WIJSBEGEERTE: H3: Het subject in het centrum: de moderne tijd 1 Inleiding 1.1 Een nieuwe tijd breekt aan 1.1.1 De geboorte van een nieuwe tijd Vanaf 16de Eeuw: transformatie in Westerse cultuur (nieuw klimaat): Kunst, religie Economie, politiek DE HELE CULTUUR Filosofie, wetenschappen filosofie: speelt in op verandering, loopt er soms op vooruit! Verandering: zichtbaar in Schepping (Michelangelo): mens even dominante positie als God! Robinson Crusoe (Daniel Defoe): nieuw bestaan opbouwen op onbewoond eiland leefbare wereld scheppen Aandacht op de mens ONTDEKKING VAN HET SUBJECT Bewust handelend ‘ik’ Centraal in de wereld Objecten krijgen zin en betekenis van daaruit ‘nieuwe tijd’: 16de Eeuw – 19de Eeuw Geen uitvinding van historici! Filosofie en wetenschappers hebben moderniteit zelf aangekondigd Middeleeuwse denktrant afgedaan Opkomst nieuwe wetenschap nieuwe wetenschap: andere verklaring voor wereld en dingen Filosofie heridentificeren in confrontatie met moderne natuurwetenschap Zaken niet te eenvoudig voorstellen Nieuwe wetenschap is filosofie? Newton: ‘moderne filosofie (gebaseerd op wiskundige principes) Vanaf 18de eeuw: duidelijk dat doelstellingen filosofie ≠ doelstellingen wetenschap Succes moderne wetenschap: ‘nadelig’ voor filosofie Comte: elke filosofie die geen resultaten van wetenschap synthetiseert is overbodig! 1.1.2 Renaissance en humanisme 1ste fase: renaissance en humanisme Erasmus, Morus, Vives, Lipsius Willen loskomen van scholastieke middeleeuwse denkwijze Aansluiting bij de Oudheid · Kritische edities van oude teksten Luther, Calvijn Godsdienstige vernieuwingbewegingen Kritiek op structuur, praktijk en instellingen kerk (Reformatie) 1 Geloof van individu = beslissende factor, relatie God – individu centraal Vanaf 17de Eeuw: belang voor filosofische uitwerking van rol van subject Nieuwe impuls aan filosofie door ontdekkingen: Plaats voor god, individu en kosmos is filosofie Synthese op basis van menselijke rede (aandacht voor mens en zijn kunnen) Mens blijft ingeschakeld in groter geheel 1.1.3 Verlichting Vanaf 18de Eeuw: klemtoon op mens als subject neemt toe grote verschillen in Europa: FR: politieke en maatschappelijke dimensie GER: culturele en filosofische dimensie (Aufklärung) gelijkenissen: Kritisch karakter: Al wat rationele toets niet doorstaat wordt betwijfeld Wat niet redelijk te verantwoorden is: VERWERPEN Redelijk denken: · Wiskunde · Natuurwetenschappen Discussie met ALLE VORMEN van traditie Emancipatorische tendens: Vrijheid van denken · Leidt tot vooruitgang · Vooruitgangsgedachte Theoretisch en praktisch Autonomie individu · Moreel vlak · Politiek vlak · Economisch vlak Losmaken uit tradities, verplichtingen en conventies · Lusrukken religieuze en morele motieven · Nuttigheid en efficiëntie primeren Egoïsme Ten dienste van geluk, ontplooiing van de menselijke vrijheid Ontwikkeling eigen talenten Formulering van mensenrechten Werkelijk = redelijk · Basis voor optimisme van die tijd bekendst en invloedrijkst in FR Diderot Encyclopédie, ou dictionnaire raisonné des sciences, des arts et des métiers D’Alembert Franse Revolutie (1789) 2 Vanaf midden 18de Eeuw: tegenbeweging Romantiek GER: Hamann, Herder Aandacht voor gevoel Klemtoon op eigen geschiedenis en cultuur 1.2 Een nieuw type van weten Wat is er nu zo nieuw aan? Differentiatie van het weten Bijzondere rol van subject 1.2.1 Succes van de wetenschap premoderne weten Verschillende vormen van