- Scholieren.com

advertisement
Module 1 politiek
Een goede politicus heeft de volgende kenmerken:
- Overtuigend
- Kan tegen kritiek
- Netjes gekleed
- Bitch (op de aardige manier)
- Kan goed luisteren
- Heeft geen podiumvrees
- Kan een goed verhaal ophangen met goeie argumenten.
Landelijke politiek:
Wetgevende macht:
Wetgevende en uitvoerende macht
1e + 2e kamer
Regering: minister + koning
Statengeneraal
Kabinet: minister +
Volksvertegenwoordiging staatsecretarissen.
2e kamer heeft 150
--zetels.
1e kamer heeft 75 zetels.
Politiek probleem: grote vraagstukken in de samenleving, die alleen
de politiek kan oplossen.
Er is een meerderheid van stemmen nodig om beslissingen te
kunnen nemen in de gemeenteraad of in de tweede kamer (=75+1).
Het komt in Nederland bijna nooit voor dat een politieke partij de
absolute meerderheid heeft. Daarom moeten partijen samenwerken
dan kan pas na het sluiten van een compromis. Het is een
tussenoplossing waarbij de partijen rekening houden met elkaars
standpunten.
Politieke besluitvormingen:
1. Het herkennen van problemen en wensen
- Iedereen kan wensen of problemen onder de aandacht
brengen van de politiek, maak woord daarbij de
massamedia ingeschakeld. Politici kunnen de wensen of
problemen op de politieke agenda (=bepaalde problemen
of wensen waarover ze gaan praten staan daarin) zetten.
2. Vergelijken van ideeën en oplossingen
- Bestuurders (ministers, wethouders) beslissen welke
problemen worden aangepakt. Zij bedenken eventueel
samen met betrokken ambtenaren oplossingen.
Belangengroepen proberen invloed uit te oefenen op de
ambtenaren.
3. Beslissen over problemen
- Bestuurders komen met een voorstel. De 2e Kamerleden
of de gemeenteraadsleden bekijken het van alle kanten.
Voordat zij een definitieve beslissing nemen, proberen
belangengroepen nog invloed op hen uit te oefenen.
4. Uitvoeren van de besluiten
- De wetten en maatregelen worden uitgevoerd door de
verantwoordelijke minister of wethouder
Mensen die opkomen voor de belangen van bepaalde bedrijven en
proberen invloed uit te oefenen op de beslissing van politici noem je
lobbyisten.
Taken van de burgemeester:
- Verantwoordelijk voor de handhaving van openbare orde.
- Hoofd lokale brandweer en politie
- Voorzitter van de gemeente raad
- Voorzitter van college van B&W
Taken van college van B&W
- Ieder een eigen portefeuille: onderwijs, sport
- Komen met wetvoorstellen
- Zorgen voor uitvoering van wetvoorstellen
----
Wetgevende macht
Landelijk
Parlement,
statengeneraal en 1e+2e
kamer
Provincie
gemeente
Provinciale staten
Gemeenteraad (fractie)
Wetgevende en
uitvoerende macht
Regering = ministers +
koning
Kabinet: ministers +
staatsecretarissen.
Gedeputeerde staten
College van B&W
Gemeente bestuur:
Gemeenteraad: volksvertegenwoordiging gemeente.
Wetgevende macht: keurt wetten goed of af.
Dagelijks bestuur: uitvoerende macht.
College van B&W = burgemeester en wethouders.
Burgemeester word benoemd door de koning
Wethouders worden gekozen door de gemeenteraad.
Wie heeft er in Nederland de grootste macht?
 Het parlement: 1e en 2e kamer + statengeneraal
Wie maakt er wetten in Nederland?
 In de meeste gevallen de ministers
 Een 2e kamerlid kan ook een wetvoorstel doen.
Wie beslist of de wetten doorgaan?
 De 2e kamer
 De 1e kamer
Wie moet ervoor zorgen dat de wetten uitgevoerd worden?
 De minister
Wie controleert of wetten worden uitgevoerd?
 De 1e + 2e kamer
Wie is de voorzitter van de provinciale zaken?
 Commissaris van de koning
§1.1.3 Nederland en Europa
Parlementaire democratie wil zeggen dat het parlement de
wetgevende macht is en beslist over wetten en controleert de
regering. Dat staat in de grondwet.
Ons land is een constitutionele monarchie = een koninkrijk dat op de
grondwet berust.
Onze koning heeft weinig macht, het is meer het symbool en ze moet
handtekeningen zetten onder wetten en leest op prinsjes dag de
troonrede voor.
Algemene politieke beschouwing= elke partij geeft commentaar op
de miljoenennota en begroting van prinsjesdag.
Ministeriële verantwoordelijkheid: de ministers zijn verantwoording
schuldig aan het parlement en niet aan de koning.
Nadelen van de EU:
- De EU legt Nederland te veel wetten op
- Er zijn te veel goedkope arbeidskrachten naar Nederland
gekomen.
