ONDERHANDELAARSAKKOORD 1. Arbeidsovereenkomst Bij indienstneming zal met het personeelslid een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht worden gesloten. Een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor bepaalde of voor onbepaalde tijd. Arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd kunnen worden overeengekomen voor werkzaamheden van kennelijk tijdelijke aard, ter vervanging van een tijdelijk afwezige werknemer, indien en voor zolang de werknemer die wordt aangenomen als leraar niet beschikt over de vereiste bevoegdheid en als eerste aanstelling. Indien een werknemer in een aaneengesloten periode van 2 jaar gedurende 10 maanden wegens vervanging bij OMO heeft gewerkt wordt bij afloop van de lopende arbeidsovereenkomst, deze omgezet in een reguliere arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of voor bepaalde tijd met uitzicht op onbepaalde tijd. In de arbeidsovereenkomst wordt opgenomen dat de werknemer wordt benoemd voor 1 functie, welke functie hij/zij zal uitoefenen en op welke school/scholen de functie zal worden uitgevoerd; benoeming in twee functies is mogelijk indien er een verschil is tussen beide functies van meer dan 3 niveaus. Directeuren worden benoemd in algemene dienst bij OMO en voor een periode van 5 jaar tewerkgesteld op een school/instelling, zulks onder handhaving van de procedure werving, selectie en benoeming van schoolleiders. De in de CA2O opgenomen bepalingen met betrekking tot flexibele arbeidsovereenkomsten zullen in deze cao worden opgenomen. Daaraan wordt toegevoegd dat voor uitzendkrachten de beloning en vergoedingen zullen gelden die voor overeenkomstige werknemers in dienst van de werkgever gelden. De arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor tenminste een veelvoud van 10% van de normjaartaak. Bij wijziging van de betrekkingsomvang wordt met in acht neming van de WAA gestreefd naar een veelvoud van 10% van de normjaartaak. 2. Salaris Voor zover de werknemer niet is benoemd in een ID-baan of als LIO, wordt hij/zij ingepast in een van de in het Kaderbesluit VO opgenomen salarisschalen inclusief eventuele uitlooptoeslag en bindingstoelage. Welke salarisschaal van toepassing is, wordt bepaald op basis van functiewaardering met de methode FUWA-VO, met dien verstande dat de leraar die structureel - waarvan in elk geval sprake is als een daartoe bevoegde docent in een periode van 4 jaren vanaf 1 augustus 2000 gedurende 2 schooljaren anders dan wegens vervanging- voor meer dan 20% van de jaartaak lessen verzorgt in het 1e graads gebied in elk geval wordt gewaardeerd naar schaal LD. Ter zake van de toepassing van FUWA-VO zal worden voorzien in een interne bezwarenprocedure. Indien FUWA-VO leidt tot waardering in een lagere salarisschaal dan behoudt de werknemer het bestaande salarisvooruitzicht. Indien FUWA-VO leidt tot DD 28-3-2002 pag. 1 van 10 waardering in een hogere salarisschaal dan vindt inpassing plaats overeenkomstig artikel G3 van de verlengde CAO-VO 1998. De LIO wordt gesalarieerd overeenkomstig de bepalingen zoals deze thans in de verlengde CAO-VO 1998 zijn opgenomen. Naast de bestaande I-banen zoals opgenomen in de verlengde CAO-VO 1998 zullen er functies worden beschreven en gewaardeerd die geschikt zijn als doorstroombaan. Als gevolg van de integrale toepassing van FUWA-VO zal het aandeel van de formatieplaatsen leraar LB vanaf 1 augustus 2002 substantieel afnemen. Dat betekent dat vanaf 1 augustus 2002 het aandeel