De 10 tijdvakken. 1. Jagers en Boeren (prehistorie). Levenswijze van jager-verzamelaars. ? – 3000 v.Chr. Venus van Willendorf. 2. Grieken en Romeinen (oudheid). Ontwikkeling Jodendom / Christendom 3000 v.Chr. – 500 n.Chr. Abraham. 3. Monniken en Ridders (vroege middeleeuwen). Ontstaan en verspreiding van de Islam. 500 n.Chr. – 1000 n.Chr. Mohammed. 4. Steden en Staten (late middeleeuwen) Begin van staatsvorming en centralisatie. 1000 n.Chr. – 1500 n.Chr. Jeanne d’Arc. 5. Ontdekkers en Hervormers. Begin van overzeese expansie 1500 n.Chr. – 1600 n.Chr. Columbus. 6. Regenten en Vorsten. Het streven van vorsten naar absolute macht. 1600 n.Chr. – 1700 n.Chr. Piet Heyn. 7. Pruiken en Revoluties. Rationeel, optimisme en verlicht denken. 1700 n.Chr. – 1800 n.Chr. Koning Frederik de Grote. 8. Burgers en Stoommachines. Opkomst van politiekmaatschappelijke stromingen: nationalisme, liberalisme, socialisme, confessionalisme, feminisme. 1800 n.Chr. – 1900 n.Chr. James Watt. 9. Wereldoorlogen. Crisis van het wereldkapitalisme. 1900 n.Chr. – 1950 n.Chr. Hitler. 10. Televisie en Computer. Eenwording van Europa. 1950 - ? Koningin Beatrix. Hoofdstuk 1: De tijd van jagers en boeren. §1.1 Het leven van jager-verzamelaars. (aantekening) Wieg van de mensheid. Staat in Afrika. Van daaruit verspreiding over de rest van de wereld. Mens behoort tot de hominiden. Diverse soorten hebben bestaan homo sapiens blijft als enige over. = De denkende mens. Taakverdeling: wat de mannen en de vrouwen doen. §1.1 het leven van jager-verzamelaars. (boek) Aspect: Levenswijze van jager-verzamelaars. 10.000 v.Chr. einde laatste ijstijd. Jagen en Verzamelen: Samenleving van jager-verzamelaars; mannen vingen vis, jaagden op herten, kleine zoogdieren en vogels. De vrouwen verzamelden eetbare paddestoelen, bessen en knollen en zorgden voor de kinderen. Ze woonden in groepen van 10-25 personen in tenten of hutten (tijdelijke woonplaats). Werktuigen en Magie: Vuursteen messen, pijlpunten, krabbers. Botten / Gewei van een Edelhert grondstoffen voor werktuigen, priemen, bijlen. Vezels van brandnetels/moerasplanten touw, fuiken, manden. Ze maakten beeldjes en beschilderden de wanden van grotten. §1.2 Het ontstaan van de landbouw. (aantekening) Landbouw. Waar? : Vruchtbare Sikkel of vruchtbare halve maan. Wanneer? : start = 10.000 v.Chr. later ook veetelt. In cultuur brengen van de natuur Landbouwsamenleving: 1. Vaste woonplaatsen. 2. Dagindeling bepaald door werk op het land en de verzorging van het vee. 3. Nieuwe uitvindingen (wiel/ploeg/aardewerk). 4. Tijdsbesef. 5. Bewerken van metalen brons (3500 v.Chr.). 6. Ontstaan van het schrift (3300 v.Chr). Beeldschrift. Later spijkerschrift. Einde prehistorie. §1.2 Het ontstaan van de landbouw. (boek) Aspect: Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen. 10.000 v.Chr. leefwijze van jagen en verzamelen veranderde in de landbouw. Dit duurde duizenden jaren. Maar het had zulke grote gevolgen dat we spreken van de landbouwrevolutie. Brood en Melk. De landbouwrevolutie begon in de vruchtbare halve maan. (van het Nijldal, over Israël, Libanon, Jordanië, Syrië en Irak) Ze begonnen met het zaden van gerst en tarwe. De agrarische producten waren een aanvulling op het verzamelde en gejaagde voedsel. Toch ging het steeds beter met de landbouw meer kennis. Ze kozen de zaden van de grootste / lekkerste planten. gewasverdeling. Dit werd uiteindelijk de belangrijkste voetselbron. Ze gingen ook dieren ‘temmen’, zo ontstond er veeteelt. Er kwam brood en melk, en van verzamelaars werden de mensen boeren. Verzamelen de natuurlijke omgeving in cultuur brengen. In China, de Andes in Zuid-Amerika, Midden-Amerika, Noordoost-Amerika en op een paar plaatsen in Afrika werd op een later moment de landbouw uitgevonden. Uitvinders. Leefwijze van landbouwsamenleving. Boeren: Ze woonden in permanente nederzettingen bij hun akkers en hun dagindeling werd bepaald door het werk op het land en de verzorging van het vee. Ze deden uitvindingen en ontdekkingen: in het Midden-Oosten de ploeg. In 4000 v.Chr. lieten ze hun ploegen voorttrekken door ossen. Ze bakten klei en maakten zo potten, waarin ze voorraden bewaarden. Ze bestudeerden de zon en de maan en maakten van die waarnemingen de eerste kalenders met dagen van 24 uur en weken van 7 dagen. Dit was handig voor de zaai- en oogsttijden. Het brons rond 3500 v.Chr. Hier deden ze echter lang over; tin uit steen tin tin + koper brons. Het schrift rond 3000 v.Chr. Dit hing samen met de landbouw. Beeldenschrift spijkerschrift. De uitvinding van het schrift was het einde van de prehistorie. De landbouw verspreidde zich snel vanuit de vruchtbare halve maan naar India, Europa en Noord-Afrika doordat er geen barrières tussen lagen zoals woestijnen / oceanen. Jagers-verzamelaars stapten echter niet gelijk over naar de landbouw. Als er nog genoeg voedsel was in het wild hadden ze weinig reden om over te stappen op landbouw. Boeren moesten tenslotte hard werken en er bestond een kans op een mislukte oogst. Maar toch had landbouw uiteindelijk een belangrijk voordeel: Een succesvolle oogst betekende dat een grote groep mensen voor lange tijd voedsel had. §1.3 De eerste steden + herhaling. (aantekening) 3 miljoen jaar geleden ontstaan van de nomiden. Evolutie ‘survival of the fittest’. +/- 35.000 v.Chr. Homo sapiens blijven als enige over. Grotere herseninhoud Aanpassingsvermogen Jagers-Verzamelaars. Simpele werktuigen / wapens. Nomaden (trekken rond) Taakverdeling. Gelijkheid. Nomaden - Sedentaire levenswijze De agrarische revolutie. Rondtrekken Op 1 plek wonen Neolithische revolutie. = nieuwe steentijd (gebruik van gereedschappen). 10.000 v.Chr. ontdekking van landbouw. Traag evolutie Grote gevolgen revolutie Veranderingen. Sedentaire leefstijl dorpen. Diverse uitvindingen schrift, wiel. Organisatie / bestuur sociale verschillen. Grotere bestaanszekerheid groei van de bevolking. §3 De eerste steden. Ontstaan steden. In Mesopotamië (huidig Irak). Eufraat & Tigris zorgden voor vruchtbaar land. Dorpen steden. De landbouw. Zorgde voor overschotten. Ontstaan andere beroepen: Nijverheid & Handel Ambtenaren & Priesters Vereiste een vorm van organisatie: Om irrigatie te organiseren Komst van een bestuur Soemerië. ‘De wieg van de beschaving’ Stadstaten met een eigen bestuur. Ur, Uruk, Babylon. Leider van de machtigste stadstaat werd koning (soms was dit een priester) van de regio. meer eenheid §1.3 De eerste steden. (boek) Aspect: Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen. De Tigris en de Eufraat vormen de natuurlijke grenzen van het gebied dat in de oudheid Mesopotamië werd genoemd en ze waren de levensaders van een van de oudste beschavingen van de wereld: Soemerië. Daar groeiden tussen 3500 en 3000 v.Chr. boerendorpen uit tot steden als Oer, Oeroek, Eridoe en Girsoe. Stedelijke beschaving. Langs de Tigris en de Eufraat is de grond goed geschikt voor de landbouw. Dit komt door het vele smeltwater dat vanuit de bergen in het noorden uit de oevers trad, daardoor ontstond een laag vruchtbare slib wat goed is voor de landbouw. Boeren legden dijken aan en bouwden een irrigatiesysteem. De boeren haalden steeds meer oogst binnen dan dat ze voor eigen consumptie nodig hadden landbouwoverschotten Een deel van de bevolking werd vrijgesteld van de landbouw: Gereedschap, kleding of aardewerk maken. Handel drijven: landbouwoverschotten en nijverheidsproducten ruilen met mensen in andere dorpen. Zo ontstonden voor het eerst sociale verschillen. Dorpen veranderden langzaam naar steden: Meer mensen op 1 gebied door toename van landbouwproductie. Jericho telde in 8000 v.Chr. mogelijk al 2000 inwoners. In Soemerië ontstond voor het eerst een omvangrijke stedelijke beschaving. Daarin lag een tempel voor een plaatselijke godheid. Er waren ook priesters, zij: Voerden religieuze rituelen uit Speelden een rol in het coördineren van de werkzaamheden aan de aan de irrigatiesystemen. Hielden toezicht op de verdeling van het graan en op de handel. 3000 v.Chr: Soemerië telde 12 grote steden. ------------------------------------------------------Jaartallen: - Tot 3000 v.Chr. : Laatste ijstijd. - Tot 10.000 v.Chr. : Tijd van jagers en boeren. - 23.000 v.Chr. : Venus van Willendorf. - 15.000 v.Chr. : Grotschilderingen van Lascaux. - 10.000 v.Chr. : Landbouwrevolutie in Midden-Oosten. - 8530 v.Chr. : Ontstaan van Jericho. - 6500 v.Chr. : Ontstaan van Catal Hüyück. - 6000 v.Chr. : Eerste landbouw in Griekenland. - 5000 v.Chr. : Eerste landbouw in Nederland. - 3000 v.Chr. – 1600 v.Chr. : Bouw aan Stonehenge. Aspecten: - Levenswijze van jager-verzamelaars. - Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen. - Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen. Kernbegrippen: Argrarisch: Alles wat te maken heeft met landbouw: Akkerbouw Veeteelt Tuinbouw Bosbouw Cultuur: Oorspronkelijk; verbouwen van gewassen. De beschaving; manier van leven, denken en doen. Zoals taal, godsdienst, normen en waarden, eetgewoonten en omgangsvormen. Samenleving van jager-verzamelaars: Groep mensen (10 – 20) die leven van jacht, visvangst en door dingen te verzamelen. Landbouwsamenleving (agrarische samenleving) : Samenleving waar veel landbouw voorkwam. Overige begrippen: Beschaving: Ontwikkeling van gewoonten, gebruiken, technische kennis, omgangsvormen, maatschappelijke verhoudingen enz. Landbouwrevolutie: Ingrijpende verandering waarbij mensen overgaan van een samenleving van jager-verzamelaars naar een landbouwsamenleving. Steden: Plaatsen waar grotere groepen mensen bijeenwonen, afgescheiden van het platteland. Voor de moderne tijd gebeurde deze afscheiding door een muur of wal. Steden hadden vaak een eigen bestuur en recht. Er bestond arbeidsverdeling. Een deel van de stadsbewoners hield zich niet bezig met voedselproductie. Personen: Ötzi – Prehistorische Jager. Hoofdstuk 2: De wereld in de tijd van Grieken en Romeinen. §2.1 Wetenschap en politiek in de Griekse stadstaat. (aantekening) Staatshoofd staatsvorm. Wat voor zijn er in een land?: Erfelijk staatshoofd monarchie Niet-erfelijk staatshoofd republiek Schijndemocratie: het lijkt erop maar het is het niet. Opbouw Atheense democratie: 50 personen voor de dagelijkse leiding van Athene (regeerders) Raad van 500 Leiders Vloot Leger kiezen kiezen