in opdracht van de werkgever. De aanspraak bestaat evenwel niet indien het verlaten van de woning een gevolg is van: – ontslag op eigen verzoek, anders dan wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd c.q. overbruggingsregeling PGGM; – ontslag op staande voet door de werkgever; c. bij het verlaten van de dienstwoning door het overlijden van de werknemer. De aanspraak op de verhuiskostenvergoeding gaat dan over op de nagelaten gezinsleden c.q. relatiepartner. 7. De vergoeding van verhuis- en inrichtingskosten, bedoeld in lid 1, 3 en 4 wordt slechts verleend, nadat de werknemer schriftelijk heeft verklaard dat hij de te ontvangen vergoeding zal terugbetalen in geval van ontslag op verzoek van de werknemer of ontslag op staande voet door de werkgever. De terugbetalingsverplichting bestaat niet indien het ontslag ingaat twee jaar of langer na indiensttreding. De terugbetalingsverplichting bestaat eveneens niet indien de beëindiging van het dienstverband binnen één jaar na verhuizing plaatsvindt, indien eerder bedoelde termijn van twee jaar al zou zijn overschreden. Overgang zonder onderbreking naar een andere instelling die onder de werkingssfeer van deze CAO valt, wordt niet als ontslag op eigen verzoek beschouwd. 8. Bij verhuizing van een gezin waarvan beide echtgenoten belanghebbende zijn in de zin van deze regeling, bestaat slechts recht op een tegemoetkoming voor een van deze belanghebbenden. Zo nodig moet in overleg met de werkgever Versie 6, februari 2011 126 9. van de echtgenoot een bedrag naar evenredigheid worden vastgesteld. Het verzoek om toekenning van de verhuiskostenvergoeding moet zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 3 maanden na de verhuizing gespecificeerd bij de werkgever worden ingediend. Verhuiskosten Artikel 2 1. De vergoeding van verhuiskosten bestaat uit: a. een bedrag voor de reiskosten ter bezichtiging van de woonruimte en zo nodig overnachtingskosten van de werknemer en eventueel zijn echtgeno(o)t(e), ieder voor één reis en maximaal één overnachting; b. voor het vervoer naar de nieuwe woning een bedrag voor de reiskosten en zo nodig overnachtingskosten voor maximaal één nacht voor de werknemer en zijn gezinsleden; c. een bedrag voor vervoerskosten naar de nieuwe woning van bagage en inboedel van de werknemer en zijn gezinsleden waaronder begrepen de kosten van in- en uitpakken; d. een bedrag voor de huur van de oude woning gedurende maximaal 2 maanden indien tegelijkertijd huur voor de nieuwe woning moet worden betaald. 2. a. De tegemoetkoming in de reiskosten, bedoeld in lid 1, wordt verleend op basis van gebruik van openbaar vervoer (laagste klasse). b. Ook de noodzakelijk gemaakte taxikosten op de dag van verhuizing worden vergoed evenals de vervoerskosten die worden gemaakt wegens ziekte van de werknemer of een gezinslid indien een dergelijk vervoer noodzakelijk is blijkens een medische verklaring. c. De vergoeding van het vervoer van bagage en inboedel wordt verleend op basis van de gebruikelijke tarieven doch maximaal op basis van de adviesprijzen van de georganiseerde verhuisbedrijven. 3. De overnachtingskosten bedragen maximaal € 163,36. Inrichtingskosten Artikel 3 1. De brutovergoeding van inrichtingskosten bedraagt: a. 12% van het jaarsalaris op de dag van de verhuizing, alsmede een bedrag van c 68,07 voor elk tot het gezin behorend medeverhuizend en ten laste van de werknemer komend kind, indien de werknemer een eigen huishouding voert: – op de dag dat de verplichting tot verhuizing ontstaat; dan wel – op de dag van de verhuizing in de gevallen genoemd in artikel 1 lid 6, a, b en c. De procentuele vergoeding bedraagt niet meer dan 12% van het jaarsalaris, corresponderend met volgnummer 70 van de inpassingstabel doch niet minder dan 12% van het jaarsalaris, corresponderend met volgnummer 22 van de inpassingstabel. b. de werkelijk gemaakte kosten tot maximaal 4% van het jaarsalaris op de dag van de verhuizing alsmede een bedrag van € 68,07 voor elk tot het gezin behorend medeverhuizend en ten laste van de werknemer komend kind, indien de werknemer geen eigen huishouding voert, of deze niet naar de nieuwe woning wordt overgebracht, dan wel één kamer met gebruikelijke meubilering en stoffering bewoont. 2. Indien de verplaatsing van de werknemer naar het oordeel van de werkgever van tijdelijke aard is, bestaat slechts aanspraak op vergoeding van de reiskosten van de werknemer zelf en van transportkosten van de bagage en vergoeding voor de werkelijk gemaakte inrichtingskosten overeenkomstig lid 1 b. 3. Onder eigen huishouding voeren wordt verstaan: het bewonen van woonruimte van ten minste 2 vertrekken met eigen meubilair, stoffering en keukenuitrusting. 4. Voor de berekening van de vergoeding wordt het jaarsalaris gesteld op 12 maal het maandsalaris c.q. 13 maal het periodesalaris, plus de vakantietoeslag. 5. Desgevraagd kan de werknemer een voorschot worden verleend. Versie 6, februari 2011 127 J (ex artikel 74) Reis- en verblijfkostenvergoeding Algemeen Artikel 1 1. Aan de werknemer die aan zijn werk gerelateerde reis- en verblijfkosten moet maken, wordt een vergoeding toegekend volgens de navolgende bepalingen. Tenzij anders vermeld, wordt bij de vergoeding van reiskosten geen onderscheid gemaakt tussen woon-werkverkeer en dienstreizen. 2. De werkgever bepaalt in overleg met de werknemer van welk van de in deze regeling genoemde vervoermiddelen wordt uitgegaan. 3. Indien de werkgever op basis van een met de ondernemingsraad overeengekomen regeling een vervoermiddel beschikbaar stelt, wordt voor de daarmee afgelegde reizen geen vergoeding toegekend. 