Begroting: raming van de ontvangsten en de uitgaven

advertisement
Begroting: raming van de ontvangsten en de uitgaven in functie van haar economisch en
sociaal beleid van het volgende jaar. De begrotingswet machtigt de overheid tot het heffen
van belastingen, innen van ontvangsten, uitschrijven van leningen en vastleggen van uitgaven.
Taak van de overheid
- het voorzien in de behoeften van de gemeenschap
- huisvesting en herverdeling van het nationaal inkomen door uitkeren van pensioenen,
studiebeurzen, kredieturen , … (= sociaal vlak)
- aandacht besteden aan de koopkracht van de burgers door het scheppen van
werkgelegenheid en aansturen op een stabiel prijspeil (= economisch vlak)
de federale overheid heeft voor de ontvangen belastingen de volgende bestemming:
- gewesten en gemeenschappen
 Vlaamse, franse, Duitse gemeenschap behoren tot de desbetreffende taalgebied
 De gemeenschappen zijn bevoegd voor cultuur, onderwijs en
persoonsgebonden aangelegenheden zoals welzijnszorg en gezondheidsbeleid
 Vlaams , Waals en Brussels gewest
- intresten op de overheidsschuld
- sociale uitgaven
- federale overheid
- economische uitgaven
- Europese unie
Fiscale ontvangsten bestaan uit :
- directe belastingen
- douane en accijnzen
- registratie
4 belastingstelsel
a) directe belastingen of inkomstenbelasting (op het inkomen)
 worden rechtstreeks geheven op het jaarlijks verworven inkomen van natuurlijke
personen en rechtspersonen
 personenbelasting PB = jaarlijkse belasting geheven op het totaalinkomen van de
inwoners
 vennootschapsbelasting VenB = worden berekend op het totaalinkomen van
vennootschappen, inrichtingen of instellingen als ze :
 rechtspersoonlijkheid bezitten
 hun maatschappelijke zetel in België hebben
 zich bezighouden met de exploitatie of verrichtingen van winstaangegevende aard
de directe belastingen worden door de overheid geïnd door:
 voorheffingen : deze doen dienst als verplichte voorschotten
 voorafbetaling : door niet-loontrekkende om hogere belasting te vermijden
 door inkohiering
b)




taksen die gelijkgesteld staan aan de directe belasting:
verkeersbelasting op autovoertuigen
belasting op spelen en weddenschappen
belasting op automatische ontspanningstoestellen
eurovignet voor zware vrachtwagens
c) de provinciale gemeentebelastingen
deze belastingen worden geheven onder vorm van opcentiemen, dit is 1 cent bij 1 euro of 1
euro bij 100 euro
d) indirecte belastingen (op de uitgaven)
 deze beduiden op de voorbijgaande feiten of juridische handelingen
 verbruiksbelastingen
= de administratie van Douane en Accijnzen is belast met het innen van:
 invoerrechten
 douanerechte en accijnsrechten vb taks op tabak en sigaretten
 openingsbelasting op het slijten van sterke dranken
 belastingen op de juridische omloop van goederen
= de administratie van de btw, het kadaster, de registratie en domeinen int:
 de verschuldigde btw
 de met het zegel gelijkgestelde rechten
 taks op beursverrichtingen
 taks op verzekeringscontracten
 taks op de jacht
 taks voor aanplakking
 jaarlijkse taks op de beursgenoteerde titels
 de registratierechten en zegelrechten op akten van notarissen
 de schenking- en successierechten
vb.