--
Europees
Europese
Raad van de Europes
parlement
(EP)
Lijkt op 2e kamer
Taken/ - Recht van
rechten amendement
(wetten
wijzigen en
goedkeuren)
-budgetrecht
commissie
Europese
Unie
Regering
Commissie
met de
ministers
van de
lidmaten
-recht van initiatief Recht van
= wetten maken
budget en
Dagelijks bestuur: recht van
wetten uitvoeren amendeme
nt
e raad
---
Toezicht
houden
op alles
wat er
gebeurd.
Hoe kun je invloed uitoefenen op de politiek?
- Een politieke partij oprichten
- E-mailen of bellen naar een politici
- Een actie groep/pressie groep oprichten.
- Ingezonden brief naar de krant
- Verzoek voor referendum
- Een petitie aanbieden.
Actiegroep = groep die even protesteert tegen 1 onderwerp
Pressiegroep = groep die ergens tegen protesteert.
Referendum = stemming waar de burgers alleen ja en nee mogen
stemmen.
Petitie : handtekeningen actie.
Belangengroepen: voeren geen staking maar gaan met ministers
praten.
Een pressiegroep heeft meer invloed als:
- Er een grote achterban is
- Er veel kennis beschikbaar is
- Er genoeg geld is om actie te voeren
- De leidinggevende personen gezag en uitstraling hebben.
- Er is toegang tot de media
- Er is toegang tot belangrijke politici en invloedrijke
personen (lobbyen)
- Er is toegang tot adviesgroepen die de regering adviseren.
Hoofdstuk 2 politieke stromingen.
Linkse partijen :
- Gl ( GroenLinks)
- SP (Socialistische Partij)
- PVDA (Partij Van De Arbeid)
- PVDD ( Partij van De dieren)
- D’66 (democraten ’66)
Rechtse partijen:
- VVD ( vereniging van vrijheid en democraten)
- PVV (partij van de vrijheid)
- Groep klaveren
Christelijke/confessionele partijen:
- ChristenUnie (meest links)
- CDA (Christen Democraten Appél)
- SGP (staatkundig gereformeerde partij)
3 politieke stromingen:
- Liberalisme (vaak rechts)
- Sociaal democraten (vaak links)
- Christendemocratie (Christelijke/confessionele partijen)
- Ecologische partijen (natuur)
Conservatief of progressief?
Conservatief: alles bij het oude willen houden
- Aandacht voor traditionele waarden
- Strenge straffen
- Vaak rechtse partijen
Progressief: vooruitstrevend (streven naar veranderingen)
- Veranderingen in de politiek: (referendum voor
burgemeester/aanschaf 1e kamer)
- Vaak linkse partijen
Pas op! Dit is niet altijd het geval. VVD is normaal rechts maar over
abortus en euthanasie is hij progressief.
Sociaal democraten (links)
Niet Christelijk: SP, GL, PVDD, 50+, PVDA, D’66
Wel Christelijk: CU, (CDA)
Liberalen (rechts)
Niet Christelijk: VVD, PVV, KLAVEREN
Wel Christelijk: SGP (CDA)
Ideeën liberalen
- Ondernemer is eigenbaas (weinig overheidsbemoeiing)
- Vrije markt economie
- Individuele vrijheid
- Overheid heeft dus belangrijke taken: openbare orde en
veiligheid (meer blauw op straat)
- Infrastructuur (meer wegen)
*vaak conservatief maar let op! (partijen: PVV, VVD)
Ideeën sociaaldemocraten:
- Sociaal economische gelijkheid
- Overheid moet zwakkeren in de samenleving beschermen
en hun positie verbeteren.
- Solidariteit en rechtvaardigheid.
- Overheid moet zorgen voor: verzorging staat; recht op
werk en inkomen en zorg.
*vaak progressief. (partijen: SP, GL, PVDA, D’66 en PVDD)
Andere soorten partijen:
One-issue partij: partij die zich duidelijk richt op 1 programmapunt
Bijvoorbeeld: pvdd  dierenleed, 50+  ouderen, pensioen
Protestpartijen: partijen die ontstaan uit onvrede over een
bestaande politiek
Bijvoorbeeld: pvv  islam en vluchtelingen.
Extreem rechtse partijen:
- Niet democratisch
- Fascisme, nationaalsocialisme  partijen van
Hitler/Mussolini = NSB, nsdap, neonazi
- Staan achter ideeën Hitler
- Ontkennen holocaust
- Eigen volk eerst (Germaanse)
- Tegen homo’s, buitenlanders, asielzoekers, joden en
vluchtelingen.
- Gebruik van geweld toestaan
Extreem linkse partijen zijn krakers!
Hoofdstuk 3 democratie versus dictatuur
Nederland is een rechtstaat.
Kenmerken:
- Het is eens staat met een grondwet
- Burgers hebben grondrechten
- Er is een scheiding van machten (trias politica)
Grondwet en grondrechten:
- Nederland kreeg in 1848 een grondwet (Thorbecke)
- In de grondwet staan de individuele en politieke
grondrechten.
