(Preek gehouden door ds. Taco Koster op 9 april 2000 in de Gereformeerde Kerk in Ouddorp. In deze preek wordt heel in het bijzonder nagedacht over Johannes 19:28-30.) Gemeente van onze Here Jezus Christus, zusters en broeders, Het blijft een wonderlijke zaak dat het kruis het symbool bij uitstek is geworden van het christelijk geloof. Een executiemiddel. Een martelwerktuig. We praten in deze weken ‘makkelijk’ over het lijden en sterven van onze Heiland. Maar laten we nooit vergeten dat het lichamelijk en geestelijk een lijdensweg voor Hem geweest. De Romeinen hadden namelijk de kruisdood geperfectioneerd tot een ultieme vorm van bestraffing: Zo veel mogelijk pijn in een zo lang mogelijke periode. De gekruisigden worstelden uren lang op de grens van leven en dood met alleen maar vreselijke pijn in hun lichaam. En daarom zal het ons niet verbazen dat Jezus op een bepaald moment zegt: ‘Mij dorst!’ Nu klinken deze woorden wat plechtig. We zouden ook eenvoudigweg kunnen vertalen: ‘Ik heb dorst!’ Hij heeft al vele uren aan het kruis gehangen. De brandende zon heeft bijna loodrecht boven Hem gestaan. De omstanders hebben het Hem bijzonder moeilijk gemaakt. Er is een periode van duisternis geweest: Door God verlaten. En de woorden die Jezus al geroepen heeft, hebben ook veel kracht gevergd. Het is dus wel te begrijpen dat Jezus dorst heeft en daarover praat. Maar tegelijkertijd denk ik dat we daarmee zijn woorden enorm te kort doen. Hoe meer ik namelijk stil sta bij de dingen die Hij aan het kruis gezegd heeft, hoe meer ik me realiseer dat iedere uitspraak het evangelie in een notendop bevat. Ik geloof dat dat ook hier het geval is. Jezus doet ons niet zo zeer een mededeling over zijn lichamelijke toestand - dorst - maar Hij wil de omstanders iets duidelijk maken. Het is nog steeds een boodschap aan ons adres. Ook hier is sprake van verkondiging van het evangelie. We komen die boodschap op het spoor door stil te staan bij de vraag waar we deze woorden in de bijbel nog meer tegen komen. (Johannes heeft in zijn beschrijving van dit moment namelijk al fijntjes opgemerkt dat er sprake is van vervulling van de Schrift!) Nu zijn er verschillende mogelijkheden: Veel bijbeluitleggers verwijzen naar Psalm 22. Dat is een psalm waaruit Jezus al eerder uit geciteerd heeft. In deze psalm staat: ‘Verdroogd als een scherf is mijn kracht, mijn tong kleeft aan mijn gehemelte!’ Ook Psalm 69 wordt naar voren gebracht. Daar kunt u het volgende lezen: ‘Ja, zij gaven mij gif tot spijze en lieten mij in mijn dorst azijn drinken!’ Dat heeft er inderdaad allemaal mee te maken. Toch geloof ik dat Jezus niet allereerst aan deze psalmen heeft gedacht. Zijn uitspraak herinnert vooral aan Psalm 42. De psalm die we vanavond gelezen hebben: ‘Mijn ziel dorst naar God! Ik heb dorst naar God!’ Ik zal verschillende uitspraken uit deze psalm eens bij de hand nemen om de overeenkomst duidelijk te maken. De dichter van Psalm 42 zegt: ‘Ik heb dorst naar God, naar de levende God; wanneer zal ik komen en voor Gods aangezicht verschijnen?’ Deze man is op dit moment ver bij God vandaan. Hij kan blijkbaar niet bij de tempel komen. De aardse woonplaats van God. God is voor hem ver weg en daarom voelt hij zich van God verlaten. We weten maar al te goed dat Jezus deze ervaring ook onder woorden gebracht heeft. In Psalm 42 kunnen we vervolgens lezen dat de dichter bespot wordt door mensen die aan hem vragen: ‘Waar is uw God?’ Ze proberen hem belachelijk te maken en zijn lijden te vergroten. Ook daarin weten we maar al te goed dat Jezus deze spot ervaren heeft en dat veel mensen aan de voet van zijn kruis Hem belachelijk hebben gemaakt. Opnieuw een overeenkomst. In Psalm 42 komen we vervolgens ook tot de ontdekking dat de dichter andere tijden heeft gekend. Luister maar: ‘Hieraan wil ik denken en mijn ziel in mij uitstorten: Hoe ik optrok in een dichte drom, voor hen uit schreed naar Gods huis, bij jubelklank en lofgezang, een feestvierende menigte!’ De dichter herinnert zich maar al te goed hoe hij met een feestvierende menigte naar de tempel is gegaan. Eén en al vreugde. Dat is precies wat de Here Jezus moet meemaken als Hij aan dat kruis hangt en terugdenkt aan vijf dagen geleden. De glorieuze intocht op palmzondag, toen de mensen enthousiast hun kleren op de weg spreidden en palmtakken van de bomen rukten en daarmee zwaaiden: ‘Hosanna! Gezegend Hij die komt in de naam van de Here!’ Nog maar vijf dagen geleden! Onvoorstelbaar! Wat een contrast! Psalm 42 wordt werkelijkheid aan dat kruis en met de dichter van deze psalm zegt de Here Jezus nu: ‘Mij dorst! Ik heb dorst! Ik dorst naar God! Wanneer zal Ik voor Gods aangezicht verschijnen?’ Hebt u het door dat Jezus met deze uitspraak vooral zijn verlangen naar God onder woorden brengt? Hij wil voor Gods aangezicht verschijnen. Hij wil niet naar de tempel op aarde gaan (zoals de dichter) maar Hij wil naar de tempel in de hemel gaan. Hij verlangt ernaar om zijn Vader te ontmoeten. Hij heeft gedaan wat Hij moest doen. Hij heeft de taak die de Vader Hem op zijn schouders heeft gelegd en die Hij vrijwillig op zich heeft genomen nu volbracht. Dat zullen dan ook zijn volgende woorden zijn. Hij is naar deze wereld gekomen om de macht van zonde en dood te breken. Hij is naar deze wereld gekomen om schuld en oordeel te dragen. Hij is naar deze wereld gekomen om God en mensen te verzoenen. Dat heeft Hij gedaan en nu wil Hij niets liever dan naar zijn Vader toegaan. Hij wil het offer dat Hij gebracht heeft in de hemel neerleggen. Dat is zijn diepste verlangen: ‘Ik dorst naar God!’ Eigenlijk een heel bijzonder moment aan dat kruis. Ontroerend. De Zoon ziet uit naar de ontmoeting met zijn Vader. In het besef dat Hij zijn leven geeft als een losprijs voor velen. In het vertrouwen dat Hij werkelijk alles volbracht heeft en daarmee de overwinning tot stand heeft gebracht. Maar zoals zo vaak begrijpen de omstanders er helemaal niets van. Ze denken niet verder. Het blijft oppervlakkig. Ze maken uit zijn woorden op dat hij om drinken vraagt en daarom steken ze een spons in de zure wijn - soldatendrank - en met behulp van een hysopstengel brengen ze die aan de mond van Jezus: ‘Hier heb je wat te drinken! Verder niet zeuren!’ Puur onbegrip. Wonderlijk: Johannes heeft ons in zijn evangelie al eerder een verhaal verteld over dorst en drinken waarin Jezus onbegrip ontmoet. Blijkbaar moeten we ook een link met dat verhaal leggen en daarmee komen we een tweede invalshoek op het spoor. Het verhaal van de Samaritaanse vrouw. U weet wellicht: Zij is een vrouw met een slechte reputatie. Ze heeft vijf huwelijken achter de rug. Dat is nogal veel. Zelfs voor onze begrippen. Dat vond men in Sichar ook. (De woonplaats van deze vrouw.) Nu leeft ze al weer samen en denkt waarschijnlijk niet eens aan trouwen. We moeten dat tegenwoordig normaal vinden. In Sichar