Op school zijn de instructies omvangrijk. Aandacht voor instructietaal is dus belangrijk. Deel 1 Deel September Leraren geven in een klassituatie vaak opdrachten. Voor deze opdrachten gebruiken ze een specifieke woordenschat die we 'instructietaal' noemen. Hierbij gaat het vooral over werkwoorden die een bepaalde actie uitdrukken (vergelijk, definieer, noteer, ... ). De betekenis van deze woorden is noodzakelijk om de betekenis van de opdracht te begrijpen. Leerlingen die niet over voldoende woordkennis in verband met instructietaal beschikken, zullen problemen hebben met het begrijpen van de opdrachten die gegeven worden door de leraar, niet alleen mondeling maar ook bij ondermeer schriftelijke toetsen en huistaken. Weten wat deze woorden betekenen en de verwachtingen van de leraar kunnen koppelen aan een woord is een belangrijk deel van de talige schoolse vaardigheden van leerlingen. Naar Smoes, p. 30 De instructie Omcirkel. Wat wordt er van jou verwacht? Trek een cirkel of een rondje rond wat gevraagd wordt. Zeg het in je eigen woorden. Schrijf op. Geef wat gevraagd wordt een kleur. Duid wat gevraagd wordt aan met een (markeer)stift. Vul de open plaatsen aan. Trek een streep onder wat gevraagd wordt. Schrijf één of meer woorden in de zin. Vul de zin aan met één of meer woorden. Duid aan wat gevraagd wordt door te onderstrepen, te markeren, te kleuren… Zet een kruisje naast het juiste antwoord. Formuleer. Noteer. Kleur. Markeer. Vervolledig. Onderstreep. Vul in. Vul aan. Duid aan. Kruis aan. Taalbeleid Riet De Vos schooljaar 2010-2011 Op school zijn de instructies omvangrijk. Aandacht voor instructietaal is dus belangrijk. Deel 2 Oktober Naar Smoes, p. 30 De instructie Gebruik de volgende woorden in een betekenisvolle zin. Is de bewering juist of fout? Verbeter indien fout. Beantwoord de onderstaande vraag. Lees het fragment. Vergelijk de twee fragmenten. Combineer de zinnen die bij elkaar horen. Verbind de zinnen die bij elkaar horen. Leg uit met je eigen woorden. Taalbeleid Riet De Vos Wat wordt er van jou verwacht? Maak met de woorden een zin. Dat doe je het best door: - eerst de woorden te verklaren (‘Een bibliomaan is iemand die verzot is op boeken.’) - en dan zelf een zin te maken (‘De bibliomaan gaf zijn hele maandloon uit aan boeken.’). Schrijf achter de bewering of ze volgens jou juist is of niet. Als je fout kiest, zeg dan waarom. Antwoord op de vraag met een volledige zin. Lees het stukje tekst aan de hand van de juiste leesstrategie. Lees de teksten en zoek waarin ze op elkaar lijken en waarin ze verschillen. Kies een zin in de eerste kolom en zoek welke zin in de tweede kolom erbij hoort. Schrijf dan de juiste combinatie van letters en cijfers in een vakje. In de eerste kolom staat een zin die hoort bij een zin in de tweede kolom. Trek een lijn tussen de zinnen die samenhoren. Probeer zelf iets duidelijk te maken voor iemand anders. schooljaar 2010-2011 Op school zijn de instructies omvangrijk. Aandacht voor instructietaal is dus belangrijk. Deel 3 November Naar http://taaluniecentrumnvt.org/materialenbank/newPackage/algemene_tips_voor_het_geven_van_instructies.html Hieronder volgen enkele tips voor het geven van instructies. Hoewel sommige tips erg voor de hand liggen, blijken ze in de praktijk lang niet altijd nageleefd te worden. Bereid de les goed voor Al heb je de instructies helemaal helder in je hoofd, soms gaat het tijdens de les heel anders. Het handigst is om van te voren te bedenken wat je precies wilt gaan zeggen en in welke volgorde. Geef ook duidelijk bij lesovergangen aan dat je iets anders gaat doen en leg verbanden tussen de verschillende lesonderdelen. Vraag aandacht Als je instructies geeft, is het belangrijk dat je de aandacht van alle leerlingen hebt. Met het uitdelen van groepsopdrachten en het samenstellen van groepjes, kun je het best wachten tot je de instructies hebt gegeven. Herhaal de instructie Vertel een instructie meer dan een keer. Het verdient de voorkeur om de instructie de tweede keer op een andere manier te herhalen. Wees kort Luisteraars geven maar een korte tijdsspanne alle aandacht. Bedenk van te voren wat niet zo belangrijk is voor het uitvoeren van de opdracht en wat je absoluut moet vertellen. Illustreer de uitleg met voorbeelden Geef een voorbeeld of speel iets uit met een leerling. Als de leerlingen een keer gezien hebben wat de bedoeling is, kunnen ze de opdracht makkelijker