weten hiërarchisch geordend Hoogste vorm van weten bevat waarheid van alle vormen van denken (ME: christendom) Laagste vorm ondergeschikt (ME: alles ondergeschikt aan christendom) Vanaf 16de Eeuw: VERANDERING Nieuwe soort weten door nieuwe methodologie van nieuwe wetenschappen (experiment, bewijsvoering, empirische toetsing) Aanvankelijk: binnen filosofie Eind 18de eeuw: loskoppeling wetenschap en filosofie (naast elkaar) Belangrijke factor voor afsplitsing: succes natuurwetenschappen Verklaart natuur Mens in staat om grotere domeinen van omgeving te manipuleren en beheersen Zintuiglijke waarnemingen KENNIS op gelijke voet met ‘op natuurwetenschappelijke wijze verkregen kennis’ Al bij aanvang moderniteit (Descartes) Andere kennis in diskrediet (vb. filosofie) Filosofie bepaald door verhouding met natuurwetenschappen HERPOSITIONERING zintuiglijke werkelijkheid ondergeschikt aan wetenschappelijk kennen Descartes: wetenschappelijke moraal Hobbes: leviathan 1.2.2 De dragende rol van het subject basis van alle kennis: SUBJECT Menselijke geest = oorsprong en fundament van het weten In alle verhoudingen tot werkelijkheid! Economie, religie, politiek, juridische aspect oorsprong en fundament van kennis: kennis zelf voortbrengen, produceren Subject = actief in kenproces Kant: sleutel om kennis te begrijpen Kant’s copernicaanse revolutie: Mogelijkheidsvoorwaarden van objectiviteit niet aan kant van object Wel: kant van SUBJECT 3 Schept objecten van kennis uit ongeordende zintuiglijke waarnemingen kenbare wereld ineenschuiven ‘kennis’ en ‘maken’ Subject actief in proces van kennis Kloof tussen subject en object van kennis: Subject actief Object passief Subject (drager van intelligentie) bekleedt object (ongeordende, passieve materie) met zijn redelijkheid Object maakbaar Subject geeft ze vorm en structuur positie subject: Niet zomaar een gegeven Opgave die subject moet vervullen om werkelijk subject te zijn KANT: verlichting = aandurven om zelf te denken Verbinding met ontvoogding: toename zelf denken = afname van geloof in wat gezegd wordt = bevrijding van bevoogding 2 Het rationalisme: René Descartes 2.1 Op zoek naar een nieuw en zeker uitgangspunt Nieuwe wetenschap: beslissende wending Ook kansen voor filosofie Filosofie zelfde weg inslaan? Descartes: radicale aanpak Leverde baanbrekend werk in moderne wetenschap Bewondert zekerheid en helderheid van wiskunde Denkt dat filosofie hier inspiratie uit kan putten Wil filosofie aanpassen aan nieuwe ontwikkelingen Traditionele filosofie kan weten van nieuwe wetenschappen niet verklaren Wil zekerheid in filosofie Komt van mathematisch karakter van wetenschap · Constructieve methode · Inzichten, stellingen (synthese, analyse) Mathematische methode toepassen op kennis van werkelijkheid = MATHESIS UNIVERSALIS veronderstellingen: Methode bruikbaar voor kennis van werkelijkheid Onbetwijfelbaar evident uitgangspunt Geen veronderstellingen! Bruikbaar als fundament voor ALLE WETEN 1ste zekerheid nodig om zekerheden te kunnen afleiden Om die te vinden: methodische twijfel Cartesiaanse twijfel = methodisch Doelbewust gekozen techniek Gericht op ontdekken van zekerheden (tegen twijfels bestand) 4 Theoretische twijfel (niet reëel) Alles wat voor twijfel vatbaar is OPZIJZETTEN Resultaat: veel zekerheden zijn slechts schijn (niet bestand tegen twijfel) schijnbare zekerheden: Vroegere inzichten van filosofen en wetenschappers Zintuiglijke waarnemingen Argument