formatieplaatsen leraar LB lager zal zijn dan het landelijk gemiddelde aandeel LB in de totale lerarenpopulatie. Jaarlijks op 1 januari, te beginnen op 1 januari 2003, zal in het lokaal CAO-overleg aan de hand van een rapportage overleg worden gevoerd over de vordering van dit beleid. Inpassing vindt plaats op een periodiek gelegen een periodiek boven het laatst door de werknemer genoten salaris bij diens vorige werkgever of, indien de werknemer niet eerder heeft gewerkt, op het laagste bedrag van de salarisschaal. De LIO wordt gesalarieerd overeenkomstig de bestaande in de verlengde CAO-VO 1998 opgenomen bepalingen. Indien de werknemer zijn loopbaan heeft onderbroken, wordt voor elke 3 jaar loopbaanonderbreking, 1 extra periodiek toegekend. Conform het thans bepaalde in artikel G 1 sub 4 en 5 van de verlengde CAO-VO 1998 wordt tot het maximum van de schaal is bereikt het salaris jaarlijks op 1 augustus verhoogd met 1 periodiek, tenzij uit een vastgestelde beoordeling blijkt dat betrokkene niet voldoende functioneert. In dat geval kan eenmalig de periodieke verhoging worden ingehouden. De laatste volzin vervalt zodra in het kader van invoering van Integraal Personeelsbeleid in het DGO terzake criteria worden overeengekomen. De bestaande promotiecriteria vervallen. Indien de werknemer op latere leeftijd voor het eerst in het onderwijs wordt benoemd, en dientengevolge een salarisachterstand heeft opgelopen, zullen individueel structurele afspraken worden gemaakt over het versneld doorlopen van de salarisschaal voor zover uit beoordelingen blijkt dat de werknemer hetzij zich sneller ontwikkelt, hetzij in korte tijd het niveau van een ervaren werknemer bereikt. Zodra op een school integraal personeelsbeleid is ingevoerd, kunnen op basis van beoordelingen gratificaties, extra periodieke verhogingen en toelages worden toegekend. In het DGO zullen daarvoor nadere criteria worden overeengekomen, DD 28-3-2002 pag. 2 van 10 waaronder verworven competenties en gerealiseerde mobiliteit. De beoordelingsregeling zal hierop nader worden aangepast in overleg met de PGMR. Werknemers behorend tot de categorie OOP ontvangen een einde-schooljaarsuitkering van € 454,=. Werknemers behorend tot de categorie OOP met een salaris naar het maximum van een van de schalen 10 t/m 18 ontvangen jaarlijks een bindingstoelage van € 200,=. Directieleden met een salaris naar het maximum van schaal 11 of 12 ontvangen jaarlijks naast de bindingstoelage volgens het kaderbesluit VO een bindingstoelage van € 100,=. De bestaande regelingen met betrekking tot gratificaties bij jubilea worden in deze cao opgenomen. De werknemer die, zonder dat dat tot zijn functie behoort, meer dan 30 dagen tijdelijk een hoger gewaardeerde functie waarneemt, heeft voor zolang de waarneming duurt recht op een salaris alsof hij/zij in die hogere functie is benoemd. Van deze situatie is in elk geval sprake indien een docent die is gewaardeerd naar schaal LB of LC voor meer dan 20% van de jaartaak tijdelijk wordt belast met lessen in het 1e graads gebied. De bestaande regelingen voor vergoeding van overwerk en onregelmatige dienst, EHBO-toelage, jubileumgratificatie en overlijdensuitkering blijven in stand, met dien verstande dat de overwerkvergoeding kan worden uitbetaald indien compensatie in tijd naar het oordeel van de werkgever in redelijkheid niet mogelijk is. Personeelsleden behorend tot de categorie OOP, met een functie die is gewaardeerd in een van de schalen 1 t/m 10 hebben recht op een verschuivingstoeslag als de werkzaamheden –anders dan bij wijze van overwerk- moeten worden verricht op een ander tijdstip dan oorspronkelijk ingeroosterd en de verschuiving niet tenminste 4 dagen tevoren is aangekondigd. De toeslag bedraagt de helft van de geldende overwerktoeslag. 