Volksvergadering (ekklesia) Rechters loten Het volk (Athene) De volksvergadering had 3 taken. Rechters Rechtsprekende macht. Volksvergadering / Raad van 500 Wetgevende macht Regeerders Uitvoerende macht Het schervenrecht: is een systeem om iemand te verbannen. Dat kan alleen bij iemand binnen de democratie (niet het volk) §2.1 Wetenschap en politiek in de Griekse stadsstaat. (boek) Griekenland was een groep van stadsstaten met een landbouwstedelijke samenleving. Alle stadstaten hadden een eigen munt en bestuur. Besturingsvormen wisselden elkaar af. Athene: Monarchie, Aristocratie, Tirannie. Kleistens nam macht over en voerde Democratie in. Volkvergadering (ekklesia) besliste over alles. Alleen vrije mannen waren stemrecht en hadden burgerrecht. Sparta was tegenstander van Athene qua politiek. Sparta was een militaire aristocratie. Grieken discussieerden veel over welk systeem het beste was met dezelfde argumenten die nu nog steeds gebruikt worden. Grote filosofen voelden niets voor democratie, ze vonden de massa dom. Socrates dacht dat een democratische politicus niets anders kon dan de anderen naar de mond praten. Plato dacht dat Democratie leidde tot een dictatuur en chaos. Sparta was een stabiele staat vond hij, maar hij wou een ander systeem: Alleen de hoogste filosofen mochten leiden. Filosofie ontstond buiten Athene, al waren er veel lyceums etc. gevestigd. Filosofie begon in Ionie (west-turkije) Ze zochten rationele verklaringen voor verschijnselen in de wereld. Hippokrates: Basis voor de medische wetenschap. Archimedes & Pythagoras: natuurkundige wetten en stellingen. §2.2 Het Romeinse imperium. (aantekening) Van boerendorp naar Imperium. Rome is gesticht in 754 v.Chr. Begonnen als Koninkrijk, Republiek, keizerrijk. Julius Caesar / Octavianus (pax romana)(1e keizer)(27 v.Chr) Bereikt grootste omvang in 117 na Chr. Verval begint in de 3e eeuw na Chr. ‘Imperial Overstretch’ Volksverhuizingen Germanen Slechte keizers, Wanbestuur! Rome vervalt in 476 na Chr: Begin Mideleeuwen. §2.2 Het Romeinse imperium. (boek) Romeinen dachten dat aanvallen de beste verdediging was. Vanuit hun stadsstaat in Italië veroverden ze Italië compleet in de 4e en 3e eeuw v.C. 264: Expansie van Romeinse rijk ging buiten Italië naar Spanje en Portugal. Daarna overwonnen ze Carthago en ontsnapten van verwoesting. Ondertussen namen ze ook Macedonië en Griekenland over. Romeinen combineerden Griekse cultuur met de Romeinse. Na de verovering van Turkije, Israel, Frankrijk, Alpen etc., stopten ze met veroveren. Toen ze Brittannië hadden, gebruikten ze hun legers alleen nog om hun grenzen te beschermen. Rome was eerst een republiek met veel aristocratische invloed en een volksvertegenwoordiging. Krijgsheren trokken de macht naar zich toe. Caesar kreeg alleenheerschappij en 4 jaar na zijn dood nam Octavianus zijn werk over en stichtte het Imperium Romanum. Hij zorgde voor vrede en welvaart. Romeinen waren goede organisatoren en hadden veel discipline. Alles werd geregeerd vanuit Rome. Romeinen legden wegen aan en had alles in de hand. Na verovering Griekenland: gecombineerde “smaak” Ze bootsten alles na en namen geloof en cultuur over. Rondom steden kwam een geldeconomie tot stand. Romeinen waren tolerant tegenover andere culturen/geloven. Door het leger kwam er romanisering, volkeren werden beïnvloed door de gebruiken die ze handhaafden. §2.3 De Grieks-Romeinse Cultuur. (aantekening) Inhoud: KA: de klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur. 1. Griekse beeldhouwkunst 2. Griekse architectuur 3. Toevoeging Romeinen 1. Griekse beeldhouwkunst: Vaak goden Driedemensionaal Anatomisch correct Perfectie 5e eeuw v. Chr: ‘Klassieke periode’ 2. Griekse architectuur: Timpaan Fries Architraaf Kapiteel Zuil Zuilen: Dorisch Strak, simpel Ionisch Corintisch Smal, versiering Veel versiering (bladeren) 3. Toevoeging Romeinen: Driedimensionaal Anatomisch correct Realistisch Romeinse architectuur: mengeling van stijlen. Griekse beeldhouwkunst: Beïnvloed door Egypte: Primitief Statisch Griekse toevoeging: Beweeglijker Meer expressie (perfecte) anatomie §2.3 De Grieks-Romeinse cultuur. (boek) De Griekse cultuur werd beïnvloed door de Egyptische. Beeldhouwers bestudeerden menselijke anatomie en pasten hun kennis toe in hun werken. Alle beelden waren idealistisch. Griekse kunst van de 5e eeuw v.C. heet nu Klassiek: Andere volkeren kiezen het als voorbeeld. Soortgelijke dingen gebeurden in de architectuur. Ze deden aan bedrog van het oog om zo de voorstelling perfect te maken. Romeinen gingen voor realisme, maar maakten ook indrukwekkende bouwwerken. §2.4 Romeinen en Germanen (aantekening) Romeinen Landbouwstedelijke samenleving Goed georganiseerd imperium Stenen gebouwen Germanen Landbouwsamenleving Losse stammen Huisjes van hout, daken van riet, zandpaden Bedekte paden Onderlinge contacten: Handel Germanen in Romeins leger §2.4 Romeinen en Germanen. (boek) Romeinen vonden Germanen barbaren maar hadden bewondering voor hun onverschrokkenheid. Germanen bewonderden de cultuur van de Romeinen en wouden die overnemen i.p.v. vernietigen. §2.5 Jodendom en Christendom. (aantekening) Jodendom Christendom Monotheïsme 13e eeuw v.Chr Mozes Jezus van Nazareth Tenach = = Bijbel = Oude testament Wederopstanding opstaan uit de Abraham dood Judeërs De gezalfde Tien geboden Nieuwe testament Diaspora: grootschalige verstrooiing Drie-eenheid of verspreiding van en volk over verschillende delen van de wereld Weigeren de keizer te vereren 312 n.Chr. christendom godsdienstvrijheid 394: staatsgodsdienst (zo wordt het een eenheid in het Romeinse Rijk) Jodendom 1750 v.Chr Jahweh Mozes Tenach Torah & 10 geboden Christendom Ontstaan God Profeet Heilig boek Regels 30 n.Chr God Jezus Bijbel (OT&NT) 10 geboden 30 n.Chr arrestatie Jezus Tot 312 n.Chr vervolgingen Vanaf 312 keizer Constantijn: godsdienstvrijheid; einde vervolgingen 394: Staatsgodsdienst (keizer Theodosius) Hoe belangrijker het christendom wordt, hoe meer verschillende regels er zijn. Om duidelijkheid te krijgen komen er concilies, kerkvergaderingen. Zo worden de juiste regels vastgelegd voor alle christenen. §2.5 Jodendom en christendom. (boek) Joden wilden de Romeinse keizer niet aanbidden. Volgens hen was er maar een god. Het christendom kwam oorspronkelijk uit het Jodendom: Het Griekse woord voor Messias (de verlosser) leek op Christus. Paulus speelde een belangrijke rol bij verspreiding geloof. Hij rees veel rond. De eerste opgeschreven verhalen van de bijbel zijn meteen het Nieuwe testament, want de Tenach ( het heilige boek voor de Joden ) vormde het Oude testament. In 312 gaf Constantijn de christenen godsdienstvrijheid en later werd het een staatsgodsdienst. Constantijn organiseerden kerkelijke bijeenkomsten waar bisschoppen de geloofsleer vastlegden. ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------Belangrijke gebeurtenissen: 1750 v. Chr. – Abraham reist van Irak naar Israël/Palestina 814 v. Chr. – Stichting Carthago 754 v. Chr. – Stichting Rome 507 v. Chr. – Begin democratie Athene 331 v. Chr. – Alexander de Grote verovert het Perzische rijk 148 v. Chr. – Rome verovert Macedonië 48 v. Chr. – Caesar alleenheerser Romeinse Rijk 30 v. Chr. – Egypte deel van Romeinse Rijk 27 v. Chr. – 476 n. Chr. – Romeinse Keizerrijk 30 n. Chr. – Arrestatie Jezus 112 n. Chr. – Muur van Hadrianus 312 n. Chr. – Godsdienstvrijheid christendom 394 n. Chr. – Christendom wordt Romeinse staatsgodsdienst 395 n. Chr. – Splitsing van Romeinse Rijk Kenmerkende Aspecten: KA4: De ontwikkeling van het wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat. KA5: De groei van het Romeins Imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde. KA6: De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur. KA7: De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur van NoordwestEuropa. KA8: De ontwikkeling van het Jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische samenleving. Begrippen: Agrarisch: Met betrekking tot de landbouw Cultuur: De beschaving en alles er omheen Samenleving van jager-verzamelaars: Samenleving van nomaden die leven van wat ze vinden in de natuur. Landbouwsamenleving: Samenleving waarin de landbouw het overheersende middel van bestaan is. Landbouwrevolutie: Verandering van JV- samenleving naar landbouwsamenleving. Steden: Plaatsen waar grotere groepen mensen bijeen wonen. Personen: Nero – Keizer van Rome. Socrates (470-399 v. Chr.) – Atheense filosoof. Plato – Griekse filosoof. Aristoteles – Griekse filosoof. Julius Caesar – Keizer van Rome, veroverde Gallië. Augustus – Keizer van Rome. Hoofdstuk 3: De tijd van monniken en ridders. Tussen 500-100 n.Chr wereldbevolking van 190 naar 300 miljoen mensen. Standensamenleving (West-Europa) Zij die bidden geestelijkheid Zij die vechten adel Zij die werken de rest 622: groot arabisch rijk 722: van Centraal-Azië tot delen van Portugal: Middel van bestaan: Handel Landbouw Nijverheid Type samenleving: Landbouwstedelijke samenleving Cultuur: Islamitische Arabische cultuur Arabische rijk viel rond 750 uiteen Oost Afrika: Abessinië (Ethiopië): onafhankelijk christelijk koninkrijk. Zuid- en Oost-Azië: grote rijken. China (Tangdynastie) en Indonesië kende hindoeïstisch-boeddhistisch rijk Sirwaijaya Borobudur. Europa 500 n.Chr: 27 miljoen inwoners laag door: Oorlogen en epidemieën. Na 600 langzame groei 1000 n.Chr: 30-40 miljoen inwoners in europa. Oost-Romeinse Rijk (grieks orthodox geloof) bleef bestaan tot 1453. West Europa: chaos door o.a. volksverhuizingen Germaanse koninkrijken met landbouwsamenleving. Soms groot rijk Frankische rijk van clovis, door opvolging zoons al snel weer kleiner. 711: islamitische veroveringen in Spanje en Portugal. 