van de illusie: · Bedriegen ons soms (stok in water gebroken) Argument van de droom: · Soms denk je waar te nemen maar is het een droom ( ≠ echt!) · Geen zekerheid dat we niet permanent in droomwereld zitten Wiskundige zekerheid Afhankelijk van werking van onze geest Kwade geest! (misleidt ons) 2.2 Zekerheid van het cogito 1ste zekerheid: vloeit voort uit het feit dat ik twijfel Niet twijfelen over activiteit van twijfelen als ik twijfel! ‘denken’ volgens Descartes in ‘Over de Methode’ = dubbelzinnig Reeks mentale activiteiten Besef van activiteiten die aan elke twijfel ontsnappen Denken dat je denkt Denken dat je voelt onderscheid maken tussen die twee soorten ‘penser’ Wat is precieze aard van ‘ik’? Ik bestaat in denkactiviteit en geheeld op zichzelf Denkend ding, substantie Geen relatie tot iets buiten zichzelf Bewust van zijn denkactiviteit 1ste zekerheid = BESTAAN VAN DENKACTIVITEIT (=evidentie) Inhoud geen belang ‘je pense donc je suis’ 2.3 Van het cogito naar de wereld zoektocht naar nieuwe zekerheden met zelfde graad van stelligheid Methodische twijfel ≠ eindpunt = middel om nieuwe zekerheden te ontwikkelen Hoe nieuwe zekerheden vinden? Kenmerken eerste zekerheid: Klaar: uit zichzelf inzichtelijk en intrinsiek helder Welonderscheiden: scherp afgelijnd van andere ideeën = ZEKER = vertrekpunt + criterium van zekerheid 5 Binnen cogito: allerlei ideeën of bewustzijnsinhouden aanwezig Klaar en welonderscheiden Ingeboren ideeën Vindt cogito in zichzelf · Geen kopie van externe wereld · Vooraf gegeven uitrusting van cogito zelf Duister en verward Zintuigen kunnen aantonen dat er zich buiten cogito een wereld bevindt In cogito: ook zintuiglijke voorstellingen Leveren kennis over buitenwereld Zo bestaan van een wereld besluiten WERELD = AFGELEIDE ZEKERHEID zintuiglijke voorstellingen: Idee van lichamelijkheid in zich Komen en gaan (onafhankelijk van bewustzijn) Duister en verward NIET RECHTSREEKS DOOR MIJN BEWUSTZIJN VEROORZAAKT Niets bestaat zonder oorzaak DUS: Zintuiglijke voorstellingen veroorzaakt door buitenwereld geen volwaardig bewijs: Drang om oorzaak aan buitenwereld toe te schrijven Kloof tussen ik en wereld overbruggen Descartes doet beroep op GOD 2de zekerheid bestaan van God: klaar en welonderscheiden Idee van volmaaktheid, samen met bewustzijn van eigen onvolmaaktheid Omdat we over het idee beschikken, MOET het bestaan Redenering Descartes: al wat is heeft een oorzaak (Even rijk als het gevolg) Wat is oorzaak van idee van volmaaktheid in menselijke geest? Idee niet door menselijke geest ontworpen Veroorzaakt door iets buiten bewustzijn Oorzaak: · Minstens even groot als gevolg · Groter kan oorzaak niet zijn, gevolg is al oneindig OORZAAK = ONEINDIGHEID = GOD 1ste Godsbewijs steunt op afleiding van oorzaak uit gevolg Resultaat: 2de zekerheid = GOD God bestaat naast en buiten cogito God bezit alle kenmerken van volmaaktheid (onder andere waarachtigheid) God = onmogelijk bedrieger Twijfel aan mathematische kennis opgeheven 2de godsbewijs: mathematische ideeën: betrekking op wezen (essentie), niet op hun bestaan (existentie) Driehoeken bestaan niet noodzakelijk ALS ze bestaan, zullen ze 3 hoeken van 180° hebben 6 Uitzondering: de mathematische ingeboren klare en welonderscheiden idee van absolute volmaaktheid Bestaan = volmaakter dan ‘niet-bestaan’ en ‘noodzakelijk bestaan’ en ‘contingent bestaan’ Absolute volmaaktheid die niet noodzakelijk bestaat ≠ absolute volmaaktheid