3. Vergoedingen De werknemer heeft recht op een reiskostenvergoeding woon-werkverkeer voor zover de afstand woning naar plaats van tewerkstelling meer bedraagt dan 10 kilometer. Maandelijks wordt 11/12 deel van de maximale belastingvrije vergoeding betaald. De werknemer heeft overigens recht op een verhuis-, reis- en verblijfkostenvergoeding voor dienstreizen overeenkomstig de bestaande bijlage IV van de verlengde CAO-VO 1998. Toegevoegd zal worden een vergoeding voor de begeleiding van meerdaagse excursies, voor zover de begeleiding meer dan een normale dagtaak beslaat. DD 28-3-2002 pag. 3 van 10 De in de verlengde CAO-VO 1998 opgenomen bepalingen met betrekking tot studiekostenvergoedingen worden opgenomen in deze cao. Daaraan zal worden toegevoegd dat de kosten van studies die onderdeel uitmaken van het door de werkgever vastgestelde Persoonlijk Ontwikkelingsplan tenminste voor 50% zullen worden vergoed, met dien verstande dat de kosten van studies die noodzakelijk zijn voor de functie integraal zullen worden vergoed. Terugvordering van de betaalde vergoedingen voor studies die opgenomen zijn in het POP zal uitsluitend plaatsvinden als de studie als gevolg van aan de werknemer verwijtbaar toe te rekenen feiten of omstandigheden niet met goed gevolg is afgesloten. De werkgever zal de kosten van noodzakelijke rechtsbijstand vergoeden, voorzover de werknemer zich bij een klachtencommissie moet verweren tegen klachten die het werk betreffen, tenzij de werknemer als gevolg van de klacht alsnog disciplinair wordt gestraft, anders dan met een berisping, of wordt ontslagen. 4. Werkverdelingsbeleid Voor onderwijsgevend personeel wordt het bestaande werkverdelingsbeleid -met inbegrip van de parameters voor het aandeel van de lestaak en de deskundigheidsbevordering in de jaartaak- zoals vastgelegd in de ca2o, gehandhaafd, met dien verstande dat: - de maximale gemiddelde lestaak per week voor leraren die in hoofdzaak lessen verzorgen in de onderbouw en/of het vmbo wordt verlaagd tot 23, omdat hier de lestaak door de hoge pedagogisch-didactische eisen het zwaarste element van de taak is; de tijd voor voorbereiding en nazorg zal voor deze categorie leraren worden vastgesteld op 80% van de lestijd. - de maximale gemiddelde lestaak per week voor leraren die in hoofdzaak lessen verzorgen in de bovenbouw van havo/vwo wordt verlaagd tot 24 lessen per week; de tijd voor voorbereiding en nazorg wordt verhoogd tot 85% van de lestijd omdat de vakinhoudelijke aspecten in combinatie met de gewijzigde leermethoden een zwaarder accent hebben. - de maximale gemiddelde lestaak per week voor leraren met de functie leerprocesmanager, kaderdocent of docent-ontwikkelaar of een andere lerarenfunctie die is gewaardeerd in schaal 11 wordt gesteld op 24; de tijd voor voorbereiding en nazorg bedraagt 85% van de lestijd. - onder voorbereiding en nazorg wordt verstaan: de persoonlijke lesvoorbereiding van de docent met inbegrip van het actualiseren van lesstof, het corrigeren en beoordelen van huiswerk, toetsen, examens en (profiel)werkstukken, het ontwerpen van toetsen en examens alsmede onderwijsoverhead zoals thans in de ca2o gedefinieerd. DD 