Samenvatting Deel 2 H1

advertisement
Hoofdstuk 1
Federale gezagsorganisatie
Inleiding
Ook de Koning (= de Regering = uitvoerende macht = UM) behoort tot de
wetgevende macht (= WM).
1) Federale wetgevende macht
A. Samenstelling van en lidmaatschap in het Federaal Parlement
A.1. Samenstelling van de Kamer van Volksvertegenwoordigers
 150 rechtstreeks verkozen leden
A.2. Samenstelling van de Senaat
 Senatoren van rechtswege (kinderen vd koning vanaf 18 jaar; stemrecht vanaf 21
jaar) + 71 senatoren:
- Rechtstreeks verkozen (40): 25 door het Nederlandse en 15 door Franse
kiescollege
- Gemeenschapssenatoren (21): 10 aangewezen door en uit het Vlaams
Parlement, 10 door en uit de Franse Gemeenschapsraad en 1 door en uit de
Raad voor de Duitstalige Gemeenschap
- Gecoöpteerde senatoren (10): 6 door de 25 rechtstreeks verkozenen uit het
Nederlands kiescollege en door de 10 aangewezen door het Vaalse
Parlement, 4 door de 15 verkozenen uit het Franse kiescollege en door de 10
aangezien door de Franse Gemeenschapsraad.
 laat zowel de belangen vd federatie als die vd deelstaten aan bod komen. De
Senaat verliest steeds meer aan macht tvv de Kamer (Senaat vooral als
reflectiekamer).
A.3. Taalgroepen in de Kamer en de Senaat
In beide kamers is er een Nederlandstalige en een Franse taalgroep (afhankelijk vh
grondgebied vh kiescollege waar het parlementslid verkozen is. Voor de
parlementsleden uit een tweetalig kiescolleges: taal vd lijst als criterium). Deze
taalgroepen zijn van belang bij het stemmen van bijzondere meerderheidswetten.
A.4. Verkiezingen, verkiesbaarheid en onverenigbaarheid in Kamer en Senaat
(zie boek) De verkozen parlementsleden moeten, waar zij ook verkozen zijn, de
ganse Natie vertegenwoordigen. Men kan niet tegelijkertijd van Kamer en Senaat lid
zijn. De kamerleden, de rechtstreeks verkozen en de gecoöpteerde senatoren
kunnen niet ook lid zijn vd gemeenschaps-of gewestraden.
B. Totstandkoming van de wetgeving
 drie procedures
B.1. Volledig bicamerale procedure
B.1.1. Materies
-
verklaring tot herziening grondwet
bijzondere meerderheidswetten en hun uitvoeringswetten
wetten tot instemming met verdragen
wetten die de rechterlijke organisatie aangaan.
B.1.2. Verloop procedure
B.1.2.1. Initiatiefrecht via het indienen van wetsontwerpen of wetsvoorstellen
-
-
Wetsontwerp: op initiatief vd regering of de bevoegde minister, ingediend in
een van beide kamers (vrije keuze; behalve bij verdragen: moet bij Senaat).
Ze worden uitgelegd in een Memorie van toelichting.
Wetsvoorstel: op initiatief van een of meerdere volksvertegenwoordigers of
senatoren. Worden becommentarieerd in een Toelichting.
B.1.2.2. Verplicht voorafgaandelijk advies van de afdeling wetgeving van de Raad
van State over voorontwerpen tot wet
Voor het wetsontwerp door de Koning ondertekend wordt en bij een vd kamers
terechtkomt  voorontwerp  juridisch advies bij de afdeling wetgeving vd Raad
van State. Die stelt vast of het voorontwerp inbreuk maakt op de bevoegdheden vd
gemeenschappen en de gewesten en of het de bevoegdheidsverdeling tussen de
Kamer en de Senaat respecteert. Hun advies wordt aan de Memorie van Toelichting
gehecht, en is niet bindend, al wordt er wel veel belang aan gehecht.
B.1.2.3. Inoverwegingneming van (enkel) wetsvoorstellen
Het wetsvoorstel wordt bij een vd beide Wetgevende Kamers neergelegd, waarna die
beslissen of het voorstel in overweging (of het voor behandeling in aanmerking
komt) genomen wordt. Slechts bij manifeste strijdigheid met de Grondwet/openbare
orde/gevoelige materies wordt ze geweigerd.
