Praktijk Transport Preimplantatie Genetische Diagnostiek werkt PGD Bij Preimplantatie Genetische Diagnostiek of PGD wordt genetisch onderzoek verricht op het in vitro ontstane embryo vóór het in de baarmoeder geplaatst wordt. Het doel is om bij paren met een bekend duidelijk verhoogd risico op een kind met een ernstige genetische aandoening, dit uit te sluiten vóór een zwangerschap. PGD moet onderscheiden worden van Preimplantatie Genetische Screening (PGS), waarbij embryos in vitro op numerieke chromosomale afwijkingen worden onderzocht met als doel de slagingskans van in vitro fertilisatie (IVF) te verbeteren. Voorlopig wordt PGS alleen nog in onderzoekssetting uitgevoerd. Voor het uitvoeren van PGD is altijd IVF nodig, al dan niet in combinatie met Intracytoplasmatische Sperma Injectie (ICSI).. Een voordeel van PGD ten opzichte van prenatale diagnostiek is dat (herhaald) prenataal testen en afbreken van telkens weer een volgende zwangerschap bij een afwijkende uitslag vermeden kan worden. Nadelen van PGD zijn de belastende IVF procedure die in plaats komt van de spontane coitus, de langere wacht- en voorbereidingstijd dan bij een natuurlijke conceptie, en de relatief lage kans op zwangerschap, namelijk 15-20 % per gestarte cyclus. Op dit moment is in Nederland onderzoek door middel van PGD naar de volgende aandoeningen routinematig mogelijk: Geslachtsgebonden aandoeningen Chromosomale afwijkingen Fragiele X syndroom Cystische fibrose (CF, taaislijmziekte) Spinale spieratrofie (de ziekte van Werdnig-Hofmann, SMA type 1,2,3) Ziekte van Huntington Bepaalde vormen van erfelijke ataxie (SCA 3) Myotone dystrofie type 1 (DM1, de ziekte van Steinert) Bij geslachtsgebonden aandoeningen (mannelijke embryo’s hebben de ziekte, vrouwelijke zijn drager of gezond) wordt in de regel het embryonale geslacht vastgesteld en worden alleen vrouwelijke embryo’s, draagster of gezond, teruggeplaatst. Bij dragerschap bij man of vrouw van een gebalanceerde structurele chromosoomafwijking, zoals een translocatie, is er een verhoogd risico op herhaalde miskramen, verminderde vruchtbaarheid of een kind met een ongebalanceerde chromosoomafwijking en dientengevolge ernstige aangeboren afwijkingen en/of een verstandelijke handicap.. In deze situatie kan met de fluorescerende in situ hybridisatie methode (FISH) vastgesteld worden of het embryo een ongebalanceerde translocatie heeft of niet. Bij monogeen overervende aandoeningen en bij geslachtsgebonden aandoeningen wordt de polymerasekettingreactie (PCR) gebruikt. Voor een 1 aantal meer zeldzame aandoeningen die niet in bovenstaande lijst voorkomen kan een PGD test voor het individuele paar ontwikkeld worden. De voorbereiding van de single cell diagnostiek hiervoor duurt enkele maanden. Bij genetisch heterogene aandoeningen heeft soms vrijwel elke familie een unieke mutatie. De betrouwbaarheid van geslachtsbepaling wordt geschat op 98%. De betrouwbaarheid van de diagnostiek bij de andere aandoeningen is 95-98%. Omdat PGD nog een vrij nieuwe methode is en elke nieuwe methode haar beperkingen heeft, wordt prenatale diagnostiek altijd aangeboden als er een zwangerschap ontstaat na IVF/PGD. Echter weinig paren maken daar gebruik van. Transport PGD De regeling omtrent PGD in Nederland wordt beschreven in het Planningsbesluit Klinisch Genetisch Onderzoek en Erfelijkheidsadvisering, verschenen in de Staatscourant van 23 januari 2003. Het academisch ziekenhuis