Hoofdstuk 1 Federale gezagsorganisatie Inleiding Ook de Koning (= de Regering = uitvoerende macht = UM) behoort tot de wetgevende macht (= WM). 1) Federale wetgevende macht A. Samenstelling van en lidmaatschap in het Federaal Parlement A.1. Samenstelling van de Kamer van Volksvertegenwoordigers 150 rechtstreeks verkozen leden A.2. Samenstelling van de Senaat Senatoren van rechtswege (kinderen vd koning vanaf 18 jaar; stemrecht vanaf 21 jaar) + 71 senatoren: - Rechtstreeks verkozen (40): 25 door het Nederlandse en 15 door Franse kiescollege - Gemeenschapssenatoren (21): 10 aangewezen door en uit het Vlaams Parlement, 10 door en uit de Franse Gemeenschapsraad en 1 door en uit de Raad voor de Duitstalige Gemeenschap - Gecoöpteerde senatoren (10): 6 door de 25 rechtstreeks verkozenen uit het Nederlands kiescollege en door de 10 aangewezen door het Vaalse Parlement, 4 door de 15 verkozenen uit het Franse kiescollege en door de 10 aangezien door de Franse Gemeenschapsraad. laat zowel de belangen vd federatie als die vd deelstaten aan bod komen. De Senaat verliest steeds meer aan macht tvv de Kamer (Senaat vooral als reflectiekamer). A.3. Taalgroepen in de Kamer en de Senaat In beide kamers is er een Nederlandstalige en een Franse taalgroep (afhankelijk vh grondgebied vh kiescollege waar het parlementslid verkozen is. Voor de parlementsleden uit een tweetalig kiescolleges: taal vd lijst als criterium). Deze taalgroepen zijn van belang bij het stemmen van bijzondere meerderheidswetten. A.4. Verkiezingen, verkiesbaarheid en onverenigbaarheid in Kamer en Senaat (zie boek) De verkozen parlementsleden moeten, waar zij ook verkozen zijn, de ganse Natie vertegenwoordigen. Men kan niet tegelijkertijd van Kamer en Senaat lid zijn. De kamerleden, de rechtstreeks verkozen en de gecoöpteerde senatoren kunnen niet ook lid zijn vd gemeenschaps-of gewestraden. B. Totstandkoming van de wetgeving drie procedures B.1. Volledig bicamerale procedure B.1.1. Materies - verklaring tot herziening grondwet bijzondere meerderheidswetten en hun uitvoeringswetten wetten tot instemming met verdragen wetten die de rechterlijke organisatie aangaan. B.1.2. Verloop procedure B.1.2.1. Initiatiefrecht via het indienen van wetsontwerpen of wetsvoorstellen - - Wetsontwerp: op initiatief vd regering of de bevoegde minister, ingediend in een van beide kamers (vrije keuze; behalve bij verdragen: moet bij Senaat). Ze worden uitgelegd in een Memorie van toelichting. Wetsvoorstel: op initiatief van een of meerdere volksvertegenwoordigers of senatoren. Worden becommentarieerd in een Toelichting. B.1.2.2. Verplicht voorafgaandelijk advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State over voorontwerpen tot wet Voor het wetsontwerp door de Koning ondertekend wordt en bij een vd kamers terechtkomt voorontwerp juridisch advies bij de afdeling wetgeving vd Raad van State. Die stelt vast of het voorontwerp inbreuk maakt op de bevoegdheden vd gemeenschappen en de gewesten en of het de bevoegdheidsverdeling tussen de Kamer en de Senaat respecteert. Hun advies wordt aan de Memorie van Toelichting gehecht, en is niet bindend, al wordt er wel veel belang aan gehecht. B.1.2.3. Inoverwegingneming van (enkel) wetsvoorstellen Het wetsvoorstel wordt bij een vd beide Wetgevende Kamers neergelegd, waarna die beslissen of het voorstel in overweging (of het voor behandeling in aanmerking komt) genomen wordt. Slechts bij manifeste strijdigheid met de Grondwet/openbare orde/gevoelige materies wordt ze geweigerd. B.1.2.4. Verplicht of facultatief advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State over wetsvoorstellen Ook wetsvoorstellen moeten (als de voorzitter Kamer/Senaat erom vraagt of als minstens 1/3 vd leden erom vraagt) of kunnen (alle andere gevallen) voor juridisch advies bij de afdeling wetgeving vd Raad van State worden voorgelegd. De leden vd UM kunnen een advies vragen over alle voorstellen en amendementen op ontwerpen of voorstellen. B.1.2.5. Bespreking en stemming van wetsvoorstellen en wetsontwerpen in commissie Een beperkt aantal leden (volgens het stelsel van evenredige vertegenwoordiging), samen met de technisch bevoegde minister vormen de bevoegde parlementaire commissie waar het voorstel/ontwerp naartoe wordt gestuurd. Een of meerdere commissieleden zijn verslaggevers (brengen verslag uit aan de plenaire vergadering, hun verslag wordt gepubliceerd in de Gedrukte Stukken). B.1.2.6. Bespreking en stemming van wetsvoorstellen en wetsontwerpen in plenaire vergadering In de plenaire vergadering vindt een algemene bespreking plaats, gevolgd door een artikelsgewijze bespreking, door een stemming per artikel over de vooropgestelde amendementen mbt het artikel, en uiteindelijk door een stemming over het geheel. Bij de beraadslagingen kunnen opnieuw amendementen worden ingediend en kan of moet het advies vd Raad van State (opnieuw) worden ingewonnen. De Kamer en de Senaat moeten een gelijkluidende tekst hebben aangenomen, en dus wordt het voorstel of ontwerp over en weer gezonden tot beide Wetgevende Kamers een identieke tekst hebben aangenomen. B.1.2.7. Bekrachtiging van wetten Een wet wordt door de Koning, als derde tak vd federale WM, bekrachtigd. B.1.2.8. Afkondiging van wetten Meestal gebeurt bekrachtiging en afkondiging in dezelfde akte, maar bij de afkondiging fungeert de Koning als het hoofd van de federale UM. Hij bepaalt zo dat de wet ten uitvoer moet worden gelegd. De datum vd bekrachtiging en de aankondiging is meteen de datum vd wet. B.1.2.9. Bekendmaking van wetten Alle wetten moeten op officiële wijze gepubliceerd worden voor ze bindend kunnen zijn, en ze zijn alleen bindend zoals ze officieel zijn bekendgemaakt. Dit gebeurt in het Belgisch Staatsblad. Sinds kort wordt dit niet meer gedrukt, maar enkel op het internet gepubliceerd. Iedere burger kan echter een afdruk tegen kostprijs bekomen na een gratis telefoontje. B.2. Monocamerale procedure B.2.1. Materies Vier domeinen, voornamelijk mbt politieke controle op de Regering en de openbare financiën: - Verlenen van naturalisaties - Burgerlijke en strafrechterlijke aansprakelijkheid van de ministers vd Koning. - Begrotingen en de rekeningen vd Staat die jaarlijks vooraf/achteraf moeten worden goedgekeurd. - Vaststelling vh legercontingent. B.2.2. Verloop procedure De Senaat maakt hierbij geen deel uit vd WM. De Koning kan zijn initiatief-en amenderingsrecht bijgevolg enkel in de Kamer uitoefenen. Voor de rest: ~ voorstel of ontwerp in zuiver bicamerale procedure. B.3. Optioneel bicamerale procedure Senaat als reflectiekamer, maar de Kamer behoudt het laatste woord. B.3.1. Materies Driekwart vh wetgevend werk al wat niet volledig bicameraal of monocameraal is. B.3.2. Verloop procedure B.3.2.1. Procedure wanneer het initiatiefrecht berust bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers of bij de Koning (art. 78-80 GW) i) Eerste behandeling door de kamer De Kamer behandelt als eerste de ontwerpen of voorstellen, volgens de eerder beschreven procedure. Wanneer het voorstel of ontwerp wordt aangenomen overgezonden aan de Senaat. ii) Eerste behandeling door de Senaat De Senaat is niet verplicht om het ontwerp (ook de naam voor een wetsvoorstel dat reeds in een kamer is goedgekeurd en naar de andere wordt gestuurd) te onderzoeken als vijftien leden binnen de vijftien dagen hierom verzoeken evocatierecht. Indien dat recht niet (tijdig) wordt uitgeoefend overgezonden aan Koning, die het wetsontwerp bekrachtigt. Indien er wel geëvoceerd