Noodzakelijk bestaan! Logische orde (denkorde) ontologische orde (zijnsorde) ‘duistere en verwarde’ voorstellingen? Niet door cogito veroorzaakt Niet door god veroorzaakt (hypothese van bedrieger) Almachtig: voorstelling in mijn geest veroorzaken Voorstellingen dan door god (onwaar) of door ding in werkelijkheid (waar)? · Om waar te zijn: oorzaak nodig van zelfde aard · Mijn idee van tafel is veroorzaakt door tafel in werkelijkheid · Tafel veroorzaakt door god: god bedrieger onmogelijk! ook argument van de droom weerlegd + 3de zekerheid: bestaan van een afzonderlijke stoffelijke wereld Optica leert ons brekingseffect in water Argument van illusie weerlegd 2.4 Slotbeschouwing Descartes: poging om hele werkelijkheid te herconstrueren vanuit cogito Brug tussen ik en wereld = mediaat realisme Realisme: wereld onafhankelijk van subject ( idealisme) Mediaat: kennis van buitenwereld wordt bemiddeld via bevestiging van bestaan van God ( is niet even direct als kennis van het eigen ‘ik’) radicale vraag naar beginpunt van zekerheid en waarheid: PROBLEMATISCH (inhoud & methode) Moeilijkheden zichtbaar bij nader onderzoek van 1ste zekerheid! (invloeden) 1ste moeilijkheid: hij noemt ‘ik denk’ een substantie (def.:bestaat op zichzelf, niets nodig om te bestaan, behalve schepping van god) Invloed van Scholastiek deel van ons natuurlijk verstaan van wereld: bestaat uit autonome dingen 2de moeilijkheid: noemt cogito denkend ding stapje te ver!! subject = substantie betekent: ‘ik’ is autonoom en identiek door verschillende denkactiviteiten NIET BEWEZEN! wel goed: als er gedacht wordt moet er ook een subject zijn van dat denken 3de moeilijkheid: ‘ik’ is niet alleen substantie, het is substantie die essentieel denkend is volgt niet uit eerste zekerheid hoe weet Descartes dit? Invloed van zijn intellectualisme: hij denkt in welbepaalde richting 7 4de moeilijkheid: ik denkende substantie lichaam van andere orde Dualisme: geestelijk lichamelijk Onmogelijk om eenheid in mens te begrijpen Lichaam = uitgebreidheid veronderstellingen bij interpretatie van Descartes van cogito: Cogito is substantie, in essentie denken Dualisme lichaam – geest NIET EVIDENT OM ABSOLUTE ZEKERHEID TE VINDEN ALS UITGANGSPUNT VIA METHODISCHE TWIJFEL Descartes merkt eigen veronderstellingen niet op door methode belangrijkste kritiek: van fenomenologische kant: Cogito als denkende substantie: Descartes sluit binnen 1ste zekerheid elke mogelijkheid uit om relatie te zien met object Wordt in hedendaagse fenomenologie GESLOTEN BEWUSTZIJN genoemd Elke verwijzing naar buiten als tweede denkmoment Probleem van de brug tussen ‘ik’ en wereld · Ofwel gesloten bewustzijn en geen buitenwereld · Ofwel geen gesloten bewustzijn en buitenwereld toch: Descartes zeer belangrijk Subject centraal = breuk in geschiedenis westerse filosofie = reden waarom hij vader van moderne wijsbegeerte wordt genoemd Vanaf Descartes herziet filosofie haar taak: wordt zoektocht naar fundament van wetenschappelijk weten Wel alleen kennis op basis van ervaring en geen methodologie meer zoals bij Descartes (te mathematisch) 3 Het empirisme: John Locke en David Hume inhoudelijke verschillen met rationalisme, toch gelijkenissen: Zoektocht naar fundament van onze kennis die tijd: oorsprong, draagwijdte en zekerheid van menselijke kennis beide stromingen voor zelfde probleem elk andere oplossing rationalisten: inhoud van denken (ingeboren ideeën) empiristen: kennisinhoud op