732: Karel Martel verslaat de Islamitische ridders in Poitiers. Karel de grote 800 (keizer) Groot Frankisch rijk Na zijn dood: West-Frankisch Frankrijk Oost-Frankisch Duitsland Nederland Weinig inwoners 7e eeuw uitbreiding christendom Onderdeel Frankische rijk 785 erkende inwoners gezag van Karel de Grote 880 deel van Oost-Frankische rijk Feodalisme: de koning gafstukken land te leen om te regeren aan mensen van adel omdat hij niet overal tegelijk kon zijn. In ruil moeten die regeerders in oorlogen vechten met hun legers. Als je overleed, kreeg je oudste zoon die rechten. §3.1 opkomst islam. (aantekening) SLM zich onderwerpen aan Allah, de enige god Moslim Jodendom 1750 v.Chr Jahweh Mozes Tenach Torah & 10 geboden Christendom +30 n.Chr God Jezus Bijbel (OT&NT) 10 geboden Islam 622 n.Chr Allah Mohammed Koran Vijf zuilen Vanaf 622 verspreidt islam zich snel Jihad Zwakke aangrenzende rijken Islam werd basis vh bestuur geloof gekoppeld aan bestuur Welvaar dankzij handel Overname overwonnen culturen §3.1 De opkomst van de islam. Een Oase in Arabië was uitgegroeid tot een handelscentrum. Mohammed was een profeet die de stem van god had gehoord. Hij was analfabeet en citeerde dus alles aan zijn leerlingen die het na zijn dood in de Koran opschreven. Het leek veel op het Joden en Christendom; het had een god, een heilig boek, een individueel leven na de dood waarbij goed en slecht gescheiden waren en het geloof richtte zich tot de gehele mensheid. Mohammed kreeg in Medina politieke macht, en uiteindelijk kon hij Mekka veroveren zonder bloedvergieten. Na zijn dood breidde de islam verder uit door zijn opvolgers. 100 jaar na Mohammed’s dood stopt de Islamitische expansie. De expansie gebeurde heel snel, de Arabieren waren een ruitervolk dat snel bewoog en ze waren hard en taai. Daarbij ging je naar de hemel als je stierf tijdens een gevecht. Arabieren vormden een politieke militaire toplaag. Arabieren accepteerden het Joden en Christendom zolang zij de profeet Mohammed niet beledigden en zich niet tegen de islamitische overheid verzetten. §3.2 + 3.3 (aantekening) Vroege ME: steden verdwijnen vrijwel geheel Belangrijkste middel van bestaan: landbouw Daarnaast bijna geen handel en nijverheid (producten maken met de handel/eenvoudige werktuigen Geestelijkheid, adel: werkte meestal niet in de landbouw Landbouw in de vroege ME: vrijwel autarkisch. Geld was praktisch verdwenen Boeren in de ME waren bijna afhankelijk van de adel. In de oudheid veel zelfstandige vrije boeren en slaven. Boeren in de vroege ME Onvrije boeren (lijfeigenen, soms slaven genoemd) Halfvrije boeren horigen Vrije boeren ( eigen grond, meer rechten, vaak wel onder bescherming van een heer ) Horigheid Horigen: Hebben wel wat rechten Bezitten een beetje grond Zijn niet vrij hun land te verlaten zonder toestemming van hun heer Redenen ontstaan van deze horigheid: Onveiligheid (door wegvallen van het centrale gezag) Veiligheid werd door plaatselijke adel geboden (eigen leger + versterkte gebouwen) in ruil voor herendiensten (verplichtingen) Hofstelsel / domeinstelsel Heer Herendiensten bescherming Horige §3.2 Hofstelsel en horigheid. (boek) Het Romeinse rijk was alle glorie kwijt. Steden verdwenen bijna, maar werden in stand gehouden door de bisschoppen. Landbouw bracht niet genoeg op en dus moest iedereen de landbouw in, behalve geestelijkheid en adel. Alle plattelandsgemeenschappen leefden autarkisch, dus zelfvoorzienend. Geld was er niet er werd geruild. Boeren waren afhankelijk van de adel. Horigen waren er voor het eerst in de nadagen van het Romeinse rijk. Boeren werden verboden om hun grond te verlaten door de keizers. Daarnaast boden ze geen bescherming meer en hadden bendes vrij spel. Veel boeren zochten bescherming bij heren die legertjes hadden. Voor die bescherming gingen ze veel verplichtingen aan. Zo ontstond het hofstelsel. De grondbezitter had een stuk land, de helft was van de bezitter (vroonland) en het hoevedeel was van de boeren. Ze hadden een hoeve met land en mochten omliggend bos en grond gebruiken voor vee en om hout te sprokkelen. Meestal moesten de boeren daarvoor werken op het land dat van de heer was (vroonland), of hem oogst of geld geven. Vrouwen moesten spinnen en weven. De verplichtingen verschilden veel van elkaar. §3.3 Het feodale stelsel. (boek) Het feodale stelsel: Een heer gaf een stuk grond aan een vazal of leenman in ruil voor zijn trouw. Het kwam het eerste tot stand in het Frankische rijk van Karel de Grote de kleinzoon van Clovis. Hij bracht een ridderleger op gang. Karel kreeg geld van de Adel die hij aan zich verbond als Vazallen. Hij gaf ook ambten te leen. Het waren handige betaalmiddelen maar moeilijk te controleren. Regel was: de dood van de heer of vazal betekende het einde van de leenrelatie , maar de Vazallen zagen het als een erfelijk recht en probeerden het op hun kinderen over te dragen. In de 9e eeuw gingen ze zelf land en ambten weggeven. De koning was bijna al zijn macht kwijt. §3.4 Christendom in Europa. (aantekening) 395: christendom staatsgodsdienst Na val van Rome verdrukking als gevolg van de volksverhuizingen. Terugkeer oude ‘heidense natuurgodsdiensten’ Keerpunt: bekering Clovis. Beging christelijke frankenrijk. De kerstening. Franken + Paus werkten samen Franken: boden de missionarissen beschermng met hun soldaten. De geestelijken: beheersten het schrift: handig voor het bestuur. Verovering en bekering gingen samen. Willibrord & Bonifatius. Willibrord (690) Afkomstig uit Engeland Eerste aardsbisschop van utrecht Moest de Friezen bekeren Moeizaam Bonifatius 722 Afkomstig uit Engelan Missiegebied ten oosten vd Rijn ‘A poster der Duitsers’ Succesvol in Zuid-Duitsland Vermoord in Dokkum (754) Karel de Grote (768 – 814 ) Keizer der Franken 800 tot keizer gekroond Slaagt er na lange tijd in om de Friezen en de Saksen te verslaan en onder dwang te bekeren tot het christendom. Na zijn dood aanvallen Noormannen&Hunnen christendom weer in de verdrukking. §3.4 Christendom in Europa. (boek) Eerst was het christendom veel sterker in het oosten. Clovis bekeerde naar het christendom: toen hij tijdens een veldstrijd God aanriep won hij de strijd, en daarna liet hij zich met zijn krijgers dopen. Monniken bekeerden Ierland, en Ierland bekeerde Engeland. Paus Gregorius bracht de missie tot stand in Rome. Vanuit Brittannië kwam het christendom over het gehele continent. Het duurde een hele tijd voor het hele continent zo ver was. Meestal moest men de heidenen onderwerpen voor ze het geloof aannamen. ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------Jaartallen/gebeurtenissen: 610 – Visioen van Mohammed 622 – Mohammed sticht de islam 632 – Mohammed overleden 711 – Moslims steken over naar Spanje 732 – Moslims teruggeslagen bij Portiers 750 – Arabische rijk valt uiteen 768 – 814 – Frankische Rijk onder Karel de Grote 800 – Kroning Karel de Grote Kenmerkende aspecten: KA9: Het ontstaan en de verspreiding van de Islam. KA10: De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid. KA11: Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur. KA12: De verspreiding van het christendom in geheel Europa Begrippen: Autarkie (zelfvoorzienend): Zelf produceren wat je nodig hebt en niet aan handel doen. Feodalisme (leenstelsel): Bestuurssysteem, landheren hadden stukken land en leenden dat uit aan vazallen, in ruil voor trouw. Hofstelsel: Het overheersende landbouwstelsel in de vroege middeleeuwen in West-Europa. Het stuk land wat door de landheer geregeerd wordt is vrijwel geheel autarkisch. Horigheid: Boeren mogen hun land niet verlaten, ze zijn gedeeltelijk vrij. Islam: Monotheïstische godsdienst die werd gesticht door Mohammed. Adel: Hoogste maatschappelijk laag in de middeleeuwen. Agrarische cultuur: Cultuur waarbij de landbouw het overheersende middel van bestaan is. Bisschop: Hoogste christelijke geestelijke in de stad. Christenheid: Benaming voor gezamenlijke christelijke volkeren in Europa. Heidendom: Afgodendienst, mensen die in meer goden geloven. Kerstening: Bekering tot het Christendom. Monnik: Geestelijke die afgesloten van de wereld leeft, om zich geheel aan het geloof te weiden. Paus: Hoofd van de katholieke kerk. Ridder: Adellijke ruiter. Personen: Mohammed – Koopman, profeet en boodschapper van de Islam. Abraham – Aartsvader. Karel de Grote – Koning van het Frankisch Rijk na zijn vader Pippijn de Korte en zijn grootvader Karel Martel. Karel Martel – Zoon van Clovis, heerser Frankrijk. Pippijn de Korte – Zoon van Karel Martel, heerser na zijn vader Hoofdstuk 4: de wereld in de tijd van steden en staten. §4.1 De opkomst van steden. (boek) Landbouw verbeterde bevolking groeide. Nieuwe technieken in de landbouw boeren gingen specialiseren. Boeren verkochten hun goederen op bepaalde plekken en dat werden knooppunten van waterwegen en machtcentra. Die groeiden uit tot steden en de landbouw stedelijke samenleving kwam terug. Handel en stad waren verbonden. Ambachtslieden waren de grote kracht van de steden. Ook toen de bevolking verminderde kwamen er steeds meer steden. Sommigen werden zo groot dat het staten op zich werden stadsstaten. §4.2 De stedelijke burgerij (aantekening) 1. Stadsrechten 2. Leven in de stad 3. Achter de stadsmuren 4. De gilden 5. De machtige families kooplieden De middeleeuwse stad. Steden kregen van de heer stadsrechten (privileges) in ruil voor belasting. Politieke stadsrechten muur, zelfbestuur (schepenen), eigen rechtbanken (olv Baljuw/Schout) Economische stadsrechten jaarmarkt, tolheffing Leven in de steden was vies en gevaarlijk - regelmatig branden en epidemieën. Ambachtslieden en handelaren organiseerden zich in gildes (vakbonden): Opleiding leerlingen Waarborgen kwaliteit Beperken concurrentie Zorgen voor elkaar Namen deel aan stadswacht Machtigste families waren de kooplieden (patriciërs) Zaten in het stadsbestuur & hadden veel geld Gevolg opkomst steden Macht verschoof van platteland naar de steden rijkdom. Al je als horigen/onvrije boer een jaar en een dag uit handen blijft van een heer werd je vrij. §4.2 De stedelijke burgerij. (boek) Eerste stadsbewoners hadden veel vrijheid; mochten alles zelf regelen zolang ze belasting betaalden aan hun heer, die een toezichthouder gestationeerd had. Die Hield toezicht op de schepenen (rechtbank en stadsbestuur)en voltrok vonnissen. De heer werd minder afhankelijk van de opbrengst van zijn eigen land, dus minder van zijn horigen. De Adel verloor grip op economische activiteiten. De Stedelijke burgerij kreeg meer macht en geld. Er gingen meer mensen dood dan erbij kwamen, maar er stroomden steeds nieuwe burgers in. De plattelandbevolking wou er graag naartoe. Ze verkozen vrijheid in de stad boven de afhankelijkheid van een heer. De horigheid verdween langzaamaan, maar nog steeds hadden de heren veel te zeggen over de boeren (meer dan over de