125 euro (kosten aan de wg)
-25 euro (wg rsz)
100 euro (brutoloon)
-13,07 euro (wn rsz)
86,93 euro (belastbaar inkomen)
- 36,93 euro (bedrijfsvoorheffing = dit is afhankelijk van verschillende factoren)
50 euro
DE DIRECTE BELASTINGEN
a) personenbelasting
het is een inkomstenbelasting die :
 wordt geheven tegen een progressief aanslagtarief
 door alle rijksinwoners jaarlijks verschuldigd is
 wordt geheven op het totale netto-inkomen, verminderd met de aftrekbare bestedingen
 rekening houdt met :
i. de samenlevingsvorm
ii. de belastingsvrije som
iii. de personen ten lasten
een progressief klimmend aanslagbiljet (= getrapte progressie)
 een persoon met een hoog inkomen zal vanzelfsprekend meer belasting betalen dan een
persoon met een laag inkomen
 het inkomen wordt opgesplitst in schijven en voor een hogere inkomensschijf zal een
hogere aanslagvoet toegepast worden
aanslagvoet = percentage belasting dat op de inkomsten uit die schijf worden gegeven
door alle rijksinwoners jaarlijks verschuldigd
 iedereen die in België woont betaalt belastingen
 iedereen heeft een belastingsvrije som van 5660 EUR
op het totaal netto-inkomen
netto = kosten die moeten worden gemaakt om het inkomen te verwerven mogen ervan
worden afgetrokken (geen belasting op betalen)
het totaal netto-inkomen het bestaat uit :
 onroerende inkomsten of inkomsten uit onroerende goederen gelegen in België of in het
buitenland
 roerende inkomsten of inkomsten uit roerende goederen en kapitalen
 beroepsinkomsten of inkomsten verworven door het uitoefenen van een beroep
 diverse inkomsten of inkomsten die niet behoren tot een van de vorige
samenlevingsvorm
wettelijk samenwonenden: de samenlevingsvorm van 2 personen die een verklaring hebben
afgelegd
voorwaarden:
- niet verbonden zijn door huwelijk of andere wettelijke samenwoning
- bekwaam zijn om contracten te sluiten
 elk deel van het inkomen wordt afzonderlijk belast
 als de vrouw niet werkt wordt de huwelijksquotiënt toegepast = een stukje van
het inkomen van de man wordt aan de vrouw toegekend
de belastingvrije som
deze is voor iedereen hetzelfde , niemand moet belastingen betalen op de eerst 5660 EUR
marginale aanslagvoet : de aanslag voet die wordt toegepast op de hoogste inkomensschijf
personen ten laste
 de belastingvrije som verhoogt als het gezin personen ten laste heeft
personen ten laste van een gezin
wie is persoon ten laste ?
a) de kinderen, de kleinkinderen en de achterkleinkinderen die ten laste zijn, en andere
kinderen voor wie men uitsluitend of hoofdzakelijk zorgt.
 een kind met een handicap van ten minste 66% wordt als 2 kinderen ten laste
aanschouwd
 de vrijstelling wordt met 450 euro verhoogd per kind jonger dan 3 jaar
 deze vrijstelling worden berekend op de persoon die het meest verdient
b) andere personen ten laste
vrijstelling van 1200 euro als hij een van volgende ten laste heeft :
 zijn ouders of grootouders of deze van de echtgenoot
 zijn broers of zusters of deze van de echtgenoot
 de personen die voor hem als kind hebben gezorgd
 personen een handicap van ten minste 66% dan wordt de vrijstelling
verdubbeld
c) bijkomende vrijstellingen
I. 1200 euro vrijstelling voor volgende personen als zij 1 of meer kinderen ten laste
hebben :
 de niet-hertrouwde weduwnaar of weduwe
 de ongehuwde vader of moeder
 de gescheiden niet hertrouwde man of vrouw die ten minste een kind ten laste
heeft dat na de scheiding werd verwerkt
II. 1200 euro vrijstelling als de belastingplichtige of echtgenoot gehandicapt is
III. 1200 euro vrijstelling voor het jaar van het huwelijk van de belastingplichtige op
voorwaarde dat het netto-inkomen van de echtgenoot in de loop van dat jaar niet
meer dan 2490 euro bedroeg
personen ten laste van alleenstaande
ook belastingsvrije som 5660 euro, zelfde regels voor de kinderen ten laste.
Ze genieten een vrijstelling van 1200 euro als zij 1 of meer kinderen ten laste hebben.
 de niet-hertrouwde weduwnaar of weduwe
 de ongehuwde vader of moeder
 niet hertrouwde gescheiden man of vrouw die ten minste een kind ten laste
hoe moet je het aangifteformulier indien?
1. elektronisch
2. via papieren
het systeem van belastingheffing
het totaal netto-inkomen van elke echtgenoot of wettelijk samenwonende partner:
 beroepsinkomsten na toepassing van het meewerkinkomen en het huwelijksquotiënt
 de eigen diverse inkomsten
 de eigen onroerende en roerende inkomsten als ze eigen zijn, op basis van het
huwelijkvermogenrecht (scheiding der goederen)
 de helft van alle onroerende, roerende en diverse inkomsten als ze gemeenschappelijk op
basis van het vermogensrecht (wettelijk gemeenschap)
soorten inkomsten en voorheffingen
inkomsten uit onroerende goederen vb. huizen, gronden
A. belastbaar inkomen
1) bij wie ?
