Willy Evenepoel Seneca, Brieven aan Lucilius : Wijsheid en mensenkennis van een Romeins stoïcijn (21/10/2003) Ter inleiding Nachleben : pro en contra S; leven en werk van S 1. Seneca’s kijk op de filosofie ; zijn opzet ; zijn stijl ; de keuze voor het briefgenre 2. Basispunten van Seneca’s filosofische visie en aanpak Materie-Logos ; redelijkheid ; zedelijkheid ; zich losmaken van passies ; indifferente zaken ; inspanningen en geestelijke oefeningen ; zedelijke volmaaktheid ; de ware vreugde ; engagement 3. 4. Autarkie en vriendschap Seneca over de dood Leven en dood : Leef nu ! Een hiernamaals ? Het recht op zelfdoding als sluitstuk van onze vrijheid 5. Mensenkennis Slotbeschouwingen Mogelijke kritiek op S ; hoge moraliteit ; S en het christendom ; originaliteit en belang Korte bibliografische noot Motto (Anna Lydia) – Clark (John R.), Seneca. A critical bibliography 19001980. Scholarship on his life, thought, prose, and influence, Amsterdam, 1989. L. Annaei Senecae Ad Lucilium epistulae morales. Recognovit et adnotatione critica instruxit L.D. Reynolds, 2 vol. (Scriptorum Classicorum Bibliotheca Oxoniensis), Oxonii, 1965. Seneca, Brieven aan Lucilius, vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Cornelis Verhoeven, Baarn, 1980. Chevallier (R.) – Poignault (R.)(edd.), Présence de Sénèque, Paris, 1991. Grimal (Pierre), Sénèque ou la conscience de l’Empire, Paris, 1978. Leeman (A.D.), Das Todeserlebnis im Denken Senecas, in : Gymnasium 78 (1971), p. 322-333. Maurach (Gregor), Seneca. Leben und Werk, 3. durchges. Aufl., Darmstadt, 2000. Schrijvers (P.H.), “Seit ein Gespräch wir sind”. Het voortleven van de omstreden Seneca, in : Lampas 22 (1989), p. 336-376. Van der Werf (Henk), Seneca. Achtergrond en actualiteit van zijn levensfilosofie, Baarn-Kapellen, 1999. Veyne (Paul), Seneca. The life of a stoic, New York - London, 2003. Enkele passages uit de Brieven aan Lucilius Bij punt 1 : Het gaat er niet om de filosofie te beoefenen wanneer je tijd hebt, maar je moet tijd maken om de filosofie te beoefenen. (72, 3) Wend je tot de filosofie, als je veilig wilt zijn, vrij van zorg, als je gelukkig wilt zijn, kortom als je, wat het belangrijkste is, vrij wilt zijn. Op een andere manier lukt het niet. (37, 3) De filosofie leert handelen, niet praten. (20, 2) Bij punt 4 : Zo komt het dat we niet willen leven en niet willen sterven : wij haten het leven en wij vrezen de dood. (74, 11) Eens zullen je de geheimen van de natuur onthuld worden, zal deze duisternis verdreven worden en een helder licht je van alle kanten omstralen. Probeer je in je verbeelding voor te stellen hoe helder de stralen zijn wanneer zoveel hemellichamen tegelijk hun licht laten schijnen. Geen schaduw zal de helderheid verstoren. Alle wanden van de hemel zullen even stralend zijn. (102, 28) Maar als het lichaam onbruikbaar is voor zijn functies, waarom zou het dan niet passend zijn de geest uit zijn ellende te bevrijden ? En misschien moet dat korte tijd voordat het nodig is gebeuren, om te voorkomen dat je het niet kunt uitvoeren wanneer het eenmaal nodig zal zijn. (58, 34) Je kunt ook mensen vinden die zich aan de wijsheid wijden en die zeggen dat wij het leven geen geweld mogen aandoen, die het voor goddeloos houden een einde te maken aan het eigen leven : een mens moet wachten op het einde dat door de natuur bepaald is. Wie dit zegt ziet niet dat hij de weg van de vrijheid afsluit : het beste wat de eeuwige wet gedaan heeft is nu juist dat zij ons één toegang tot het leven gegeven heeft en veel uitgangen. (70, 14) Aan eerzame gevoelens moeten wij toegeven : en soms, ook al drukken de omstandigheden zwaar, moet ter wille van hen die het naast staan, zelfs onder groot fysiek leed, de levensgeest teruggeroepen en op onze lippen zelf vastgehouden worden, omdat een hoogstaand mens niet zolang moet leven als hij daar zin in heeft, maar zolang als hij moet. Iemand die zijn vrouw of zijn vriend niet hoog genoeg aanslaat om voor hen nog langer in leven te blijven en die doorgaat met doodgaan is een verwende egoïst. Ook dit moet de geest zich tot taak stellen om niet te sterven wanneer hij dat zelf wil maar wanneer het belang van zijn dierbaren het toestaat en om, als hij begonnen is te sterven, het proces af te breken en zich weer bij de zijnen te voegen. (104, 3) Bij punt 5 : Zolang voor jou niets bevredigend is, zul je het zelf voor anderen ook niet zijn. (19, 7) Troost die op redelijke / zedelijke overwegingen gebaseerd is, draagt bij tot genezing en alles wat de geest verheft is ook goed voor het lichaam. De filosofie waarvan wij beiden houden, heeft tot mijn gezondheid bijgedragen. (78, 3) Dronkenschap creëert geen slechte eigenschappen, maar lokt ze naar buiten. De sensuele mens wacht in die situatie niet af tot hij zich in de slaapkamer kan terugtrekken, maar staat zonder uitstel zijn lusten alles toe wat zij maar wensen ; een perverse figuur komt dan openlijk voor zijn afwijking uit ; een brutaal mens houdt dan zijn tong niet in en zijn handen niet thuis. Een trots man wordt nog arroganter, een wreedaard nog bloeddorstiger, een nijdas nog kwaadaardiger : elke slechte eigenschap krijgt ruimte en kans. (83, 20) Al wat in een lang verloop van tijd met veel inspanning (…) is opgebouwd, dat kan één dag vernietigen en wegvagen. Wie over één dag praat, geeft aanstormende rampen al een te lange termijn : één uur, één ogenblik is al genoeg… (91, 6) Bij de slotbeschouwingen : De mens van goede wil legt niet alles negatief uit en hij vraagt niet aan wie hij een ongelukkig voorval te wijten heeft ; bij voorkeur geeft hij de fortuin de schuld van fouten die door mensen begaan zijn. Hij laat zich niet beschuldigend uit over woorden of gezichtsuitdrukkingen ; al wat er gebeurt stelt hij zo gunstig mogelijk voor door het welwillend uit te leggen : hij denkt liever terug aan het goede dan aan een kwade dienst. Zoveel mogelijk houdt hij het vroegere en betere in zijn geheugen vast en hij verandert niet van instelling tegenover mensen die zich eenmaal verdienstelijk hebben gemaakt, behalve wanneer er te veel gebeurt dat niet door de beugel kan en het verschil zelfs duidelijk wordt voor iemand die een oogje dicht doet. Maar ook dan nog verandert hij maar zo veel van houding dat hij na het beslissende onrecht dezelfde is als voor de weldaad. Want als het onrecht opweegt tegen de weldaad, blijft er nog altijd een rest van welwillendheid in de geest achter. (81, 25)