uitvoeren. Controleer begrip Controleer of de leerlingen de instructies bij de opdracht begrepen hebben. Vraag hun de instructie te herhalen of observeer hun gedrag tijdens het uitvoeren van de opdracht. Taalbeleid Riet De Vos schooljaar 2010-2011 Op school zijn de instructies omvangrijk. Aandacht voor instructietaal is dus belangrijk. Deel 4 December Naar http://taaluniecentrumnvt.org/materialenbank/newPackage/kenmerken_van_goede_instructietaal.html Goede instructies moeten kort en helder zijn. Wanneer je het idee hebt dat de leerlingen de instructies niet goed begrepen hebben, moet je bovendien in staat zijn om de instructies op verschillende manieren te herhalen. Het herhalen van instructies op een andere manier heeft als bijkomend voordeel dat je op die manier zorgt voor een gevarieerd taalaanbod. Enkele kenmerken van ‘goede’ instructietaal: Woordkeuze De input moet officieel i +1 zijn: iets moeilijker dan de leerlingen aankunnen, zodat ze wat leren. De “i” staat hier voor “intertaal” of “interlanguage”: een taalsysteem dat de taalleerder gebruikt en dat afwijkt van de standdaardtaal. Daarnaast is het belangrijk dat de input gevarieerd is en dat je niet bewust elementen (bv. lidwoorden) weglaat of krom gaat praten. Dit ongrammaticale taalaanbod noemen we ook wel ‘Foreigner Talk’. Gebruik van signaalwoorden Het is voor leerlingen makkelijker om de les te volgen wanneer je gebruikmaakt van signaalwoorden. Dat zijn woorden of uitdrukkingen die aangeven hoe je verhaal is opgebouwd: wat er al is behandeld, waar het nu over gaat, welke informatie straks komt, wat belangrijk is, enz.. Gebruik van voorbeelden en herhaling Het is belangrijk tijdens de uitleg veelvuldig gebruik te maken van voorbeelden en herhaling. Probeer voorbeelden te bedenken die dicht bij de belevingswereld van de leerling staan. Grappige voorbeelden worden doorgaans beter onthouden. Taalbeleid Riet De Vos schooljaar 2010-2011 Aanbrengen van woordenschat? Zo doe je dat! Deel 1 Januari Uit het leerplan Nederlands eerste graad A-stroom Zinvol woordenschatonderwijs is meer dan alleen het geven van de betekenis van een onbekend woord. Aan de uitleg zou in ieder geval iets vooraf moeten gaan. Als leerlingen iets van de uitleg moeten onthouden, dient er ook nog iets op te volgen. Het leren van een woord gebeurt dus niet in een keer. Er moet een aantal fasen doorlopen worden voor de leerling het woord effectief kent. De verschillende fasen kunnen kort of lang zijn, afhankelijk van de voorkennis van de leerling, het leerdoel en de leerlast. Dit is de zogenaamde vierfasedidactiek. Die didactiek onderscheidt vier fasen: voorbewerken, semantiseren (uitleg van betekenis), consolideren (inoefenen), controleren. Taalbeleid Riet De Vos schooljaar 2010-2011 Aanbrengen van woordenschat? Zo doe je dat! Deel 2 Februari Uit het leerplan Nederlands eerste graad A-stroom: de vierfasedidactiek voor woordenschatonderwijs Fase 1: voorbewerken Bij voorbewerken gaat het om het creëren van een gunstige beginsituatie. Dat betekent het organiseren van een juiste context, het activeren van voorkennis en het betrokken maken van de leerlingen. Fase 2: semantiseren In de gecreëerde context wordt het te leren woord voor het eerst aangeboden. Bij semantiseren wordt de woordbetekenis duidelijk gemaakt. Het gaat dus om het uitleggen en het toelichten van de betekenis. Fase 3: consolideren Als leerlingen de betekenis van een woord begrijpen, moet het woord met de betekenis nog worden onthouden. Bij consolideren worden het woord en de behandelde betekenis ingeoefend. Het gaat om inprenting in het geheugen, of, anders gezegd, om inbedding in het mentale lexicon. Fase 4: controleren Om na te gaan of de te leren woorden ook werkelijk onthouden zijn, vraagt de leraar elk woord terug. Dit kan eventueel in een later stadium in een andere context of situatie. Controleren is nagaan of het woord en de behandelde betekenissen verworven zijn. Taalbeleid Riet De Vos schooljaar 2010-2011 Zorg voor concrete rapportcommentaar. Die uitleg is voor leerlingen helder en klaar. Maart Uit Breedbeeld, september-november 2009 Vaak geven we deze boodschap… Goed gewerkt! Je doet je best. Doe zo verder. Je doet niet altijd je best. Je bent niet altijd in orde voor … Je bent nooit in orde. Wanneer zul je nu eens doen wat er van jou verwacht wordt? Misschien is er een andere reden voor het niet in orde zijn… Taalbeleid Riet De Vos Het kan ook