Positionpaper PGB Stand per april 2012 De VGN over het Persoonsgebonden Budget (PGB) §1 Achtergrond De PGB-maatregelen van het Kabinet in 2011 hebben grote maatschappelijke onrust veroorzaakt. VWS ziet nu graag dat reguliere aanbieders van Zorg in natura (ZIN) zoveel mogelijk de innovaties die het PGB heeft gebracht, overnemen. Eigenlijk moeten de reguliere toegelaten aanbieders hun zorg in natura zoveel mogelijk à la het PGB modeleren. VWS vraagt aan de instellingen (aanbieders) waardoor dat nu feitelijk belemmerd wordt en doet daarbij een beroep op de brancheorganisatie. De VGN heeft daarom een expertmeeting met leden van de Vereniging (en na de pauze met VWS, het Platform-VG en Per Saldo) georganiseerd (13 februari 2012). De vraagstelling kwam hier op neer: kunnen we de ZIN zodanig flexibiliseren, dat eigen regie à la het PGB centraal staat? Tegen welke belemmeringen lopen we daarbij aan? En waar gaat het bij ZIN juist al langer goed? Hoe ligt de relatie met (een eventueel onderaannemerschap van) ZZP-ers? Het doel was om deze vragen te verkennen en om op basis van de uitkomsten een standpunt van de VGN over PGB te formuleren. §2 Uitkomst Volgens de deelnemers zijn ZIN en PGB zijn twee wezenlijk verschillende systemen. PGB is van oorsprong anders bedoeld dan ZIN: zorg in huis, zoals het gezin het zelf wil, met de gezinsleden zelf ‘aan de knoppen’ om te sturen. De kern van PGB-zorg is immers het opdrachtgeverschap van de cliënt (of: het werkgeverschap bij de cliënt). Dat is per definitie in een instelling onmogelijk. Een ZIN-instelling heeft een heel apparaat nodig, met regels omtrent CAO, Arbeidstijdenwet (ATW) en IGZ, met een verantwoordings- en registratieplicht, met overhead én met sectorale professionele standaarden (opleiding). Die beide systemen gaan niet samen. Het echte probleem in het bekostigingssysteem van ons zorgstelsel (AWBZ) zit ergens anders en kenden we bij de ZIN al langer. Nu komt het ook bij het PGB scherp naar voren: de indicatiestelling aan de ‘voorkant’ van het systeem is breder dan de beperkte financiële ruimte aan de achterkant van het systeem. Beheersing van de kosten bij ZIN vindt daarom al langer plaats via een beperking van de contracteerruimte. Bij PGB begon al een beheersing te komen via het plafond van de subsidie en het wordt nu per 2012 nog sterker door de PGB-maatregel. Deze discrepantie in het systeem leidt er toe dat keuzevrijheid en zorg op maat in het gedrang komen. Dat moet de overheid niet oplossen door van ZIN te verwachten de zorg à la het PGB te modeleren. Bij de huidige PGB-maatregelen van het Kabinet zie je nu al twee lijnen (een soort vermenging) ontstaan: PGB gaat ZIN-kenmerken krijgen: slechts toegankelijk met een verblijfsindicatie, er moet een zorgplan komen, het zorgkantoor moet gaan toetsen terwijl men daar weinig inhoudelijke kennis over zorg heeft; ZIN moet via flexibilisering steeds meer op PGB gaan lijken. De oplossing ligt volgens de leden echter veel meer bij een echte persoonsvolgende bekostiging, waarbij indicatie en bekostiging in evenwicht zijn. Maar daar achter ligt een macrobudgettair probleem. Tegelijkertijd geldt: in beide systemen moet en kan de zorg cliëntgericht en innovatief geleverd worden. Dat kan en moet bij ZIN evengoed als bij PGB: er zijn ook daadwerkelijke goede voorbeelden. §3 Dilemma’s Er kwamen in de expertmeeting drie dilemma’s naar voren (meer of minder breed gedragen). Wil je PGB (cliënt heeft de beschikkingsmacht) en ZIN (een professioneel systeem met wettelijke regelingen) vermengen? Het moet wat de betreft de leden blijven: en – en. Beide systemen hebben hun eigen voor- en nadelen: ZIN heeft in tegenstelling tot PGB professionele standaarden; PGB heeft in tegenstelling tot ZIN meer beschikkingsmacht voor de cliënt. Willen we dat PGB flink gaat groeien, desnoods ten koste van ZIN? Sommige leden vinden dat wel consequent (zeker als de cliënt daarvoor kiest), maar anderen vragen zich af of we die kant op moeten, want het gaat ten koste van de professionele kwaliteit. Dat we het ZIN-systeem wel wat ‘regel-armer’ willen, staat daar los van. Mogelijk kunnen ZIN-aanbieders (gebonden aan de CAO GHZ) een oplossingsrichting zoeken door aparte BV’s op te richten voor PGB-zorg (al dan niet met ZZP-ers), zonder binding aan de CAO; sommige leden zien daar wel heil in, anderen vragen zich af of het die kant op moet en of dat überhaupt wel kan in verband met het algemeen verbindend verklaren van de CAO. §4 Conclusies In dit stadium is de visie van de VGN als volgt: ZIN kan niet alles wat het PGB kan, maar beide hebben hun eigen waarde. Beide systemen moeten naast elkaar blijven bestaan. De overheid moet de trechtervorming in het systeem (de voorkant/indicatiestelling is groter dan de achterkant/bekostiging) aanpakken. Dan kan de cliënt prima zelf kiezen tussen de professionele standaard (ZIN) enerzijds of de eigen beschikkingsmacht (PGB) anderzijds. Beide systemen kunnen en moeten klantgericht te werken. Frits Mul 2