stad.) Burgers lieten hun macht zien door enorme muren om de stad te bouwen waaraan iedereen meebetaalde. Er kwamen Gildes, groepen van ambachtslieden. Ze stelden de prijzen van de producten vast en joegen buitenstaanders weg. Kooplieden hadden het voor het zeggen in de steden. Rijke families begonnen zich te gedragen als de nieuwe adel. Ze heetten de Patriciërs en gildes wisten een deel van hun macht weg te nemen, maar toch bleef een groot deel van de macht bij de handels patriciërs. §4.3 Staatsvorming en centralisatie (boek). Eerst trokken koningen rond om hun macht te bevestigen, maar steeds meer vorsten kozen voor een centrale plek om te regeren. Dat heet centralisatie. Daarvoor hadden de koningen veel macht, geld en militaire macht nodig. Hij hief belasting om aan dat geld te komen en hij kocht de trouw van zijn leenmannen. De koningen probeerden een nationale wetgeving in te voeren voor alle inwoners, dat was het begin van de staatsvorming. Drie voorbeelden :Frankrijk, Duitsland en Engeland. In Duitsland liep het fout. Hij kon de macht van de hertogen niet beperken en zo kregen die veel macht. Hij probeerde hiertegen te vechten door bisschoppen te benoemen, maar toen kreeg hij heisa met de paus. Ze verzwakten ook nog eens hun positie door naar andere landen te gaan en zo hun positie te verlaten. Het kwam niet tot een Duitse staat in de middeleeuwen. Engelse koningen voorkwamen dat lenen van vader tot zoon overging. Ze stelden sheriffs in loondienst aan om belastingheffing te regelen en de rechtspraak. Franse koningen hadden eerst veel minder macht dan de koningen in Engeland en Duitsland. Maar ze breidden hun macht steeds verder uit door huwelijken en veroveringen. Augustus wist zijn leenmannen (hertogen) te verslaan in een oorlog. Zijn grondgebied verviervoudigde. Hij zette zelf mensen op hoge posities en behield zo de macht. De oorlogen die hij moest voeren kostten veel geld, ook al was hij een sterke koning na de 100jarige oorlog. Er kwam een Staten-generaal. Daarin zat de geestelijkheid, de adel en de burgerij. De koning in Frankrijk mocht belasting heffen over de goederen en het parlement verloor alle inspraak. Terwijl ze in Engeland nog tegen de koning vochten. §4.4 Kerk en staat. (boek) Investituurstrijd: De strijd tussen Koning en kerk. Volgens de tweezwaardenleer hadden de wereldlijke en de geestelijke macht allebei hun eigen machtssfeer. De Koning besliste over wereldlijke zaken en de kerk over de geestelijke zaken. Zolang hun macht beperkt was waren er geen problemen. Maar tussen de Duitse koning en de paus kwam een machtsstrijd. De paus vond dat hij de meeste macht had, ook over de koningen ! En de koning vond dat hij juist de opvolger van de Romeinse keizers was. Koningen kozen de bisschoppen en gaf ze ook wereldlijke macht door ze hertogen te maken. Gregorius wilde aan de leken invloed voor goed een einde maken. Keizer Hendrik IV benoemde een aartsbisschop terwijl de paus er al een had. De paus verbande hem uit de kerk en zei dat niemand hem meer mocht gehoorzamen. De vorsten en hertogen wilden een andere keizer kiezen en dus gaf Hendrik toe, hij stak de Alpen over om de paus om vergiffenis te vragen. Pas na drie dagen liet hij hem binnen en hief de ban op. Maar zodra Hendrik zich weer zeker voelde was het gedaan met gehoorzaam zijn. Hij stelde een tegenpaus aan, en de paus een tegenkoning. Pas in 1122 kwam er een compromis. Alleen priesters van een bisdom mochten de bisschoppen kiezen. De keizer mocht ze wel nog aanstellen als hertog of graaf. Ook de franse koning kreeg heisa met de paus. Hij moest steeds vaker koningen uit de kerk verbannen. De kerk wist steeds beter belasting te heffen en werd zo steenrijk. Maar de paus kreeg de koningen niet ondergeschikt, het gevecht duurde tot de 15e eeuw, toen hadden de koningen genoeg macht om niet meer overwonnen te kunnen worden door de paus. Ze bleven totaal van elkaar gescheiden. De paus had veel macht door de kracht van het geloof. Bedelordes leefden vrijwillig als armen om te leven van wat mensen hen gaven. Er werd gestreven naar geloofszuiverheid, en dat leed soms tot hevige conflicten, zoals het vervolgen van ketters. De inquisitie zocht ketters op en veroordeelden ze. §4.5 Christelijk Europa en de buitenwereld. (boek) Paus Urbanus riep de christelijke ridders op om naar Palestina te gaan. Dat had te maken met de sociaaleconomische situatie. Europa was aan het groeien. Een keizer vroeg de paus om hulp en de paus stuurde de ridders die als herkenningsteken een kruis droegen, zo begonnen de kruistochten. De eerste kruistocht was in 1096, en de verovering van Jeruzalem was in 1099. Een deel van de troepen verliet het leger en stichtte kruisvaarderstaatjes. Veel ridders waren om die reden meegegaan. De reconquista, de herverovering van het Iberische schiereiland eindigde in 1492. Duitsland hield ook kruistochten om hun land uit te breiden, en alle oorspronkelijke bewoners werden horigen gemaakt. Handel over zee werd ook steeds populairder. Er kwamen veel kolonies en ze werden economisch succesvol. Het legde de basis voor de Europese expansie. ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------Jaartallen/gebeurtenissen: 1075 – 1122 – Investituurstrijd 1066 – Slag bij Hastings 1095 – 1291 – Kruistochten 1215 – Magna Carta 1271 – Marco Polo naar China 1275 – Amsterdam krijgt tolprivelege 1337 – 1453 – Honderdjarige oorlog 1347 – Begin grote pestepidemie 1453 – Osmanen veroveren constantinopel 1464 – Eerste Staten-Generaal in de Nederlanden 1492 – Reconquista voltooid Kenmerkende aspecten: KA13: De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving. KA14: De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden. KA15: Het begin van staatsvorming en centralisatie. KA16: Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke, dan wel geestelijke macht het primaat moest hebben. KA17: De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder meer in de vorm van kruistochten. Begrippen: Ambacht: Beroep waarbij met handwerk een product wordt gemaakt. Centralisatie: Ontwikkeling waarbij een gebied steeds meer vanuit één punt wordt bestuurd. Expansie: Uitbreiding Geestelijkheid: Groep personen met een leidende rol in de godsdienst. Handel: Het kopen en verkopen van producten. Kruistochten: Gewapende tochten van christelijke ridders die Jeruzalem wilden veroveren. Staatsvorming: De ontwikkeling waarbij een gebied steeds meer als een eenheid wordt geregeerd. Wereldlijk: Alles wat buiten het geestelijke leven valt. Ban: Kerkelijke straf waarbij iemand uit de kerk wordt gezet. Gilde: Samenwerkingsverband van ambachten. Inquisitie: Kerkelijke rechtbank. Investituurstrijd: Strijd over de vraag wie benoemt de hoge geestelijken. Ketterij: Afwijking van de orthodoxe geloofsleer. Leek: Iemand die niet tot de geestelijkheid behoort. Parlement: Volksvertegenwoordiging. Staten-Generaal: Door de koning bijeengeroepen vergadering van vertegenwoordigers van alle drie de standen. Personen: Willem II – Graaf van Holland, koning van Duitsland. Filips-Augustus – Franse Koning. Urbanus II – Paus. Hoofdstuk 5: De wereld in de tijd van ontdekkers en hervormers. Inleiding: 1500 – 1800: vroegmoderne tijd. 16e eeuw: tijd van ontdekkers en hervormers. Door ontdekkingsreizen kwam de Europese expansie over de wereld goed op gang. De kritiek op de kerk van Rome binnen Europa leidde tot reformatie. De latijnse christenheid viel uiteen in katholicisme en protestantisme. Renaissancetijd. De ideeën hiervan werden vanuit Italië over Europa verspreid. De wereld. 15e eeuw: portugezen/Spanjaarden maakten ontdekkingsreizen langs Afrika, Azië, Amerika. 1492: columbus ontdekt Amerika. 1498: Vasco Da Gama komt aan in India. Hierna kwamen de veroveraars naar amerika vestigingskoloniën. 1571: Spanjaarden veroverden de Filipijnen. Europa. 15e eeuw in Noord-Italiaanse steden belangstelling voor Renaissance. In 16e eeuw bracht Renaissance grote kunstwerken voort. 1517: Maarten Luther protesteert tegen misstanden in de Roomskatholieke kerk begin reformatie. 1555: vrede elke vorst mocht bepalen welk geloof er in zijn gebied was. Frankrijk: burgeroorlogen: hugenoten vs Katholieken. in 1598 vrede gelijke rechten 1515 – 1598 : Karel V / Filips II regeerden samen. Nederland: Karel V zette de Bourgondische centralisatiepolitiek door en bestreed het protestantisme. 1559: Filips II bestuurde NL vanuit Spanje. 1568: NL Opstand olv WvO 1581: In Noorden ontstond republiek der 7 verenigde Nederlanden. §5.1 de Renaissance: Carpe diem: Middeleeuwen eindigen rond 1500 en de renaissance was daarna. Maar in een paar steden was dat al in de 15e eeuw. Italiaanse steden staken boven de rest uit maakte zich los van Duitse steden. Ontstaan nieuw levensgvoel. Levensmotto: Memento Mari gedenk te sterven. naaaaaar Carpe diem pluk de dag Klassiek erfgoed werd als schoonheid gezien. §5.1 De renaissance. (boek) Renaissance ontstond geleidelijk. Begon in Italië. Italiaanse steden maakten zich los van de paus en de Duitse keizer. Economie bloeide op door handel vanuit andere landen. Veel rijke burgers richtten hun blik van God af. Griekse en Romeinse overblijfselen werden bewonderd om hun schoonheid. Bij de herontdekking van de klassieke oudheid (Grieken en Romeinen) speelden de Humanisten een grote rol. Ze vertaalden de taal en letterkunde en bestudeerden de klassieken filosofie. Humanisten probeerden alles los van het geloof te zien. Ze ontdekten fouten in het geschrift en verbeterden die en voegden commentaar toe om het voor de normale mens begrijpelijk te maken. De Turkse verovering van Constantinopel gaf het Humanisme een extra impuls. Geleerden vluchtten vanuit Constantinopel naar Italië en namen veel oorspronkelijk Griekse manuscripten mee. Eerst was humanisme beperkt tot de geleerden, maar langzamerhand ging het bij de opleiding van de gegoede burgerij horen. De Ideale mens was iemand die op de meest uiteenlopende vlakken heel goed was Uomo Universales. (Leonardo Da Vinci) Door de boekdrukkunst werden de ideeën van de Italiaanse Humanisten verspried naar het noorden. Buiten Italie waren de belangrijkste humanisten ERASMUS-Rotterdam. THOMAS MORE- Engelsman. Erasmus wilde een christelijk humanisme. Hij wou mensen weer bij het christelijke geloof betrekken. Hij vond dat de teksten enz. uit de oudheid het christendom moesten zuiveren en niet vervangen. De kritische instelling van die tijd zorgde ook voor stimulatie van het natuurwetenschappelijk denken. COPERNICUS: Belangrijke natuurwetenschapper. Hij ontwierp een wiskundig model van het zonnestelsel waarbij de zon het middelpunt was. Aanloop wetenschappelijk revolutie 17e eeuw. Zou het wereldbeeld grondig veranderen. Minder christelijke voorstellingen in de schilder en beeldhouwkunst. Meer aandacht voor de vormgeving van het lichaam. Kerk was nog steeds belangrijk, maar positie kunstenaar veranderde. Schilder signeerde zijn werk en werd zelfbewuster. §5.2 De Europese expansie. (boek) 1493: groot deel van de wereld was onbekend voor Europeanen. Amerika was net ontdekt, maar nog niemand was niet bewust van het feit dat het een nieuw continent was. Arabieren beheersten de handel tussen Europa en Indië. Europa moest een weg over de zee vinden om te kunnen handelen. Portugal voer ver buiten Europa. Portugezen maakten steeds een kleine post waar ze mensen achterlieten, ze durfden steeds verder te gaan. Columbus ontdekte Amerika in 1492, Portugezen waren bezorgd over hun positie. Een jaar na Columbus’ door bleek het een nieuw continent te zijn.