A
B
Bij
gehuwden:
 alleenstaanden en feitelijk
samenwonenden (elk hun eigen inkomsten  geen huwelijkscontract = wettelijk stelsel
aangeven)
dwz dat iedere echtgenoot 50% van de
onroerende inkomsten moet aangeven,
rest van de inkomsten = samen
 onder stelsel “scheiding van goederen:
ieder geeft zijn eigen inkomsten aan
2) basisbedrag
 het inkomen uit onroerende goederen bestaat uit het kadastraal inkomen.
 kadastraal inkomen : een fictief inkomen dat overeenstemt met het gemiddelde
netto)inkomen dat van een onroerend goed kan worden bekomen.
 Dit wordt elk jaar geïndexeerd.
 Bij verhuring van een onroerend goed aan een rechtspersoon of aan een natuurlijk persoon
die het gebruikt voor de uitoefening van een beroep is in principe 60% van de ontvangen
huur belastbaar
3) Verhoging
 het kadastraal inkomen van woningen die door particulieren verhuurd worden of tot
tweede verblijf dienen, wordt verhoogd om de verschuldigde belasting te berekenen
 de verhoging van het geïndexeerd kadastraal inkomen van woningen die als tweede
verblijf dienen of verhuurd worden voor prive-doelen bedraagt 40%
4) verminderingen
 als men in zijn eigen woning woont
5) intresten van schulden
 bij lening voor een aankoop van een onroerend goed (= hypothecaire lening). Dan kan
je daar de intrest en een deel van de aflossing in mindering brengen
B. Onroerende voorheffing (OV)
 het is een gewestelijke betaling: gewesten bepalen zelf de aanslag%
 = grondbelasting : wordt geheven op het geïndexeerd kadastraal inkomen
opcentiem is 1 centiem op 1 euro => dwz voor elke 100 euro belasting die de staat heft op het
kadastraal inkomen er 1 euro van het bedrag van de belasting wordt bijgeteld.
Verminderingen:
 voor bescheiden woning
- vermindering van 25% op onroerend voorheffing
- als KI van de onroerende goederen kleiner is dan 745 euro
 voor kinderen en gehandicapte kinderen ten laste
- geld alleen voor de woning waar de kinderen wonen op 1 januari
 voor andere gehandicapte personen ten laste
- per gehandicapte persoon vermindering zoals voor 2 kinderen ten laste
- grootoorlogsverminkten (WO1) : vermindering van 20% op de onroerende goederen
inkomsten uit roerende goederen
spaarrekening
 altijd beschikbaar
 risicoloos
 opbrengst deels belastingvrij
overheidsobligatie :
 deeltje van de openbare overheidsschuld
 risicoloos
 altijd roerende voorheffing
 wachten tot vervaldag (niet altijd beschikbaar)
aandeel:
 deeltje van het eigen vermogen van de onderneming
 risicovol
 kan een dividend opleveren: deel van de winst als de onderneming beslist om
de winst uit te keren
belastbaar inkomen
a) roerende inkomsten waarvan de aangifte niet verplicht is
o Bij inning van dividenden
o Geld uit deposito’s
o Inkomsten uit kasbons
o Obligaties
o Andere vastrentende effecten
b) roerende inkomsten waarvan de aangifte niet verplicht is
- inkomsten van buitenlandse oorsprong
- inkomsten uit gewone spaarboekjes die per belastingplichtige 1520 euro
overtreffen
c) niet-belastbare inkomsten
- de eerste schijf van 1520 euro per belastingplichtige van de inkomsten uit
gewonen spaarboekjes
roerende voorheffing
bedraagt 25% voor
- dividenden van naamloze vennootschappen
bedraagt 15% voor
- kasbon’s en obligaties
Soorten inkomsten en voorheffingen
1. loon- en weddetrekkenden
Beroepsinkomsten: inkomsten die rechtstreeks (als ze werken) of onrechtstreeks (als ze
vroeger werkten) voortkomen uit een beroepswerkzaamheid.
Bij vergelijking van de lonen wordt gekeken naar het nettoloon. De bedrijfsvoorheffing kan
verschillen.