4. Werkgever en ondernemingsraad kunnen voor de vergoeding van reis- en verblijfkosten naast de onderhavige regeling aanvullende afspraken maken. De aanvullende afspraken die reeds bij de invoering van de wijziging van de onderhavige uitvoeringsregeling (1 januari 2003, dan wel periode 1 van 2003) bestaan, blijven van kracht tenzij in overleg tussen werkgever en ondernemingsraad andere afspraken worden gemaakt. Dit laatste ingegeven door het totaal van kosten dat samenhangt met de kosten voortkomende uit deze bepaling. Vergoedingsnormen per vervoermiddel Artikel 2 1. De vergoeding voor reiskosten is afhankelijk van het volgens artikel 1 bepaalde vervoermiddel en wel als volgt: – Auto/motor: voor de door de werknemer afgelegde eerste 10 kilometers per dag ontvangt de werknemer netto € 0,15 per kilometer. Voor alle afgelegde kilometers boven 10 kilometer per dag ontvangt de werknemer netto € 0,27 per kilometer. Bij incidentele dienstreizen ontvangt de werknemer netto € 0,27 per kilometer. – Bromfiets/scooter: de werknemer ontvangt per dag netto € 1,91 ongeacht het aantal afgelegde kilometers. – Fiets: de werknemer ontvangt per dag netto € 1,09 ongeacht het aantal afgelegde kilometers. – Openbaar vervoer: de werknemer ontvangt een nettovergoeding, berekend als volgt: ï‚· de werkelijke kosten op basis van het laagste klassetarief, indien aan de fiscale voorschriften voor belasting- en premievrije vergoeding van de werkelijke kosten wordt voldaan (hetgeen bij de huidige wetgeving onder andere inhoudt dat de werknemer de vervoerbewijzen na gebruik bij de werkgever inlevert en de werkgever deze administreert); ï‚· indien niet aan de fiscale voorschriften voor vergoeding van de werkelijke kosten wordt voldaan, bijvoorbeeld indien per auto/motor wordt gereisd terwijl dit niet als uitgangspunt is afgesproken voor de vergoeding, wordt een bedrag toegekend op basis van de volgende tabel: Enkele reisafstand Vergoeding bij reizen op: woning-werk: Enkele reisafstand Woning-werk Meer dan: 0 km 10 km Tot en met: 10 km 15 km 15 km 20 km 20 km Vergoeding bij reizen op: 1 dag per week 2 dagen per week 3 dagen per week 4 of meer dagen per week € 16,25 per maand € 3,75 per week € 22,75 per maand € 5,25 per week € 32,50 per maand € 7,50 per week € 32,50 per maand € 7,50 per week € 45,50 per maand € 10,50 per week € 65,00 per maand € 15,00 per week € 48,75 per maand € 11,25 per week € 68,25 per maand € 15,75 per week € 97,50 per maand € 22,50 per week € 65,- per maand € 15,- per week € 91.- per maand € 21,- per week € 130,- per maand € 30,- per week Werkgever en werknemer kunnen voor de te hanteren vergoeding anders overeenkomen. 2. Voor zover de in het voorgaande lid genoemde vergoedingen in het kalenderjaar fiscaal bovenmatig zijn, worden zij geacht mede te strekken tot vergoeding van reiskosten die de werkgever in zoverre nog wel aanvullend belastingvrij kan vergoeden1. 1 Voor een deel zijn de in artikel 2 genoemde vergoedingen lager dan de fiscale norm van € 0,19) per kilometer, voor kilometers die in verband met het werk worden gereisd. Voor een ander deel is sprake van fiscale bovenmatigheid. De fiscus staat toe om de ruimte die overblijft bij de lagere vergoedingen fiscaal ‘weg te strepen’ tegen (een deel) van de bovenmatige vergoedingen, waarmee de bovenmatigheid en dus de fiscale lasten kunnen worden beperkt. Deze handelwijze, door de fiscus ‘saldering’ genoemd, wordt alleen toegestaan wanneer in de regeling een bepaling wordt opgenomen, zoals bij lid 2 is gedaan, die voorziet in de mogelijkheid Versie 6, februari 2011 128 om (delen van) de ene vergoeding toe te rekenen aan een andere. Verzekering Artikel 3 Indien de werknemer ingevolge de toepassing van artikel 1, lid 2 gebruikmaakt van een eigen motorvoertuig, dient hij een WA-verzekering af te sluiten, die mede de aansprakelijkheid van de werkgever dekt en waarbij tevens een medeinzittendenverzekering is gesloten. De werknemer dient de polis desgevraagd ter inzage aan de werkgever te verstrekken. Verblijfkosten Artikel 4 1. Indien aan een reis ook verblijfkosten verbonden zijn, worden de werkelijk gemaakte kosten vergoed met een maximum van € 85,99 per etmaal. 2. Verblijfkosten in het buitenland kunnen slechts voor vergoeding in aanmerking komen na uitdrukkelijke voorafgaande toestemming door de werkgever. 3. De werknemer dient volgens de door de werkgever gestelde regeling een declaratie van gemaakte kosten in. 4. De vergoedingen worden als regel binnen twee maanden na indiening van de declaratie uitbetaald. K (ex artikel 75) Studiefaciliteiten Begripsbepalingen Artikel 1 Studiefaciliteiten: a. studieverlof als bedoeld in artikel 3 van deze uitvoeringsregeling; b. tegemoetkoming in studiekosten als bedoeld in artikel 4 van deze uitvoeringsregeling. Algemene voorwaarden Artikel 2 1. De werknemer die voor studiefaciliteiten in aanmerking wenst te komen, dient het verzoek daartoe in de regel in vóór de aanvang van de studie. Hij laat dit verzoek vergezeld gaan van de voor de beoordeling door de werkgever noodzakelijke gegevens en van een schatting van de te maken studiekosten. 2. Studiefaciliteiten worden verleend voor een bepaalde termijn overeenkomstig de normaal te achten studieduur. Door de werkgever kan deze termijn worden verlengd. 3. Verleende studiefaciliteiten kunnen – al dan niet tijdelijk – worden ingetrokken indien de werkgever op grond van verkregen inlichtingen van oordeel is dat betrokkene niet in die mate studeert en/of vorderingen maakt dat hij in staat kan worden geacht de studie binnen de in lid 2 genoemde termijn te voltooien. De intrekking geschiedt niet indien de betrokken werknemer aannemelijk maakt dat deze omstandigheid niet aan hemzelf te wijten is. Studieverlof Artikel 3 1. Indien de werkgever aan de werknemer studieverlof toekent, wordt dit verlof verleend voor ten hoogste een halve dag per week, met dien verstande dat, indien lessen gedurende de normale werktijd moeten worden gevolgd, het verlof tot maximaal één dag per week kan worden verleend. Voor werknemers met een parttime dienstverband van minder dan 32 uur per week wordt dit verlof verleend naar rato van een fulltime dienstverband. Voor werknemers met een parttime dienstverband van 32 uur of meer per week wordt hetzelfde studieverlof verleend als bij een fulltime dienstverband. 