28-3-2002 pag. 4 van 10 - - voor de lestaak is de absolute bovengrens per week 2 lessen hoger dan de maximale gemiddelde lessentaak. indien een leraar op diens verzoek wordt belast met de maximale lestaak van 49,4% van de jaartaak, waardoor hij/zij niet kan worden belast met overige taken, kan hij gemiddeld per week met maximaal 27 lessen van 50 minuten worden belast. Deze werknemer zal bij voorrang de lessen worden toebedeeld, waarvoor hij bekwaam is, zo veel mogelijk overeenkomstig diens wens. aanbevolen wordt de tijd die vrij valt als gevolg van de verlaging van de maximale lestaak en niet wordt ingenomen door de verhoging van de norm voor voorbereiding en nazorg, in overleg met de PMR, aan te wenden voor leerlinggebonden overige taken. Aan de definitie van het begrip ‘les’ wordt toegevoegd het surveilleren, voor zover dat meer omvat dan het bewaken van de orde. Zolang een onderwijsgevende zijn bevoegdheid ontleent aan de interimwet zij-instroom wordt in de kop 5% van de normjaartaak gereserveerd voor het ontvangen van begeleiding en inwerken. Gedurende deze periode zal de werknemer door een mentor worden begeleid. De bepalingen van het werkverdelingsbeleid met betrekking tot lestaak en deskundigheidsbevordering gelden ook voor dat deel van de taak, gedurende welke OOP met lestaken of behandeltaken is belast. 5. Werktijden, vakantie en verlof De in de verlengde CAO-VO 1998 opgenomen bepalingen met betrekking tot werktijden voor directie en OOP worden in deze cao opgenomen. De bestaande regeling voor vakantie en verlof voor OOP, zoals opgenomen in de verlengde CAO-VO 1998 en CA2O, alsmede de compensatie van zwangerschapsverlof tijdens vakantie worden opgenomen in deze cao. De bestaande regelingen met betrekking tot spaarverlof worden opgenomen in deze cao. Het inzetbaarheidschema uit de CA2O wordt opgenomen in deze cao met dien verstande dat buiten het schema voor incidentele activiteiten aanwezigheid kan worden gevergd tot een maximum van 5 keer per jaar, voor zover de gewenste aanwezigheid tenminste 10 werkdagen tevoren is aangekondigd. Voor voltijders zal de inzetbaarheid voor zover de werknemer dat wenst onder de voormelde conditie worden beperkt tot 9 dagdelen; DD 28-3-2002 pag. 5 van 10 waarbij een dagdeel loopt van 7.00 uur tot 13.00 uur, van 12.00 uur tot 18.00 uur en van 17.00 uur tot 24.00 uur. Indien de werknemer op andere dagen of dagdelen wordt ingezet dan waarvoor deze voor dat schooljaar of die periode is ingepland, dan wordt daarover met de werknemer overleg gevoerd, tenminste 1 maand voorafgaand aan de datum van ingang van de wijziging. De bepalingen met betrekking tot het recht op kortdurend buitengewoon verlof zullen worden gemoderniseerd en aangepast aan de wet Arbeid en Zorg. 6. Ouderschap De werknemer heeft recht op betaald ouderschapsverlof als bedoeld in artikel 7:623 BW/de wet Arbeid en Zorg voor 415 uur voor elk kind geboren op of na 1 augustus 2001 indien het ouderschapsverlof tenminste 50% van de betrekkingsomvang omvat gedurende maximaal 6 aaneengesloten maanden. Over de uren waarop verlof is verleend, bedraagt de betaling 75% van het salaris. Indien het ouderschapsverlof wordt opgenomen aansluitend aan het bevallingsverlof bedraagt de betaling over 138 uur van het ouderschapsverlof van 415 uur 100% van het salaris. Het kraamverlof bedraagt 1 week. 7. Seniorenbeleid De BAPO-regeling wordt vervangen door een volledig door de werkgever bekostigde van de werkgever komende