Politieke en individuele grondrechten:
- Kiesrecht
- Vrijheid van meningsuiting
- Godsdienst vrijheid
- Recht om te leven
- Recht op een eerlijk proces
Sociale grondwetten kwamen in 1983 = de overheid moet ook zorgen
voor sociale zekerheid.
Sociale grondrechten:
- Recht op onderdak
- Recht op werk
- Recht op een uitkering
- Recht op inkomen
- Recht op gezondheidszorg
- Recht op vrije tijd
3e kenmerk van een rechtstaat: scheiding van machten
Waarom? Door deze splitsing voorkwamen we machtsmisbruik.
Wetgevende macht
Uitvoerende macht
Rechtsprekende
macht
1e en 2e kamer +
Regering/kabinet=
Rechtbank en het OM
regering = wetten
ministers en
(=openbaar
maken en beslissen
ambtenaren zorgen
ministerie) oordelen
over wetvoorstellen dat deze wetten
of er gehandeld is
worden uitgevoerd.
volgens de wet.
Wat gebeurd er bij de verkiezing
Actief kiesrecht: je mag zelf kiezen
Passief kiesrecht: je mag zelf gekozen worden.
Eens in de 4 jaar zijn er vrije en geheime verkiezingen.
Vrij: je mag zelf weten op welke partij je stemt
Geheim: niemand hoeft te weten op welke partij je stemt
Waarvoor stem je?
1. Tweede kamer  eens in de 4 jaar
2. Provinciale staten  eens in de 4 jaar
3. Gemeenteraad  eens in de 4 jaar
4. Europees parlement  eens in de 5 jaar
En in de 1e kamer dan? De 1e kamer word gekozen door de
provinciale staten = indirecte verkiezingen.
Coalitiepartijen: partijen die in de regering zitten: PVDA, VVD
Oppositiepartijen: partijen die niet in de regering zitten: CDA, CU,
SGP, D’66, GL, SP, PVDA, 50+ en PVV.
Kabinetsformatie
- Informateur: aangesteld door 2e kamer  word meestal
president.
- Formateur : zoekt naar coalitie meestal
- Reageer akkoord  plan hoe de regering de komende 4
jaar wil regeren
Taken van 1e en 2e kamer
1e kamer 75 zetels
2e kamer 150 zetels
Wetgevend: mag niet
Wetgevend:
- Stemmen voor een wet
- Zelf een wet maken 
recht van initiatief
- Een wet aanpassen 
recht van amendement
(wijziging)
Controlerend: of wetten goed
Controlerend: of wetten goed
worden uitgevoerd.
worden uitgevoerd.
1. Schriftelijke vraag aan de
1. schriftelijke vraag aan
minister
minister.
2. X heeft ie niet
2. Recht van interpellatie,
3. X heeft die niet
minister wordt ter
4. Parlementaire enquête:
vragen naar een groot
onderzoek.
verantwoording geroepen
in 2e kamer
3. Motie indienen: zeggen dat
de minister moet aftreden
4. Parlementaire enquête:
vragen naar een groot
onderzoek
Hoe komen wetten tot stand?
Wensen en ideeën vanuit de samenleving  erkennen van
politiekprobleem (het komt op de politieke agenda)
1. Minister/2e kamerlid doen een wetvoorstel (advies Raad van
State)
2. 2e kamer kan wetvoorstel:
- Afkeuren
- Goedkeuren
- Aanpassen (wet van amendement)
3. 1e kamer kan wetvoorstel
- Afkeuren
- Goedkeuren
Controleert of wet niet in strijd is met de grondwet.
4. Koning + minister ondertekenen wetvoorstel: wet
5. Minister voert de wetten uit
6. Parlement controleert of de wetten goed worden uitgevoerd
Democratie
Politici worden gekozen
Politie moet zich aan de wet
houden
Grondrechten voor burgers
Rechter onafhankelijk
Dictatuur
Politici aan de macht door
staatsgreep
Politie overtreedt de wet
straffeloos
Burgers geen grondrechten maar
plichten
Rechter handelt naar de dictatuur
Macht bij meerdere mensen
Persvrijheid
Macht bij 1 persoon
Censuur  geen toegang tot de
pers.
Gedoogbeleid =
- Strafbare feiten door de vingers zien
- Handel en telen van softdrugs verbieden maar verkoop
toestaan.
Stel je wilt de verkoop van softdrugs in NL verbieden. Je wilt iedereen
om een persoonlijke mening vragen hoe doe je dat?
- Via een referendum:
- directe volksinvloed
- stemmen over een politiek probleem
Voordelen:
- Je hebt als burger direct invloed op de politiek
- Burgers krijgen meer belangstelling voor de politiek
- Groter draagvlak voor politiek besluit
Nadelen:
- Het parlement heeft minder te zeggen
- Het kost veel tijd (tijdverlies)
- Veel problemen zijn te ingewikkeld
Download