Kunstgeschiedenis: Vroeg christelijke kunst – Samenvatting

advertisement
81
HOOFDSTUK 5: Vroeg christelijke kunst (samenvatting)
Inleiding
Het spreekt vanzelf, dat het leven van Christus van grote invloed is geweest op de
kunst. De mensen werden immers enorm in hun gevoel aangesproken en gaven
daar uiting van in de kunst. Zo is de vroeg-christelijke kunst ontstaan.
1.
De eerste predikingen van het Christendom
Deze vonden plaats in Palestina, een uithoek van het Romeinse Rijk (door Petrus,
Jacobus en Johannes).
Na het sterven aan ‘t kruis was de apostel Petrus naar Rome gegaan om daar het
christendom te verkondigen. Na zijn dood is de paus steeds opvolger van de apostel
Petrus. (Het woord paus is “papa” in het Latijn en betekent “vader”, dus vader over
het gelovige volk). Vandaar dat Rome de centrale plaats wordt van waaruit het
Rooms Katholieke christendom zich over Europa verspreidt. (katholiek = “algemeen”)
Het leven van Christus had grote invloed op de kunst.
►De snelle verspreiding van het christendom kwam door:
 Goed geregeld verkeer binnen het Romeinse Rijk
 Één taal in het hele Romeinse rijk.
 Oude Romeinse godsdienst met veelgodendom (pantheïsme) had zijn
betekenis verloren. Velen waren op zoek naar een nieuwe religie. ◄
►Levenswijze van eerste christenen strookte niet met de Romeinse overheid:
Christenen gingen heel anders met elkaar om, dan onder de Romeinen gewoon was.
Christus had voorgeleefd dat men zich verantwoordelijk moest voelen voor zijn
medemens. Men moest armen en gebrekkigen helpen. Christus had verkondigd, dat
het in het leven op aarde niet ging om het vergaren van macht en rijkdom, maar dat
het ging om goede daden. Na een goed en vroom leven kon de mens na zijn dood in
het hemelse paradijs komen. Dit gaf een heel andere, broederlijke stemming onder
de eerste christenen, die voor de Romeinse heersers vreemd en bedreigend was.
Verder:

Zij weigerden om ambten voor de Romeinen te vervullen. Zij erkenden alleen
Christus als hun leider; niet de Romeinse leiders.
 Zij keurden gladiatorenspelen af vanwege het grof geweld
 Zij offerden niet aan de keizer (als teken van trouw aan hem). Zij offerden
alleen aan God
 Heer en slaaf waren gelijk
 Zij gingen met elkaar om als “broeders”
 Geloof in de verlossing (Hiernamaals) had grote aantrekkingskracht op
Romeinse slaven.
Kortom: de Romeinen vreesden een opstand als het christendom zich zou
verspreiden! ◄
Vervolging van christenen: men gaat “ondergronds” in catacomben
Christenen werden erg vervolgd door de Romeinse overheersers. Wie stierf, werd als
martelaar vereerd. Men ontmoette elkaar in ’t geheim in catacomben. (=Romeins
gangenstelsel met zijkamers voor graven, onder de grond).
82
Catacomben waren ruimten in het gangenstelsel onder de stad Rome, (Links: ingericht als
altaar.)
Keizer Constantijn had eens een visioen van een kruis en behaalde daarna een
overwinning op zijn vijand. Dit zag hij als gunstig teken, dat hij te danken had aan
Christus. Daarop schonk hij christenen hun vrijheid van godsdienst.
►De vrijheid voor christenen werd pas “officieel” vanaf 313 n.C. door het
uitvaardigen van het Edict van Milaan. Daarin was de vrijheid bij wet geregeld.◄
Keizer Constantijn maakte Byzantium (in Turkije) tot nieuwe hoofdstad van het
Romeinse Rijk. Later (naar hem) genoemd Constatinopel (nu Istanbul). Dit zou het
Oost-Romeinse keizerrijk worden met een totaal andere vorm van christendom,
namelijk de orthodoxe kerk. (orthodox betekent: behoudend, “streng in de leer”.) Op
den duur zouden Byzantijns christendom en Rooms-katholiek christendom met
elkaar ernstig overhoop liggen. Beide godsdiensten gingen tenslotte gescheiden
wegen. Hierover zul je later meer horen bij de behandeling van het Bizantijnse
Christendom.
Vroeg christelijke kerkarchitectuur
Nu de christenen hun godsdienst in vrijheid konden uitoefenen, hoefden zij niet
langer in de catacomben te verblijven. Er werd nu bovengronds gezocht naar
geschikte ruimten om bij elkaar te komen voor de eredienst. De oude Romeinse
tempels kwamen daarvoor om twee redenen absoluut niet in aanmerking:
1. het nieuwe christelijke geloof stond mijlen ver af van de “heidense” Romeinse
godenwereld. Daar wilde men liever niet meer aan herinnerd worden. De
christenen hadden maar één god en die verdiende een nieuw, eigen “huis”.
2. de Romeinse tempels waren te klein om zoveel christenen in te herbergen. In
de oude tempels was immers maar één ruimte waar het godenbeeld in stond:
de cella en die ruimte was veel te klein.
De Romeinse basilica wordt nu het uitgangspunt van de christelijke kerk. (Basilica
betekent “koningshal”. Bij de Romeinen was de basilica rechtszaal en handelsbeurs
geweest. Dus een openbaar gebouw. Nu dient het als voorbeeld voor kerkbouw.)
83
De oorspronkelijke Romeinse basilica, die we kennen uit de Romeinse bouwkunst.
De vroegchristelijke basilica is duidelijk gebaseerd op de Romeinse basilica. Je ziet de
overeenkomsten onmiddellijk
Je moet de onderstreepte namen kennen en kunnen aanwijzen:


C=
I=




J=
K=
L=
M=
apsis, (of: absis)
hoofdbeuk (ook genoemd: middenschip) met zadeldak; dak heeft vorm
van een zadel
Het bovenste deel van de hoofdbeuk, waar de vensters in zitten noemt men
lichtbeuk
zijbeuk (met lessenaardak; dak heeft de vorm van een lessenaar),
atrium, een open voorhof met rondom een zuilengang met arcaden
baptisterium, het bijgebouwtje waarin het dopen plaats vond
klokkentoren (op z’n Italiaans: campanile), aanvankelijk los van de
toren; later er aan vast.
Overhoor jezelf!!
84
Links: Plattegrond van de vroegchristelijke basilica.
Rechts: ruimtelijke tekening. De open voorhof met zuilengang heet “atrium”, genoemd naar het
vierkante gat in het dak in het huis van de Grieken en Romeinen. De zuilen van de kerk zelf
waar je tegenaan kijkt, vormen de narthex, of te wel het vóórportaal.
Let op: de beide afbeeldingen hier vlak boven zijn niet precies van dezelfde kerk. Er zijn kleine
verschillen. Bij de linker afbeelding ontbreekt voor de narthex het atrium.
►Kenmerken van de christelijke basilica: (zie afbeelding verderop!)













Lang middenschip (of middenbeuk), afgedekt met houten zadeldak (vorm van
een zadel)
Middenschip met zuilenrijen met arcaden (=bogen) òf strakke architraaf
Daarboven muur met vensters (=lichtbeuk)
Vensters altijd herkenbaar aan rondboog  vorm van de hemelkoepel!
Aan weerszijden de zijschepen (of zijbeuken) met lessenaardak.
Halfronde uitbouw heet apsis. Daar zetelt de bisschop als die op bezoek komt.
Er vóór is een “triomfboog” (doet denken aan de triomfboog van de Romeinse
keizers. Nu natuurlijk een triomfboog voor Christus!)
De klokkentoren (=Campanile) staat aanvankelijk los van de kerk. Later niet
meer.
De doopkapel (=Baptisterium) Een klein gebouwtje los van het hoofdgebouw,
waarin de doopplechtigheden plaats vonden.
Het altaar heeft een centrale plaats aan einde van de middenbeuk
Wanden en koepel van apsis zijn vaak beschilderd met fresco’s
(=muurschilderingen in natte kalk gemaakt) of mozaïek (=”schilderij” van hele
kleine gekleurde steentjes of glas).
Beeldhouwwerk in vorm van reliëfs op sarcofagen (=stenen grafkisten)
(Voorlopig geen losstaande beelden, want dat deed te veel denken aan
Grieks-Romeinse beelden en het “heidense” geloof in meerdere goden!)
Vóór de ingang vaak een uitbouw (heet nartex)
Daarvoor het atrium. (= door zuilen omgeven voorhof. Vgl. het
Grieks/Romeinse woonhuis, waar het atrium de open ruimte was in het
midden)
85
►Terwijl Griekse en Romeinse tempels vooral gebouwd zijn op het uiterlijk, zijn de
basilica's van buiten eenvoudige bakstenen gebouwen, terwijl het interieur betovert
met de pracht van een hemelse troonzaal. De zuilenrijen, die de cella van een
Griekse tempel aan de buitenzijde omringen, staan hier binnen. Er vindt dus een
soort omstulping plaats!
Gedurende de hele middeleeuwen werd grote zorg besteed aan de
vormgeving en inrichting van de kerkruimte. In de basilieken die keizer Constantijn,
zijn vrouw Helena of haar zoon gesticht hebben, leefde het antieke gevoel voor
schoonheid nog voort. Pas in de vijfde en zesde eeuw ontstonden ruimtes,
beeldhouwwerken en decoraties die strenger en statischer werden en waarbij de
blik gericht wordt op het leven in het hemelrijk na de dood, of te wel het
hiernamaals.
In Italië bleef men lange tijd zeer dicht bij de vorm van de vroegchristelijke basilica.
Interieur van de vroegchristelijke basilica. (Zie hier onder).
86
Boven: Interieur van de San Appolinare in Classe/Ravenna, Italië. In 549 n.C. in gebruik
genomen. Onder: mozaïek in de koepel van de apsis met een voorstelling van de heilige
Appolinarus als herder met zijn schaapjes. Schapen staan altijd symbool voor het gelovige
volk. Een heilige is voor het volk, zoals een herder voor zijn schapen.
Vroegchristelijke afbeeldingen
In fresco’s, mozaïeken en op reliëfs altijd taferelen uit Oude- en Nieuwe Testament.
En heel veel symboliek. Bijv.:
Pauw
= symbool voor onsterfelijkheid
Anker van een schip
= symbool van hoop
Duif
= symboliseert menselijke ziel (èn vrede)
Schapen
= symboliseren “het gelovige volk”. De schapen volgen de
herder, zoals het volk Christus volgt.
In de manier van uitbeelden zien we een levensgroot verschil met de voorbije
Romeinse beeldhouwkunst:
87