B.1.2.4. Verplicht of facultatief advies van de afdeling wetgeving van de Raad van
State over wetsvoorstellen
Ook wetsvoorstellen moeten (als de voorzitter Kamer/Senaat erom vraagt of als
minstens 1/3 vd leden erom vraagt) of kunnen (alle andere gevallen) voor juridisch
advies bij de afdeling wetgeving vd Raad van State worden voorgelegd. De leden vd
UM kunnen een advies vragen over alle voorstellen en amendementen op ontwerpen
of voorstellen.
B.1.2.5. Bespreking en stemming van wetsvoorstellen en wetsontwerpen in
commissie
Een beperkt aantal leden (volgens het stelsel van evenredige vertegenwoordiging),
samen met de technisch bevoegde minister vormen de bevoegde parlementaire
commissie waar het voorstel/ontwerp naartoe wordt gestuurd. Een of meerdere
commissieleden zijn verslaggevers (brengen verslag uit aan de plenaire
vergadering, hun verslag wordt gepubliceerd in de Gedrukte Stukken).
B.1.2.6. Bespreking en stemming van wetsvoorstellen en wetsontwerpen in plenaire
vergadering
In de plenaire vergadering vindt een algemene bespreking plaats, gevolgd door een
artikelsgewijze bespreking, door een stemming per artikel over de vooropgestelde
amendementen mbt het artikel, en uiteindelijk door een stemming over het geheel.
Bij de beraadslagingen kunnen opnieuw amendementen worden ingediend en kan
of moet het advies vd Raad van State (opnieuw) worden ingewonnen.
De Kamer en de Senaat moeten een gelijkluidende tekst hebben aangenomen, en
dus wordt het voorstel of ontwerp over en weer gezonden tot beide Wetgevende
Kamers een identieke tekst hebben aangenomen.
B.1.2.7. Bekrachtiging van wetten
Een wet wordt door de Koning, als derde tak vd federale WM, bekrachtigd.
B.1.2.8. Afkondiging van wetten
Meestal gebeurt bekrachtiging en afkondiging in dezelfde akte, maar bij de
afkondiging fungeert de Koning als het hoofd van de federale UM. Hij bepaalt zo dat
de wet ten uitvoer moet worden gelegd.
De datum vd bekrachtiging en de aankondiging is meteen de datum vd wet.
B.1.2.9. Bekendmaking van wetten
Alle wetten moeten op officiële wijze gepubliceerd worden voor ze bindend kunnen
zijn, en ze zijn alleen bindend zoals ze officieel zijn bekendgemaakt.
Dit gebeurt in het Belgisch Staatsblad. Sinds kort wordt dit niet meer gedrukt, maar
enkel op het internet gepubliceerd. Iedere burger kan echter een afdruk tegen
kostprijs bekomen na een gratis telefoontje.
B.2. Monocamerale procedure
B.2.1. Materies
Vier domeinen, voornamelijk mbt politieke controle op de Regering en de openbare
financiën:
- Verlenen van naturalisaties
- Burgerlijke en strafrechterlijke aansprakelijkheid van de ministers vd Koning.
- Begrotingen en de rekeningen vd Staat die jaarlijks vooraf/achteraf moeten
worden goedgekeurd.
- Vaststelling vh legercontingent.
B.2.2. Verloop procedure
De Senaat maakt hierbij geen deel uit vd WM. De Koning kan zijn initiatief-en
amenderingsrecht bijgevolg enkel in de Kamer uitoefenen. Voor de rest: ~ voorstel of
ontwerp in zuiver bicamerale procedure.
B.3. Optioneel bicamerale procedure
Senaat als reflectiekamer, maar de Kamer behoudt het laatste woord.
B.3.1. Materies
Driekwart vh wetgevend werk  al wat niet volledig bicameraal of monocameraal is.
B.3.2. Verloop procedure
B.3.2.1. Procedure wanneer het initiatiefrecht berust bij de Kamer van
Volksvertegenwoordigers of bij de Koning (art. 78-80 GW)
i)
Eerste behandeling door de kamer
De Kamer behandelt als eerste de ontwerpen of voorstellen, volgens de eerder
beschreven procedure. Wanneer het voorstel of ontwerp wordt aangenomen 
overgezonden aan de Senaat.
ii)
Eerste behandeling door de Senaat
De Senaat is niet verplicht om het ontwerp (ook de naam voor een wetsvoorstel dat
reeds in een kamer is goedgekeurd en naar de andere wordt gestuurd) te
onderzoeken  als vijftien leden binnen de vijftien dagen hierom verzoeken 
evocatierecht. Indien dat recht niet (tijdig) wordt uitgeoefend  overgezonden aan
Koning, die het wetsontwerp bekrachtigt.