Maastricht (azM) is de enige vergunninghouder en verricht sinds 1995 PGD1. Sinds begin 2007 is er een samenwerkingsverband tussen het azM en het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU), het zogenaamd transport PGD programma. De intake van patiënten met counseling door een klinisch geneticus en het genetisch vooronderzoek vinden in het azM plaats. Als vergunninghouder, beslist de PGD werkgroep azM over de indicatie, rekening houdend met de bestaande regelgeving. Voorlichting over PGD en IVF, begeleiding bij besluitvorming, gynaecologische onderzoeken, IVFbehandeling, embryobiopsie, voorbereiding van cellen voor transport en terugplaatsen van niet aangedane embryos vinden in het UMCU plaats.. De gebiopteerde cellen (blastomeren) worden in de ochtend van de biopsie per koerier naar Maastricht gebracht. Daar vindt de analyse van de gebiopteerde blastomeren plaats. De volgende dag wordt door het azM doorgegeven welke embryo's wel danwel niet zijn aangedaan. Vervolgens worden in het UMCU 1 of 2 niet aangedane embryo's teruggeplaatst afhankelijk van de beschikbaarheid en de embryokwaliteit, en de afspraken met het paar Aan bovenstaande samenwerking ging een uitgebreide voorbereiding vooraf. In het UMCU is ruime ervaring met het biopteren van embryos4,5. Verder is, naar analogie van de werkwijze in het azM, in het UMCU een netwerk van geinteresseerde deelspecialisten (klinische genetica, hematologie, longziektes, cardiologie, neurologie en anesthesiologie) opgericht ten behoeve van zorg voor specifieke patientengroepen, zoals vrouwen met myotone dystrofie en draagsters van hemofilie. Voor begeleiding bij keuzes, steun in de voorbereidingstijd, en nazorg bij teleurstelling is een maatschappelijk werkster van de divisie medische genetica beschikbaar. In de voorbereidingsperiode is een samenwerkingsprotocol gemaakt dat door beide ziekenhuisdirecties is goedgekeurd. Zowel voor de FISH procedure als de PCR methode zijn testprocedures uitgevoerd voorafgaand aan de daadwerkelijke start. De al in het azM bestaande specifieke richtlijnen per aandoening zijn aangepast aan de actuele situatie Er is een gemeenschappelijke voorlichtingsfolder geschreven. Ten behoeve van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie is een Modelprotocol 2 verwijzing PGD en transport PGD gemaakt, dat inmiddels op de website van de NVOG te vinden is. In de literatuur is slechts twee maal gerapporteerd over transport van blastomeren2 of embryos3. De eerste studie beschrijft 250 cycli bij 174 patienten met transport van blastomeren. De blastomeertransfer duurde gemiddeld 3 uur. In 34 % van de cycli waar embryotransfer plaatsvond ontstond een zwangerschap. Het tweede artikel3 beschrijft vier ziektegeschiedenissen waarbij embryos voor biopsie en analyse heen en terug gevlogen werden van Texas naar Chicago. Alle drie de patienten bij wie embryos voor terugplaatsing beschikbaar waren werden zwanger. Resultaten transport PGD tussen UMCU en aZM 2007-2008 In totaal werden in het UMCU tussen 1 januari 2007 en 30 maart 2008 87 patienten gezien, van wie er 31 eerder in het azM waren geweest . Zes en vijftig paren werden primair in Utrecht gezien, op verwijzing door klinisch genetici, gynaecologen en fertiliteitartsen. Bij alle patienten was de reistijd van hun woonplaats naar Utrecht korter dan de reistijd naar Maastricht. De verdeling over de indicaties is te vinden in tabel I. Bij zes patienten