Gastcollege D. Sandra: (2002-2003) De morfologie van vervoegde werkwoorden in het Nederlands – ‘still errors after all these years’ Spellingsregels in het Nederlands • Het fonologisch principe De Nederlandse spelling is in sterke mate fonologisch: ‘spel wat je hoort’. • Het morfologisch principe Een morfeem wordt altijd op dezelfde wijze gespeld, zelfs al wordt het fonologisch principe hierdoor geschonden. We baseren ons dus op analogie bij het spellen van woorden: 1. analogie op niveau van de stam (paard <> paarden omdat goed <> goede en word <> worden) 2. analogie op niveau van het suffix (hoorbare suffix: hij komt, dus: hij wordt) Beide vormen van analogie komen voor bij ww-spelling, wat het zo ingewikkeld maakt. (word <> worden, en hij wordt omdat hij komt) Observaties: 1. Werkwoordregels zijn moeilijk te leren (kinderen) 2. Eens gekend, blijken ze toch nog tot fouten te leiden, zelfs al wordt er veel aandacht aan besteed. Onderzoek: Uit observatie kon Sandra vaststellen dat er twee opvallende foutsoorten zijn; namelijk fouten op onhoorbare suffixen en fouten op suffixen van gelijkklinkende werkwoordsvormen of homofonen. Dit onhoorbare suffix kan slechts via de regels van analogie gespeld worden. Dit kost de speller tijd, daardoor zal hij ofwel gokken ofwel uit tijdsgebrek voor D kiezen. Homofone vormen veroorzaken verwarring. Er is geen hoorbaar verschil tussen ‘word’ en ‘wordt’. Die verwarring kan leiden tot willekeurig kiezen tussen D en DT, of kiezen voor de meest voorkomende vorm (frequentie vorm) in de geschreven taal. Experiment1 : Fouten uitlokken. Dicteren tegen tijdsdruk. Afstand tussen pv en ww vergroten. Frequentierelatie tussen twee homofonen. Dit onderzoek leidt tot volgende vaststellingen: Bij het spellen werken twee geheugensystemen samen: 1) het langetermijngeheugen of het mentale lexicon 1 2) het werkgeheugen Experiment2 : Nonsenwoorden. Er wordt vaak voor een D-vorm gekozen, maar soms vindt men hier en daar ook een DT-vorm terug. Conclusies: D en DT-werkwoordsvormen worden kennelijk apart door het brein opgeslagen. Regelvorming gebeurt traag (vooral bij grote pv en ww afstand). rekening houdend met de gastcollege vraag op het voorbeeld examen: . Morfologie Stel dat je dt-fouten onderzoekt bij D-dominante werkwoorden (werkwoorden die vaker in hun D-vorm gebruikt worden dan in hun DT-vorm) en vaststelt dat hun DTvorm (3de persoon enkelvoud OTT) vaker fout gespeld wordt als D-vorm dan vice versa. Hieruit kan je niet afleiden dat vormfrequentie het risico op een spelfout bepaalt. Welke alternatieve verklaring zou je kunnen bieden? Wat moet je onderzoeken om de oorzaak van de fouten wél eenduidig te kunnen verklaren? (max. 15 regels) 2