Indien er wel geëvoceerd wordt: tweede vervaltermijn van zestig dagen. Er zijn twee
mogelijkheden:
- De Senaat laat de termijn passeren zonder iets te doen; beslist dat er geen
reden is om te amenderen of verwerpt het ontwerp  wetsontwerp naar
Koning voor bekrachtiging (Senaat kan Kamer niet tot tweede behandeling
dwingen)
- De Senaat amendeert  ~ eerder beschreven procedure, maar: enkel
stemming over de afzonderlijke amendementen + over het aldus
geamendeerde wetsontwerp. Bij een positieve eindstemming  terug naar de
Kamer.
iii)
Tweede behandeling door de Kamer
~ eerder beschreven procedure, maar de Kamer neemt nu een definitieve
beslissing. Er zijn drie mogelijke scenario’s:
- Kamer is akkoord met de amendementen vd Senaat; of maakt alle
amendementen van de Senaat ongedaan (tegenamendementen)  ter
bekrachtiging aan de Koning
- De Kamer verwerpt het wetsontwerp (nogal onwaarschijnlijk)  einde
procedure
- De Kamer kan zelf ook amenderen, om een nieuwe tekst te verkrijgen. Het
geamendeerde wetsontwerp gaat terug naar de Senaat, die het (enkel
aanhangig voor de bepalingen die resulteren uit de nieuwe amendementen vd
Kamer) meteen bespreekt. Indien die niets doet, weigert, of goedkeurt  ter
bekrachtiging aan de Koning. Indien de Senaat echter opnieuw amendeert 
terug naar de Kamer, en die moet zich definitief uitspreken. Ze kan opnieuw
amendementen aannemen, maar die leiden niet opnieuw tot overzending naar
de Senaat, want de ‘navette’ moet eindigen.
B.3.2.2. Procedure wanneer het initiatiefrecht berust bij de Senaat
De Kamer heeft nog steeds het laatste woord!
i)
Eerste behandeling door de Senaat
Wanneer de Senaat het wetsvoorstel (eventueel geamendeerd) aanneemt, wordt het
overgezonden aan de Kamer, die het meteen behandelt (zonder evocatierecht te
moeten uitoefenen)
ii)
Eerste behandeling door de Kamer
De Kamer spreekt zich binnen de zestig dagen (indien termijn overschreden,
bepaalt parlementaire commissie een nieuwe deadline; indien er geen
overeenstemming is, wordt deze termijn opnieuw vastgelegd op zestig dagen) uit:
- Kamer kan het ontwerp ongewijzigd aannemen  naar de Koning
- Kamer kan verwerpen  procedure beëindigd
- Kamer kan amenderen  terug naar Senaat
iii)
Tweede behandeling door de Senaat
De Senaat bespreekt, binnen de vijftien dagen, enkel de bepalingen uit de
amendementen die voordien door de Kamer werden aangenomen.
Indien de Senaat verwerpt of ongewijzigd aanneemt  via de Kamer naar de
Koning.
Indien de Senaat amendeert en aanneemt  terug naar de Kamer
iv)
Tweede behandeling door de Kamer
De Kamer spreekt zich binnen de vijftien dagen definitief uit over de amendementen
die de Senaat aannaam: ze neemt het ontwerp aan of amendeert (evt via
‘tegenamendementen’ de amendementen vd Senaat ongedaan maken). Hierna gaat
het wetsontwerp rechtstreeks naar de Koning.
C. Regelgeving uitgaande van de federale wetgevende macht
-
Formele wet: akte vd wetgever. De meeste formele wetten zijn materiële
wetten (niet altijd zo: bvb naturalisatie)
Materiële wet: iedere algemeen bindende rechtsnorm. Het leeuwendeel vd
materiële wetten zijn geen formele wetten.
C.1. Grondwet in formele zin
Dit is het geheel van rechtsregels die een bijzonder gezag genieten (goedkeuring is
aan strakkere regels gebonden).
De materiële grondwet is het geheel van fundamentele, geschreven of
ongeschreven regels, ongeacht hun oorsprong (dus niet enkel het 200-tal artikelen
in het begin vh Wetboek). Sommige van de bepalingen vd materiële grondweten
komen voor in gewone of bijzondere wetten.