2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 kan studieverlof worden verleend op de dag waarop wordt deelgenomen aan een examen of tentamen dat aan het einde van de studie is gelegen dan wel volgt op een duidelijk afgerond onderdeel van de studie. 3. Ter voorbereiding op een examen en tentamen als bedoeld in lid 2 kan bovendien studieverlof worden verleend voor ten hoogste vijf halve dagen per jaar. 4. a. De werkgever kan aan de werknemer op diens verzoek buitengewoon verlof met behoud van salaris tot een maximum van drie werkdagen per jaar voor het bijwonen van studieconferenties of vakcongressen verlenen. b. Dit buitengewoon verlof is voor werknemers met een parttime dienstverband evenredig aan de omvang van het dienstverband. 5. Voor de toepassing van de leden 1, 3 en 4 wordt een dag gerekend als 7,2 uur; voor de toepassing van lid 2 bestaat het verlof uit het aantal uren dat de werknemer zou hebben gewerkt indien op die dag geen examen of tentamen zou hebben plaatsgevonden. Versie 6, februari 2011 129 Tegemoetkoming studiekosten Artikel 4 1. Voor volledige tegemoetkoming komen in aanmerking: a. indien de studie in een andere plaats dan de woon- of standplaats gevolgd moet worden, de noodzakelijk gemaakte reiskosten voor interlokaal vervoer en het daarmee in samenhang optredende vervoer in de plaats waar de cursus of het examen wordt gehouden, op basis van het laagste tarief van het gebezigde middel van openbaar vervoer, waarvan redelijkerwijs gebruikgemaakt kan worden, voorzover de werknemer niet uit anderen hoofde voor deze kosten een vergoeding geniet. Indien de werknemer redelijkerwijs geen gebruik kan maken van openbaar vervoer, dan worden de noodzakelijk gemaakte kosten vergoed volgens het tarief per kilometer als genoemd in artikel 2 van de Uitvoeringsregeling J Reis- en verblijfkostenvergoeding (incidentele dienstreizen) zijnde € 0,27. b b. de werkelijk gemaakte kosten die in verband met het afleggen van een examen noodzakelijkerwijze worden gemaakt voor nachtverblijf en het gebruik van maaltijden, met inachtneming van artikel 4 Uitvoeringsregeling J Reis- en verblijfkostenvergoeding. 2. Voor een tegemoetkoming tot 50% komen in aanmerking de noodzakelijk gemaakte kosten voor cursus- en lesgelden, de examen- en diplomakosten, alsmede de aanschaffingskosten van het verplicht gestelde studiemateriaal. 3. In bijzondere gevallen kan het in lid 2 genoemde percentage op 75 worden gesteld. 4. Een tegemoetkoming in studiekosten wordt eerst verleend nadat de werknemer schriftelijk heeft verklaard dat hij bekend is met de verplichting tot gehele of gedeeltelijke terugbetaling als bedoeld in artikel 5 van deze uitvoeringsregeling. Terugbetaling tegemoetkoming studiekosten Artikel 5 1. De werknemer is verplicht tot terugbetaling van de aan hem verleende tegemoetkoming in de studiekosten indien: a. hem op eigen verzoek of wegens aan hemzelf te wijten feiten of omstandigheden ontslag wordt verleend, vóórdat de studie met goed gevolg is afgesloten; b. de studie niet met goed gevolg is afgesloten op grond van omstandigheden die naar het oordeel van de werkgever aan de werknemer te wijten zijn; c. hem op eigen verzoek of wegens aan hemzelf te wijten feiten of omstandigheden ontslag wordt verleend binnen een termijn van drie jaar sedert de datum waarop de studie met goed gevolg is afgesloten. 2. De in lid 1 bedoelde verplichting tot terugbetaling wordt beperkt: a. in gevallen bedoeld in lid 1, sub a en b tot het bedrag dat de werknemer is uitbetaald in het tijdvak van drie jaren, voorafgaande aan de datum waarop de desbetreffende omstandigheid zich heeft voorgedaan; b. in het geval, bedoeld in lid 1, sub c, voor elke maand die ontbreekt aan de daarin genoemde termijn, tot 1/36 gedeelte van het bedrag dat de werknemer is uitbetaald in het tijdvak van drie jaren voorafgaande aan de datum waarop de studie is afgesloten. 3. De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt niet indien: a. het ontslag geschiedt met recht op wachtgeld of direct ingaand pensioen; b. het ontslag aansluitend wordt gevolgd door een nieuw aangegane dienstbetrekking met een werkgever die onder de werkingssfeer van deze CAO valt. N (ex artikel 87) Wachtgeld Algemeen Artikel 1 1. De werknemer die ontslagen wordt in de gevallen als genoemd in artikel 87 komt, indien hem een uitkering krachtens de WW is toegekend (hierna te noemen de rechthebbende), in aanmerking voor wachtgeld van de voormalige werkgever. Deze bestaat uit een maandelijkse (dan wel vierwekelijkse) uitkering met ingang van de datum van ontslag. 2. De berekeningsgrondslag voor het wachtgeld is het laatstgenoten brutosalaris van de rechthebbende, vermeerderd met het bedrag der vakantietoeslag en structurele eindejaarsuitkering ex artikel 25 lid 1, berekend over een maand waarop de rechthebbende op de dag voorafgaand aan zijn ontslag aanspraak had of zou hebben gehad bij waarneming van zijn functie. Indien dit salaris geheel of gedeeltelijk uit wisselende inkomsten bestaat, geldt ten aanzien van deze inkomsten als laatstelijk genoten salaris of als deel daarvan het gemiddelde salaris over de laatste twaalf volle kalendermaanden aan het ontslag voorafgaand. Als deel van de berekeningsgrondslag geldt tevens het bedrag dat over de twaalf volle kalendermaanden, voorafgaand aan het ontslag, gemiddeld aan toelage inconveniënte uren is toegekend. 3. Indien het brutosalaris, bedoeld in lid 2, wijzigt als gevolg van een bij CAO overeengekomen algemene loonaanpassing, welke door de rechthebbende zou zijn genoten indien hij in dienst zou zijn gebleven, geldt te rekenen van het in werking treden van de wijziging het aldus gewijzigde salaris als berekeningsgrondslag. Versie 6, februari 2011 130 Verplichting Artikel 2 1. De rechthebbende is verplicht zich binnen veertien dagen na de aanzegging van zijn ontslag volgens de geldende richtlijnen in te laten schrijven bij het Centrum voor Werk en Inkomen waaronder hij ressorteert en deze inschrijving te handhaven. 