basis van ervaring (kennis kan niet op zichzelf bestaan) A. LOCKE geest is bij geboorte leeg (onbeschreven blad) geen vooraf gegeven inhoud in bewustzijn Kennis verklaren: uitleggen hoe geest gevuld wordt Bewustzijn van onszelf Dingen door ervaring Ideeën in geest via 2 soorten ervaring: Uitwendige sensation (zintuiglijke waarneming) · Primaire kwaliteiten: meet- en telbaar kennis mogelijk · Secundaire kwaliteiten: niet meet- en telbaarnt mogelijk Inwendige reflection (inwendige zelfwaarneming van mentale handelingen) · Geloven · Willen 8 onderscheid tussen elementaire ideeën: rechtstreeks in ervaring gegeven bouwstenen voor onze kennis complexe ideeën: combinatie van elementaire ideeën (geen rechtstreeks equivalent met ervaring) (~ nominalisme bij waarneming: ervaren van eigenschappen zelfde bundel van eigenschappen ZELFDE DING (appel) blijvende kern waarin al die kwaliteiten permanent vastzitten (appel = rond, zoet) verscheidene kwaliteiten samenhouden substantie = ‘a something we know not what’ Wat is kennis dan? Waarneming van overeenstemming van onze ideeën Ervaringskennis: nooit absolute zekerheid! Enkelvoudige ideeën: meer kans op werkelijk bestaan (zeker bij primaire kwaliteiten) Verband tussen ideeën en waar ze naar verwijzen B. HUME radicaliseert empirisme WAAROM? empirisme gaat uit van vooronderstellingen die hij niet kan bewijzen bewustzijn met ideeën realiteit met karakter van substantie RADICAAL SCEPTICISME alle kennis steunt op indrukken (basis voor voorstellingen) overeenstemming tussen mijn indrukken en werkelijkheid? Voorstelling vergelijken met dingen in de werkelijkheid Probleem: werkelijkheid alleen via voorstellingen toegankelijk!! Geen indruk van substantie zelf Wel: innerlijke drang om geheel van onze indrukken met substantie te verbinden Innerlijke, psychische noodzaak GEEN aantoonbare band met empirische werkelijkheid enige werkelijkheid: wisselen en opeenvolgen van fenomenen in een bewustzijn dat zelf geen zelfstandige substantie is Volgens Descartes: uitweg door beroep doen op causaliteitsprincipe Volgens Hume: Ons denken kan dergelijk principe niet funderen Relatie oorzaak - gevolg slechts waarschijnlijkheid We zien na elkaar, maar niet ‘en gevolge van elkaar’ Geneigd causaal verband te zien MAAR associatie is geen werkelijke fundering! Sluit alle vaste begrippen uit: wereld, ik, causaliteit, God Gevolg: radicale scepticisme Niet in staat om onomstootbaar fundament voor onze kennis te leveren moeilijkheid voor alle wetenschap: PROBLEEM VAN INDUCTIE 9 4 Het kritische idealisme: Immanuel kant verlichting met sterk geloof in mogelijkheden van de rede 1ste successen nieuwe wetenschappen ‘kritik der reinen Vernunft’: menselijk kenvermogen onderwerpen aan kritisch onderzoek Rede zowel object(voorwerp) als subject(uitvoerder) van kritisch onderzoek 4.1 Kants probleem wiskunde en natuurwetenschap grote vooruitgang, metafysica NERGENS zekerheid over gevonden Wiskunde en wetenschap WEL zekerheid: volgens Kant door de omkering naar subject centraal = COPERNICAANSE REVOLUTIE Traditioneel: kennis richt zich naar object en is er een getrouwe weergave van Volgens Kant: omgekeerd: objecten richten zich op subjecten dat ze vormt Moment om Copernicaanse revolutie door te voeren in filosofie! Probleem van metafysica oplosbaar als subject uitgangspunt is? Experiment moet 2 vragen beantwoorden: Hoe is wetenschap mogelijk? Ze is mogelijk, dat staat vast. Alleen nog geen