Alleen een echte liefdesbaby mag donor zijn Een ziek broertje of zusje redden met een donorbaby die genetisch is goedgekeurd? De Gezondheidsraad adviseerde onlangs positief over deze toepassing van Pre-implantatie Genetische Diagnose, een techniek waarmee menselijke embryo’s worden geselecteerd op afwezigheid van ernstige erfelijke aandoeningen. Maar de techniek kan ook worden gebruikt om andere eigenschappen te selecteren. Wordt hiermee de deur opengezet voor ouders die een slim jongetje willen met sterke spieren en een hoog natuurlijk EPO-gehalte om die vervolgens te drillen tot topatleet? Stellen die een groot risico lopen een baby te krijgen met een ongeneselijke erfelijke ziekte kunnen kiezen uit drie mogelijkheden: de baby geboren laten worden en testen of die ziek is, en daar vervolgens mee leren leven, de foetus tijdens de zwangerschap laten testen door vruchtwaterpunctie of een vlokkentest (prenatale diagnostiek) en zonodig aborteren, of een embryo buiten het lichaam creëren, testen en als deze geschikt is in de baarmoeder implanteren en laten opgroeien tot een gezonde baby. De laatste techniek wordt Preimplantatie Genetische Diagnose (PGD) genoemd. De Gezondheidsraad boog zich over de vraag of PGD ook voor andere doeleinden mag worden gebruikt dan het voorkomen van ernstige erfelijke aandoeningen. Wat is er eigenlijk mogelijk als je multimiljonair bent en je wilt een superkind met geselecteerde genen dat alles in zich heeft om een topatleet te worden? Hans Galjaard, de éminence grise van de humane genetica in Nederland, schatert het uit: “Dat kan al niet. Miljonair zijn helpt wel met een heleboel dingen, maar niet voor dingen die nog niet uitgevonden zijn!” Hij legt uit: “Aan normale eigenschappen is de genetica nog niet toe. Ik denk wel dat dat ooit komt. Maar eigenschappen die we aantrekkelijk vinden, intellect, muzikaliteit, sportiviteit, zijn een samenspel van heel veel factoren, zowel erfelijke als omgevingsfactoren. Niet iets wat je met een DNA-test kunt bepalen.” Wensbaby Englewood, Colorado, VS, 1994. Molly Nash wordt geboren met Fanconi-anemie, een zeldzame erfelijke aandoening waarbij het lichaam geen gezond beenmerg kan maken en waardoor ze leukemie zal krijgen en waarschijnlijk binnen en paar jaar sterft. Haar ouders willen graag nog een kind en vragen bij hun artsen of dit als donor van gezond beenmerg voor Molly geschikt zal zijn. De kans hierop is klein, slechts 18%, en die op nog een ziek kind 25%. Maar met PGD moest het mogelijk zijn een embryo te selecteren dat aan alle eigenschappen voldoet. De Nashes ondergaan In Vitro Fertilisatie (IVF) om een aantal embryo’s te produceren. Deze worden genetisch onderzocht om er een te selecteren zonder Fanconi-anemie en met een immunologisch profiel dat bij Molly kan aanslaan. Het enige embryo (van de veertien) dat aan beide criteria voldoet wordt bij moeder Lisa Nash geïmplanteerd. In 2000 wordt Adam, de eerste wensbaby, geboren, en Molly krijgt een succesvolle transplantatie met stamcellen uit zijn navelstreng. Voor sommige ouders is PGD dus een laatste strohalm. In plaats van hun kindje te zien wegkwijnen is er één mogelijkheid tot genezing door een PGD-baby te krijgen als donor van gezonde cellen. De Gezondheidsraad adviseert in deze gevallen PGD te laten uitvoeren. De raad stelt wel als voorwaarde dat de wensbaby ook echt om zichzelf gewenst is. Galjaard, denk er het zijne over: “Ga dat maar meten. Ik zie me al tegenover zo’n echtpaar zitten. ‘Dag mevrouw, dag meneer, dag dokter, nu wou ik u eens vragen: hoe staat u tegenover dat komende kindje’. Haha. ‘Ja heel gewenst, dokter’. Wat moet ik dan zeggen? Aan die eis is niet te voldoen. Dus dan denk ik, ja jongens, dit gaat over weinig gevallen. Als die mensen zo gemotiveerd zijn en ze zouden met schuldgevoel zitten tegenover het kindje dat gaat sterven, let it be. Doe niet al te filosofisch. Ik vind dat je in zaken van leven en dood, dus zowel bij euthanasie als bij het begin van het leven, heel terughoudend moet zijn met wetgeving.” In Nederland kan PGD worden uitgevoerd op de afdeling Klinische Genetica van het Academisch Ziekenhuis in Maastricht. PGD wordt nu uitsluitend toegepast bij paren bij wie er sprake is met een hoog risico op het krijgen van een kind met een ongeneselijke erfelijke