2. Geen recht op wachtgeld bestaat voor de rechthebbende aan wie ontslag is aangezegd en die na die mededeling geweigerd heeft een aangeboden betrekking te aanvaarden, welke naar het oordeel van het Centrum voor Werk en Inkomen passend is te achten. 3. De rechthebbende is verplicht bij zijn voormalige werkgever terstond opgave te doen van inkomsten uit arbeid of bedrijf, genoten na zijn ontslagaanzegging, dan wel van de hem gedane uitkeringen ingevolge sociale verzekeringswetten. Diensttijd Artikel 3 Onder diensttijd in de zin van deze regeling wordt verstaan de diensttijd die is doorgebracht bij de werkgever (en diens mogelijke rechtsvoorganger(s)) die de werknemer heeft ontslagen. Duur Artikel 4 1. Het wachtgeld wordt toegekend gedurende drie maanden, vermeerderd met drie maanden voor elk vol dienstjaar met een maximum van 20 dienstjaren. 2. Bij de rechthebbende die bij de aanvang van de in het voorgaande lid bedoelde diensttijd in het genot was van wachtgeld krachtens deze regeling, wordt bij de berekening van de duur van het wachtgeld mede in aanmerking genomen de diensttijd, welke bij de berekening van de duur van het eerder toegekende wachtgeld in aanmerking is genomen. Op de aldus berekende duur wordt de duur van het eerder toegekende wachtgeld, met uitzondering van de verlenging, bedoeld in de volgende leden in mindering gebracht. 3. Voor de werknemer die binnen vijf jaar na de datum van het ontslag in aanmerking komt voor de volledige overbruggingsuitkering als bedoeld in het Reglement van het PGGM, wordt op de volgende voorwaarden de duur van het wachtgeld tot dit tijdstip verlengd: a. op de datum van het ontslag dienen ten minste 10 dienstjaren bij de instelling te zijn volbracht; b. in bovengenoemde periode van maximaal vijf jaren dient het deelnemerschap ingevolge het reglement van eerder vermeld Pensioenfonds op vrijwillige basis te worden voortgezet. 4. Voor de werknemer die binnen vijf jaren na de datum van het ontslag de pensioengerechtigde leeftijd zal bereiken en daarenboven op de datum van het ontslag ten minste 10 dienstjaren bij de instelling heeft volbracht, wordt de duur van het wachtgeld verlengd tot het bereiken van die leeftijd. Bedrag Artikel 5 Het brutobedrag van het wachtgeld is: – gedurende de eerste zes maanden 100% van de berekeningsgrondslag; – gedurende de daarop volgende 3 maanden 80% van dit bedrag; – gedurende de daarop volgende 24 maanden 75% van dit bedrag: – en vervolgens 70% van dit bedrag. Gedurende de wachtgeldperiode bedraagt het wachtgeld nooit minder dan 80% van het minimumloon als bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Vermindering wegens andere inkomsten Artikel 6 1. Het wachtgeld wordt verminderd met: – hetgeen de rechthebbende als overbruggingsuitkering ingevolge de pensioenregeling van het PGGM kan ontvangen, dan wel, in het geval van een rechthebbende die geen aanspraak heeft op de overbruggingsuitkering, hetgeen de rechthebbende als flexpensioenuitkering, die verplicht tot uitkering komt, ingevolge de pensioenregeling van PGGM ontvangt, en – de inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf, door de rechthebbende ter hand genomen na de dag van ontslag ter zake waarvan het wachtgeld is toegekend of is aangevraagd. Deze vermindering geldt over de maand waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben. Deze vermindering is gelijk aan het bedrag waarmede het wachtgeld, vermeerderd met die inkomsten, de berekeningsgrondslag overschrijdt. 2. Het onder 1 bepaalde vindt overeenkomstig toepassing ten aanzien van inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf, ter hand genomen gedurende non-activiteit, vakantie of verlof, onmiddellijk voorafgaande aan het ontslag, ter zake waarvan het wachtgeld is toegekend. Versie 6, februari 2011 131 3. 4. Het onder 1 bepaalde vindt eveneens toepassing wanneer de rechthebbende arbeid of bedrijf ter hand heeft genomen vóór de dag van het ontslag, anders dan bedoeld in de voorafgaande leden, en na die dag uit die arbeid of dat bedrijf inkomsten of meer inkomsten gaat genieten. Dit geldt evenwel niet als de belanghebbende aannemelijk maakt dat die inkomsten of vermeerdering van inkomsten of een gedeelte daarvan noch het gevolg zijn van verhoogde werkzaamheden noch verband houden met het ontslag. In dit laatste geval worden die inkomsten, die meerdere inkomsten of dat gedeelte daarvan niet in aanmerking genomen voor de toepassing van het eerste lid. Inkomsten, welke zijn genoten uit hoofde van overwerk, worden niet als inkomsten in de zin van dit artikel aangemerkt. Mededelingsplicht Artikel 7 1. De rechthebbende is verplicht van het ter hand nemen van enige arbeid of bedrijf terstond mededeling te doen aan de voormalige werkgever, onder zo nauwkeurig mogelijke opgave van de inkomsten die hij uit die werkzaamheden zal verwerven. 2. Als dan door de aard van de werkzaamheden of inkomsten mede de inkomsten over een langere termijn moeten worden berekend, geschiedt de opgave dienovereenkomstig en wordt op het wachtgeld een vermindering toegepast van een voorlopig vastgesteld bedrag onder voorbehoud van verrekening aan het einde van de even bedoelde termijn. 3. Ten aanzien van deze verrekening is artikel 6 van toepassing, met dien verstande dat zij geschiedt over de in de vorige volzin bedoelde langere termijn in plaats van over iedere maand afzonderlijk. 