seniorenregeling. Elke werknemer heeft onder de benaming Seniorenregeling OMO vanaf 52 jaar recht op een budget voor taakverlichting van 80% van de jaartaak zoals die is in het schooljaar waarin hij/zij 52 wordt, dat opgenomen kan worden gedurende de verdere duur van het dienstverband met de volgende restricties: - in geen enkel jaar kan de taakverlichting meer bedragen dan 20% van de jaartaak; - de taakverlichting bedraagt elk jaar 0%, 5% of een veelvoud daarvan, waarbij de omvang elk schooljaar kan wijzigen; - indien de werknemer in een schooljaar de taakverlichting wil effectueren of de omvang daarvan wil wijzigen dient hij dat tenminste 4 maanden voor aanvang van het schooljaar bij de werkgever schriftelijk kenbaar te maken; bij de invoering van deze regeling kan de aanvraag worden ingediend tot 15 mei 2002; - de niet-geëffectueerde taakverlichting vervalt bij het bereiken van de spilleeftijd FPU danwel bij het einde van het dienstverband; DD 28-3-2002 pag. 6 van 10 - - in het jaar waarin taakverlichting wordt geëffectueerd kan de omvang van de jaartaak niet worden uitgebreid; voor de toepassing van het werkverdelingsbeleid en het inzetbaarheidschema wordt de werknemer beschouwd als een deeltijder overeenkomstig de met de taakverlichting gereduceerde jaartaak met dien verstande dat de lestaak niet meer zal bedragen dan 40% van de aldus gereduceerde jaartaak; in het jaar waarin de werknemer tenminste 10% taakverlichting opneemt, zal hij ten hoogste worden ingezet op 8 dagdelen en 4 dagen; voor zover de werknemer 55 jaar of ouder is en tenminste 5% OSR opneemt zal de maximaal op te leggen gemiddelde lestaak per week niet meer zijn dan 21; voor zover de werknemer 55 jaar of ouder is en tenminste 10% OSR opneemt zal de maximaal op te leggen gemiddelde lestaak per week niet meer zijn dan 19; Indien de betrekkingsomvang van de werknemer na het bereiken van de 52-jarige leeftijd wijzigt, wordt de omvang van de nog niet opgenomen taakverlichting dienovereenkomstig gewijzigd, tenzij de betrekkingsomvang wijzigt als gevolg van deeltijd FPU tot maximaal 30%. Voor de werknemer die na het bereiken van de spilleeftijd FPU blijft werken, geldt elk jaar waarin hij nog werkzaam is een taakreductie van 10% van de jaartaak. Voor werknemers die op 1 april 2002 effectief van de BAPO-regeling gebruik maken geldt als overgangsrecht dat zij de BAPO kunnen continueren, met dien verstande dat: - voor de werknemer die de spilleeftijd FPU reeds is gepasseerd de OSR niet geldt en de BAPO wordt gehandhaafd; - voor de werknemer die op 1 april 2002 effectief deelneemt aan de BAPO-regeling wordt de omvang van de OSR verminderd met: -5% voor elk jaar schooljaar waarin de werknemer BAPO 52-56 jaar heeft genoten; -10% voor elk jaar waarin de werknemer BAPO 56 jaar of ouder heeft genoten; met dien verstande dat de taakverlichting tenminste 20% zal kunnen zijn voor elk jaar vanaf het jaar waarin de 56-jarige leeftijd wordt bereikt tot het jaar waarin de spilleeftijd voor FPU wordt bereikt, met in acht neming van een maximum van 80%; voor de werknemer die voor 1-8-2002 de leeftijd van 52 jaar bereikt geldt dat hij/zij aanspraak kan maken op dit overgangsrecht waarbij 1 mei 2002 als uiterste aanmelddatum geldt: - in alle gevallen bestaat de mogelijkheid om per ingangsdatum van een schooljaar van de overgangsregeling over te stappen naar de OSR. 8. Ontslag De werkgelegenheidsgarantie zoals opgenomen in de CA2O wordt opgenomen in deze cao. Het bestaande