C.2. Classificatie op grond van de vereiste meerderheid
C.2.1. Gewone wet
Voor de stemming is er een aanwezigheidsquorum (de helft vd leden moet
aanwezig zijn) en een meerderheidsquorum (volstrekte meerderheid van
stemmen).
C.2.2. Bijzondere wet
 volledig bicamerale procedure. Er zijn drie vereisten om een dergelijke wet aan te
nemen:
- Er moet een gewone meerderheid van stemmen in elke taalgroep van elke
Wetgevende Kamer zijn.
- Er moet een gewone meerderheid van leden van elke taalgroep aanwezig
zijn.
- Totaal aantal ja-stemmen moet 2/3 bedragen.
Ook dubbele of communautaire meerderheid genoemd, want zij wordt op twee
niveaus berekend en is voorgeschreven voor het treffen van regelingen die het
evenwicht tussen de twee grote taalgemeenschappen vh land raken.
C.3. Classificatie op grond van de aard en het voorwerp
C.3.1. Interpretatieve wetten of uitleggingswet
Wet waarmee de WM zelf een vroegere wetsbepaling interpeteert of uitlegt
(authentieke uitlegging  uitleg is bindend tov iedereen).
C.3.2. Opdrachtwetten
Geven de Koning (= regering) een bredere regelgevende bevoegdheid dan die
waarover hij op grond van Art 108 GW (uitvoering vd wetten) beschikt.
C.3.2.1. Gewone opdrachtwetten, kaderwetten of raamwetten
Beperkt zich tot het vaststellen van een aantal algemene beginselen of krachtlijnen
en geeft de Koning de opdracht die beginselen nader uit te werken in concrete
regelingen  kader dat door de UM moet worden ingevuld.
C.3.2.2. Wet tot toekenning van bijzondere of buitengewone machten
Geeft de Koning de macht om binnen het raam van zijn opdracht, bestaande wetten
op te heffe, aan te vullen, te wijzigen of de vervangen. De strekking vd te nemen
maatregelen wordt zelden omschreven en de bevoegdheid vd Koning wordt slechts
doelmatig beperkt  inhoud vh beleid integraal aan de UM.
Deze wetten zijn er om soepel te kunnen optreden in buitengewone, dringende
omstandigheden. Ze zijn constitutioneel betwistbaar, want de wetgevende macht
wordt niet langer exclusief door de Kamer, de Senaat én de Koning uitgevoerd +
spanning met Art 108 GW. Ze zijn dan ook enkel aanvaardbaar in uitzonderlijke
omstandigheden en voor een bepaalde periode. De aan de Koning toegekende
machten moeten nauwkeurig worden omschreven.
Er zijn ook bijzondere waarborgen, zoals de verplichte publicatie vh verslag aan de
Koning en het advies vd Raad van State, de voorafgaande mededeling aan de
wetgevende kamers en/of de bekrachtiging bij wet.
C.3.3. Besluitwetten
 in oorlogsomstandigheden: het parlement was niet in staat om bijeen te komen,
dus eigende de Regering zich de uitoefening van de WM toe. Deze wetten zijn
rechtsgeldig.
C.3.4. Programmawetten
De WM probeert zo een deel vh regeringsprogramma ten uitvoer te leggen op
wetgevend vlak, op initiatief vd Regering. Het zijn meestal mammoetwetten met een
heel gevariërde inhoud. Vaak zijn het ook opdrachtwetten.
Deze wetten krijgen nogal wat kritiek, en dus beperkt men het gebruik ervan. Ze
mogen alleen bepalingen bevatten die duidelijk verband houden met het budgettaire
oogmerk, en sommige artikelen worden uit het ontwerp gelicht om als een of meer
aparte ontwerpen te worden behandeld.
D. Procedure tot herziening van de formele Grondwet
D.1. Herzieningsverklaring door de Preconstituante
Elke tak vd WM moet autonoom de (onderdelen van) bestaande artikelen aanwijzen
die voor herziening in aanmerking komen. De drie takken moeten tot één
gelijkluidende herzieningsverklaring komen.
D.2. Automatische ontbinding van het Federaal Parlement
De herzieningsverklaring heeft drie gevolgen:
- Ontbinding vd Wetgevende Kamers
- Oproeping vd kiezers binnen veertig dagen
- Bijeenroeping nieuw verkozen Wetgevende Kamers binnen twee maanden.
D.3. Grondwetsherziening door de Constituante
Het nieuw verkozen Federaal Parlement en de Koning zijn nu Constituante, en
kunnen nu de grondwet herzien. Maar: herzieningsmanoeuvreerruimte:
- Ze moét de voor herziening aangewezen grondwetsbepalingen niet herzien.