zo… Je werkt goed mee tijdens de les. Je kunt zelfstandig werken. Je kunt je werk goed plannen. Je gebruikt de studietips, algoritmes, stappenplannen die je krijgt tijdens de les. Je voert de opdrachten uit zoals gevraagd. Je staat open voor tips en bijsturing. Je werkt net en nauwkeurig en je levert prima werk af. Je bent meestal in orde met je werk, - maak nog meer gebruik van je agenda bij het studeren/plannen van je werk. probeer je taken op tijd in te leveren. probeer wat zelfstandiger te werken. - probeer je werktempo op te drijven. - draag meer zorg voor het materiaal. Zorg dat al je voorbereidend werk in je agenda genoteerd staat, zo weet je altijd wat je moet doen. Leren begint in de les zelf, actief meewerken en goed luisteren zijn het begin van succes. Leren en werken begint in de klas, als je je materiaal bij je hebt, is dat stukken makkelijker. Noteer in je agenda wat je nodig hebt en kijk je agenda ook elke avond na. Je doet wat je kunt, …. (opdracht formuleren) is te moeilijk voor jou. schooljaar 2010-2011 Verband tussen hersenstructuur en leren? Gebruik verschillende manieren om het brein te stimuleren! Mei ‘… De hersenstructuur rijpt tot na het twintigste levensjaar, ontdekten wetenschappers een paar jaar geleden. Je moet daarom lang doorgaan met stimuleren en veel methodes aanbieden waarop iets kan worden opgelost. Gebruik materiaal waarmee verschillende routes aangelegd kunnen worden in het brein. Informatieverwerking kan via woorden of beeld, ruimtelijk of voelend of handelingsgericht. Sommige kinderen zijn op een bepaald gebied trager of juist sneller. Gebruik daarom ook gymnastiek en drama bij taal of rekenen.” Voor het onderwijs is het belangrijk rekening te houden met de ontwikkeling van het brein.”We weten bijvoorbeeld dat tot het veertiende jaar plaatjes beter blijven hangen dan woorden. Dus moet je altijd beelden koppelen aan tekst. Jongens leren langzamer taal dan meisjes, maar zijn weer sneller in het leren van abstracties. Dus moet je meisjes daarin extra stimuleren, ze ook meer stimuleren in wiskunde. Roddelen, rondhangen, het zijn dingen die jongeren vanzelf doen. En het helpt hun ontwikkeling. Zo leren ze hun plek in de sociale hiërarchie, ze leren omgaan met emoties, ze leren die verwoorden, ze leren ook samenwerken. Toneelspelen en drama zijn daarvoor ook goed.” Maak gebruik van deze inzichten, zegt Jelle. “Een gedragsprobleem van een kind kan een taalprobleem zijn. Wanneer je verschillende kinderen verschillend benadert, zorgt dat ze door je opvoeding en didactiek meerdere routes aanleggen, ze moeilijke woorden laat leren, het abstraheren en visualiseren traint, kun je kinderen helpen zich optimaal te ontplooien. Zoek het talent!” Jelle Jolles is hoogleraar Hersenen, Gedrag en Educatie aan de Vrije Universiteit Amsterdam en verzorgde tijdens de driedaagse conferentie ‘Elke leerling telt’ in Lunteren op dinsdag 23 maart 2010 een plenaire inleiding over Het Brein en Leren. Zie ook http://www.hersenenenleren.nl Taalbeleid Riet De Vos schooljaar 2010-2011 “Een langzaam groeiende boom kan uiteindelijk de hoogste boom worden.” Bron: Jelle Jolles, Buitenhof TV 4 april 2010 Juni Een special in Buitenhof (4 april 2010) richtte zich op de gevolgen van recent hersenonderzoek op de opvoeding en onderwijs aan pubers en adolescenten. Gespreksleider was Clairy Polak. Gasten waren Jelle Jolles, hoogleraar Hersenen, Gedrag en Educatie aan de VU in Amsterdam, Bas Levering, lector Algemene Pedagogiek aan Fontys Hogescholen in Tilburg en Gerda Croiset, Opleidingsdirecteur Geneeskunde aan het VU Medisch Centrum in Amsterdam. Op de website van Buitenhof TV verscheen op 4 april 2010 de volgende samenvatting: Jolles: We laten jonge hersens niet rijpen. ‘Scholen moeten meer rekening houden met de ontwikkeling van de hersenen en met individuele verschillen in het brein’, zegt neuropsycholoog Jelle Jolles, voorzitter van de commissie Hersenen en Leren. In Buitenhof propageerde Jolles meer aandacht voor de hersenen en niet alleen het lijf bij het opvoeden en scholen van jongeren. Volgens Jolles worden er tegenwoordig te snel keuzes gevraagd van jongeren die nog niet aan die keuzes toe zijn. Hierdoor vallen met name jongens te vaak uit de boot. “Een langzaam groeiende boom kan uiteindelijk de hoogste worden”. Zie ook http://www.hersenenenleren.nl/brein-puber-adolescentgroeistuipen#more-145 Taalbeleid Riet De Vos schooljaar 2010-2011