Proefwerkweek 2 / SEW 2 Economie Economie “de collectieve sector” Hoofdstuk 1 Aantekeningen 1. Rijksoverheid (ministeries van –defensie, -onderwijs, enz.) 2. Lageroverheid A. gemeentes B. provincies C. waterschappen 3. Instellingen Voor de sociale zekerheid (UWV, CWI, enz.) Inkomsten van de overheid Belastingen 1) directe belastingen Heffen bij de bron van het inkomen - inkomsten belasting - loon belasting - vennootschapsbelasting - winst belasting 2) indirecte belastingen Consument betaald en bedrijven dragen af aan de overheid - BTW (19%) kostprijsverhogend - accijns - milieu heffingen De uitgaven van de overheid 1) overheidsbestedingen - wegen - dijken - ambtenaren - school gebouw Besteding = de overheid bepaalt waar het geld terecht komt = de overheid legt beslag op de productie factoren 2) overheidsoverdracht Overdracht - ontwikkelingshulp - subsidies - uitkeringen (WW, Bijstand) = de gene die het krijgt bepaalt waar het geld terecht komt = de ontvanger legt beslag op de productiefactoren De Begroting De begroting is een overzicht van de verwachten inkomsten en uitgaven (miljoenennota, 3de dinsdag van september Voorbeeld 2010: inkomsten 250 miljard Uitgaven 270 miljard ------------------------------- -Begrotingstekort – 20 miljard Staatsschuld alle begrotingstekorten van de afgelopen jaren Afnemen door af te lossen Toenemen door te lenen De overheid leent om kort te financieren ---> D.M.V. Staatsobligaties (schuldbekentenis van de staat aan de geldgever) Pensioenfondsen Verzekeringsmaatschappijen Begrotingsbeleid Hoe word je begrotingstekort kleiner ?? Oplossingen : 1. niks doen 2. inkomsten verhogen --> meer belastingen Uitgaven verlagen --> bezuinigingen Nadeel de koopkracht daalt daardoor ook en dat verhoogt het effect weer. 3. belastingen verlagen Eigen uitgaven verhogen Dan stimuleer je de koopkracht en dat zorgt dan weer voor een betere economie Nadeel het begrotingstekort stijgt nog meer en minder geld voor andere uitgaven Hoofdstuk 2 3 verschillende belastingheffingvormen 1. vast bedrag heffen --> degressief Inkomensverschillen worden groter “denivellerend” 2. vast percentage --> proportioneel 3. hogere inkomens betalen procentueel meer belasting dan lagere inkomens (geld voor NL) Inkomensverschillen kleiner “nivelleren” 3 Boxen I --> inkomensbelasting II --> aanmerkelijk belang > 5% Van een NV of een BV III --> vermogensrendement heffing Box I inkomensbelasting Voorbeeld : Bruto inkomen 55.000 Belastingvrij inkomen -9.000 ----------- --Belastbaar inkomen 46.000 1ste schijf -17.046 * 34.15% = 5821 € ---------28.954 2de schijf -13.585 * 41.45% = 5630 € ---------15.369 3de schijf 15.369 * 42.00% = 6454.98€ Alle schijven bij elkaar tellen 5821 + 5630 + 6454.98 = 17.905,98 € Heffingskorting Algemeen Arbeidskorting 1.990 1.357 --------- + 3.347 Te betalen belasting = belasting – heffingskorting Te betalen belasting = 17.905,98 – 3.347 Te betalen belasting = 14.558 € Gemiddeld tarief = 14.558 --------- * 100 % = 26.5 % 55.000 Marginaal tarief = 42 % Box III Om de vermogensbelasting te berekenen doe je het gemiddeld vermogen (het gemiddelde vermogen tussen 1/1 en 31/12 van het jaar. Dat doe je keer 1.2 % Of Je neemt eerst 4% van het gem. vermogen en neem je daar dan nog een keer 30 % van. De Lorenzcurve (of lorenzkromme) Personen Inkomen In €’s Percentage van het inkomen 220 20 % 260 20 % 340 20 % 480 20 % 700 20 % De Lorenzcurve in een grafiek Anouk Kim Sofie Evi Alice In komen van het totalen inkomen 11 % 13 % 17 % 24 % 35 % 120 100 80 60 40 20 0 0 20 40 60 80 100 Gecumuleerd percentage personen 20 % 40 % 60 % 80 % 100 % Gecumuleerd percentage inkomen 11 % 24 % 41 % 65 % 100 % Hoofdstuk 3 Sociale zekerheid Ziektekostenverzekering Verplicht > 18 jaar < 18 jaar polis van de ouders gratis Geen onderscheid tussen rijk en arm Basisverzekering o Geld voor iedereen o Geen onderscheid ziek / gezond Algemene aantekening Sociale zekerheid Sociale verzekeringen Werknemers verzekering Inkomens verlies - WW - ZW - WIA - ZVW sociale voorzieningen volksverzekering Inkomens verlies - AOW (65+) - ANW (bij dood partner) bijstand inkomens kosten - AWBZ* - AKW (kinderbijslag) inkomen / geen inkomen / gemeente - WWB - WaJong Alle volksverzekeringen begingen met een “A” 65+ / 67+ => oudedagvoorziening 2 pijlers 1) AOW * voor alle ingezetenen van Nederland * volksverzekering * 65-15 -> 50 jaar in Nederland hebben gewoond 50 jaar = 2% per jaar * de werkend betalen voor de 65+-ers (omslagstelsel) 2) Pensioen * allen voor mensen in loondienst * verplicht bij een pensioenfonds * je spaart zelf voor je pensioen Kapitaalstelsel 3) zelf regelen * eigenhuis * aandelen (deze kunnen ook onderdeel van je pension zijn) Hoofdstuk 4 Planeconomie : overheid bepaald wat er gebeurd Vrijeconomie (markt economie) : iedereen mag doen wat hij wil / vraag en aanbod Paragraaf 1 Markt economie Paragraaf 2 Plan economie -> bedrijven -> winst -> vraag + aanbod -> overheid bepaalt wat/ hoeveel goederen + diensten -> geen prijsvorming Paragraaf 3 De gemengde economie -> productie in bedrijven -> overheid heeft ook invloed: * belastingen * subsidies *zelf besteden (±40% gaat naar de overheid van het nationaal inkomen) Productie overheid 1) collectieve goederen - niemand uitsluiten - geen prijs per stuk (wel belasting) - BV. Wegen / defensie / politie / enz. 2) Quasi collectieve goederen - dit zijn goederen die ook privé gegeven kunnen worden, maar de overheid doet het zelf. - BV. Onderwijs / nutsbedrijven / openbaar vervoer 3) individueel goed - wel prijs per stuk - bedrijven produceren - anderen uitsluiten - BV. Een T-shirt Privatisering: het van een quasi collectief goed een individueel goed maken