ziekte. De medisch coördinator van de PGD-werkgroep van het Academisch Ziekenhuis in Maastricht, Dr. Christine de Die: “We hebben al enkele verzoeken gehad voor een wensbaby, maar niet vaak, en we hebben die uiteraard niet gehonoreerd.” Bij de tekening: Risico’s van Pre-implantatie Genetische Diagnose PGD begint met een IVF-behandeling, die bestaat uit stimulatie van de eierstokken met hormonen en punctie van vier tot twintig eicellen die in het laboratorium worden bevrucht. Omdat bij PGD DNA wordt onderzocht mag er beslist geen ander DNA aanwezig zijn dan dat van het embryo zelf. Dus geen eicellen die gezellig baden in een schaaltje met spermacellen, maar bevruchting van elke eicel door één – gelukkige zaadcel. Wanneer de bevruchte eicellen zijn uitgegroeid tot een achtcellig embryo worden één of twee cellen weggezogen (gebiopteerd) voor DNA-analyse. Wanneer geen afwijking wordt gevonden kan het bijbehorende embryo worden geïmplanteerd. Op het eerste gezicht zou je denken dat het wegnemen van één of twee cellen in het blastomeerstadium de verhoudingen in een embryo drastisch verstoort en dat je wel kinderen zult krijgen met ernstige afwijkingen. Dit blijkt niet het geval. Wereldwijd zijn er al meer dan 1000 baby’s geboren na PGD en ze wijken niet af van andere IVFbaby’s. De cellen in het blastomeerstadium zijn ‘totipotent’ en compenseren direct het verlies van een of meer cellen. Ondanks het gemorrel aan het embryo en het ontbreken van competitie tussen de zaadcellen is, net als bij normale IVF, de kans op een geslaagde zwangerschap 20-25%. Niet zo slecht als je beseft dat ongeveer 50-60% van de normale zwangerschappen – vaak ongemerkt - eindigt in een spontane abortus. Van wensbaby naar droombaby Selectie op andere, niet-medische eigenschappen wordt door de Gezondheidsraad afgekeurd. Je zou PGD kunnen gebruiken om het geslacht van je kind te kiezen. Mag dat? Galjaard: “Een jaar of wat geleden begon er iemand een geslachtskeuzekliniek, maar dat heeft de minister verboden. Er bestaat trouwens geen manier om vooraf het geslacht te kiezen. Maar de Gezondheidsraad vindt dat, als je PGD hebt laten uitvoeren om een erfelijke ziekte uit te sluiten en je hebt en passant het geslacht van een embryo vastgesteld, dat er dan geen bezwaar is om de ouders een keuze te laten maken als ze een voorkeur hebben voor een jongen of een meisje. Ik zou dat niet kiezen, omdat dat het begin is van een volgende stap, namelijk: we doen het erom. En dat wijst de Gezondheidsraad weer af, je mag niet naar een PGD-kliniek met de vraag naar een jongen.” Om erachter te komen wat er mogelijk is met DNA-onderzoek ga ik te rade bij Dr. Peter de Krijff van het Forensisch Laboratorium van de Leidse Universiteit. Kun je zeggen hoe een verdachte eruit ziet op basis van zijn DNA-profiel? De Krijff: “Nee, op het moment kunnen we alleen het geslacht vaststellen. We kunnen wel erfelijke aandoeningen aantonen omdat we weten welke genen er bij betrokken zijn.” Dus we kunnen zelfs niet de kleur van ogen, huid of haar vaststellen? “Nee, maar de techniek is helemaal uitontwikkeld. Als je me morgen vertelt welke tien varianten verantwoordelijk zijn voor huidskleur, dan heb ik overmorgen een test ontwikkeld om die tien varianten te screenen. Zo snel gaat dat. Je kijkt alleen maar naar basenpaarveranderingen in het DNA en of die geassocieerd zijn met een erfelijke aandoening of een gewenste eigenschap, is niet relevant. En met dezelfde hoeveelheid uitgangsmateriaal maakt het niet uit of je voor één of tien varianten screent. Maar het DNA zegt ook niet alles. Van sommige varianten weten voor honderd procent zeker dat die zullen leiden tot een ernstige ziekte, maar dat is een minderheid. Meestal is er sprake van een genetische aanleg tot het ontwikkelen van een aandoening, en zijn het andere genen en omgevingsfactoren die bepalen wanneer je die krijgt, hoe ziek je wordt en of je het überhaupt krijgt.” Als een gewenste eigenschap door een aantal genen wordt bepaald, dan heb je een probleem bij PGD, want je hebt maar een paar embryo’s tot je beschikking en valt er bijna niets te selecteren. Dus PGD kun je niet gebruiken om een superras te kweken? Galjaard: “Dat zit er niet in, god zij dank maar zeg, we hebben onze handen al vol aan het gewone ras.” Arthur Rep