ROTAVIRUS Meer dan eens wordt het LIC attent gemaakt op een ziekte, die bedreigend zou kunnen zijn voor de gezondheid van onze honden. Vaak wordt dan een oorzaak genoemd van bepaalde verschijnselen, die echter ook bij andere ziekteverwekkers voorkomen. Zo kunnen b.v. gebrek aan eetlust, niet willen drinken, waterige, soms met slijm en bloed gemengde diarree en braken wijzen in de richting van het rotavirus, maar het beeld kan ook worden verward met vele andere virussen (parvocorona-; reo-; astrovirus etc), bacteriën (salmonella-; campylobacter-;clostridium etc.) en parasieten (o.a. giardia). Met andere woorden: er zal eerst een diagnose aan de hand van een test gesteld moeten worden en dat is niet altijd even eenvoudig. Het parvovirus kan b.v. binnen 15 minuten in de ontlasting worden opgespoord met de z.g. Elisa-sneltest, maar voor de meeste andere virussen zijn echter nog geen specifieke testen ontwikkeld. De aanwezigheid van antilichamen in het bloed of de ontlasting kan erop wijzen dat de hond OOIT met een virus in aanraking is geweest, maar alleen het aantonen van het virus zelf is bewijzend. Het feit dat van het rotavirus hoge concentraties antilichamen algemeen voorkomend zijn bij volwassen honden geeft aan dat zij eerder met het virus besmet zijn geweest. Als pup (tot plm. 4 maanden) is de hond duidelijk veel gevoeliger voor een infectie met het rotavirus, dat via de faecaal-orale weg - dus van de ontlasting naar de mond – wordt overgebracht. Zolang een virus niet in de kiem kan worden aangepakt zal de dierenarts alleen de symptomen kunnen behandelen en er vooral voor zorgen dat de hond geen uitdrogingsverschijnselen krijgt. Het virus, dat ongevoelig is voor maagzuur beschadigt de darmvlokken (villi) aan de binnenkant van de dunne darm (zie afbeelding) waardoor de vertering en opname van voedingsstoffen (o.a. eiwitten, suikers, vetten, vitaminen) in de bloedbaan verslechtert. Door het achterblijven van deze stoffen in de darm wordt overmatig veel water onttrokken aan het lichaam, waardoor zogenaamde osmotische diarree ontstaat en gevaar voor uitdroging van het lichaam bestaat. Wanneer de hond ook braakt wordt nog meer vochtverlies geleden dan via de darm alleen. Behandeling: Door het risico op uitdroging –met alle gevolgen van dien – zal in de eerste plaats de vochtbalans in het lichaam hersteld moeten worden. Bij ernstige uitdrogingsverschijnselen is een vloeistof therapie (infuus) vereist. Als bij ernstige diarree binnen 24 uur een dierenarts wordt geraadpleegd volstaat vaak een behandeling met een speciaal dieetvoer en medicijnen die de darmwand beschermen en giftige stoffen wegvangen. Een injectie met een middel dat de misselijkheid tegen gaat kan ervoor zorgen dat de hond het eten niet laat staan. Door een lichtverteerbaar, speciaal dieetvoer – in kleine beetjes verdeeld over de dag – wordt het darmkanaal minimaal actief gehouden en krijgen de darmcellen de benodigde energie om weer te herstellen. Op deze manier blijkt er ook weer meer vocht te kunnen worden opgenomen dan wanneer er alleen water wordt gegeven en kan uitdroging – de grootste boosdoener van deze infectie – worden voorkomen en zal de hond weer snel beter worden.