4. Het in de voorgaande leden bepaalde vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van de arbeid of bedrijf en de inkomsten daaruit, bedoeld in artikel 6, tweede en derde lid. Sociale uitkeringen Artikel 8 Indien de rechthebbende aan wie wachtgeld is toegekend, uit hoofde van de betrekking, waaraan dit wachtgeld wordt ontleend, aanspraak heeft of kan verkrijgen op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, dan wel op een invaliditeitspensioen wordt gedurende de termijn, waarover die aanspraak bestaat, het wachtgeld slechts uitbetaald voorzover het evenbedoelde uitkering te boven gaat. Einde wachtgeld Artikel 9 1. Het recht op wachtgeld eindigt met ingang van: a. de dag, volgend op de dag van overlijden van de rechthebbende; b. de eerste dag van de maand waarin de rechthebbende de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt. 2. Het recht op wachtgeld kan geheel of ten dele vervallen worden verklaard indien de rechthebbende: a. zich zodanig gedraagt dat hij, ware hij in dienst gebleven, zou zijn ontslagen; b. de gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling of vermindering van het wachtgeld niet, niet volledig of onjuist verstrekt. Vermindering Artikel 10 1. Het wachtgeld wordt verminderd met het bedrag waarmee het wachtgeld vermeerderd met de verzuimde, dan wel de prijsgegeven of verloren gegane inkomsten de berekeningsgrondslag zou hebben overschreden, indien de rechthebbende: a. weigert een hem aangeboden ambt of betrekking te aanvaarden welke hem in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden redelijkerwijs kan worden opgedragen; b. geen gebruikmaakt van een mogelijkheid om op een wijze die voor hem passend kan worden geacht, inkomsten te verkrijgen; c. inkomsten als bedoeld in artikel 6 prijsgeeft zonder voldoende reden dan wel door eigen schuld of toedoen verloren doet gaan. 2. Het wachtgeld wordt niet uitbetaald voor de duur dat de rechthebbende: a. de hem opgelegde verplichtingen niet of niet volledig nakomt; b. metterwoon verblijf houdt in het buitenland, tenzij hem op zijn verzoek hiervoor door de voormalige werkgever toestemming is verleend; c. zich onvoldoende houdt aan de voorschriften van het bevoegde uitvoeringsorgaan van de sociale verzekeringswetten en de PGGM-pensioenregeling. Afkoop Artikel 12 Het wachtgeld kan op verzoek van de rechthebbende of de (voormalige) werkgever geheel of gedeeltelijk worden afgekocht, Versie 6, februari 2011 132 indien beide partijen daarmee instemmen. Verhuiskostenvergoeding Artikel 13 Aan de rechthebbende die in de gelegenheid is elders inkomsten uit arbeid of bedrijf te gaan verwerven en die daartoe genoodzaakt is te verhuizen, kan een tegemoetkoming in de verhuiskosten worden toegekend overeenkomstig Uitvoeringsregeling I Verhuiskostenvergoeding. Uitbetaling Artikel 14 1. Het wachtgeld wordt uitbetaald in maandelijkse termijnen. Met toestemming van de rechthebbende kan uitbetaling in langere termijnen plaatsvinden. 2. Na overlijden van de rechthebbende wordt zo spoedig mogelijk aan zijn nagelaten betrekkingen in de zin van artikel 7:674, derde lid van het Burgerlijk Wetboek een bedrag uitgekeerd gelijk aan de berekeningsgrondslag over een tijdvak van de eerste dag na het overlijden tot en met de laatste dag van de tweede maand volgende op die waarin het overlijden plaatsvond. Indien op het wachtgeld een vermindering wordt toegepast krachtens artikel 6, 7, 8 of 10 of wordt artikel 9, tweede lid toegepast dan is de uitkering gelijk aan het bedrag van het wachtgeld, dat de belanghebbende op de dag van het overlijden ontving over een tijdvak van de eerste dag na het overlijden tot en met de laatste dag van de tweede maand volgende op die waarin het overlijden plaatsvond. 3. Indien de rechthebbende geen betrekkingen, bedoeld in het tweede lid nalaat, kan het daar bedoelde bedrag geheel of ten dele worden uitgekeerd voor de betaling van de kosten van de laatste ziekte en van de lijkbezorging indien zijn nalatenschap voor de betaling van die kosten ontoereikend is. Pensioenbijdrage Artikel 15 1. Gedurende de periode waarin de rechthebbende aanspraak heeft op wachtgeld, heeft hij, in geval van vrijwillige voortzetting – voor ten minste de helft – van de deelneming in de pensioenregeling die op hem van toepassing was, als tegemoetkoming in de kosten hiervan recht op de helft van het werkgeversaandeel in de pensioenpremie dat de werkgever voor de rechthebbende over de volle maand voorafgaande aan het ontslag verschuldigd was, respectievelijk bij een wijziging van het premiepercentage verschuldigd zou zijn geweest, ware deze wijziging reeds in evenbedoelde maand van kracht geweest. 2. Het in lid 1 bepaalde is alleen van toepassing indien de rechthebbende zelf met betrekking tot de in lid 1 bedoelde voortzetting (ten minste) de helft van het werknemersaandeel in de pensioenpremie dat de rechthebbende over de volle maand voorafgaande aan het ontslag verschuldigd was, respectievelijk bij een wijziging van het premiepercentage verschuldigd zou zijn geweest, ware deze wijziging reeds in evenbedoelde maand van kracht geweest, voor zijn rekening neemt. 3. De rechthebbende die gedurende de periode waarin aanspraak op wachtgeld bestaat op enig moment in aanmerking zou komen voor gebruikmaking van de Overbruggingsregeling van het PGGM heeft, in geval van volledige vrijwillige voortzetting van de deelneming in de PGGM-pensioenregeling, als tegemoetkoming in de kosten hiervan recht op het werkgeversaandeel in de pensioenpremie dat de werkgever voor de rechthebbende over de volle maand voorafgaande aan het ontslag verschuldigd was, respectievelijk bij een wijziging van het premiepercentage verschuldigd zou zijn geweest, ware deze wijziging reeds in evenbedoelde maand van kracht geweest. 4. Het in lid 3 bepaalde is alleen van toepassing indien de rechthebbende zelf met betrekking tot de in lid 3 bedoelde voortzetting het werknemersaandeel in de pensioenpremie dat de rechthebbende over de volle maand voorafgaande aan het ontslag verschuldigd was, respectievelijk bij een wijziging van het premiepercentage verschuldigd zou zijn geweest, ware deze wijziging reeds in evenbedoelde maand van kracht geweest, voor zijn rekening neemt. 