Geen vrijstaande beelden meer, maar uitsluitend nog reliëfs (zij het dat die wel
heel diep uitgehakt werden, maar toch…) Vrijstaande beelden deden te veel
denken aan de heidense “Klassieken” (Grieken en Romeinen)
De figuren op de reliëfs doen op geen enkele manier denken aan Romeinse
beelden. De afgebeelde figuren zijn onpersoonlijk, maar de gelovige
toeschouwer weet wel precies wie elke persoon voorstelt: Christus, Judas,
Petrus, Maria enz. Je herkent ze dus aan hun functie. De figuren hebben
nogal gedrongen lichamen. Alleen de plooiing van de gewaden doet nog
enigszins aan Grieks-Romeins denken.
Naakte figuren afbeelden mocht vanuit de kerk helemaal niet meer. In de
Bijbel werd verkondigd dat het menselijke lichaam diende als tempel voor de
ziel. Daar moest je met grote eerbied mee omgaan. We zien nu alleen nog
maar “gewaadfiguren”.
Conclusie:
We zien in de christelijke wijze van afbeelden een volkomen nieuwe stijl ontstaan,
die in niets meer doet denken aan de Grieks-Romeinse manier van uitbeelden.
We missen dat realistische, dat exacte van de Romeinen. We missen de uiting
van emoties. We missen de contraposto houding. We missen…… En we vragen
ons af: konden de vroegchristelijke kunstenaars dat alles ineens niet meer?
Natuurlijk wel. Maar om zich af te zetten tegen de klassieken, ontstond een
nieuwe beeldentaal. Een beeldtaal die iets uitdrukt noemen we
► beeldconventie ◄. (Dit begrip moet je kennen!)
De beeldconventie van de vroegchristelijke kunst doet ons enigszins vreemd en
primitief aan. Maar we moeten bedenken dat het nu niet meer ging om de
werkelijkheid zo exact mogelijk over te brengen, maar om een geestelijke,
innerlijke boodschap (over het leven van Christus) over te brengen. En dat
vroeg om een andere, nieuwe stijl van uitbeelden.
Foto boven: dit is nog uit de tijd van de catacomben met links het anker als symbool voor
“De Hoop” en rechts de vis als symbool voor het christendom. Het Griekse woord voor vis
is Ichtys. Daarin zit op geheimzinnige manier de naam Jezus Christus verborgen. Kijk
maar: Iesos Christos Theoe Yios Soter. (Jezus Christus Zoon van God, onze Redder)
.
88
Foto boven: Vroeg-christelijk reliëf uit de 5e eeuw n.C. Let op de gedrongen figuren. Het
realisme in de uitbeelding dat we gewend waren van de Romeinen is verdwenen. Foto onder:
vroegchristelijke afbeelding van Christus tussen twee apostelen, ook weer met (in onze ogen)
niet-realistische figuren.
Hier onder: Chrismon is Christusmonogram, soort “logo” van christendom Vaak afgebeeld.
X= Griekse letter Chi. P=Griekse letter Ro.  samen begin van naam Christus.
Download