is het verzoek tot PGD niet gehonoreerd. De redenen daarvoor waren dubbele indicaties waardoor zowel PCR als FISH nodig zouden zijn, met een zeer kleine kans op een resterend goed embryo, ernstige fertiliteitsbelemmerende factoren of eerder zeer slechte resultaten bij IVF met of zonder PGD. Zes patienten zagen zelf af van PGD en zeven werden zwanger tijdens hun afwegingsperiode Tabel I Gesprekken Transport PGD UMCU 2007-23 maart 2008 (n=87) 40 35 30 25 via umcu via azm via anderen 20 15 10 5 0 chrom dna X linked totaal In de rapportageperiode zijn 21 patienten behandeld. De leeftijdsrange was 26-39 jaar, met een gemiddelde leeftijd van 32 jaar. De inplanningstijd na het afronden van de cytogenetische en de gynaecologische voorbereiding was circa 3 maanden.Bij deze 21 patienten werden 27 cycli gestart. Eén cyclus werd geannuleerd wegens te weinig follikels. Vijf cycli zijn nog niet voltooid. In 14 cycli werd een embryo teruggeplaatst. Vijf patienten zijn zwanger 3 geworden. Eén zwangerschap eindigde in een miskraam. De eerste baby is inmiddels geboren. Dat betekent dat 24 % van de gestarte cycli en 36 % van de cycli waarbij een embryo is teruggeplaatst hebben geresulteerd in een zwangerschap Deze resultaten zijn in lijn met de resultaten van PGD in het azM zonder transportprocedure1 en met de resultaten van het Europese ESHRE Consortium 6. De meest recente rapportage van dit Consortium vermeldt ruim 9000 gestarte cycli met een klinisch zwangerschapspercentage van 18 per gestarte cyclus en 25 per embryotransfer. Voorgeschiedenis van de patienten en indicaties In tabel II is de voorgeschiedenis van de patienten samengevat die in het kader van de transport PGD overeenkomst tussen azM en UMCU zijn behandeld. Patienten die voor PGD kiezen hebben veelal een belaste voorgeschiedenis. Bij dragers van chromosoomtranslocaties is er in de meeste gevallen een onvervulde kinderwens. Voorgeschiedenis 87 patienten Tabel II Herhaalde miskramen Eerder 1 of meer aangedane kinderen wel of niet in leven Eerder 1 of meer zwangerschapsafbrekingen Wensvader ziekte Wensmoeder ziekte (excl fra X) 16 24 Ongewenst kinderloos Alleen ziek kind, geen gezonde kinderen 53 14 11 10 14 De indicaties voor PGD waren vergelijkbaar met die die in de afgelopen 10 jaar in het azM en in de andere Europese centra golden. PGD is in Nederland niet toegestaan voor sexe-selectie op sociale indicatie, voor diagnostiek naar niet ernstige ziektes, voor uitsluitend HLA typering en voor onderzoek naar de ziekte van Huntington terwijl de status van de risico-ouder niet bekend is. Voor PGD bij erfelijke kankersyndromen is gezien de hoge kans op ziekte en de grote ziektelast, steeds meer draagvlak. Behoefte In het rapport van de Gezondheidsraad7 uit 2006 is uitgegaan van een behoefte van 300 patienten per jaar. Gezamenlijk zullen het azM en het UMCU in 2008 naar verwachting 170-200 PGD/IVF cycli starten, waarvan er 60-80 in de transportsetting met het UMCU plaats zullen vinden. Deze capaciteit sluit goed aan bij de behoefte (aantal patiënten dat naar verwachting voor een nieuwe poging zal komen + aantal patiënten waarbij de laboratoriumvoorbereidingen lopen), en er is nog ruimte voor uitbreiden. Met het UMC Groningen (Prof Dr JA Land) is recent door het Maastrichtse centrum een identiek samenwerkingsverband gestart. Het aldus ontstane 4 transport PGD netwerk brengt deze vorm van diagnostiek binnen bereik van een groot