wordt: tweede vervaltermijn van zestig dagen. Er zijn twee mogelijkheden: - De Senaat laat de termijn passeren zonder iets te doen; beslist dat er geen reden is om te amenderen of verwerpt het ontwerp wetsontwerp naar Koning voor bekrachtiging (Senaat kan Kamer niet tot tweede behandeling dwingen) - De Senaat amendeert ~ eerder beschreven procedure, maar: enkel stemming over de afzonderlijke amendementen + over het aldus geamendeerde wetsontwerp. Bij een positieve eindstemming terug naar de Kamer. iii) Tweede behandeling door de Kamer ~ eerder beschreven procedure, maar de Kamer neemt nu een definitieve beslissing. Er zijn drie mogelijke scenario’s: - Kamer is akkoord met de amendementen vd Senaat; of maakt alle amendementen van de Senaat ongedaan (tegenamendementen) ter bekrachtiging aan de Koning - De Kamer verwerpt het wetsontwerp (nogal onwaarschijnlijk) einde procedure - De Kamer kan zelf ook amenderen, om een nieuwe tekst te verkrijgen. Het geamendeerde wetsontwerp gaat terug naar de Senaat, die het (enkel aanhangig voor de bepalingen die resulteren uit de nieuwe amendementen vd Kamer) meteen bespreekt. Indien die niets doet, weigert, of goedkeurt ter bekrachtiging aan de Koning. Indien de Senaat echter opnieuw amendeert terug naar de Kamer, en die moet zich definitief uitspreken. Ze kan opnieuw amendementen aannemen, maar die leiden niet opnieuw tot overzending naar de Senaat, want de ‘navette’ moet eindigen. B.3.2.2. Procedure wanneer het initiatiefrecht berust bij de Senaat De Kamer heeft nog steeds het laatste woord! i) Eerste behandeling door de Senaat Wanneer de Senaat het wetsvoorstel (eventueel geamendeerd) aanneemt, wordt het overgezonden aan de Kamer, die het meteen behandelt (zonder evocatierecht te moeten uitoefenen) ii) Eerste behandeling door de Kamer De Kamer spreekt zich binnen de zestig dagen (indien termijn overschreden, bepaalt parlementaire commissie een nieuwe deadline; indien er geen overeenstemming is, wordt deze termijn opnieuw vastgelegd op zestig dagen) uit: - Kamer kan het ontwerp ongewijzigd aannemen naar de Koning - Kamer kan verwerpen procedure beëindigd - Kamer kan amenderen terug naar Senaat iii) Tweede behandeling door de Senaat De Senaat bespreekt, binnen de vijftien dagen, enkel de bepalingen uit de amendementen die voordien door de Kamer werden aangenomen. Indien de Senaat verwerpt of ongewijzigd aanneemt via de Kamer naar de Koning. Indien de Senaat amendeert en aanneemt terug naar de Kamer iv) Tweede behandeling door de Kamer De Kamer spreekt zich binnen de vijftien dagen definitief uit over de amendementen die de Senaat aannaam: ze neemt het ontwerp aan of amendeert (evt via ‘tegenamendementen’ de amendementen vd Senaat ongedaan maken). Hierna gaat het wetsontwerp rechtstreeks naar de Koning. C. Regelgeving uitgaande van de federale wetgevende macht - Formele wet: akte vd wetgever. De meeste formele wetten zijn materiële wetten (niet altijd zo: bvb naturalisatie) Materiële wet: iedere algemeen bindende rechtsnorm. Het leeuwendeel vd materiële wetten zijn geen formele wetten. C.1. Grondwet in formele zin Dit is het geheel van rechtsregels die een bijzonder gezag genieten (goedkeuring is aan strakkere regels gebonden). De materiële grondwet is het geheel van fundamentele, geschreven of ongeschreven regels, ongeacht hun oorsprong (dus niet enkel het 200-tal artikelen in het begin vh Wetboek). Sommige van de bepalingen vd materiële grondweten komen voor in gewone of bijzondere wetten. C.2. Classificatie op grond van de vereiste meerderheid C.2.1. Gewone wet Voor de stemming is er een aanwezigheidsquorum (de helft vd leden moet aanwezig zijn) en een meerderheidsquorum (volstrekte meerderheid van stemmen). C.2.2. Bijzondere wet volledig bicamerale