(1507) De Portugezen kwamen als eersten aan in Indië. Ze stichtten verstevigde handelsposten langs de Aziatische kust en dreven handel met de Chinezen en de Japanners. Midden-Amerika werd door de Spanjaarden bezet. Ze vonden er veel goud en zilver. Ze waren wreed en doodden vele indiaanse samenlevingen en dwongen de overgeblevenen om voor hen te werken. Maar vooral ziektes uit Europa velden de indianen. Spanjaarden en Portugezen beschermden hun zeeroutes heel goed en dit dwong Frankrijk, Engeland en Nederland om andere routes te vinden. Er was veel te verdienen Portugal kon de vraag bijna niet aan. Dat leidde uiteindelijk tot nieuwe ontdekkingreizen rond het einde van de 16e eeuw. §5.3 De kerkhervorming. (aantekening) Het doel van de reformatie was nooit bedoeld: de splitsing. Boekdrukkunst. 1450 door Gutenberg. Aparte loden letters, zodat per pagina een tekst kon worden gezet. De verspreiding van de humanistische ideeën. Boeken werden nu handelswaar. Kennis kwam buiten de muur van kloosters en universiteiten terecht. De uitvinding vd boekdrukkunst was een revolutionaire ontwikkeling, die vergelijkbaar is met de komst van internet in deze tijd. Erasmus, Europees humanist. Stond bekend vanwege zijn wijsheid, gebaseerd op taalkennis, kennis van klassieke schrijvers en kritisch Bijbelonderzoek. Lof der zotheid: kritiek op maatschappelijke en kerkelijke misstanden. Erasmus wees op de fouten in de Vulgaat: de latijnse tekst die sinds 400 gold als de officiële Bijbelvertaling. Zo bewees hij dat de kerk niet onfeilbaar was. Erasmus, bang voor de kerk. Het christendom wordt bedreigd door 3 zaken: 1. Besturing van de oudheid zou leiden tot een terugval in en modern heidendom. 2. Bang voor het ‘judaïsme’ met hunrituelen (christenen zaten te veel vast) 3. Bang dat er een scheuring zou ontstaan binnen de kerk, gevolg: ontwrichting vd samenleving en burgeroorlogen. Erasmus: Wil niet dat het christendom uiteen zou vallen. Pleitte voor verdraagzaamheid en zocht naar een manier van geloven die vooral praktisch was. Luther 1483 – 1546 In 1517 publiceerde hij 95 stellingen met kritiek op de kerk: Veel geestelijken leefden in luxe, terwijl het volk arm was. Tegen de verkoop van de zogeheten ‘aflaten’ door de kerk. Reactie kerk: geen veranderingen (of te laat) Luther brak met de rooms-katholieke kerk. Hiermee gaf hij het startsein tot de Hervorming (ook wel reformatie genoemd) Verschil Calvijn / Luther. Calvijn zegt dat een volk in opstand mag komen als zijn vorst zich niet houdt aan de regels van god. Van luther moet je altijd naar je vorst luisteren. Calvijn zei dat je lot al vast staat bij de geboorte. Bij luther moet je het verdienen. Calvijn 1509 – 1564 In 1536 beschreef Calvijn zijn geloofsovertuiging in het boek Christianae religions institutio. (onderricht in het christendom) De mens kon god niet doorgronden. De gelovige moest god accepteren. Calvijn meende dat de verlossing vd mens voorbeschikt was. Een antal mensen was gepredestineerd (voorbestemd) voor het hemelse paradijs. Gelovigen moesten hopen dat ze werden uitverkoren. Als je de verleidingen kon weerstaan en je vroom wist te gedragen, kon dat betekenen dat je tot de uitverkorenen behoorde. Kerk en staat Luther: god heeft de macht overgedragen an de vorst. De vorst besliste over de kerk. Calvijn: vond het tegendeel de kerk schreef de staat de wet voor. Houdt een vorst zich niet aan de Bijbel onderdanen hebben het recht de vorst ongehoorzaam te zijn. Het concept van en contract tussen vorst en volk begon vorm te krijgen. Dit idee kreeg in de Nederlanden concrete gevolgen (zie 5.4) §5.3 De kerkhervorming. Reden nieuwe vertaling: Na bestudering ontdekte hij veel fouten. Doel Lof der Zotheid: Het bespotten van de onwetendheid, bijgeloof en de aandacht voor uiterlijkheden binnen de kerk. 437 ja Reden Erasmus belangrijke grondlegger reformatie: Ondergroef het gezag van de kerk. Alleen de paus en de priesters konden de geloofswaarden bepalen. Erasmus niet breken: Hij wilde geen scheuring van het christendom. Geen opstand tegen de kerk: Omdat de Roomse kerk de macht had om iedere tegenstander te veroordelen als ketter. Waarom had Luther Kritiek op Aflaten: In de Bijbel stond dat een mens boete moest doen voor zijn zonden, maar als hij goede werken deed, scholden de Kerk de zonden weg met een aflaat. Kern Luthers leer: Een zondig mens kan de genade van god alleen verdienen door het geloof. Reden verbanning Luther: Hij verbrande demonstratief de waarschuwing van de kerk. Godsdienstvrede van Augsburg: - Elke vorst mag de godsdienst in zijn eigen gebied bepalen. - Aanleiding: Langdurige oorlogen tussen Duitse vorsten. Kerkhervorming: De kerk in zijn oorspronkelijke, zuivere staat terugbrengen. Verschil Luther & Calvijn: - Calvijn was radicaler en vond dat de mens van nature zondig en slecht is en geloofde in Predestinatie - Luther bevestigt het gezag van vorsten tegenover de kerk. Calvijn vond dat geen vost iets over de kerk te zeggen heeft. Calvijn tegen het celibaat: Hij wees het genieten van dingen die God heeft gegeven af. Katholicisme: De katholieke godsdienst en levenshouding, letterlijk algemeen. Protestantisme: Geloofsleer van kerkgemeenschappen die zich als gevolg van de reformatie afsplitsen van de rooms-katholieke kerk. Rooms Katholicisme: Godsdienst van de Katholieke kerk waar de Paus het hoofd van is. §5.4 De Nederlandse opstand (aantekening) Karel V Regeerperiode: 1515-1555 Geboren: 1500 te Gent In 1515 verklaarden de Staten Generaal hem meerderjarig en kreeg hij het bestuur over de Bourgondische Nederlanden. 1516: de Spaanse koninkrijken (deel Zuid-amerika) 1519: De Habsburgse erflanden (oostenrijk). In dat jaar werd hij ook keizer van het Duitse rijk. Beleid Karel V en filips II Vorsten willen eenheid in politiek en religie. Centralisatie 1 Godsdienst Nieuw bestuur Katholiek, anders vervolgen Staatsgodsdienst: geloof door een koning bepaald voor al zijn onderdanen. Gewetensvrijheid: dat je een geloof binnenshuis mag uitoefenen maar niet openbaar! Bestuur in elk gewest Gewestelijke-Staten (hoogste bestuur in een gewest. Centraal bestuur voor heel de Nederlanden Staten-Generaal in Brussel (vertegenwoordigers van elk gewest) Centralisatie bevorderen Karel V wees landvoogd en stadhouders aan Stadhouders was hoge adel (plaatsvervanger van landsheer in een gewest) Drie raden in Brussel (elk met adel en vaak ambtenaren) Raad van State Geheime raad Financiële raad Financieel Karel V stuurt bede (belastingverzoek) aan Staten-Generaal. Belasting innen bleef lastig! Staten-Generaal stuurt bede door aan Gewestelijke Staten. Wil Karel geld zien dan moet hij iets geven aan de gewesten. Eenheid in de Nederlanden. Politiek: Ja : het wordt door 1 persoon bestuurd en daar moet iedereen naar luisteren centraal bestuur. Nee: de Nederlanden bestaan uit allemaal vechillende gewesten die hun eigen bestuur, munteenheid, taal hebben. Religie: Ja: Staatsgodsdienst: katholiek. Nee: Katholiek en protestants. 1522: Karel stelde de inquisitie (kerkelijke rechtbank) in in de Nederlanden. Karel vaardigde steeds strengere plakkaten uit tegen de ketters. De stengste was het zogenaamde bloedplakkaat. Willem van Oranje. 1564: godsdienstvrijheid. reactie Filips II: Nee, alleen staatsgodsdienst katholiek. Verbond der edelen 1566: smeekschrift. Margaretha: tijdelijk stoppen met vervolgingen. Gevolg: 1. Hagenpreken 2. Beeldenstorm Reactie Filip II op de Beeldenstorm: Stuurde Alva als nieuwe landvoogd 1. Straffen beeldenstormers 2. Vaste belastingen Slag bij Heiligerlee 1568 Lukt, maar Alva blijft de machtigste. Begin van de opstand der Nederlanden. (80 jarige oorlog) 1572, op 1 April verloor Alva zijn bril. 1572, op 1 april verloor alva zijn bril Den Briel werd ingenomen door de Watergeuzen. Andere steden sluiten zich aan bij de opstandelingen. 17 gewesten 7 noordelijke sluiten zich aan bij Willem van Oranje 10 anderen bij Alva Reactie Alva: belegeren van de steden. Alva strafte de veroverde steden, 1572-1573 Zutphen en Naarden. Gevolgen van deze manier van oorlog voeren: Meer verzet Geld raakt op in Spanje Muiterij bij Spaanse soldaten. Spaanse furie 1576 te Antwerpen. Reactie zuidelijke gewesten: Wij gaan ook meedoen met de opstand. 1576, Pacificatie van Gent, alle gewesten besluiten samen: Inhoud: 1. FII blijft koning 2. Religieuze bannelingen mochten terugkeren 3. Spaanse soldaten moeten weg 4. Je mag katholiek zijn, en protestants mag ook. Nieuwe landvoogd: Parma haalt zuidelijke gewesten om een verbond mee te sluiten. 1579: Unie van Atrecht Inhoud: 1. FII blijft erkende koning 2. Geloof = katholiek reactie noordelijke gewesten: 1579: Unie van Utrecht: Inhoud: 1. FII blijft erkende koning 2. Spaanse soldaten moeten weg 3. Geloof = protestants gewetensvrijheid voor katholieken. Noorden Wilde eigenlijk geen katholiek geloof toestaan verdacht. Willem van Oranje wilde geloofsvrijheid/gewetensvrijheid. Veel gewesten verbieden katholieke geloof. 1580: FII verklaart Willem van Oranje vogelvrij 1581: Acte van Verlatinge Unie van Utrecht besluit officieel FII als koning af te zetten: niet meer als koning te erkennen. 