Brutoloon of salaris
- RSZ-bijdrage van de werknemer
Belastbaar loon of salaris
- bedrijfsvoorheffing (voorschot op de uiteindelijk te betalen belasting)
- bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid
Nettoloon of salaris
2. Andere beroepsinkomsten
- inkomsten van vrije beroepen als artsen, architecten, advocaten…
- de bezoldigingen van bedrijfsleiders
- de nijverheid-, handels- en landbouwwinsten, als ze worden behaald door een natuurlijke
persoon
- vervangingsinkomsten: pensioen, brugpensioen, werkloosheidsuitkering, ziekte- en
invaliditeitsuitkering
Op de inkomsten van vrije beroepen, handelaars, industriëlen en landbouwers worden geen
voorheffingen ingehouden. Dit zou dus een voordeel zijn voor hen omdat zij de belasting
slechts een jaar later moeten betalen.
Om iedereen gelijk te stellen, heeft de wetgever voorzien dat deze belastingplichtigen
eveneens voorafbetalingen op hun belasting kunnen doen.
Vaststelling van het nettobelastbaar beroepsinkomen
Aan te geven beroepsinkomen
 loon en weddetrekkenden moeten het belastbare loon aangeven
o zij moeten ook hun voordelen in nature aangeven
 de bestuurders van vennootschappen op aandelen
o moeten hun delen van de winst aangeven
 industriëlen, handelaars, ambachtslieden en landbouwers
o saldo van hun resultatenrekening aangeven
Elementen aftrekbaar van het belastbare beroepsinkomen
- terugbetaling van woon-werkverkeer
- de fietsvergoeding
- andere:
o forfaitaire beroepskosten
Beroepskosten: zijn uitgaven of lasten die de werknemer tijdens het belastbaar
tijdperk gedaan of gedragen heeft om de belastbare inkomsten te verkrijgen of
te behouden.
 de meeste loontrekkende keizen voor de forfaitaire aftrek
o werkelijke beroepskost
1. kosten van restaurants zijn aftrekbaar voor 62,5%
2. kosten van kleding = enkel specifieke beroepskleding
3. autokosten:
woon-werkverkeer: 0.15 euro/km
Andere: volledig aftrekbaar
Diverse inkomsten
= zaken die je gedaan hebt maar niet tot het normale inkomen behoren .
= alle inkomsten die noch onroerend, noch roerend zijn en evenmin voortkomen van de
uitoefening van een beroepsactiviteit
vb.
 inkomsten van bewezen dienste
 uitkering tot onderhoud (alimentatie)
 prijzen en subsidies toegekend aan geleerd
Aftrekbare bestedingen
onroer. Inkomen
- kosten
netto onr. Ink
belastb. beroepsink.
- kosten
nettoberoepsink.
roer. inkomen
- kosten
netto roer. Ink.
diverse inkomsten
- kosten
netto diverse ink.
totaal belastbaar netto-inkomen
- aftrekken
belastingsbasis (= gezamenlijk belastbaar inkomen)
 sommige worden evenredig verdeeld over de inkomens van man en vrouw =
evenredige aftrekken
 andere worden bij voorrang afgetrokken van het inkomen waarop zij betrekking
hebben : directe aftrekken
1. evenredige aftrekken
= deze aftrekken worden in verhouding tot het totale belastbaar netto-inkomen verdeeld over
beide echtgenoten
 kosten voor kinderopvang: opvang voor kinderen jonger dan 3 jaar wordt volledig
afgetrokken
Voorwaarden:
 het kind moet jonger dan 3 jaar zijn
 de belastingplichtige moet een beroepsinkomen hebben of een vervangingsinkomen
 de uitgaven moeten worden betaald aan instellingen die door de wet erkend zijn
 de uitgave moet met documenten worden bewezen.
 aftrekbare giften
2. directe aftrekken
= deze bedragen worden bij voorrang afgetrokken van het inkomen waarop ze betrekking
hebben.
Algemeen principe
 Wet de ene als kost in mindering mag brengen zal bij de andere worden belast.
soorten inkomsten en voorheffingen
berekening van de belasting
na toepassing van de evenredige en directe aftrekken op het totaal belastbaar netto-inkomen
wordt:
 de grootste belastingbasis verminderd met:
- de belastingvrije soms
- de vrijstellingen voor personen ten laste
- bij voorrang in mindering van de grootste belastingbasis
 de kleinste belastingbasis verminder met
- de belastingvrije som
gemeentebelasting:
deze kan geheven worden maar moet niet
aanrekening van de voorheffingen
= het geen teveel betaald wordt terugbetaald.