procedure. Er zijn drie vereisten om een dergelijke wet aan te nemen: - Er moet een gewone meerderheid van stemmen in elke taalgroep van elke Wetgevende Kamer zijn. - Er moet een gewone meerderheid van leden van elke taalgroep aanwezig zijn. - Totaal aantal ja-stemmen moet 2/3 bedragen. Ook dubbele of communautaire meerderheid genoemd, want zij wordt op twee niveaus berekend en is voorgeschreven voor het treffen van regelingen die het evenwicht tussen de twee grote taalgemeenschappen vh land raken. C.3. Classificatie op grond van de aard en het voorwerp C.3.1. Interpretatieve wetten of uitleggingswet Wet waarmee de WM zelf een vroegere wetsbepaling interpeteert of uitlegt (authentieke uitlegging uitleg is bindend tov iedereen). C.3.2. Opdrachtwetten Geven de Koning (= regering) een bredere regelgevende bevoegdheid dan die waarover hij op grond van Art 108 GW (uitvoering vd wetten) beschikt. C.3.2.1. Gewone opdrachtwetten, kaderwetten of raamwetten Beperkt zich tot het vaststellen van een aantal algemene beginselen of krachtlijnen en geeft de Koning de opdracht die beginselen nader uit te werken in concrete regelingen kader dat door de UM moet worden ingevuld. C.3.2.2. Wet tot toekenning van bijzondere of buitengewone machten Geeft de Koning de macht om binnen het raam van zijn opdracht, bestaande wetten op te heffe, aan te vullen, te wijzigen of de vervangen. De strekking vd te nemen maatregelen wordt zelden omschreven en de bevoegdheid vd Koning wordt slechts doelmatig beperkt inhoud vh beleid integraal aan de UM. Deze wetten zijn er om soepel te kunnen optreden in buitengewone, dringende omstandigheden. Ze zijn constitutioneel betwistbaar, want de wetgevende macht wordt niet langer exclusief door de Kamer, de Senaat én de Koning uitgevoerd + spanning met Art 108 GW. Ze zijn dan ook enkel aanvaardbaar in uitzonderlijke omstandigheden en voor een bepaalde periode. De aan de Koning toegekende machten moeten nauwkeurig worden omschreven. Er zijn ook bijzondere waarborgen, zoals de verplichte publicatie vh verslag aan de Koning en het advies vd Raad van State, de voorafgaande mededeling aan de wetgevende kamers en/of de bekrachtiging bij wet. C.3.3. Besluitwetten in oorlogsomstandigheden: het parlement was niet in staat om bijeen te komen, dus eigende de Regering zich de uitoefening van de WM toe. Deze wetten zijn rechtsgeldig. C.3.4. Programmawetten De WM probeert zo een deel vh regeringsprogramma ten uitvoer te leggen op wetgevend vlak, op initiatief vd Regering. Het zijn meestal mammoetwetten met een heel gevariërde inhoud. Vaak zijn het ook opdrachtwetten. Deze wetten krijgen nogal wat kritiek, en dus beperkt men het gebruik ervan. Ze mogen alleen bepalingen bevatten die duidelijk verband houden met het budgettaire oogmerk, en sommige artikelen worden uit het ontwerp gelicht om als een of meer aparte ontwerpen te worden behandeld. D. Procedure tot herziening van de formele Grondwet D.1. Herzieningsverklaring door de Preconstituante Elke tak vd WM moet autonoom de (onderdelen van) bestaande artikelen aanwijzen die voor herziening in aanmerking komen. De drie takken moeten tot één gelijkluidende herzieningsverklaring komen. D.2. Automatische ontbinding van het Federaal Parlement De herzieningsverklaring heeft drie gevolgen: - Ontbinding vd Wetgevende Kamers - Oproeping vd kiezers binnen veertig dagen - Bijeenroeping nieuw verkozen Wetgevende Kamers binnen twee maanden. D.3. Grondwetsherziening door de Constituante Het nieuw verkozen Federaal Parlement en de Koning zijn nu Constituante, en kunnen nu de grondwet herzien. Maar: herzieningsmanoeuvreerruimte: - Ze moét de voor herziening aangewezen grondwetsbepalingen niet herzien. - Ze kan de grondwet wel enkel herzien binnen de termijn