5. De rechthebbende is verplicht een uitkering uit het Fonds Voorheffing Pensioenverzekering aan te vragen. Een uitkering uit dit fonds wordt in mindering gebracht op de in dit artikel bedoelde tegemoetkoming in de pensioenpremie gedurende de wachtgeldperiode. Versie 6, februari 2011 133 Bijlagen 1 Professioneel statuut voor een arts werkzaam in een thuiszorginstelling (ex artikel 39, lid 3) Overwegende: – – – – – – – – dat overeenkomstig artikel 39 van de CAO Thuiszorg de arts zijn werkzaamheden zal verrichten met inachtneming van de voor de arts geformuleerde code; dat een regeling van professionele aangelegenheden ten aanzien van de arts, werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst en vallend onder de werkingssfeer van genoemde CAO, noodzakelijk is; dat er geen verschil in medisch functioneren mag zijn tussen een op arbeidsovereenkomst werkzame arts en diens collega die vrijgevestigd is; dat de arts een eigen specifieke en persoonlijke verantwoordelijkheid heeft voor zijn geneeskundig handelen, rechtstreeks betrekking hebbend op een persoon c.q. cliënt met het doel een ziekte te voorkomen dan wel zijn gezondheidstoestand te beoordelen en het geven van raad; dat de arts voor dit handelen verantwoording verschuldigd is aan deze persoon c.q. cliënt; dat de arts met de andere artsen, werkzaam in een zelfde verband, de medeverantwoordelijkheid draagt voor een verantwoord niveau van de beroepsuitoefening van iedere in hetzelfde verband werkzame arts; dat de werkgever een algemene verantwoordelijkheid draagt voor de dienstverlening dan wel de zorgverlening; dat derhalve deze overeenkomst noodzakelijk is, waarbij zowel de individuele verantwoordelijkheid van de arts, de collectieve verantwoordelijkheid van alle in het verband werkzame artsen alsook de verantwoordelijkheid van de werkgever voor de dienstverlening c.q. de zorgverlening in haar totaliteit nader worden geregeld; is het navolgende overeengekomen: Artikel 1 In dit statuut wordt verstaan onder: Instelling: De privaatrechtelijke instelling die valt onder de werkingssfeer van artikel 2 van de CAO Thuiszorg. Werkgever: De privaatrechtelijke organisatie met wie de arts een arbeidsovereenkomst heeft gesloten. Arts: De arts, werkzaam op het terrein van de jeugdgezondheidszorg, die als werknemer in een instelling werkzaam is en uit hoofde van zijn werkzaamheden geneeskundige handelingen verricht. Artikel 2 1. De arts verbindt zich ten aanzien van de individuele jeugdigen die aan zijn zorg zijn dan wel worden toevertrouwd, op het gebied van zijn deskundigheid, die geneeskundige handelingen te verrichten, die gericht zijn op bevordering en bewaking van diens gezondheid, groei en ontwikkeling en het opsporen van afwijkingen daaronder begrepen. 2. Indien de arts gegronde redenen meent te hebben dat klachten en/of afwijkingen van de jeugdigen niet op het terrein van zijn specifieke deskundigheid liggen, verwijst hij de jeugdigen rechtstreeks naar de huisarts, specialist of andere deskundigen dan wel daarvoor in aanmerking komende instanties. Artikel 3 Het handelen als genoemd in artikel 2 geschiedt door de arts onder zijn persoonlijke verantwoordelijkheid. Artikel 4 1. De arts is verplicht mee te werken aan de kwaliteitsbewaking. 2. De werkgever moet de kwaliteitsbewaking mogelijk maken. Artikel 5 1. De werkgever verschaft de arts conform artikel 48 van het algemeen gedeelte van deze CAO de benodigde personele, instrumentele en ruimtelijke voorzieningen. 2. Van de hem ter beschikking gestelde hulpmiddelen en instrumenten dient de arts een zorgvuldig gebruik te maken met inachtneming van het doel waarvoor deze zijn aangeschaft. 3. De werkgever zal de in lid 1 genoemde instrumentele en ruimtelijke voorzieningen in een zodanige staat houden dat voldaan wordt aan de eisen van technische behoefte, bedrijfszekerheid en medisch wetenschappelijk werk. 4. De arts is verplicht zich bij de uitoefening van zijn werkzaamheden te houden aan de aanwijzingen welke door of Versie 6, februari 2011 134 namens de werkgever worden gegeven. Indien deze aanwijzingen door de arts als onredelijk worden ervaren of indruisen tegen de belangen van de cliënten, kan hij zich tot de werkgever wenden. Artikel 6 1. De arts is gehouden van iedere persoon, ten aanzien van wie hij geneeskundige handelingen verricht, op de in de instelling gebruikelijke wijze de medische en/of multidisciplinaire dossiers op te maken en bij te houden. 2. De werkgever is verplicht ervoor zorg te dragen dat deze medische en/of multidisciplinaire dossiers op behoorlijke wijze kunnen worden opgeborgen in de instelling en wel zodanig dat geheimhouding van de inhoud daarvan is verzekerd overeenkomstig de privacywetgeving. 3. De medische (en multidisciplinaire) dossiers zullen zowel tijdens de duur van het dienstverband als ook na het einde daarvan overeenkomstig daartoe vastgestelde normen in het (medisch) archief van de instelling rusten en ter beschikking staan van de behandelende arts en in het geval van het multidisciplinair dossier ter beschikking staan van alle betrokken hulpverleners. 4. Inzage van een medisch dossier (in tegenstelling tot het multidisciplinaire dossier) door derden kan slechts geschieden met toestemming van de arts c.q. diens opvolger. 5. Publicatie van gegevens uit een medisch dossier geschiedt niet dan met toestemming van de betrokken arts respectievelijk diens opvolger, waarbij hij ervoor zorg draagt dat de belangen van de cliënt niet worden geschaad. Indien de betrokken arts dit wenst, geschiedt publicatie slechts met vermelding van de bron. Artikel 7 1. De arts zal op verzoek van de werkgever medewerking verlenen aan de opleiding en/of de bijscholing van het in de instelling werkzame personeel voorzover dit is gelegen binnen het raam van zijn deskundigheid en in tijd is in te passen in het geheel van de overeengekomen werkzaamheden. 