VRAAG "Ik werk als zorgcoördinator in het lager onderwijs. Sedert dit jaar hebben wij een grote groep anderstalige leerlingen op school. Zij ervaren heel wat moeilijkheden met spellingregels die beroep doen op 'taalgevoel'. Zo horen zij niet of het meervoud van hond honden of honten is. Hoe pakken we dat aan? Wat kunnen we doen om deze leerlingen te helpen?" (Lien, zorgcoördinator) ANTWOORD Het basisprincipe van spellen in het Nederlands is het fonologisch principe. Elke klank (foneem) stemt hierbij overeen met een klankteken (grafeem). Woorden die volgens dit principe geschreven kunnen worden, zijn klankzuiver. Anderstalige leerlingen die eerst leerden lezen en spellen in een andere taal, kunnen het al knap lastig hebben met deze klankzuivere woorden. Klank-tekenkoppelingen kunnen immers verschillen van taal tot taal. Het Nederlands bevat niet alleen klankzuivere woorden. Sommige niet-klankzuivere woorden worden geschreven volgens het morfologisch principe. Hierbij gaat men voor de spelling van het woord niet uit van de klank, maar van de vorm van het woord. Het morfologisch principe omvat twee regels: de regel van gelijkvormigheid en de regel van analogie. Volgens de regel van gelijkvormigheid worden morfemen altijd op dezelfde manier geschreven, ondanks variaties in uitspraak. We schrijven hond met een /d/ en niet met een /t/ omdat honden ook met een /d/ wordt geschreven. De regel van analogie houdt in dat woorden die op dezelfde manier zijn gevormd, op dezelfde manier worden geschreven. Zo schrijf je 'hij antwoordt' naar analogie van 'hij speelt'. In sommige gevallen beslist de historische oorsprong over de schrijfwijze van woorden. Dat is het etymologisch principe. Het gebruik van ou of au, ei of ij, c of k zijn hier voorbeelden van. Ook leenwoorden vallen onder het etymologisch principe, de spelling van deze woorden is uit het land van herkomst overgenomen. De regel van gelijkvormigheid doet inderdaad beroep op ons 'taalgevoel'. Anderstalige leerlingen zullen vaak niet horen of het meervoud van hond honden of honten is. Hoe kan je deze leerlingen helpen? Soms helpt het aanbieden van context: wanneer je bijvoorbeeld een aanvulzin opstart (‘mijn oma heeft één hond, maar onze buren hebben wel drie...’), gebeurt het dat kinderen er wel in slagen om het correcte meervoud te vormen. Wanneer deze tussenstap geen verbetering geeft, zullen leerlingen deze woorden moeten inprenten of uit het hoofd leren. Dat is ook het geval bij woorden die we schrijven volgens het etymologisch principe. Oplijsten van bijvoorbeeld woorden die eindigen op -d en woorden die eindigen op -t lijkt dan de enige uitweg. Belangrijk is om ook telkens de meervoudsvorm van deze woorden aan te bieden. Door het veelvuldig herhalen van deze woorden, kan de schrijfwijze uiteindelijk ingeprent worden. Wees creatief en zoek naar diverse manieren om deze woordrijtjes aan te bieden (bijvoorbeeld via flitskaartjes, overhoorprogramma's, spelletjes...). Je start het best geïsoleerd, ofwel woorden op -t ofwel woorden op -d. Stimuleer de omgeving om in diverse settings te oefenen (bv. in de klas, bij de zorgleerkracht, bij de logopedist, thuis...). Hoe groter het aanbod, hoe groter de kans dat de leerling de juiste vorm zal opnemen in zijn dagelijks taalgebruik. CONTACT Liesbeth Van den Eynden Expertisecel Taal en leren Opleiding Logopedie en Audiologie Thomas More [email protected]