1584: Willem van Oranje wordt vermoord. 1585: Parma neemt Antwerpen in. gevolg: veel kooplieden vertrekken naar Amsterdam. Schelde afgesloten Antwerpen verliest havenfunctie Amsterdam profiteert hiervan. De Staten-Generaal van de noordelijke gewesten zoeken geen nieuwe koning. Ze gaan zelf besturen Republiek der Zeven verenigde Nederlanden (1588) §5.4 De Nederlandse opstand. Rede geen eenheid: Land bestond uit allemaal gewesten, waarin elke stad weer zijn eigen rechten en privileges had. Het platteland werd beheerst door de adel. Verschil Staten & Staten Generaal: In de Staten zaten de standen van één gewest en in de SG zaten de standen van alle gewesten. Rede versterken macht Karel V: - Vanuit Brussel krijgt hij meer te zeggen. - Hij beperkte de zelfstandigheid van de gewesten. - Minder afhankelijk Adel. - Zag het als taak Katholieke geloof te beschermen. Reden ontevredenheid adel: Taste privileges aan en de geloofsvervolging wekte hun ergernis. Reden Openluchtbijeenkomsten Calvinisme: Margaretha matigde de kettervervolging. Aanleiding Beeldenstorm: De hagenpreek in Vlaanderen, waarbij de beeldenverering geminacht werd. Gevolg Beeldenstorm: - Alva kwam met een leger om orde op zaken te stellen. - Duizenden doodvonnissen. - Willem van Oranje richtte een invasieleger op. Gevecht tussen Alva en opstandelingen: - Alva werd in Heiligerlee verslagen door broers van Oranje. - Briel werd ingenomen door lage edelen. - Vele steden sloten zich aan bij de opstand. - Alva nam wraak door steden weer aan te vallen. - Muiterij begon binnen het Spaanse leger die zich aansloten bij de opstandelingen. - De Hertog van Parma, sluit met de zuidelijke gewesten een verbond tegen de opstand. - De Andere gewesten sloten onder leiding van oranje de Unie van Utrecht. - In 1580 verklaarde Filips Oranje vrij. - In 1581 zworen de UvU Filips af als landsheer. Reden vermindering macht opstandelingen: Moord op Oranje. Redding UvU: Parma probeerde Engeland te veroveren, maar hij werd verslagen. Privilege: Een bijzonder recht verleend aan steden, gewesten, gilden, adellijke personen etc. ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------Jaartallen/gebeurtenissen: 1515 – 1555 – Regering Karel V 1515 – Verklaring Karel V meerderjarig 1517 – Luther begint de kerkhervorming 1519 – Cortès verovert Mexico 1522 – Inquisitie in de Nederlanden 1533 – 1584 – Willem van Oranje 1555 – 1598 – Regering Filips II 1555 – Godsdienstvrede van Augsburg 1564 – Godsdienstvrijheid 1566 – Verband der Edelen 1566 – Beeldenstorm 1596 – Eerste Nederlanders op Java 1598 – Edict van Nantes Kenmerkende aspecten: KA18: Het veranderende mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling. KA19: Het begin van de Europese expansie over zee. KA20: De protestantse reformatie die een splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had. KA21: Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van de Nederlandse staat. Begrippen: Erfgoed: Datgene dat geërfd is van eerdere generaties. Katholicisme: De katholieke godsdienst en levenshouding. Kerkhervorming (reformatie): De kerk veranderen en zo verbeteren. Protestantisme: Geloofsleer van kerkgemeenschappen die zich als gevolg van de reformatie afsplitsen van de rooms-katholieke kerk. Renaissance: Vernieuwing van kunst en levensstijl in Europa die werd geïnspireerd door de klassieke oudheid. Wereldbeeld: De voorstelling die mensen hebben over de wereld. Humanisme: Stroming van onder wetenschappers die zich vooral kenmerkte door zijn studie van de klassieke filosofie, literatuur en kunst. Privileges: Een bijzonder recht verkregen door de vorst, hierdoor kreeg een gewest, persoon, gilde een extra zelfstandigheid. De Nederlandse Opstand: De opstand van de Nederlandse gewesten tegen Filip II. Wat leidde tot een splitsing van de Nederlanden. Stadhouder: Plaatsvervanger van de koning. Middeleeuwen: Periode van enkele honderden jaren met economische en culturele achteruitgang. Humanisme: Wetenschappelijke stroming in de renaissance. Personen: Karel V – Landheer van de Nederlanden Willem van Oranje – Stadhouder voor de koning van Spanje. Filips II – Heerser over Spanje, later Heer der Nederlanden Da Vinci – Schilder. Luther – Duitse protestantse theoloog. Alexander VI – Paus, verdeelde de wereld in twee delen. Alva – Landvoogd over de Nederlanden na Margaratha, aan het begin van de 80 jarige oorlog. Margaratha van Parma – Landvoogdes voor Filips II over de Nederlanden. Hoofdstuk 6:De tijd van regenten en vorsten. Parlement= + 2e kamer Wetgevende macht Uitvoerende macht o Minister + minister president (= kabinet) o Erfelijk staatshoofd Regering 1e Erfelijk staatshoofd Symbolisch Vertegenwoordigen van het volk Democratisch Onderdeel van de uitvoerende macht (handtekening + troonrede) Vrede van Münster is een feit. In 1648 ondertekenen regenten voor de Republiek en afgevaardigden voor de Spaanse koning eindelijk vrede. §6.1 Een wereldeconomie (aantekening) Handelskapitalisme: streven naar winst door middel van handel. Handelsmonopolie: als je in je eentje mag handelen in een bepaald gebied, dan heb je handelsmonopolie. Wereldeconomie: gebieden die oer de hele wereld verbonden raken via handel Rijst naar de oost kon wel 10-11 maanden duren. Gevaren tijdens de reis: Uit de koers raken Scheurbuik Piraterij Storm Muiterij opstand van matrozen of soldaten VOC Economie Monopolie op Nederlandse handel met Azië Belangrijkste producten: o Specerijen o Zijde o Porselein Kapitaal via aandelen Politiek Bestuur oer overzeese handelsposten en koloniën Afsluiten van verdragen Eigen soldaten WIC Economie Monopolie op Nederlandse handel met West-Afrika en Amerika Belangrijkste producten: o Zilver o Slaven o Plantageproducten (bijvoorbeeld suiker) Kapitaal via aandelen Politiek Eigen soldaten Kaapvaart tegen Spanje Bestuur over overzeese handelsposten en koloniën Afsluiten van verdragen Driehoekshandel §6.1 Een wereldeconomie. (boek) De route richting Indië was erg gevaarlijk, want: Verraderlijke stromingen, onbekende stormen en kliffen zorgde ervoor dat veel boten zonken. Niemand wist precies hoe de route liep. De Portugezen die al op de Oost-Azië voeren, vormde een gevaar. De VOC werd opgericht om concurrentie te verminderen. De VOC kreeg handelsmonopolie voor heel Azië. Maar buiten de VOC mocht geen een Nederlander daar handel drijven. De VOC kreeg rechten die normaal alleen nationale overheden zouden krijgen, en ze mochten verdragen sluiten met vorsten, vestigingen bouwen en oorlog voeren. Wat is handelskapitalisme? Kopmannenondernemers houden zich bezig met de handel en nijverheid en een deel van de winst werd weer in het bedrijf geïnvesteerd Door wie werd de compagnie geleid? De Heeren XVII, vertegenwoordigers uit de Hollandse en Zeeuwse steden Inn 1605 werd het eiland Ambon op de Portugezen veroverd, waar de bevolking gedwongen werd hun specerijen af te leveren. In 1619 stichtte de VOC op Java het hoofdkwartier Batavia. Daarna werden er handelsposten en forten op de kusten van heel Azië gebouwd. In Zuid-Afrika werd een kaapkolonie gesticht, waar schepenen verversing ondergingen. De handel met Azië diende alleen om hun eigen specerijen te betalen. Waardoor kreeg de VOC grote gebieden in handen? Door oorlog te voeren met de Portugezen om hun eigen handel veilig te stellen. Ook werden de Javaanse Rijken ingenomen Waarom richtte de VOC zich meer op Java in de 18e eeuw? Koffie werd ontdekt als genotmiddel en werd razendsnel populair. Deze struiken konden op Java zeer gemakkelijk en goed groeien. 6.2 De Gouden eeuw van Nederland. ----- KA: de bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek. Staatkundig: bestuur met regenten (en adel) in alle lagen Lokaal vroedschappen Per gewest Gewestelijke Staten Nationaal Staten-Generaal Landsadvocaat of raadspensionaris (voorzitter van de Gewestelijke-Staten van Holland) en belangrijkste staten in de StatenGeneraal (minister van buitenlandse zaken) Ieder gewest heet een stadhouder. Deze stadhouder is in dienst van de Gewestelijke Staten. Altijd leden van de familie van Oranje Stadhouder Wel 7 gewesten, maar 2 personen Stadhouder Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderlanden, Overijssel, Friesland en Groningen. Taken: Opperbevelhebber van leger en vloot (per gewest) Houdt toezicht op de rechtspraak Kan gratie verlenen Laatste woord bij benoeming leden vroedschap - - - leg uit waarom de republiek in staatkundig opzicht anders is dan andere landen (17e eeuw) Andere landen Vorst Republiek Gewestelijke Staten Staten-Generaal Stathouder Raadspensionaris ------- KA: De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek. Stapelmarkt Handel met Noord-Europa en (na val Antwerpen 1585) ook Zuid-Europa. VOC en WIC zorgde voor verder internationale handel. Rijkdom door: Handel (zeevaart) Nijverheid Aandelen Wisselbank Sociaal: relatief hoge welvaart lage werkeloosheid, armenzorg. ------ KA: de bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek. Culturele bloei: Schilderkunst Rembrandt, Vermeer Literatuur Bredero, PC Hooft Wetenschap Hugo de Groot, Huygens Godsdienstig protestants (gewetensvrije katholiek) Rijke burgers en regenten gaven geld uit aan kunst en cultuur. §6.3 Het absolutisme. (aantekening) Absolutisme: erfelijk staatshoofd met alle macht. KA: het streven van vorsten naar absolute macht. Lodewijk XIV: 1643 - 1661 - 1715 Fronde (opstand van de edelen) Dood Lodewijk (einde koningschap) Lodewijk erfde als 4-jarige de troon Hij nam de regering op zich Absolutisme: adel minder macht intendanten (ambtenaren) Colbert mercantilisme Legerhervorming Kunst en wetenschap onder controle Herroepen van het Edict van Nantes Droit Divin ( Hobbes & Bossuet ) §6.3 Het absolutisme. (boek) Lodewijk XIV had een wantrouwen tegen de adel omdat hij toen hij negen was Parijs moest ontvluchten omdat de adel tijdens de Fronde plunderend door het land trok met hun legers. Constitutionele monarchie: Koninkrijk waarbij de macht van de koning is gekoppeld aan de grondwet. Absolutisme: Koninkrijk waarbij de macht van de koning niet gekoppeld is aan de grondwet. Voorbeeld: Lodewijk XIV in Frankrijk. Lodewijk XIV stelde zijn eigen leger aan, van ongeveer 400.000 man. Hoge officieren