2. Indien de arts in het kader van de sociaal-geneeskundige opleiding tot supervisor is benoemd door de sociaalgeneeskundige Registratie Commissie, zal het supervisorschap onderdeel zijn van zijn werkzaamheden en de werkgever draagt, indien nodig, zorg voor de faciliteiten. Artikel 8 De arts is verantwoordelijk voor het op peil houden van zijn professionele kennis en vaardigheden, welke vereist zijn voor een goede vervulling van zijn taak en/of functie binnen de thuiszorginstelling en wordt daartoe door de werkgever overeenkomstig de uitvoeringsregeling studiefaciliteiten in de gelegenheid gesteld. De werkgever draagt er tevens zorg voor dat de werknemer kennis kan nemen van voor de beroepsgroep gebruikelijke vakliteratuur. Versie 6, februari 2011 135 26 Zakenregister CAO Thuiszorg Aanstellingskeuring 40 Allochtone werknemers, positieve actie 59 42 Ambtelijke ondersteuning OR Arbeidsduur (en werktijden): – definitie – omvang – randvoorwaarden bij inrichting werktijden 13 – rooster – tijdelijke wijziging – vaststelling werktijden Arbeidsmarkttoeslagen Arbeidsongeschiktheid: – nadere arbeidsvoorwaardelijke afspraken 37a 33 – salariëring 36 31 – (vakantie)verlof 32 lid 7 28 Arbeidsovereenkomst: – aangaan 8 lid 1 17 – beëindiging 86 51 – bepaalde tijd 9 18 – definitie 1 sub a 12 – duur 9 18 – inhoud 8 lid 2 17 – vastlegging/uitreiking 8 lid 1 17 Arbeidsvoorwaardelijke prikkels 37a 33 Avond-nacht-en weekenddienst: – aanvullende regels werktijden 13 lid 4, 6 en 9 21 B Beloningsaccenten i.v.m. functioneren 30b Versie 6, februari 2011 98 53 Beoordelingsregeling: – verstrekking – inhouding periodieke verhoging 4 sub a, 50 A A art. 6 56 A – toepassing, totstandkoming 61 437 – werkingssfeer 8 lid 17, 39 2 13 D – beloningsaccenten 30b 26 63 lid 3 Definities Bereikbaarheidsdienst: – definitie 10 16 lid 1 D art. 1 22, 92 Dienstauto J Dienstkleding – leeftijdsbegrenzing 13 lid 10 21 1 12 1 sub i 19 12 110 39 lid 4 sub b 12 77 30a 47 – vergoeding 16 lid 2 D art. 2 22, 92 Bestuurssamenstelling 64 H 44, 105 Betaling bij ziekte/arbeidsongeschiktheid 36 31 Bevallingsverlof 33 28 Bevordering naar hogere functie, salaris A art. 4 55 Bezwarenprocedure FWG E Einde dienstbetrekking 86 51 Eindejaarsuitkering 25 25 Etnische minderheden, positieve actie 59 42 Excessief beding 89 52 Extra periodieken A art. 7 E art. 5 95 Bijdrage werknemersorganisaties 71 46 Bijscholing (zie ook Studiefaciliteiten): – vastlegging in arbeidsovereenkomst 2 sub g 8 lid 17 – verplichting 43 38 Bromfietsvergoeding J 56 F Faciliteiten: – ondernemingsraadleden 63 44 – werknemersorganisaties 69, 70 45, 46 Feestdagen, verlof 32 lid 5 28 Fietsvergoeding 110 C Calamiteiten-en zorgverlof 33a 29 CAO: J 110 Functiebeschrijvingen 22 E 24, 93 Functiewaardering (FWG) 52 40 Fusiegedragsregels – duur 136 15 lid 2 C art. 2 22, 91 G 104 L Inhouding periodiek Garantieregeling A art. 10 Gebroken diensten 57 13 lid 8 21 Gedwongen ontslagen, procedure 53 40 Gehandicapte werknemers 56 42 Geldbronnen 7a 15 Gelddoelen 7a 15 Gesubsidieerde arbeid: – definitie 1 sub b 12 A art. 6 56 Initiatiefrecht werkgever en werknemer 60 43 Inpassingstabellen salarissen A art. 14 80 Inrichtingskosten E art. 14 – integrale toetsing I art. 3 108 Intimidatie, seksuele of andere vormen 55 41 Inval(oproep)krachten: – definitie 1 sub n 13 – nulurencontract 23 lid 4 24 J – toepassing 7 14 Landelijke Bezwarencommissie FWG (LBC-FWG) – administratiekosten bezwaarschriften E art. 15 99 – behandeling bezwaarschriften 98 E art. 16 99 – kostenveroordeling E art. 22 – ontvankelijkheid 101 E art. 13 – procedure 98 E art. 18 – reglement 100 E art. 23 – taak 101 Jeugdloon E art. 12 98 Gratificatie, jubileum78 47 Gratificatie, jubileum-, verkregen recht 93 52 A art. 2 lid 3 Jubileumgratificatie 54 – termijnen 78 47 Jubileumgratificatie, verkregen recht 93 52 E art. 20 – uitspraak 100 K E art. 17 99 – voeging en splitsing Kaderleden werknemersorganisaties: – faciliteiten 70 46 – verlof 69 45 E art. 19 100 Leerarbeidsovereenkomst 8 lid 3 A art. 15 17, 86 Leerling-werknemer: – bepalingen 38e, 38f 35 – definitie 38d 35 Leerlingsalarissen: – BBL E art. 21 100 – vertegenwoordiging en bijstand I IBC/RBC E art. 9 96 – bezwarenprocedure E art. 7 96 – reglement E art. 8 – samenstelling E art. 6 96 95 – taak Inconveniënte uren: – bepalingen J Kraamverzorgenden: – partusassistentie C art. 1 91 – definitie 15 22 – leeftijdsbegrenzing 13 lid 10 21 – vergoeding Versie 6, februari 2011 Keuring, medische: – bij aangaan arbeidsovereenkomst 40 37 Kilometervergoeding 110 F art. 4 104 – vastgestelde werkdagen 18 lid 2 22 – wachtdienst 18 lid 1 F 22, A art. 15 86 – verkorte opleiding kraamverzorgende A art. 18 87 Levensloopregeling 7a 15 Loon (Salaris): – algemeen 23 A 24, 54 137 – leerlingsalarissen 1 sub d OCenW-opleidingsstelsel A art. 15 86 – loondoorbetaling inval/oproepkracht 4 23 lid 24 – tijdens op non-actiefstelling 81 lid 3 49 – tijdens schorsing 80 lid 4 49 – tijdens ziekte en arbeidsongeschiktheid 36 31 – uitbetaling 23 lid 3, 6 24, 25 M Medische keuring: – bij aangaan arbeidsovereenkomst 40 37 Meerkeuzesysteem arbeidsvoorwaarden 7a 15 Minderheden, positieve actie 59 42 Model functiebeschrijving FWG 51 A art. 15 86 Ondernemingsraad: – ambtelijke ondersteuning 63 lid 4 44 – bestuurssamenstelling 64 44 – faciliteiten 63 44 – hoogste dagelijkse leiding 65 44 – spaarloonregeling, verzoek 79 48 – verstrekking reglement 8 lid 4 sub d 17 Ongewenste intimiteiten 55 41 Ontbinding arbeidsovereenkomst 86 lid 1 51 Ontheffing verhuisplicht: – toepassing 41 lid 3 37 – vastlegging in arbeidsovereenkomst 8 lid 2 sub a 17 – wederzijds goedvinden 86 lid 1 sub a 51 Ontslagvolgorde 53 lid 6 41 Opleiding (zie ook Studiefaciliteiten): – loonsom 38a lid 1, 38b 34 – verplichting 43 38 Oproep(inval)krachten: – definitie 1 sub n 13 Opzegging: – dienstverband 86 51 – opzegtermijn 86 lid 2 51 – tijdstip en wijze 86 lid 2 51 Opzegtermijn 86 lid 51 2 Ouderschapsverlof, pensioenpremie bij 33b 29 Overlijden E bijlage 102 Ontslag: – OBU N Nacht(avond-en weekend)dienst: – aanvullende regels werktijden 13 lid 4, 6 en 9 21 Nevenfuncties: – toepassing 44 38 – vastlegging in arbeidsovereenkomst 8 lid 2 sub f 17 Non-actiefstelling (zie ook Schorsing) 81 49 Nul-urencontract 23 lid 4 24 O OAT f OBU 1 sub 12 86 lid Versie 