Fiscaal voluntariaat = bonificatie
= elke loontrekken krijgt een vermindering van de belasting
 zelfstandigen krijgen een boete als ze niets vooraf betalen
 men kan beter bij betalen, als men teveel betaald zal het geld geen intrest opleveren dan
als het bij een bankinstelling staat.
Uitgaven die recht geven op belastingvermindering
De vermindering is van tweevoudige aard:
 de gewonen vermindering of verminder voor het lange termijn sparen. De
vermenigvuldiging van de uitgave met de verbeterde gemiddelde aanslagvoet geeft de
belastingbesparing weer.
 De verhoogde vermindering of vermindering voor het bouwsparen. De belastingbesparing
is afhankelijk van het marginale aanslagtarief. Dit in het aanslagtarief dat van toepassing
is op de hoogste schijf van je inkomsten.
1. premies van individuele levensverzekeringscontracten
= lenen voor de aankoop van of bouwen van een woning en de premies van een schuld
saldoverzekering zijn fiscaal voordelig
2. kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen aangegaan voor het verwerven of bouwen
van een in België gelegen woning
3. betalingen voor pensioensparen
= maximum bedrag dat een persoon mag sparen per jaar = 780 euro
3 pijlersystemen van pensioenen:
 wettelijk pensioen (via de overheid)
 WN pensioenen
 Ambtenaren pensioenen
 Zelfstandigen (minder pensioen omdat ze minder moeten afgeven tijdens hun
loopbaan)
 bedrijfspensioen (via de Werkgever)
 groepsverzekering
 individuele pensioenplannen (via de WG)
 pensioensparen
4. dienstencheques
= hiermee kunnen particulieren een erkende onderneming betalen voor hulp in het
huishouden zoals poetsen van de woning, wassen en strijken van huishoudlinnen, …
5. plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen = PWA’s
= als je voor de uitvoering van huishoudelijke klussen een beroep doet op een PWA, dan
komt het bedrag 2200 euro dat je daar voor betaalde in aanmerking voor
belastingverminderingen.
Wie kan gebruik maken van een PWA en voor welke activiteiten:
o natuurlijke personen, voor huishoudelijk werk, bewaking van zieken of
kinderen en voor klein tuinonderhoud
o lokale overheden, voor activiteiten waarvoor geen beroep kan gedaan worden
op commerciële mensen
o niet-commerciële verenigingen of onderwijsinstellingen, voor activiteiten die
gedaan worde door vrijwilligers
o de land-en tuinbouwsector, voor seizoenactiviteiten
6. energiebesparende uitgaven vb dubbele beglazing
terugbetaling van het remgeld
= om de overconsumptie tegen te gaan
= het is het verschil tussen het bedrag dat je aan tariefartsen betaalt en het bedrag dat je
ontvangt van het ziekenfonds;
aangifte van een zelfstandige
een zelfstandige kan belast worden als:
- natuurlijk persoon op zijn werkelijk inkomen (personenbelasting)
- natuurlijk persoon op een forfaitair inkomen. Vb bakkers, slagers, landbouwers
zijn brutowinst bestaat uit:
totaal van de verkopen in 2004
+ de voorafnemingen voor privé-gebruik in 2004
+ de eindvoorraad op 31 december 2004
- het totaal van de aankopen
- de beginvoorraad
de beroepskosten
 een zelfstandige moet zijn beroepskosten kunnen bewijzen. (forfaitaire kosten bestaan
niet)
 de beroepskosten zijn alleen aftrekbaar op voorwaarde dat de uitgaven:
 verband houden met de beroepsactiviteit
 nodig waren om de belastbare inkomsten te verwerven
 gemaakt zijn in de belastbare periode
 bewezen kunnen worden
voorafbetalingen
loon- weddetrekkenden betalen het grootste deel van hun belastingen tijdens het
inkomstenjaar via de ingehouden bedrijfsvoorheffing. Zelfstandigen hebben geen
bedrijfsvoorheffing en betalen hun belasting het jaar na het inkomsten jaar.
Steunmaatregelen voor beginnende zelfstandige
- Ondernemingloketten: zorgen ervoor dat je bij de verschillende instanties aangeslagen
wordt. Ze zorgen voor het administratieve luik van de opstart.
- KBO: kruispuntbank voor ondernemingen = databank waar info over alle bedrijven inzit.