vonden ze dat niet en Jezus vond dat ook niet. Dat heeft die vrouw haarfijn aangevoeld en daarom durft ze niet meer op het gebruikelijke tijdstip water te putten. Op dat moment zou ze namelijk andere vrouwen ontmoeten en dat wil ze voorkomen. Daarom put ze water als de zon het hoogst aan de hemel staat en niemand anders het in het hoofd haalt om water te gaan putten. Maar wat nooit gebeurt, gebeurt nu wel. Er zit een man bij de put, een reiziger. De vrouw zal verrast zijn om op dit tijdstip iemand bij de put aan te treffen. Maar haar verrassing zal nog groter worden als ze merkt dat het een Jood is. Joden en Samaritanen gaan nu een maal niet met elkaar om. (Joden maken liever een omweg.) En tot overmaat van ramp begint deze man nog tegen haar te praten ook. Dat is totaal onvoorstelbaar! Deze Joodse man spreekt haar, een Samaritaanse vrouw met een slechte reputatie, zo maar aan. ‘Geef mij te drinken?’ Mij dorst! De vrouw staat perplex en is met stomheid geslagen. Na enig aarzelen zegt ze: ‘Hoe kunt U dat nu doen? Mij aanspreken?’ Ze begrijpt er niets van zoals de omstanders bij het kruis er niets van begrijpen. Maar Jezus gaat verder: ‘Ik zeg nu wel dat Ik dorst heb, maar als je wist wie Ik was, zou Ik jou niet gevraagd hebben om voor Mij water te halen. Nee. Dan zou jij dat aan Mij gevraagd hebben! Dan zou jij gevraagd hebben naar het levende water dat Ik jou kan geven!’ Maar weer begrijpt de vrouw er niets van zoals de omstanders bij het kruis het niet begrijpen. ‘U hebt toch geen emmer? Hoe wilt U dat dan doen?’ Dan legt Jezus het uit: ‘Het gaat niet om het water waarvan je weer dorst krijgt (en het gaat niet om de zure wijn), maar het gaat zogezegd om het levende water dat Ik geef waardoor jouw leven nieuw, schoon en sprankelend wordt!’ Jezus draait de rollen om: Hij vraagt de Samaritaanse vrouw om water. Maar veel belangrijker is het feit dat Hij zelf levend water wil geven: Leven met God, gevuld door zijn liefde. Daar mag die vrouw om vragen. Zou dat bij het kruis ook niet de bedoeling zijn geweest? ‘Ik heb dorst!’ Jezus roept ons daarmee niet op om water te geven. Nee. Hij roept ons op Hem om levend water te vragen! Je zou dus kunnen zeggen dat Jezus ons hier leert bidden: ‘Mag ik drinken van dat levende water? Wilt U mijn diepste dorst lessen?’ Bij het kruis worden de rollen omgedraaid: Jezus wijst ons erop dat we om levend water mogen vragen! Weet u wat er dan gebeurt? Weet u op welke manier ons vragen verhoord zal worden? Dan kom je in aanraking met twee zegeningen die God je geven wil. In de eerste plaats krijg je het eeuwige leven! Dat heeft Hij namelijk al tegen die Samaritaanse vrouw gezegd: ‘Wie gedronken heeft van het water dat Ik hem zal geven, zal geen dorst krijgen in eeuwigheid, maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem worden tot een fontein die springt ten eeuwigen leven!’ Hoort u het goed? Jezus geeft ons het eeuwige leven. En om dat te realiseren sterft Hij dus aan dat kruis. Hij brengt het offer van zijn leven en dat zal Hij zijn Vader aanbieden. Daardoor is er voor zondige mensen vergeving. Het oordeel is teniet gedaan. De kloof tussen God en ons is overbrugd. Daarmee komt ons leven weer in het perspectief van de hemel te staan. Eeuwig leven in het vooruitzicht. Jezus geeft het ons. Als we bidden om dat levende water ontvangen we dat eeuwige leven als een prachtig geschenk. God draagt ons in zijn genade door de dood heen en