gedeelte van de paren wier families belast zijn met een ernstige erfelijke afwijking. Samenvatting Transport van gebiopteerde blastomeren is niet nadelig voor de succeskansen van IVF/PGD. Door de transportconstructie is de toegankelijkheid voor IVF/PGD voor alle Nederlandse patienten maximaal met een goede geografische spreiding Het is voor de meeste indicaties mogelijk patienten die na counseling voor PGD kiezen op korte termijn te helpen. Dr. GCML. Page-Christiaens, perinatoloog, Medisch coördinator PGD Afdeling Verloskunde, Locatie Wilhelmina Kinderziekenhuis HP KE.04.123 1 Postbus 85090, 3508 AB Utrecht Telefoon: 088 755 4844 oproep 1606 E-mail [email protected] Tevens adres voor correspondentie Dr CEM de Die-Smulders, klinisch geneticus, Medisch coördinator PGD Afdeling Klinische Genetica, Academisch Ziekenhuis Maastricht Postbus 5800, 6202 AZ Maastricht Telefoon: 043 - 3877855 E-mail [email protected] Drs MD Sterrenburg, fertiliteitarts Universitair Medisch Centrum Utrecht Dr EB Baart, embryoloog Universitair Medisch Centrum Utrecht Prof Dr JLH Evers, gynaecoloog Academisch Ziekenhuis Maastricht Prof Dr NS Macklon, gynaecoloog Universitair Medisch Centrum Utrecht Namens de IVF/PGD teams van het UMCU en het azM: UMCU: Prof Dr BCJM Fauser, Dr D Gutknecht, Drs Y Koot, Drs KD Lichtenbelt, T. Brouwer, Dr S. Weima, Dr P van Zonneveld azM: Dr E Coonen, Dr JCFM Dreesen, Prof Dr JPM Geraedts, Dr N Muntjewerff, Dr M van Rij, Prof Dr G de Wert. Belangenverstrengeling : geen Aantal woorden 1947 5 Legende bij tabellen Tabel I Paren die zich in Utrecht op het spreekuur PGD voor voorlichting, intake of starten van de behandeling hebben gemeld in de periode 01/01/07-30/03/08 Chrom = indicatie chromosoomtranslocatie bij één van de ouders DNA = indicatie autosomaal of autosomaal recessief overervende ziekte waarbij DNA onderzoek mogelijk is X-linked - indicatie dragerschap van geslachtsgebonden ziekte bij de vrouw Tabel II Genetische en/of reproductieve voorgeschiedenis van de paren die op het PGD spreekuur in Utrecht zijn gezien 6 Referenties 1. De Die-Smulders CEM, Land JA, Dreesen JCFM, Coonen E, Evers JLH en Geraedts JPM. Resultaten van 10 jaar preimplantatiegenetische diagnostiek in Nederland. Ned Tijdschr Geneeskd 2004; 148 : 2491-2496 2. Fiorentino F, Biricik A, Nuccitelli A et al. Strategies and clinical outcome of 250 cycles of Preimplantation Genetic Diagnosis for single gene disorders. Human Reproduction 2006; 21 : 670-84. 3 Langley M, Marek D, Cieslak J et al. Succesful Day 5 Embryo Transfer and Pregnancies Resulting after Transport of Embryos by Air for Biopsy and Genetic Analysis. Journal of Assisted Reproduction and Genetics 2001; 18 : 330-5. 4. Baart EB, Martini E and Van Opstal D (2004) Screening for aneuploidies of ten different chromosomes in two rounds of FISH: a short and reliable protocol. Prenat Diagn 24,955-961. 5. Baart EB, Martini E, Eijkemans MJ, Van Opstal D, Beckers NG, Verhoeff A, Macklon NS and Fauser BC (2007a) Milder ovarian stimulation for in-vitro fertilization reduces aneuploidy in the human preimplantation embryo: a randomized controlled trial. Hum Reprod 22,980-988. 6. Harper JC, de Die-Smulders C, Goossens V et al. ESHRE PGD consortium data collection VII: cycles from January to December 2004 with pregnancy follow-up to October 2005 Hum. Reprod. 2008; 23: 741 - 755. 7. Preïmplantatie genetische diagnostiek en screening. Gezondheidsraad 2006. 7