H2 Bouw en functie

advertisement
H2 Bouw en functie
Soorten zenuw cellen
Neuronen
Alle neuronen hebben net als gewone cellen een gewone cellichaam. De informatie stroom kan maar in een richting vloeien, van dendriet naar het axon. Dendrieten​
ontvangen de informatie en sturen het richting het cellichaam. Het axon​
is een dunne vezel die een impuls gelijk vanaf het cellichaam naar anderen neuronen. Axonen zijn vaak geïsoleerd door een vettig laagje genaamd ​
De myelineschede​
. Deze stof levert de witte kleur van neuronen. Aan het einden van een axon bevindt zich een ​
presynaptisch eindplaatje ​
hier worden de neurotransmitters afgestaan. Gliacellen
Gliacellen geleiden geen impuls maar wel stoffen. Er zijn 3 soorten gliacellen: Astrocyten​
hebben een ster vorm en maken deel uit van de bloed­hersensbarrière, ook ruimen ze aval op. Oligodendrocyten ​
maken de myelineschede. Schwanncellen ​
maken ook de myelineschede maar dan in het perifere zenuw stelsel. Ook voed hij de neuron die hij omhelst. Bloed-hersenenbarrière
Tegenovergesteld tot in de rest van het lichaam zijn de gaatje in de hersenen zo klein dat er alleen maar water, zuurstof en koolstofdioxide door kan. Om de hersenen te bevoorraden met glucose en anderen voedingsstoffen is dus een apart stelsel nodig, dit stelsel moet actief transport gebruikt worden, dat kost veel energie. Het feit dat de gaatje zo klein zijn noemen we de bloed­hersensbarrière. Deze barrière is aanwezig omdat het moeilijk is om neuronen te vervangen dus er mogen absolute geen virussen en schadelijke chemicaliën bij komen! Voeding neuronen
Neuronen gebruiken voornamelijk glucose, om glucose te verbranden zijn er 2 stoffen nodig. Zuurstof en thiamine. Indeling zenuwstelsel
Ligging
Het zenuw stelsel is qua ligging vedelt in twee delen : Centrale zenuwstelsel : ​
Het ruggen merg en de hersenen. Het perifere zenuwstelsel : ​
Dit zijn de zenuwen die verbonden zijn aan het centralezenuwstelsel. Functie
Het animale zenuwstelsel : ​
Regelt de bewuste handelingen van het organisme. Het autonome zenuwstelsel : ​
Dit deel functioneert zelfstandig en zonder de wil van het organisme. Het regelt onbewuste functies zoals aanhalingen en spijsvertering. Dit stelsel is onder te verdelen in twee delen : Het ​
orthosympatische​
deel brengt het lichaam dus in een actieve staat en het parasympatische​
deel brengt het lichaam dus in een rust staat. Impulsopwekking en geleiding1
Men onderscheidt aan de actiepotentiaal de volgende fasen (zie grafiek in figuur 14): 1. depolarisatie tot aan de drempelwaarde van ­ 50 mV (ten gevolge van de prikkel) 2. depolarisatiefase ten gevolge van natriuminstroom tot maximaal ongeveer +30 mV 3. repolarisatiefase ten gevolge van kaliumuitstroom 4. hyperpolarisatie ten gevolge van de voortgezette kaliumuitstroom tot ­ 80 mV. 5. herstelfase: terugkeer naar de rustpotentiaal van ­ 70mV Al wordt een neuron veel geprikkeld kan de drempel waarde omhoog gaan waardoor de prikkels sterker moeten zijn voordat ze doorgegeven worden. Een impuls gaat met ongeveer 1­6m/s door het lichaam (afhankelijk van de myelineschede). Tussen de verschillende neuronen wordt het signaal doorgegeven met neurotransmitters. 1 Signaal komt er aan en de neurotransmitters komen uit de cel 2 De neurotransmitters binden zich aan de receptoren van de anderen cel. En hebben of een remmend of een stimulerend effect. 3 De neurotransmitters worden afgebroken 1
Zie bladzijde 26 Bouw hersenen
D1. Grote en kleine hersenen
Voorkant
Achterkant
Naam
Functie
1. Cerebellum
= kleine hersenen
1. Coördinatie van spierbewegingen
2.Centrale groeve
2. Scheiding tussen frontaalkwab en pariëtaalkwab
3. Frontaalkwab
3. Coördinatie bewegingen, geweten, planning en
organisatie
4. Occipitaalkwab
4. Visuele centra
5. Pariëtaalkwab
5. Sensorische gewaarwording
6. Temporaalkwab
6. Verwerking van geluid en begrip van woorden
D2. Hersengebieden in de cortex
Naam
1. Auditief centrum
Functie
1. Gewaarworden en begrijpen van klanken
2. Gebied van Wernicke
2. Gewaarworden en begrijpen van woorden
3. Gebied van Broca
3. Vormen van woorden
4. Motorische cortex
4. Ontstaan van prikkels voor spieraansturing
5. Prefrontale cortex
5. Geweten en de manager; regelt planning en organisatie
6. Sensorische cortex
6. Gewaarworden van prikkels uit het hele lichaam
7. Smaakcentrum
7. Gewaarworden van smaakprikkels
8. Visueel centrum
8. Gewaarworden en opslaan van beelden
D3. Sagittale doorsnede
Naam
1. Cerebellum
= kleine hersenen
2. Corpus callosum
= hersenbalk
Functie
1. Coördinatie van spierbewegingen
3. Cortex
= hersenschors
4. Hypofyse
3. Buitenste laag cellen in grote hersenen
5. Hypothalamus
5. Zendt hormonen naar hypofyse, produceert hormonen
voor dag-/ nachtritme en registreert honger
6. Regelcentrum voor bloeddruk, ademhaling en
temperatuur
6. Medulla
= verlengde merg
7. Middenhersenen
8. Pons
9. Ruggenmerg
2. Dikke bundel zenuwbanen die de twee hersenhelften
verbindt
4. Belangrijkste hormoonklier
7. Schakelcentrum tussen ruggenmerg en delen van de
grote hersenen
8. Schakelcentrum tussen linker en rechterhelft van
cerebellum
9. Opwaarts en neerwaarts transport van impulsen
D4. Binnenste van de hersenen
Naam
1. Amygdala
Functie
1. Betrokken bij angstgevoelens
2. Bulbus olfactorius
2. Verzenden van impulsen van reukzintuig naar
hippocampus en cortex
3. Betrokken bij geheugenvorming
3. Hippocampus
4. Hypothalamus
5. Thalamus
4.Produceert hormonen voor hypofyse, reguleert dag-/
nachtritme en registreert honger
5. Selecteert informatie van de zintuigen en zendt deel
hiervan door naar cortex
H3 Onderzoek naar bouw en functie
CT scan :​
runtgenfoto PET scan :​
je slik een boel radioactive stoffen MRI scan :​
magnets how do they work? 
Download