- Ze kan de grondwet wel enkel herzien binnen de termijn waarvoor de
Wetgevende Kamers werden verkozen (vier jaar) + kan enkel die bepalingen
herzien die op identieke wijze in elk vd drie verklaringen vd takken vd
Preconstituante zijn aangewezen.
Er is een dubbele tweederde meerderheid vereist: zowel een
aanwezigheidsquorum als een meerderheidsquorum van 2/3. De onthoudingen
worden wel in aanmerking genomen voor het aanwezigheidsquorum, maar niet bij
het berekenen vd meerderheid (enkel berekend op de ja- en neen-stemmen).
D.4. Bekrachtiging en afkondiging door de Koning
De Koning bekrachtigt en kondigt af, en dan volgt publicatie in het BS.
2) Federale uitvoerende macht
A. Samenstelling van en lidmaatschap in de Federale Regering
A.1. Samenstelling van de Federale Regering
De Federale Regering telt maximum 15 ministers + een aantal staatssecretarissen
en regeringscommissarissen. Op de Eerste Minister na, moeten er evenveel
Nederlandstalige als Franstalige ministers zijn.
- De Federale Regering wordt geleid door de eerste minister
- De ministers zijn volwaardige leden en beheren een bepaald ministerie. De
Vice-Eerste Ministers komen uit andere coalitiepartijen dan die vd Eerste
Minister en zijn “ondervoorzitte”: vervangen, indien nodig, de Eerste Minister,
en zorgen dat de regering samenhangt en eenzelfde beleidskoers voert.
- De staatssecretarissen hebben tov het publiek en het Parlement dezelfde
bevoegdheid als een minister, maar ze staan wel onder het gezag van een
minister (en die kan steeds een zaak naar zich toetrekken of een beslissing
van de staatssecretaris van zijn toestemming afhankelijk maken).
- De regeringscommissarissen worden belast met één specifieke opdracht.
Belangrijke organen:
- Kernkabinet: Eerste Minister, de Vice-Eerste Ministers en een minister uit de
coalitiepartijen die geen Vice-Eerste Minister hebben. Deze kernploeg neemt
de belangrijkste en moeilijkste beslissingen.
- Ministerraad: Eerste Minister + zijn (max) 14 andere ministers (niet te
verwarren met Regeringsraad). Zij vergadert over het te voeren
regeringsbeleid.
A.2. Aanstellings- en ontslagvoorwaarden
Ministers en staatssecretarissen worden voorgedragen door de partijen die in het
Parlement een coalitie hebben gesloten, en blijven aan zolang zij het vertrouwen vh
Parlement genieten. Een lid van een van beide Wetgevende Kamers houdt op met
daar zitting te hebben indien hij of zij tot minister wordt benoemd.
De Kamer kan de Federale Regering ten val brengen door een constructieve motie
van wantrouwen (geeft tegelijkertijd de naam vd persoon die de Kamer aan de
Koning voorstelt om de Eerste Minister op te volgen en een nieuwe regering te
vormen) aan te nemen, of door op constructieve wijze (binnen drie dagen een
opvolger voor de Eerste Minister kunnen aanduiden) een motie van vertrouwen
(voorgelegd door de Regering zelf) te verwerpen.
B. Bevoegdheden van de Federale Regering
Bevoegdheden zijn toegewezen  de Koning heeft geen andere bevoegdheden dan
deze die de Grondwet of een wet hem uitdrukkelijk toekennen. De OH heeft grosso
modo vijf functies:
- Uitvoeren vh federale beleid (zie ook boek): uitmaken waaraan de bevolking
nood heeft, en hoe daaraan het best kan voldaan worden (toepassing vd
bestaande wetgeving); als tak vd WM heeft de Regering ook initiatief-en
amenderingsrecht.
-
-
Toepassing en naleving vd bestaande federale wetgeving; ze kan daarvoor
ook bijkomende rechtsregels (besluiten) maken, maar die mogen niet strijdig
met de hogere wetten zijn.
Belast met het bestuur  een bekwaam en goed functionerend
ambtenarenkorps
Zorgt voor de buitenlandse betrekkingen
Belast met de politie  kan de nodige maatregelen nemen om de openbare
orde en de veiligheid te garanderen.