konden gestraft worden bij gebrek aan discipline. Hierdoor was het onmogelijk voor de adel het land te terroriseren. Hierdoor kalmeerde de Franse bevolking. Lodewijk herriep het Edict van Nantes, omdat edelen en andere die zich van het centrale gezag wilde onttrekken makkelijk gebruik maakten van het calvanisme (= de overheid en de vorst hebben beiden niets te zeggen binnen de kerk). Het mercantilisme is een economische systeem in de 17e en 18e eeuw waarbij de overheid de nationale economie versterkte door bevordering van productie en export, het afremmen van import en andere ingrijpen in de economie. Het werd ingezet omdat de financiering van het leger en bestuur veel nodig was. Daarom versterkte Lodewijk XIV de nationale economie. §6.4 De wetenschappelijke revolutie (aantekening): KA: De wetenschappelijke revolutie. Copernicus: Copernicus verwierp het eeuwenoude beeld van het heelal: de zon draaide niet om de aarde, maar de aarde juist om de zon. Kepler: Kepler werkte de ideeën van Copernicus verder uit. Zo stelde hij vast dat planeten in ellipsvormige banen draaiden en berekende hij de afstand tot de zon. Galileo Galilei: Galilei bevestigde eveneens Copernicus’ theorie. Hij bouwde betere telescopen. De nieuwe ideeën brachten Galilei in conflict met de katholieke kerk. De bekendste uitspraak was: ‘En toch draait zij’. Pas in 1992 erkende paus Johannes Paulus II dat Galilei gelijk had. Newton: In 1687 verscheen een boek van Isaac Newton over alle bewegingen van planeten, kometen, de maan en de zee. En het belangrijkste onderwerp: zwaartekracht. De wetenschappelijke revolutie die Copernicus was begonnen, bereikte bij Newton een hoogtepunt. Boyle: eigenschappen van lucht. Harley: bloedsomloop Swammerdam: anatomie van insecten Antoni van Leeuwenhoek*: micro-organismen, en vond de microscoop uit. Huygens: slingerbeweging en ontwierp het eerste nauwkeurig lopende uurwerk. Hij ontdekte met zijn zelfgemaakte telescoop de ringen rond Saturnus en enkele manen. Hij besefte ook als eerste dat licht zich voortplantte als golf. Door de nieuwe wetenschappelijke houding die in de renaissancetijd was ontstaan, werd er steeds vaker onderzoek gedaan met waarnemingen en proeven. Daardoor ging de wetenschap snel vooruit. Steeds meer mensen dachten dat niet uit oude gezaghebbende boeken (bijbel), maar door experiment en onderzoek veel geleerd kon worden. Vorsten en regeringen zagen het belang van wetenschap in. * Antoni van Leeuwenhoek (1632-1723) ontdekte met een zelf in elkaar geknutselde microscoop micro-organismen in een druppel slootwater. Hij maakte tekeningen van het leven dat hij onder de loep nam, zoals een insectenoog. Van Leeuwenhoek stond aan de basis van de bacteriologie. ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------Jaartallen/gebeurtenissen: - 1600 – 1700: tijd van regenten en vorsten - 1602: Oprichting VOC - 1618 – 1648: Dertigjarige Oorlog - 1621: oprichting WIC - 1628: Piet Heyn verovert de Spaanse zilvervloot - 1643 – 1715 : Lodewijk XIV koning van Frankrijk - 1648 : vrede van Munster - 1667: Suriname kolonie van Nederland - 1683: Turken voor Wenen - 1685: Lodewijk XIV herroept het Edict van Nantes - 1688 – 1689 : Glorious revolution Kenmerkende aspecten: KA22: Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie. KA23: De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek. KA24: Het streven van vorsten naar absolute macht KA25: de wetenschappelijke revolutie Begrippen: Absolutisme: Regeringssysteem waarbij de macht van de koning NIET wordt beperkt door een grondwet of door rechten van andere organen. Economie: alles wat te maken heeft met middelen van bestaan, zoals landbouw, nijverheid, handel en diensten. Handelskapitalisme: Economisch systeem (vanaf 17e eeuw) in Europa waarbij koopman-ondernemers zich met handel én nijverheid bezighielden en een deel van de winst weer in de onderneming werd geïnvesteerd. Kapitalisme: Economisch systeem waarbij de productiemiddelen privébezit zijn en personen geld investeren met het doel winst te maken. Wereldeconomie: Economisch systeem met wereldwijde handelscontacten waardoor vraag en aanbod elkaar over grote afstand beïnvloeden. Wetenschappelijke revolutie: Doorbraak van een wetenschappelijke manier van denken in de 17e eeuw in Europa, waarbij het systematsich verwerven van kennis door eigen observaties, experimenten en logisch redeneren centraal staan. Personen: Lodewijk XIV: absolute vorst Piet Heijn: veroveraar spaanse zilvervloot Jean-Baptiste Colbert: stichter van het mercantilisme. Thomas Hobbes: Britse filosoof Jacques Bossuet: hofpredikant van Lodewijk XIV Copernicus: geleerde (aarde draait om de zon Johan Kepler: Duitse wiskundige. Galileo Galilei: Italiaanse sterrenkundige. Isaac Newton: natuurfilosoof. Leonardo Da Vinci: belangrijke wetenschapper Francis Bacon: Wetenschapsfilosoof. René Descartes: Franse wetenschapsfilosoof en wiskundige Hoofdstuk 7: De tijd van pruiken en revoluties. §7.1 De verlichting (aantekening) Wetgevende macht Regering (minister, minister-president, erfelijk staatshoofd) en StatenGeneraal (parlement) Provinciale staten Gemeenteraad Uitvoerende macht Regering Gedeputeerde Staten (vertegenwoordigers die de provinciale wetten uitvoeren in de provincie) College van B&W Rechterlijke macht Rechtbank (19) Gerechtshof (5) Hoge raad (1) De wetgevende macht kan de uitvoerende macht ontslaan. ----- Waarom vindt montesquieu de trias politica een goed bestuur? Tegen machtsmisbruik Meeste kans dat iedereen gelijk is en gelijk behandeld wordt door de wet. ----Rationeel optimisme Het was gebaseerd op het rationalisme (ratio=verstand). Het menselijk verstand zou alle problemen kunnen oplossen. Op het gebied van godsdienst moest er verdraagzaamheid komen. Staatskerken moesten worden afgeschaft. Men was voor een scheiding van kerk en staat, waardoor de kerk geen politieke macht meer had. Op het gebied van sociale verhoudingen vond men dat mensen van nature vrij en aan elkaar gelijk waren. D.w.z: afschaffing van de standensamenleving. Op politiek terrein moest de hoogste macht bij het volk liggen, volkssoevereiniteit. Niet een koning die dus alle macht alleen had. Montesquieu kwam met de trias politica. §7.1 De verlichting (boek): KA: rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen. In 1751 begon in Parijs een megaproject: de publicatie van alle nuttige kennis van de mensheid. De grootste deskundigen werkten er aan mee, Het was dan ook voor een hoog doel: een basis leggen voor de verdere vooruitgang van de mensheid. De Encyclopedie ontstond. Het was een typisch product van de verlichting (beweging die meende dat met de rede alles kan worden verklaard en dat een op de rede gebaseerde samenleving opgebouwd moet worden, met rationalisme (gebruik van gezond verstand), vrijheid, gelijke rechten voor alle mensen en verdraagzaamheid zou er meer licht komen in het leven). De verlichting kwam voort uit de wetenschappelijke revolutie van de 17e eeuw. Een bekende verlichtingsdenker was de Fransman Voltaire. Hij was een voorstander van de godsdienstige vrijheid en tolerantie. Hij was ook een deïst, dat is iemand die gelooft dat een opperwezen het heelal heeft gemaakt, en daar op een gegeven moment klaar mee was, en verder konden de mensen met hun verstand bepalen wat goed en kwaad was, etc. Andere verlichtingsdenkers gruwden juist van het absolutisme. Als de macht in een hand was, vonden zij, leidde dat tot machtsmisbruik. De Fransman Montesquieu bijvoorbeeld, vond dat wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht van elkaar gescheiden moesten zijn, dit werd ook wel de driemachtenleer genoemd 7.2 Verplicht absolutisme (aantekening): Plaatsvervanger van god op aarde. Positie van koningen moet anders worden. Koning: dienaar van het volk. Franse koning doet niet mee: - Wie past zicht wel aan: Frederik de Grote Pruisen. §7.2 Het ancien regime (aantekening): Van plaatsvervanger van god op aarde naar eerste dienaar. In Pruisen, Rusland, Oostenrijk vorsten daar: ‘alles voor het volk, niets door het volk’. - Adel bleef machtig - Volk geen medebestuurder - Soms afschaffing censuur - Soms godsdienstige verdraagzaamheid - Onafhankelijke rechters NL: Republiek - Meeste gewesten regenten aan de machtL soms stadhouder + regenten. - Volk geen invloed - Vanaf 1747 machtige stadhouder (bijna monarchie) Standen: 1e stand: geestelijken 2e stand: adel 3e stand: bourgeoisie (rijke burgers), armen. §7.2: Het ancien régime (boek): KA: Voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme). Adel en geestelijken hoefden geen belasting meer te betalen. De gewone burgers en boeren gingen hier opnieuw onder lijden. Intussen kwam de overheid van de belastingen niet rond. Er werd op een bepaalde manier geregeerd, namelijk door een verlicht absolutisme (systeem waarbij een verlichte vorst de absolute macht heeft en verlichte hervormingen van bovenaf probeert in te voeren). Nederland had geen koning en nauwelijks adel. Toch drukten de regenten meer en meer op de rest van de bevolking. Het volk kwam in opstand en riep om de terugkeer van Oranje. De prins van Oranje kon daardoor overal zijn tegenstanders onder de regenten wegwerken en in alle gewesten zelf stadhouder worden. De Republiek leek ineens wel een monarchie. Maar de stadhouder bleek net zo weinig voor het volk te doen als de regenten. §7.3: De democratische revoluties (aantekening): Amerikaanse, Franse en Bataafse revoluties. Eind 18e eeuw. Bataafse revolutie: 1795 – 1806 Opkomst verlichting zorgde voor verspreiding van ideeen : Franse revolutie : 1789 – 1799 – 1815 - Vrijheid - Verdraagzaamheid - Gelijke rechten voor iedereen (tegen standen) Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijd 1776 – 1783 Bij veel landen ontstaat een grondwet Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijd 1776 – 1783 - Boston Tea Party - 1774: congres: ‘no taxation without representation’ - 1775: oorlog - 1776: onafhankelijkheidsverklaring (Locke --> gelijkheid, Montesquieu --> trias politica) - 1783: einde vrijheidsoorlog Bill of Rights Groot-Brittannië erkent onafhankelijkheid. met Grondwet: scheiding 3 machten President Uitvoerende macht Congres wetgevende macht grondrechten Hooggerechtshof rechtsprekende macht Franse Revolutie Lodewijk XVI: absolute vorst (veel oorlogen) schatkist leeg Belastin g Roept in mei 1789, na 175 jaar, de Staten-Generaal bij elkaar. 