De kosmos van het menselijk brein J. van Loon De hersenen vormen het belangrijkste deel van het zenuwstelsel. Het zenuwstelsel kan worden opgesplitst in een perifeer en een centraal deel. Het perifere zenuwstelsel bestaat uit de zenuwen die in onze ledematen en romp verlopen. Die zenuwen kunnen vergeleken worden met de elektriciteitsdraden die de verbinding vormen tussen de centrale bron van elektriciteit en de toestellen die met die elektriciteit kunnen functioneren. Die zenuwen zorgen ervoor dat we onze spieren kunnen gebruiken om te interageren met de omgeving, en omgekeerd brengen ze ook informatie vanuit die omgeving naar het centrale deel van het zenuwstelsel. Het centrale zenuwstelsel bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg. Terwijl het ruggenmerg enerzijds niet meer is dan een bundel van zenuwvezels, de hoogspanningslijnen in onze vergelijking met het elektriciteitssysteem, gebeurt er anderzijds in het ruggenmerg toch ook al een verwerking van de signalen die er door lopen, en kunnen bepaalde reflexen optreden door verbinding van verschillende zenuwbanen. De hersenen vormen de krachtcentrale van ons zenuwstelsel. Ze bestaan uit de grote hersenen (het cerebrum), de kleine hersenen (het cerebellum) en de hersenstam. Informatie komt via het perifere zenuwstelsel en het ruggenmerg naar de hersenen, wordt daar verwerkt, geïntegreerd en getoetst aan gelijkaardige informatie uit het verleden, en op basis daarvan wordt een signaal gevormd dat zorgt voor een aangepaste reactie op en interactie met onze omgeving. Naarmate de hersenen van een diersoort meer ontwikkeld zijn, gaat die interactie meer specifiek zijn, met als doel om onze omgeving tot ons eigen nut te gebruiken. De bouwstenen van onze hersenen zijn 100 miljard zenuwcellen, de neuronen. Ze worden ondersteund, gevoed en beschermd door steuncellen, of gliacellen, die nog 10 maal zo talrijk zijn. Elk neuron staat in verbinding met gemiddeld 100 duizend andere neuronen, en op die manier wordt een gigantisch ingewikkeld netwerk gevormd. Qua complexiteit kan het menselijk brein dan ook enkel vergeleken worden met de kosmos waarin ons melkwegstelsel miljarden sterren bevat waarvan de zon er slechts één is. De functies van de hersenen worden bepaald door de activiteit van die netwerken, die zich in de loop van ons leven in zekere mate kunnen aanpassen, maar waarvan bepaalde delen essentieel zijn om een normale functie toe te laten. Die netwerken zijn de basis voor het verwerken van verschillende soorten informatie, het vergelijken van die informatie met opgeslagen gegevens, en het reageren op een gepaste wijze. Elk neuron bestaat uit een celkern (nucleus) vanwaar uitlopers vertrekken. Meestal wordt de informatie van andere neuronen via korte uitlopers (dendrieten) naar de nucleus gestuurd, vanwaar een langere uitloper (axon) vertrekt om over grotere afstand contact te maken met andere neuronen. De langste axonen van het menselijk lichaam zijn bijna één meter lang. De nucleus van een zenuwcel bevat het genetisch materiaal en ook de bouwstoffen om energie te verwerken en herstel toe te laten. Neuronen communiceren met elkaar door een combinatie van elektrische en chemische processen. Door een influx van positief geladen ionen (Na+) doorheen de wand van een zenuwcel (celmembraan), ontstaat een elektrische golf, de actiepotentiaal. Die loopt vanuit het uiteinde van de dendrieten naar de nucleus en vandaar naar het uiteinde van het axon aan een snelheid van ongeveer 10 m/s. Het uiteinde van een axon maakt contact met een volgend neuron ter hoogte van een synaps. In die synaps komen de celmembranen van beide neuronen dicht tegen elkaar zonder elkaar te raken. Wanneer de elektrische stroom in het aanvoerende axon de synaps bereikt, worden bepaalde chemische substanties vrijgezet. Deze neurotransmitters bewegen zich naar het membraan van het neuron aan de andere kant van de synaps, maken daar contact met een receptor waardoor er in het tweede neuron ook een influx van Na+-ionen optreedt, en ook hier een actiepotentiaal ontstaat. Andere neurotransmitters hebben een omgekeerd effect en zorgen er voor dat het tweede neuron juist minder actief wordt. Op die manier ontstaan er in een netwerk van neuronen activerende en remmende/inhiberende effecten die toelaten om de activiteiten in het netwerk te regelen. Het grootste deel van de celkernen van het cerebrum bevindt zich aan de buitenkant (in de hersenschors of cortex) en vormt de zogenaamde grijze stof. De axonen van die neuronen vormen de witte stof. Het cerebrum bestaat uit twee hersenhelften die elk worden onderverdeeld in vier hersenkwabben. De frontale kwab is bij lagere diersoorten weinig ontwikkeld, maar bij de mens de grootste kwab. Achteraan in de frontale kwab ligt de motorische cortex, waar de neuronen liggen die instaan voor de beweging van de spieren van de ledematen. Het voorste deel van de frontale kwab is verantwoordelijk voor ons typisch menselijk gedrag dat aangepast is aan de omstandigheden. Een derde belangrijke functie van de frontale kwab is het genereren van spraak. De parietale kwab bevat de sensorische cortex waar het gevoel aankomt. Als we een voorwerp betasten komt die informatie in de parietale kwab terecht zodat we kunnen vaststellen om welk voorwerp het gaat. De occipitale kwab ligt achteraan in de hersenen en krijgt informatie van ons visueel systeem, daar “zien” we wat wordt geprojecteerd door de ooglens op het netvlies van ons oog. Tot slot is er de temporale kwab die onder de frontale kwab is gelegen. Hier komt de auditieve informatie terecht, hier “horen” we de betekenis van de drukgolven die via onze oren worden opgevangen. Het achterste deel van onze temporale kwab is belangrijk om taal te begrijpen, en het deel aan de binnenkant speelt een belangrijke rol voor het geheugen. Al die verschillende delen van de hersenschors staan met elkaar in verbinding, en de verschillende soorten informatie worden samengebracht. Zo zien en horen we tegelijkertijd, of kijken we ook naar een voorwerp terwijl we het betasten. Die geïntegreerde informatie wordt dan ook nog eens getoetst aan wat we hebben opgeslagen in ons geheugen, waarna de motorische cortex wordt geactiveerd zodat we kunnen reageren op wat er rondom ons gebeurt. Los van deze praktische activiteiten, is het menselijk brein in staat tot nadenken, beredeneren, overwegen en filosoferen, niet alleen over wat er rondom ons gebeurt, maar ook over wat er in het brein zelf gebeurt. Die mogelijkheid tot introspectie maakt van het menselijk brein het meest complexe orgaan dat we kennen.