voldoende verklaring Is metafysica mogelijk? Hoe werkt de rede? antwoord zal waarschijnlijk duidelijk worden of bereik ligt in metafysica 4.1.1 Oordelen voorwaarden voor wetenschappelijke kennis: nog te algemeen Wetenschap = gehelen van oordelen Kant moet oordelen onderzoeken Analytische oordelen: predikaat in subject vervat (vb. cirkel is rond, want als we weten wat een cirkel is, weten we ook dat hij rond is) · Algemeen en noodzakelijk · Geen ervaring nodig · A priori Synthetische oordelen: predikaat toegevoegd aan subject (vb. bord is groen) · Geen algemeenheid en noodzakelijkheid · We moeten ons tot onze ervaring richten om na te gaan of ze met oordeel overeenstemmen · A posteriori Synthetische oordelen die toch a priori zijn: oordelen waarin nieuwe kennis wordt aangebracht, toevoeging is a priori · Algemeenheid en noodzakelijkheid · Vertrekpunt in ervaring · Vb.: [wiskunde (5+7=12), fysica (water kookt bij 100°) geldigheid niet betwist] en [metafysica (alles heeft een oorzaak) geldigheid betwist] Hoe zijn synthetische a priori oordelen mogelijk? ZE BESTAAN! Maar rationalisme en empirisme kunnen geldigheid niet verklaren Kant: wil definitieve poging ondernemen om mogelijkheid te verklaren met EXPERIMENT van de Copernicaanse revolutie 10 Kant noemt zijn onderzoek transcendentaal = bezighouden met wijze waarop we voorwerpen kennen in plaats van met voorwerp zelf Bevraagt geen inhouden van oordelen WEL: wil aangeven dat we moeten veronderstellen om geldigheid van oordelen in te kunnen zien ONDERZOEK NAAR A PRIORI MOGELIJKHEIDSVOORWAARDEN VAN KENNIS grondige analyse van kenproces = GESLAAGD! Stelt ons in staat mogelijkheid tot wiskunde en fysica te begrijpen Metafysica blijkt mogelijk kritisch onderzoek naar kenproces: originele synthese tussen empirisme en rationalisme Kennis: 2 componenten Iets dat kent Iets dat gekend wordt ‘Kennen’ volgt niet eigen weg, ontvangt wel inhouden die gegeven zijn Hij wil openheid van zintuiglijkheid en activiteit van het denken in overeenstemming brengen Mens GEEN onbeschreven blad (empirisme) en GEEN ‘ik’ met ingeboren ideeën (rationalisme) Wat dan wel? VERWERKINGSMECHANISME DAT AAN INHOUDEN VAN WAARNEMING VORMGEEFT Onderzoek van menselijk kennen: 3 onderdelen Transcendentale esthetica: a priori mogelijkheidvoorwaarden van zintuiglijke kennis Transcendentale analytica: a priori mogelijkheidvoorwaarden van werking verstand Transcendentale dialectiek: kritisch onderzoek van menselijke rede 4.2 De analyse van het kenproces: de zintuiglijkheid transcendentale esthetica: Kants theorie over zintuiglijkheid Als je waarneemt: er is mij iets ‘gegeven’ in die waarnemingen Gewaarwordingen = materie van zintuiglijkheid Zonder zintuigen: geen realiteit Alle kennis begint bij gewaarwordingen via zintuigen Naar voorwerp kijken, onmiddellijk gegeven (kleur, licht, schaduw) Structuur die aan basis van gewaarwordingen ligt achterhalen: alles wat tot concrete gewaarwording hoort wegdenken Wat overblijft = kenmerk van waarnemen Zo abstractie maken van eigenschappen van voorwerp Ruimtelijk aspect niet wegdenken Hoort tot de aanschouwing, maar is niet zintuiglijk gegeven Ruimte = eigenschap van waarnemen zelf Alles wat we waarnemen bevindt zich in de ruimte Tijd gelijkaardig als ruimte Gewaarwording neemt ‘tijd’ in beslag Kenmerk van waarnemen Verschil met ruimte: ruimte = aanschouwing van uiterlijke dingen, tijd= ook aanschouwing van innerlijke dingen 11 Elke gewaarwording