1e stand: 300 vertegenwoordigers 2e stand: 300 vertegenwoordigers 3e stand: 600 vertegenwoordigers Koning is van plan per stand te laten stemmen; dus niet een hoofdelijke stemming. Uitkomst 2 tegen 1 belastingverhoging zou doorgaan. Plan van de koning gaat niet door. Vertegenwoordigers 3e stand gaan weg en richten Nationale Vergadering (wetgevende macht) op (juni 1789). Juli 1789. Geruchten rondom reatie Koning op Nationale vergadering zorgt voor bestorming van de Bastille (staatsgevangenis) Platteland en steden onrust zomer van 1789 Start revolutie. Revolutie slaat over op de rest van Frankrijk Reactie Nationale Vergadering: - Afschaffing standensamenleving - ‘verklaring van de Rechten van de mens en burger’ - Volk was soeverein (hoogste macht) - Mensen vrij en gelijk voor de wet - De staat moet deze rechten in ere houden - Onteigening van al het bezig van de kerk (staatsschulden aflossen) 1791: grondwet is klaar: - Wetgevende macht nationale vergadering - Uitvoerende macht koning - Rechtsprekende macht rechters Absolutisme Dictatuur van de Jacobijnen 1793 – 1794 Terreur Dictatuur van Napoleon 1799 – 1804 Constitutionele monarchie: land met erfelijk staatshoofd, die zich aan de grondwet moet moet houden constitutionele monarchie (1789 – 1793 ) dictatuur van het Directoire 1795 – 1799 ‘ absolutisme’ van Napoleon 1804 – 1805 Lodewijk XVIII Lodewijk 1 1815 - … ---- Nu in NL: Regering: Minister, Minister President en Erfelijk Staatshoofd. Kabinet: Minister en Minister President. Rechtsprekende macht rechters Wetgevende macht Regering / Kabinet Uitvoerende macht Regering ------- Bataafse Revolutie. 1786: patriotten verdrijven de stadhouder (legeraanvoerder) en veel regenten (bestuurders) Vrouw van de stadhouder roept haar broer, koning van Pruisen te hulp. -----> patriotten (mensen die zeggen van zichzelf dat ze houden van het vaderland) verdreven naar Frankrijk. 1795: patriotten met behulp van Franse troepen verdrijven de stadhouder en roepen de Bataafse Republiek uit. 1798: Nationale Vergadering maakt een grondwet met alleen mannenkiesrecht. Als Napoleon de macht overneemt verdwijnt de democratie in de Bataafse Republiek snel (1806). Republiek nu een deel van Frankrijk. Wanneer? Wie verloor de macht? Wie kreeg de macht? Geweld? Grondwet? Volk veel invloed? Na 1800 blijvende gevolgen? Amerikaanse vrijheidsoorlog 1776 – 1783 Britse bestuur Kolonisten zelf Ja, oorlog Ja Nee Franse Revolutie 1789 – 1799 –1815 Koning, adel, geestelijkheid Burgerij (gematigde, dan radicalen) Ja Ja Nee Ja, grondwet, Ja, grondwet volkssoevereiniteit Bataafse Revolutie 1795 – 1806 Stadhouder en regenten Burgerij Nee Ja Nee Ja, grondwet §7.3: De democratische revoluties (boek): KA: De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap. De onthoofding van Lodewijk XVI was een hoogtepunt in de Franse revolutie die in 1789 was begonnen. En die revolutie was onderdeel van een reeks democratische revoluties (ingrijpende politieke verandering, waarbij een democratische grondwet word ingevoerd). De Amerikanen wilden geen belasting aan Brittannië betalen, zolang ze niet waren vertegenwoordigd in het Britse parlement. Om hun verzet kracht bij te zetten, vormden de dertien koloniën een gezamenlijk Congres. Hierdoor brak in 1775 de Amerikaanse vrijheidsoorlog uit. 8 jaar later erkende Groot-Brittannië de Amerikaanse onafhankelijkheid, waarna de Verenigde Staten een grondwet (wet waarin staat hoe er geregeerd moet worden en wat de rechten en plichten van de burgers zijn) aannamen. Bij de grondwet hoorden grondrechten (basisrechten voor alle burgers die zijn vastgelegd in de grondwet). De Amerikaanse revolutie maakte diepe indruk in Europa, zeker in Frankrijk. Hier was het bewijs dat verlichte ideeën werkten. Uiteindelijk ging zag koning Lodewijk XVI nog maar een uitweg uit de financiële crisis: de Staten-Generaal bijeenroepen. Dat was een breuk met het absolutisme. De burgervertegenwoordigers zouden pas toegeven als er een grondwet was. Lodewijk leek eerst toe te geven, maar spaarde een leger op rond Parijs. Dit bracht de bevolking van Parijs op een hoogtepunt bij de bestorming van de Bastille. Uiteindelijk kregen alleen welgestelden het volledige staatsburgerschap (persoon met de politieke rechten van een burger in een staat) met kiesrecht. De revolutie werd teruggedrongen en de grootste erfenis van de revolutie was dat de democratische idealen overal wortel schoten. §7.4 Kolonialisme en slavernij (aantekening) KA: Uitbouw van de Europese overheersing. Met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden transatlantische slavenhandel en de opkomst van het abolitionisme. Opkomt en afschaffing van de slavernij Waar? West-Afrika en Amerika Wanneer? 1500 – 1863 Opkomst slavernij Vanaf 1500 werd slavernij weer door Europeanen geaccepteerd. Indianen in Amerika stierven door ziektes en het harde werk op de plantages. Indianen werden al snel vervangen door slaven uit Afrika. Ook door opvattingen zoals die van Las Casas indianen zijn gelijkwaardig aan Europeanen. Transatlantische slavenhandel Slaven gebruikt op plantages meer winst Slavenhandel was al aanwezig in Afrika Europeanen zagen zwarte Afrikanen als minderwaardige wezens dus mag het 350 jaar lang transport van slaven van Afrika naar Amerika in totaal 11 miljoen slaven, 6 miljoen in de ‘verlichte eeuw’ Slaven vervoeren De reis duurde ongeveer 80 – 90 dagen. Gemiddeld stierf 15% van alle slaven aan boord. Behandeling slaven ‘streng maar rechtvaardig’ Lijfstraffen, terwijl de andere slaven moeten terugkijken. Driehoekshandel Betalen voor de slaven met: vuurwapens, kruit, messen, textiel, ijzer en drank. Verkoop slaven. Met dit geld kochten zij plantageproducten: suiker, tabak, indigo, koffie en katoen. Opkomst abolitionisten. (to abolish = afschaffen) 1787: Britse abolitionisten actief in een vereniging. In de eeuw van de verlichting: iedereen gelijk dus ook slaven. Afschaffing slavernij: (ken er minimaal 3) 1803: Denemarken 1833: Engeland (dus ook koloniën) 1848: Frankrijk 1863: Nederland 1865: VS 1869: Portugal 1886: Spanje 1888: Brazilië §7.4: Kolonialisme en slavernij (boek): KA: uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme. Na 1500 brachten de Spanjaarden en Portugezen de trans-Atlantische slavenhandel (handel in zwarte Afrikaanse slaven tussen Afrika en Amerika) op gang. De sterke Afrikanen waren geschikt voor het zware werk op de plantages en in de mijnen. Vanaf de 17e eeuw deden ook Nederlanders, Britten en Fransen aan de slavenhandel mee. Dit alles was onderdeel van een driehoekshandel tussen Europa, Afrika en Amerika. Deze driehoekshandel werd beheerst door bijvoorbeeld de WIC. De slaven werden behandeld als beesten. Maar in 1787 richtten Britse abolitionisten (beweging voor de afschaffing van slavenhandel en slavernij) een beweging op tegen slavernij en slavenhandel. ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------Jaartallen/gebeurtenissen: 1700 – 1800 : tijd van pruiken en revoluties 1707: Engeland en Schotland vormen Groot-Brittanië 1740 – 1786: Koning Frederik de Grote 1747: stadhouderschap in Republiek wordt erfelijk 1748: over de geest van wetten (montesquieu) 1751 – 1776: verschijning van Encyclopédie 1776: De rijkdom van volkeren (Smith) 1786: machtsgreep van patriotten 1787: Amerikaanse grondwet 1789: Franse revolutie 1795: Bataafse revolutie 1798: Eerste Nederlandse grondwet 1799: staatsgreep van Napoleon Kenmerkende aspecten: KA26: Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen (verlichting) KA27: Voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlicht wijze vorm te geven (verlicht absolutisme) KA28: De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap. KA29: Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden transatlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme. Begrippen: Abolitionisme: beweging voor de afschaffing van slavenhandel en slavernij. Ancien régime: de oude orde in samenlevingen, voorafgaand aan democratische revoluties. Democratische revolutie: Ingrijpende politieke verandering, waarbij een democratische grondwet wordt ingevoerd. Grondrechten: Basisrechten voor alle burgers die zijn vastgelegd in een grondwet. Grondwet (constitutie): Wet waarin staat hoe een land geregeerd moet worden en wat de rechten en plichten van de burgers zijn. Plantages: Grote landbouwbedrijven in de tropen, waar gewassen werden geproduceerd voor de Europese markt. Vanuit Europa werden deze handelskapitalistische ondernemingen vanaf de 16e eeuw opgezet in Amerika en vanaf de 19e eeuw in Azië en Afrika. Rationalisme: Toepassing van redelijkheid, gebruik van gezond verstand. Ook wel: het boven alles stellen van het verstand. Het rationalisme was een hoofdkenmerk van de verlichting. Sociale verhoudingen: verschillen, overeenkomsten en onderlinge betrekkingen tussen groepen in een samenleving, zoals met betrekking tot de rechten en plichten van de standen in het ancien régime. Staatsburger: persoon met de politieke rechten van een burger in een staat, zoals het recht om een vertegenwoordiger in een parlement te kiezen of om gekozen te worden. Transatlantische slavenhandel: handel in zwarte Afrikaanse slaven tussen Afrika en Amerika. Tussen 1500 en 1850 werden elf miljoen Afrikanen onvrijwillig naar Amerika gebracht. Verlicht absolutisme: systeem waarbij een verlichte vorst de absolute macht heeft en verlichte hervormingen van bovenaf probeert in te voeren. Een voorbeeld is de Ruisische koning Frederik de Grote (1740 – 1786 ) Verlicht denken: volgens de ideeën van de verlichting. Verlichting: Bewering die meende dat met de rede alles kan worden verklaard en dat een op de rede gebaseerde samenleving opgebouwd moet worden. Met rationalisme, vrijheid, gelijke rechten voor alle mensen, verdraagzaamheid en democratie zou er meer licht komen in het leven. Personen: Immanuel Kant: filosoof Voltaire: Franse schrijver John Locke: Engelse filosoof Montesquieu: Franse edelman Adam Smith: Schot Lodewijk XV Lodewijk XVI Frederik de Grote: Pruisische koning Jozef II van Oostenrijk Keizerin Catherina de Grote van Rusland Thomas Jefferson Robespierre : Jacobijn Rousseau Las Casas: Spaanse priester