brengt ons veilig thuis. Dat is een belofte om vast te houden temidden van de worsteling die er in ons leven kan zijn. En er blijven zo veel vragen onbeantwoord. Maar dat eeuwige leven mag ons een troost en houvast zijn en met elkaar hebben we ervaren hoe waardevol dat is op allerlei moeilijke momenten. Er is nog een tweede zegening verbonden aan het drinken van dat levende water. Er is dus niet alleen een zegening voor de toekomst, maar ook een zegening voor het leven hier op aarde. (Dat is één van de misverstanden die in de kerk leeft, namelijk dat geloven alleen maar gericht is op de toekomst en dat je er hier en nu niets mee kunt!) Als je de Here Jezus vraagt om jouw leven te vullen en je diepste dorst te lessen met levend water, dan zegt Hij het volgende: ‘Wie in Mij gelooft, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien!’ Ook deze uitspraak vinden we terug in het evangelie van Johannes. We komen daar de toelichting ook al tegen: ‘Dit zei Jezus over de Heilige Geest, die de mensen zouden ontvangen die tot geloof in Hem kwamen!’ In antwoord op je gebed ontvang je de Heilige Geest. Je krijgt een leven vol van de Heilige Geest. Hier en nu. God zelf komt in actie in je leven en Hij maakt je tot een ander mens. Kijk maar naar die vrouw. Haar afkeer van Jezus wordt tot enthousiasme voor Jezus. Haar droefheid verandert in blijdschap. Haar leven wordt vol van vreugde. Haar teruggetrokkenheid verdwijnt en ze begeeft zich weer onder de mensen. Meer nog dan dat: De vrouw die niemand meer onder ogen wilde komen vertelt in Sichar over Jezus. Iedereen moet het horen. Haar dankbaarheid en haar aanbidding werken aanstekelijk in het dorp en er zal best over gepraat zijn. Ik ben ervan overtuigd dat God ook ons leven wil vullen met zijn Heilige Geest. En het wonderlijke is dat we dat gewoonweg aan Hem mogen vragen. Jezus leert het ons door die woorden aan het kruis. Zullen we dat doen? Ik vraag u dat heel bewust omdat we dit naar mijn idee te makkelijk laten liggen. We beperken het werk van God tot het vergeven van onze zonden en het uitkomst bieden in het uur van ons sterven. Maar veel meer heeft God ons niet te bieden. Ik zeg het kort door de bocht, maar dat gevoel heb ik er wel bij. Zou dat misschien de reden zijn dat er zo veel lauwheid is? Zou dat misschien de reden zijn dat veel jongeren niet meer beseffen dat God alles met het dagelijks leven te maken heeft? Zou dat misschien de reden zijn dat we blijven steken in een zondige levensstijl vol ruzie en geroddel? Zeggen we niet te makkelijk dat we nu eenmaal mensen zijn met fouten en gebreken? Geloven we nog wel dat God in ons leven aan het werk wil gaan en ons kan veranderen? Durven we dat nog te vragen? Bidden om de vervulling met de Heilige Geest in ons leven? Vaders en moeders leren hun kinderen bidden: ‘Ik ga slapen ik ben moe!’ In de hoop dat ze bij het groter worden ook zelf gaan bidden. Zo leert Jezus ons bidden in de hoop dat wij aan Hem zullen vragen: ‘Ik heb dorst! Geef mij van dat levende water en vul mijn leven met uw vergeving en liefde? Zodat ik straks voor uw aangezicht mag verschijnen en met U mag leven in eeuwigheid? Zodat mijn bestaan hier en nu vol zal zijn van uw Heilige Geest? Wilt U in mijn leven aan het werk gaan en verandering tot stand brengen?’ Zullen we dat met elkaar in ons lied ook onder woorden brengen: ‘Geest van hierboven, leer ons geloven, hopen, liefhebben door uw kracht!’ AMEN