waarvoor de Wetgevende Kamers werden verkozen (vier jaar) + kan enkel die bepalingen herzien die op identieke wijze in elk vd drie verklaringen vd takken vd Preconstituante zijn aangewezen. Er is een dubbele tweederde meerderheid vereist: zowel een aanwezigheidsquorum als een meerderheidsquorum van 2/3. De onthoudingen worden wel in aanmerking genomen voor het aanwezigheidsquorum, maar niet bij het berekenen vd meerderheid (enkel berekend op de ja- en neen-stemmen). D.4. Bekrachtiging en afkondiging door de Koning De Koning bekrachtigt en kondigt af, en dan volgt publicatie in het BS. 2) Federale uitvoerende macht A. Samenstelling van en lidmaatschap in de Federale Regering A.1. Samenstelling van de Federale Regering De Federale Regering telt maximum 15 ministers + een aantal staatssecretarissen en regeringscommissarissen. Op de Eerste Minister na, moeten er evenveel Nederlandstalige als Franstalige ministers zijn. - De Federale Regering wordt geleid door de eerste minister - De ministers zijn volwaardige leden en beheren een bepaald ministerie. De Vice-Eerste Ministers komen uit andere coalitiepartijen dan die vd Eerste Minister en zijn “ondervoorzitte”: vervangen, indien nodig, de Eerste Minister, en zorgen dat de regering samenhangt en eenzelfde beleidskoers voert. - De staatssecretarissen hebben tov het publiek en het Parlement dezelfde bevoegdheid als een minister, maar ze staan wel onder het gezag van een minister (en die kan steeds een zaak naar zich toetrekken of een beslissing van de staatssecretaris van zijn toestemming afhankelijk maken). - De regeringscommissarissen worden belast met één specifieke opdracht. Belangrijke organen: - Kernkabinet: Eerste Minister, de Vice-Eerste Ministers en een minister uit de coalitiepartijen die geen Vice-Eerste Minister hebben. Deze kernploeg neemt de belangrijkste en moeilijkste beslissingen. - Ministerraad: Eerste Minister + zijn (max) 14 andere ministers (niet te verwarren met Regeringsraad). Zij vergadert over het te voeren regeringsbeleid. A.2. Aanstellings- en ontslagvoorwaarden Ministers en staatssecretarissen worden voorgedragen door de partijen die in het Parlement een coalitie hebben gesloten, en blijven aan zolang zij het vertrouwen vh Parlement genieten. Een lid van een van beide Wetgevende Kamers houdt op met daar zitting te hebben indien hij of zij tot minister wordt benoemd. De Kamer kan de Federale Regering ten val brengen door een constructieve motie van wantrouwen (geeft tegelijkertijd de naam vd persoon die de Kamer aan de Koning voorstelt om de Eerste Minister op te volgen en een nieuwe regering te vormen) aan te nemen, of door op constructieve wijze (binnen drie dagen een opvolger voor de Eerste Minister kunnen aanduiden) een motie van vertrouwen (voorgelegd door de Regering zelf) te verwerpen. B. Bevoegdheden van de Federale Regering Bevoegdheden zijn toegewezen de Koning heeft geen andere bevoegdheden dan deze die de Grondwet of een wet hem uitdrukkelijk toekennen. De OH heeft grosso modo vijf functies: - Uitvoeren vh federale beleid (zie ook boek): uitmaken waaraan de bevolking nood heeft, en hoe daaraan het best kan voldaan worden (toepassing vd bestaande wetgeving); als tak vd WM heeft de Regering ook initiatief-en amenderingsrecht. - - Toepassing en naleving vd bestaande federale wetgeving; ze kan daarvoor ook bijkomende rechtsregels (besluiten) maken, maar die mogen niet strijdig met de hogere wetten zijn. Belast met het bestuur een bekwaam en goed functionerend ambtenarenkorps Zorgt voor de buitenlandse betrekkingen Belast met de politie kan de nodige maatregelen nemen om de openbare orde en de veiligheid te garanderen. C.1. Koninklijke besluiten C.1.1. Begrip Rechtshandeling waarbij de Koning een algemene