6, februari 2011 86 lid 1 sub d 51 – ontbinding door rechter 86 lid 1 51 – ontslagvolgorde 53 lid 6 41 – op staande voet 86 lid 1 51 – opzegging 86 lid 1 sub e 51 – overlijden 86 lid 1 51 – pensionering 86 lid 1 sub c 51 – proeftijd 86 lid 1 51 – wachtgeld 87 N 51, 116 86 lid 1 51 Overlijdensuitkering 88 51 Overwerk: – begrenzing omvang B art 6 90 – beperkingen B art 1 en 2 89 – definitie 14 lid 1 21 – leeftijdsgrenzen 13 lid 10 21 – vergoeding 14 lid 2 B art 3 en 4 21, 89 P Parttime werk (deeltijd) 60 43 138 Partusdiensten 2 sub c 18 lid 3 23 17 Professioneel statuut 39 lid 3 37 Pauze: – indeling tabel FWG-systematiek A art. 11 – vaststelling – definitie 1 sub r 13 Pensioenpremie bij ouderschapsverlof 33b 29 Pensioenpremieverdeling 79a 48 Pensioenreglement, verstrekking 8 lid 4 sub b 17 Pensionering 86 lid 1 sub c 51 Periode, definitie 1 sub h 12 Periodiek, definitie A art. 1 54 – extra periodieken A art. 7 56 – inhouding periodiek R Reglement Ondernemingsraad, verstrekking 8 lid 4 sub d 17 Reïntegratie 56 lid 2 42 Reis-en verblijfkosten 74 J 47, 112 Reis-en wachttijden, arbeidsduur 1 sub i 12 Reiskosten 74 J 47, 112 Relatiepartner: – definitie 1 sub i 12 53 40 Rooster 12 19 8 lid 17 S – vaststelling datum Salariëring: – algemeen A art. 3 55 Plaats van tewerkstelling: – definitie 1 sub j 12 – tijdelijke wijziging 39 lid 1 sub c 37 – verhuisplicht 41 37 Positieve actie vrouwen/etnische 59 42 minderheden Proeftijd: – algemeen 8a 17 – ontslag 86 lid 1 51 – vastlegging in arbeidsovereenkomst 8 lid 23 A 24, 54 – leerarbeidsovereenkomsten 8 lid 3 A art. 2 en 15 17, 54, 88 – tijdens zwangerschaps-en bevallingsverlof 33 28 – tijdens op non-actiefstelling 81 lid 3 49 – tijdens schorsing 80 lid 4 49 – tijdens ziekte en arbeidsongeschiktheid 57 23 lid 24, 1 A 54 Salarisanciënniteit Reorganisatie A art. 6 56 – tijdens 2e ziektejaar 36 lid 6 31 – vastlegging in arbeidsovereenkomst 2 sub e Versie 6, februari 2011 1 sub g 12 36 31 A art. 1, 2, 54, 55, 56 4 en 4 Salarisschaal/aanloopschaal A art. 1 en 13 54, 58 Schorsing (zie ook nonactiefstelling) 80 49 Seksuele of andere vormen van 55 41 intimidatie SER-fusiecode 52 40 Slaapdienst: – definitie 17 lid 1 22 – vergoeding 17 lid 2 22 Sociaal Plan (Fusiegedragsregels) 52 lid 5 40 Spaarloonregeling 79 48 Staande voet, ontslag op 86 lid 1 51 Stagiaires: – begeleiding 39 lid 37 5 – definitie 38d sub c 36 – vergoedingsregeling 38g 36 Studiefaciliteiten K 75 47, 115 – uitbetaling 23 lid 3, 6 24 Salaris: – definitie Studieverlof K art. 3 115 139 37 T Vakbondsconsulent: – rechtsbescherming Telefoonkosten 76 47 69 lid 4 45 7a 15 Vakorganisaties (werknemersorganisaf Tijddoelen 7a 15 Tijdelijke wijziging: – arbeidsduur/werktijden 39 lid 1 sub b 37 – plaats van tewerkstelling 39 lid 1 sub c 37 – werkgebied a 39 lid 37 39 lid 1 sub 37 J 112 – bereikbaarheidsdienst 16 lid 2 D art. 2 22, 94 – bromfiets U 112 Uurloon, definitie 1 sub o 13 V – openbaar vervoer Vakantiekrachten: – definitie J – overwerk 1 sub m 13 – werkingssfeer 2 lid 2 14 Vakantietoeslag: – omvang B art 3 en 4 – reis-en verblijfkosten J – slaapdiensten – studiekosten 34 lid 4 30 K art. 4 – telefoonkosten (Vakantie)verlof: – omvang 32 lid 1 en 2 27 – opbouw bij arbeidsongeschiktheid 32 lid 7 28 – opname 32 lid 3 en 4 27 – opname i.v.m. persoonlijke gebeurtenissen 32 lid 4 27 95 112 15 22, 93 – verstrekking CAO 8 lid 4 sub a, 50 17, 39 Verplichtingen werknemer: 112 – bijscholing/opleiding 14 21, 91 74 47, 112 17 lid 2 22 34 lid 1 t/m 29 Verlof: – calamiteiten-en zorgverlof 33a 29 – feestdagen 32 lid 5 28 – leden werknemersorganisaties 69 45 – (vakantie)verlof 32 27 – zwangerschaps-en bevallingsverlof 33 28 – informatieplicht FWG J – inconveniënte uren C 89, 93 52 E art. 2 – fiets 2a 14 Verkregen rechten Verplichtingen werkgever: 77 47 Uitzendkrachten Versie 6, februari 2011 1 sub 12 ties) Verblijfkosten dienstreizen 74 J 47, 112 Vergoedingen: – auto/motor J – dienstkleding 3 – uitkering 8 lid 17 – verlof Tijdbronnen 1 sub c – werkzaamheden – vastlegging in arbeidsovereenkomst 2 sub a 70a 46 75 47, 115 76 47 43 38 – geneeskundig onderzoek: – bij aangaan arbeidsovereenkomst 40 37 – nevenfuncties 44 38 – tijdelijke wijziging: • arbeidsduur en werktijden 39 lid 1 sub b 37 – verhuiskosten 73 I 46, 109 – waarneming hoger gesalarieerde functie 30 25 Verhuiskostenvergoeding 73 I 46, 109 Verhuisplicht: – toepassing 41 • plaats van tewerkstelling/werkgebied 39 lid 1 sub c 37 • werkzaamheden 39 lid 1 sub a 37 – verhuizing 41 37 Verstrekking CAO 140 8 lid 4 sub a, 50 17, 39 Vervroegde uittreding (OBU) 86 lid 1 sub d 51 Verzuim-en arbeidsomstandighedenbeleid 37a 33 Vrouwen, positieve actie 59 42 – bijdrage – verlof 71 46 9 lid 2, 33 18, 28 – definitie 1 sub f 12 – faciliteiten leden 70 46 – verlof leden 69 45 Werkoverleg: – definitie W Waarneming hoger gesalarieerde functie 30 25 Wachtdienst voor kraamverzorgenden 18 lid 1 F 22, 106 Wachtgeld 87 N 51, 118 Wederzijds goedvinden, ontslag 86 lid 1 sub a 51 Weekend(avond-en nacht)dienst: – aanvullende regels en werktijden 13 lid 4, 6 en 9 21 Werkgebied: – definitie 1 sub k 12 – tijdelijke wijziging 39 lid 1 sub c 37 1 sub p 13 – organisatie 54 41 Werktijden: – kraamverzorgenden, rooster 12 lid 3; 18 lid 1 en 2 19 – levensbeschouwing 12 lid 4 19 – randvoorwaarden bij inrichting 13 19 werktijden – rooster 12 19 – tijdelijke wijziging 39 lid 1 sub b 37 – vastlegging in arbeidsovereenkomst 8 lid 2 sub d 17 – verhuisplicht 41 37 Werkgever: – definitie – vaststelling 12 19 Wijziging CAO 1 sub k 12 98 lid 3 53 – initiatiefrecht 60 43 Werkgeversvereniging 1 sub f 12 Werkingsduur CAO Zakgeld leerlingen 98 53 Werkingssfeer CAO 2 13 Werknemer: – definitie 1 sub c 12 – initiatiefrecht 60 43 Werknemersorganisaties: Versie 6, februari 2011 Z A art. 16 89 Ziekte: – betaling bij ziekte en arbeidsongeschiktheid 36 31 – nadere arbeidsvoorwaardelijke 37a 33 afspraken Ziektekostenverzekering, tegemoetkoming 72 47 premie Zwangerschap/bevalling: 141