C.1. Koninklijke besluiten
C.1.1. Begrip
Rechtshandeling waarbij de Koning een algemene bestuurlijke maatregel of een
individuele overheidshandeling stelt. Drie types:
- reglementaire KB’s: formuleren een rechtsregel en hebben een algemene
draagwijdte (materiële wet) (ook: verordening, reglement)
- organieke KB’s: organiseren een openbare dienst
- beschikkende KB’s: toepassing van een rechtsregel in een concreet geval
(vb benoeming) (ook: akte, besluit)
C.1.2. Basis voor de verordenende bevoegdheid van de koning
C.1.2.1. Art. 108 GW
Dit artikel verleent de Koning een reglementaire uitvoeringsbevoegdheid  op
grond hiervan kan de Koning koninklijke besluiten uitvaardigen die de uitvoering vd
wet mogelijk maken (de WM kan moeilijk in alle detailregelingen voorzien, die soepel
op de wisselende omstandigheden moeten kunnen inspelen) en die tevens aan de
wet ondergeschikt zijn.
C.1.2.2. Autonome verordeningsbevoegdheid van de Koning
Bij twee domeinen lijkt de Koning een autonome verordeningsbevoegdheid
(reglementaire KB’s niet: basis is de wet en niet de Grondwet) te bezitten (op basis
vd Grondwet):
- Organieke koninklijke besluiten: twee soorten bepalingen:
o Organisatie vd dienst in technische zin: organigram vh rijksbestuur
o Ambtenarenstatuut: rechten en plichten vd ambtenaren
- Politiereglementen: maatregelen om de openbare orde, veiligheid, gezondheid
en rust te handhaven.
C.1.3 Verloop procedure
C.1.3.1. Initiatiefrecht
Het initiatiefrecht tot een koninklijk besluit gaat uit vd minister. Daarna volgen allerlei
formaliteiten (inwinnen van advies, plegen van overleg met belanghebbenden,…)
C.1.3.2. Raadpleging van de afdeling advies van de Raad van State
Dit geldt enkel voor de reglementaire KB’s (die dus een rechtsnorm bevatten).
Uitzondering: speciaal gemotiveerde hoogdringendheid. Het advies is van groot
belang voor de interpretatie vd wet, en wordt aan het Verslag aan de Koning (uitleg
vd minister aan de Koning over het voorgelegde ontwerpbesluit; vgl met Memorie van
Toelichting) gehecht.
C.1.3.3. Verplichte of facultatieve beraadslaging in de Ministerraad
- Verplicht: omdat het in de wettelijke grondslag is voorgeschreven
- Facultatief: aangelegenheid van groot politiek belang
Uiteindelijk  ondertekend door de minister, vervolgens door de Koning
C.1.3.4. Bekendmaking
Reglementaire KB’s  BS
Niet-reglementaire KB’s  gewoon bij uittreksel, of eenvoudige vermelding in het
BS.
C.1.3.5. Inwerkingtreding
Op de tiende dag na de bekendmaking, tenzij de KB’s zelf een andere termijn
bepalen.
C.2. Ministeriële besluiten
C.2.1. Begrip
Rechtshandelingen waarbij een minister algemene bestuurlijke maatregel of een
individuele overheidshandeling stelt.
C.2.2. Basis van de verordende bevoegdheid van de minister
Ofwel heeft de Koning zijn verordeningsbevoegdheid overgedragen aan de
ministers, en in andere gevallen heeft de wetgever de reglementaire bevoegdheid
aan een minister gedelegeerd (voornamelijk in economische of financiële
aangelegenheden). De Koning kan moeilijk alle concrete toepassingen vd formele
wet en/of van zijn reglementaire (uitvoerings)besluiten voor zijn rekening nemen, en
dankzij de delegatie kan de minister de nodige administratieve maatregelen treffen.
Een minister kan wel nooit over de algemene verondeningsmacht beschikken.
De Grondwet machtigt de Koning niet om zijn bevoegdheden te delegeren, maar
aangezien de KB’s eveneens besluiten zijn van ministers, is de controverse nogal
minimalistisch.
C.2.3. Verloop procedure
Ook voor MB’s moet de afdeling wetgeving vd Raad van State om advies
geraadpleegd worden. Voor bekendmaking en inwerkingtreden gelden dezelfde
regels als voor KB’s (algemene draagwijdte  BS).
C.3. Besluiten van staatssecretarissen
Staatssecretarissen mogen slechts met instemming vd minister aan wie zij zijn
toegevoegd, een verordenende bevoegdheid uitoefenen.
Download