is gewaarwording in ruimte en tijd Ruimte en tijd: vormen van zintuiglijkheid A priori mogelijkheidsvoorwaarden aan kant van subject: noodzakelijke structurering van elke ervaring door tijd en ruimte Gewaarwordingen gestructureerd in tijd en ruimte = AANSCHOUWINGEN Ruimte en tijd ≠ object van waarneming = manier om objecten waar te nemen Behoren niet tot wereld van objecten! Ruimte kan niet van ervaring afgeleid zijn Wat ik werkelijk waarneem, neem ik waar in de ruimte noodzakelijke voorwaarde = zonder ruimte geen voorwerpen Ruimte is noodzakelijke aanschouwing a priori Kunnen ons niet voorstellen dat er geen ruimte zou zijn! Wel kunnen we alle voorwerpen wegdenken uit ruimte Ruimte en tijd begrijpen als a priori structuren aan kan van subject: Kant kan wiskunde verklaren Rekenkunde behandelt verhoudingen in tijd Tellen = opeenvolging in tijd Rekenkundige moet toch geen beroep doen op zintuiglijke ervaring om uitspraken te doen over synthetische a priori uitspraken Genoeg aan a priori aanschouwingen van tijd in zichzelf Meetkundige kan ook zonder ervaring Subject beschikt over tijd en ruimte als zuivere a priori vormen van zintuiglijkheid Meer verklaard dan waarom ze kunnen tellen en meten! Fundeert de mogelijkheid van a priori systeem toepasbaar op elk voorwerp dat verschijnt (noodzakelijk in tijd en ruimte verschijnen) Structuur van menselijke waarneming voor alle mensen zelfde (stellingen wiskunde algemeengeldig!) objectiviteit van wiskunde = noodzakelijkheid, geldigheid en toepasbaarheid op werkelijkheid: GRONDSLAG IN TRANSCENDENTALE SUBJECTIVITEIT Structuur in aan ons verschijnende dingen niet afkomstig uit dingen zelf Wel: uit onze subjectiviteit TRADITIONEEL REALISME 4.3 De analyse van het kenproces: het verstand transcendentale analytica: werking van verstand Zintuiglijkheid levert ons aanschouwingen (geordend volgens tijd en ruimte) Aanschouwingen op zich zijn GEEN kennis (enkel 1ste component: receptiviteit) inhoud gewaarwording: kleurvlekken toch herkennen we voorwerpen! tafel die ik zie in tijd en ruimte: karakter van voorwerp: Tegenover mij, zelfstandig, ‘zijn-opzich-zelf’ TAFEL ALS SUBSTANTIE (Locke) Verklaring volgens Kant: Verstand ≠ leeg, beschikt over begrippen, toepassen op waarneming Tafel ≠ substantie: verband ligt in werkelijkheid, denken zelf legt verband! Verstand werkzaam: verbanden altijd al in onze ervaring aanwezig Principes aan hand waarvan wij ordenen: CATEGORIEËN 12 Welke categorieën zijn er? Oordelen = verbindingen van begrippen door verstand Predikaat verbonden met subject 12 types volgens wijze van verbinding Kwantiteit: · Algemeen (alle S zijn P) eenheid · Bijzonder (sommige S zijn P) veelheid · Singulier (één S is P) alheid Kwaliteit: · Bevestigend (S is P) realiteit · Ontkennend (S is-niet P) negatie · Oneindig (S is niet-P) begrenzing Relatie: · Categorisch (S = P) substantie en accident · Hypothetisch (als S dan P) oorzaak en gevolg · Disjunctief (S of P) gemeenschap (wisselwerking) Modaliteit: · Problematisch (mogelijk dat S P is) (on)mogelijkheid · Assertorisch (inderdaad dat S P is) (niet)bestaan · Apodictisch (noodzakelijk dat S P is) noodzaak/toeval Oordelen categorieën Oordelen: verschillende verbinding van voorstellingen of begrippen Verbinding = veelheid dat in onze voorstelling vervat zit Verbinding zuiver denken: ‘synthesebegrip’ (empirische inhoud weglaten) = categorie betekenis van kennis volgens categorieën: verduidelijken aan