sociaal statuut wordt als bijlage opgenomen in deze cao. DD 28-3-2002 pag. 7 van 10 De in de verlengde CAO-VO 1998 opgenomen bepalingen met betrekking tot schorsing, ontslag en beroep bij de commissie van beroep worden opgenomen in deze cao. 9. Personeelsbeleid Elke 5 jaar zal met elke werknemer een persoonlijk ontwikkelingsplan worden overeengekomen. De basis voor het eerste POP van een werknemer wordt gevormd door een functioneringsgesprek. Het persoonlijk ontwikkelingsplan omvat ook afspraken omtrent de taakvervulling van de werknemer gedurende die periode. Na afloop van de looptijd van het POP zullen het functioneren en de ontwikkeling van de medewerker mede tegen de achtergrond van de inhoud van het POP worden beoordeeld. Op verzoek van de werknemer, tot maximaal 2 keer per jaar, of wanneer de werkgever daartoe aanleiding ziet maar tenminste eens per 2 jaar, zal de ontwikkeling en het functioneren van de medewerker middels een functioneringsgesprek worden geëvalueerd. Beoordelingen vinden voorts plaats telkens alvorens de aard van een dienstverband wijzigt, indien een extra beloning wordt overwogen, bij het bereiken van het maximum van de schaal en indien het functioneringsgesprek daartoe aanleiding geeft. Het mobiliteitsbeleid wordt als bijlage in deze cao opgenomen, met dien verstande dat gedwongen mobiliteit mogelijk is indien herplaatsing dient plaats te vinden wegens (arbeids)ongeschiktheid; in dat geval verwerft de werknemer ook een voorrangsrecht op benoeming in een andere vacante functie waarvoor hij/zij geschikt is. De bestaande bepalingen uit de verlengde CAO-VO 1998 hoofdstuk E worden in deze cao opgenomen. 10. Collectieve bepalingen Het overleg over uitvoering van deze cao en overigens over algemene arbeidsvoorwaardelijke aangelegenheden vindt plaats in het lokaal CAO-overleg. De facilitering van de P(G)MR zoals opgenomen in de CA2O wordt opgenomen in deze cao met dien verstande dat een PMR in omvang tenminste dezelfde faciliteiten heeft, als deze gehad zou hebben conform de WOR. De werkgever zal de centrales c.q. de daarbij aangesloten vakorganisaties een eenmalige vergoeding toekennen als bijdrage in de kosten van de totstandkoming en uitvoering van de cao, ten bedrage van 10% van door de bij de werkgever werkzame leden afgedragen jaarlijkse contributie. Jaarlijks zal de werkgever een bijdrage DD 28-3-2002 pag. 8 van 10 verstrekken ten bedrage van 10% van de contributie van het bij de werkgever werkzame surplus aan leden. Jaarlijks zal in het DGO worden gerapporteerd omtrent de omvang en samenstelling van de formatie van elk van de scholen en de ontwikkeling van de werkgelegenheid. Voor het einde van de looptijd van de cao zullen werkplekken in de scholen voldoen aan de eisen krachtens de Arbeidsomstandighedenwet. 11. Algemeen De cao, die een looptijd heeft tot 1 augustus 2004 is de ondernemings-CAO voor OMO en vervangt voor OMO de verlengde CAO-VO 1998 en de CA2O. Indien partijen zulks overeenkomen kan deze cao tussentijds worden gewijzigd. Indien extra gelden voor verbetering van arbeidsvoorwaarden beschikbaar worden gesteld door de overheid, zullen partijen overleggen over de gevolgen daarvan voor deze cao, voor zover de aanwending van deze gelden niet in regelgeving is voorgeschreven. Aldus overeengekomen op 28 maart 2002 te Tilburg, Raad van Bestuur OMO ACOP drs. R.H.A.M. Kraakman M. Knoop CCOOP F.H.M. van Rooij CMHF DD 28-3-2002 pag. 9 van 10 mr. H.K. Evers DD 28-3-2002 pag. 10 van 10