bestuurlijke maatregel of een individuele overheidshandeling stelt. Drie types: - reglementaire KB’s: formuleren een rechtsregel en hebben een algemene draagwijdte (materiële wet) (ook: verordening, reglement) - organieke KB’s: organiseren een openbare dienst - beschikkende KB’s: toepassing van een rechtsregel in een concreet geval (vb benoeming) (ook: akte, besluit) C.1.2. Basis voor de verordenende bevoegdheid van de koning C.1.2.1. Art. 108 GW Dit artikel verleent de Koning een reglementaire uitvoeringsbevoegdheid op grond hiervan kan de Koning koninklijke besluiten uitvaardigen die de uitvoering vd wet mogelijk maken (de WM kan moeilijk in alle detailregelingen voorzien, die soepel op de wisselende omstandigheden moeten kunnen inspelen) en die tevens aan de wet ondergeschikt zijn. C.1.2.2. Autonome verordeningsbevoegdheid van de Koning Bij twee domeinen lijkt de Koning een autonome verordeningsbevoegdheid (reglementaire KB’s niet: basis is de wet en niet de Grondwet) te bezitten (op basis vd Grondwet): - Organieke koninklijke besluiten: twee soorten bepalingen: o Organisatie vd dienst in technische zin: organigram vh rijksbestuur o Ambtenarenstatuut: rechten en plichten vd ambtenaren - Politiereglementen: maatregelen om de openbare orde, veiligheid, gezondheid en rust te handhaven. C.1.3 Verloop procedure C.1.3.1. Initiatiefrecht Het initiatiefrecht tot een koninklijk besluit gaat uit vd minister. Daarna volgen allerlei formaliteiten (inwinnen van advies, plegen van overleg met belanghebbenden,…) C.1.3.2. Raadpleging van de afdeling advies van de Raad van State Dit geldt enkel voor de reglementaire KB’s (die dus een rechtsnorm bevatten). Uitzondering: speciaal gemotiveerde hoogdringendheid. Het advies is van groot belang voor de interpretatie vd wet, en wordt aan het Verslag aan de Koning (uitleg vd minister aan de Koning over het voorgelegde ontwerpbesluit; vgl met Memorie van Toelichting) gehecht. C.1.3.3. Verplichte of facultatieve beraadslaging in de Ministerraad - Verplicht: omdat het in de wettelijke grondslag is voorgeschreven - Facultatief: aangelegenheid van groot politiek belang Uiteindelijk ondertekend door de minister, vervolgens door de Koning C.1.3.4. Bekendmaking Reglementaire KB’s BS Niet-reglementaire KB’s gewoon bij uittreksel, of eenvoudige vermelding in het BS. C.1.3.5. Inwerkingtreding Op de tiende dag na de bekendmaking, tenzij de KB’s zelf een andere termijn bepalen. C.2. Ministeriële besluiten C.2.1. Begrip Rechtshandelingen waarbij een minister algemene bestuurlijke maatregel of een individuele overheidshandeling stelt. C.2.2. Basis van de verordende bevoegdheid van de minister Ofwel heeft de Koning zijn verordeningsbevoegdheid overgedragen aan de ministers, en in andere gevallen heeft de wetgever de reglementaire bevoegdheid aan een minister gedelegeerd (voornamelijk in economische of financiële aangelegenheden). De Koning kan moeilijk alle concrete toepassingen vd formele wet en/of van zijn reglementaire (uitvoerings)besluiten voor zijn rekening nemen, en dankzij de delegatie kan de minister de nodige administratieve maatregelen treffen. Een minister kan wel nooit over de algemene verondeningsmacht beschikken. De Grondwet machtigt de Koning niet om zijn bevoegdheden te delegeren, maar aangezien de KB’s eveneens besluiten zijn van ministers, is de controverse nogal minimalistisch. C.2.3. Verloop procedure Ook voor MB’s moet de afdeling wetgeving vd Raad van State om advies geraadpleegd worden. Voor bekendmaking en inwerkingtreden gelden dezelfde regels als voor KB’s (algemene draagwijdte BS). C.3. Besluiten van staatssecretarissen Staatssecretarissen mogen slechts met instemming vd minister aan wie zij zijn toegevoegd, een verordenende bevoegdheid uitoefenen.