hand van categorie van causaliteit Causaliteit = klare welonderscheiden idee (speelt rol bij verbinding tussen object en voorstelling in ons bewustzijn) Volgens Hume: subjectieve constructie, geen objectieve geldigheid Kant deels akkoord: causaliteit zit niet in ervaren werkelijkheid Kant niet akkoord: structuur van onze hersenen is zo gemaakt dat het waarnemingen structureert als oorzaak en gevolg causaliteit komt voort uit verstand Kant: zo natuurwetenschap funderen (gelijkaardig als wiskunde) Fysica onderzoekt wetmatige ordening in natuur Ordening in natuur = product van ons verstand Natuurwetten dus niet IN natuur, maar menselijk verstand legt ze Opnatuur Overal de zelfde grondgedachte: ONZE KENNIS HEEFT EEN DUBBELE OORSPRONG Receptiviteit van de zintuigen (a posteriori) Spontaneïteit van het verstand (a priori) voordurend op elkaar aangewezen! (in hun eenheid bestaat ECHTE KENNIS) aanschouwingen zonder begrippen zijn blind, begrippen zonder aanschouwingen zijn leeg er ontbreekt nog 1 element!! Iets wat eenheid brengt in kern-acten = transcendentale apperceptie Zelfbewustzijn dat denktact begeleidt Eenheid van ervaring ligt niet in ervaring zelf: kan alleen als a priori element van subject begrepen wordt Eenheid van zelfbewustzijn: ‘ich denke’ 13 ‘ich’ ≠ empirische ik of denkende substantie = subject dat als a priori mogelijkheidsvoorwaarde van kennis nooit voorwerp van ervaring is = transcendentale subject wat heeft Kant tot hier bereikt? Mogelijkheid om wereld te ervaren als geordende werkelijkheid Causaal gedetermineerde wereld (kan wetenschap kennen) Vermogen van de mens om verschijningen tot eenheid te brengen Complexiteit reduceren Inzicht in fenomenale werkelijkheid Rede verbindt veelheid van begrippen tot nog hogere samenhang Hogere graad van eenheid van kennis Beschikt over ruimte, tijd, categorieën, + structuren die tot ultieme synthese leiden 4.4 De analyse van het kenproces: de rede transcendentale dialectiek: onderwerpt ‘structuren die tot ultieme synthese leiden’ aan kritisch onderzoek NOEMT ZE TRANSCENDENTALE IDEEËN Ordeningsprincipes zijn op onvoorwaardelijke eenheid gericht: ik, wereld en GOD geen zintuiglijke ervaringen over ‘hogere ideeën’ DUS: geen sprake van kennis (wel denken maar geen zintuiglijke waarnemingen om er kennis van te maken) Over IK,WERELD EN GOD geen bevestigende of ontkennende uitspraken mogelijk = kern van theoretisch agnosticisme ideeën tot geontologiseerd: (ideeën beantwoorden dan aan werkelijkheid) transcendentale schijn/illusie Daar leidt Westerse metafysica aan volgens Kant mogelijkheid wetenschappelijke kennis te verklaren: OOK grenzen van kennis blootgelegd Kennis van mens = constructie Komt tot stand door wetmatige verwerking van zintuiglijke gegevens via a priori vormen van zintuiglijkheid en verstand We kennen dingen zoal ze zich aan ons voordoen, niet zoals ze op zichzelf zijn (bril van tij, ruimte en categorieën) betekenis voor metafysica: theoretisch is metafysica ONMOGELIJK (beantwoordt niet aan criteria voor echte kennis) Kennis steunt op zintuiglijkheid, metafysica wil die overstijgen Grens: ervaring Kant verhindert dat wetenschap buiten haar domein treedt Rede kan transcendentale ideeën niet bewijzen of ontkennen Metafysica onmogelijk EN kennis beperken tot zintuiglijkheid: tot blijven metafysische vragen overeind! Beantwoorden op andere manier: via praktisch rede Praktische rede = domein van menselijke vrijheid = ETHIEK 14