Wijziging van de aangifte na controle
1. wijziging
 de controleur kan bijkomende inlichtingen vragen of de aangeven naar zijn kantoor
roepen
 hij kan ook een bericht van wijziging van de aangifte sturen
 dit bericht moet de reden van de wijziging verantwoorden, en aangetekend worden
teruggestuurd
 binnen de maand na het bericht van wijziging moet de aangever reageren
2. aanslag van ambtsweg
de controleur kan zelf een aanslag opliggen m.a.w hij bepaalt zelf het gezamenlijk
belastbaar netto-inkomen:
 de aangifte werd niet of laattijdig ingediend of een essentieel element ontbreekt
 de aangever reageerde niet op een bericht van wijziging of op een vraag om
inlichtingen
 de aangever reageerde niet op een onvolledige aangifte die werd teruggestuurd
 de aangever weigert inzage van de bewijsmiddelen die de fiscus vraagt om de aangifte
te controleren
2. bezwaarschrift
3. bewijsmiddelen
de bewijsmiddelen waarover de administratie beschikt:
a) bewijsmiddelen uit het burgerlijk recht met uitzondering van de eed
de bijgehouden boekhouding en geschriften zijn de belangrijkste bewijsmiddelen
b) bewijsmiddelen uit het fiscaal recht
 tekenen en indiciën
= is voor zelfstandigen: zij die een lag inkomen hebben maar duur leven buiten
de werkuren. Deze tekenen leiden ertoe dat er meer inkomen is dan
aangegeven
 vergelijking met soortgelijken
de vennootschapbelasting
wie ze ?
 ze moeten rechtspersoonlijkheid hebben
 ze moeten hun maatschappelijke zetel in België hebben
 ze moeten zich bezig houden met een exploitatie of met verrichtingen van winstgevende
aard
belastbaar bedrag:
de vennootschapsbelasting wordt geheven op het totaal van:
 de gereserveerde winsten
 de verworpen uitgaven
 de uitgekeerde winst of dividenden aan de aandeelhouders
 de vennootschapsbelasting wordt geheven op de opbrengsten verminderd met de kosten,
evenwel rekening houdend met de fiscale richtlijnen voor de fiscaal aftrekbare kosten
 wat je in de boekhouding als kost boekt is niet noodzakelijk ook aftrekbaar
de indirecte belastingen
1. invoerrechten
 aankoop: aankaap tussen partijen in eenzelfde land
 intracommunautaire verwering: aankoop tussen partijen in verschillende landen
vanbinnen de EU
 invoer: aankoop tussen partijen in verschillende landen waarvan 1 niet tot de EU
behoort
2. belastingen op de juridische omloop van goederen
a) met het zegel gelijksgestelde taksen
vb. de taks op de beursverrichtingen, jaarlijkse taks op verzekeringscontracten, taks op
jacht en voor affichering.
b) registratie- en met zegelrechten
= betalen bij het aankopen van een onroerend goed
= schrijfgeld: Deze worden geheven op de akten verleend door notarissen
c) successierechten
= erfenisrechten die geheven worden op de waarde van de goederen, verminderd met de
schulden, die er zijn op de dag van het overlijden van een persoon.
= afhankelijk van de relatie tussen de overledene en de erfgename
= afhankelijk van de omvang van de erfenis
BTW = Belasting over de Toegevoegde Waarde
= 21% basis of 6% op vb voedingswaren
De gewone belastingplichtige:
 btw aanrekenen aan zijn klanten
 administratieve verplichtingen naleven
 btw afrekenen aan de staat
de maatstaf van heffing
BTW wordt berekend op de maatstaf van heffing (MvH)
Het omvat:
 de prijs van de goederen of diensten
 alle kosten van vervoer en verzekering
 de kosten van verpakking, behalve als die door de leverancier wordt teruggenomen.
De kortingen zijn niet in de MvH begrepen. Voor de berekening van de BTW moet de korting
dus afgetrokken worden van de verkoopprijs. Zowel voor:
 het geval voor de handelskortingen (voor grote bestellingen)
 financiële kortingen (kortingen voor contante betaling)
aftrekbaarheid van de btw = terugvorderbaarheid
= alle btw die aan de belastingplichtige aangerekend werd, mag hij aftrekken van de btw die
hijzelf aangerekend heeft aan zijn klanten.
Vb. 1000 euro BTW ontvangen. 600 euro BTW betaald van leveranciers. 400 euro
doorstorten aan de stuit.
oefeningen
Download