Bijlage 1: Definitie taalbeleid Het woord taalbeleid staat niet in Van Dale, wellicht omdat Van Dale – ten onrechte – meende dat het transparant is. De term zou in principe immers betrekking kunnen hebben op elke vorm van beleid door gelijk welke beleidsvoerder ten aanzien van taal of taalgebruik in het algemeen, of ten aanzien van het gebruik van een of meerdere specifieke talen. Bijvoorbeeld het beleid van Belgische sportfederaties inzake taalgroepen, het beleid van ziekenhuizen inzake de taal van de patiënten, het beleid van gemeentelijke overheden inzake het gebruik van de in de gemeente aanwezige talen (Nederlands en andere talen), de taalpolitieke opvattingen van een politieke partij enz. Sinds de jaren negentig heeft de term taalbeleid in Nederland en Vlaanderen in onderwijscontexten een heel specifieke onderwijskundige invulling gekregen, en is hij zodoende ook onderwijskundig vakjargon geworden. De term heeft dan betrekking op het beleid van de school ten aanzien van de in en door de school, de leerkrachten, de leerlingen, ouders en omgeving gebruikte taal of talen. Voor taalbeleid zijn er sinds 1992 verschillende definities in omloop gekomen. F. Teunissen (1992) schreef: ‘Taalbeleid is een structurele en systematische manier van reageren op de taalsituatie in de eigen school.’ In 1997 maakte Teunissen daarvan: ‘Taalbeleid is de structurele en strategische poging om de dagelijkse praktijk in een multi-etnische school aan te passen aan de taalleerbehoeften van de leerlingen met het oog op het verbeteren van de onderwijsresultaten van deze leerlingen.’ (geciteerd in Paus, 2005, p. 13) J. Braak en W. Schrauwen geven een definitie gebaseerd op Van Braak e.a. (1998): ‘Het opzetten van een schooltaalbeleid doelt op het ontwikkelingsproces binnen een school waarbij op een doelbewuste en strategische manier wordt nagedacht over de wijze waarop de school omgaat met taal en taaldiversiteit. Dit mondt uit in een product, namelijk een beleidsplan dat een geheel aan afspraken inhoudt tussen de schoolbetrokken actoren. Dit zijn niet enkel de leraars in samenspraak met de directie en… de leerlingen, maar ook andere betrokkenen (stakeholders) zoals ouders, begeleidingsdiensten, externe projectmedewerkers, nascholers, enzoverder.’ (Van Braak, J. en Schrauwen, W., 2001, p. 21-22; Van Braak, J. en Schrauwen, W., s.d.) De volgende omschrijving door K. Van den Branden wordt vaak geciteerd: ‘Taalbeleid is de structurele en strategische poging van een schoolteam om de onderwijspraktijk aan te passen aan de taalleerbehoeften van de leerlingen met het oog op het bevorderen van hun algehele ontwikkeling en het verbeteren van hun onderwijsresultaten.’ (Van den Branden, 2004, p. 51) Een andere definitie, bedoeld voor hoger onderwijs, maar hier evengoed van toepassing, luidt: ‘Taalbeleid is de formulering van het permanente, systematische en strategische handelen van beleidsmakers en beleidsuitvoerders om – op alle voor het onderwijs relevante niveaus – taal én taalontwikkeling tot een bron van permanente aandacht en zorg te laten zijn in de dagelijkse praktijk van het onderwijs en die maatregelen te nemen die bijdragen aan het studiesucces van studenten.’ (Van der Westen, 2007) Het Taalforum van de Nederlandse Taalunie geeft de volgende definitie: ‘In de Nederlandse context wordt met het begrip ‘taalbeleid’ de opgave van het onderwijs aangeduid om zowel binnen het vak Nederlands als in de overige vakken maatregelen te nemen die leerlingen in staat stellen de noodzakelijke taalvaardigheid te verwerven om zo meer te profiteren van het onderwijs.’ Deze definities hebben veel gemeenschappelijk, hoewel er ook verschillende accenten gelegd worden. Uit: De Hert, W. (2008). Taalbeleid in de praktijk. Een uitdaging voor elke secundaire school. Mechelen: Plantyn.