De_indiening_en_de_afhandeling_van_de_aanvraag_voor_niet

advertisement
Interfederaal Centrum voor gelijke kansen
en bestrijding van discriminatie en racisme
Advies over het ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering over de indiening en de
afhandeling van de aanvraag voor niet-rechtstreeks toegankelijke hulp en ondersteuning
voor meerderjarigen en over de terbeschikkingstelling van dat budget
Brussel, 23 september 2015
Het voorontwerp op hoofdlijnen
Het voorliggend voorontwerp geeft mede uitvoering aan het decreet van 25 april 2014 houdende de
persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap en tot hervorming van de wijze van financiering
van personen met een handicap (kortweg PVF-decreet).
Het voorontwerp van besluit regelt de toeleiding naar en de terbeschikkingstelling van een persoonsvolgend
budget (de zogenaamde trap 2) voor meerderjarige personen met een handicap en in het bijzonder:







De wijze waarop een aanvraag voor een persoonsvolgend budget moet worden ingediend
De wijze waarop de aanvraag moet worden afgehandeld
Hoe de hoogte van een persoonsvolgend budget wordt bepaald (budgetcategorie)
Het toekennen van een prioriteit aan een persoonsvolgend budget, in functie van het ter beschikking
stellen van een budget.
De verhaalmogelijkheden
De herziening van een toegewezen persoonsvolgend budget
Een aantal afwijkende procedures voor het indienen en afhandelen van een aanvraag tot
persoonsvolgend budget (noodsituaties, omgang met snel degeneratieve aandoeningen, overgang
tussen minder- en meerderjarigenzorg).
Algemene inleidende opmerking
Doorheen de slotopmerkingen van het VN-comité inzake de rechten van personen met een handicap naar
aanleiding van het eerste statelijke rapport van België (Genève, 1 oktober 2014) en doorheen het VN-verdrag
inzake de rechten van personen met een handicap zelf komt het belang van beleidsmonitoring en
beleidsparticipatie van personen met een handicap en hun representatieve organisaties sterk naar voor.
Het Centrum waardeert de inspanningen die dienaangaande vooral rond participatie al zijn gebeurd bij de
voorbereiding en uitrol van het PVF-decreet, en roept op om deze onverkort vol te houden en aan te scherpen
(vooral inzake monitoring). Verdere uitgebreide dataverzameling betreffende de evolutie van de vragen naar een
persoonsvolgend budget (maar ook zeker naar rechtstreeks toegankelijk hulp- en ondersteuning) en
wetenschappelijk onderzoek (met inbegrip van een nulmeting) naar de impact van de systeemwijziging op de
kwaliteit van leven van personen met een handicap (en hun netwerk) is zonder meer noodzakelijk om na te gaan
in hoeverre aan de verwachtingen van het VN-verdrag in concreto tegemoet gekomen wordt en evoluties te zien
doorheen de tijd.
1
Interfederaal Centrum voor gelijke kansen
en bestrijding van discriminatie en racisme
Het onderstaand advies van het Centrum volgt bij zijn beoordeling voor de leesbaarheid en duidelijkheid de
chronologie voor de aanvraag en toewijzing van een persoonsvolgend budget.
DE AANVRAAG VAN EEN PERSOONSVOLGEND BUDGET
Over de persoon die een ondersteuningsplan kan indienen (artikel 2 voorontwerp): het Centrum merkt dat
de bepalingen van de wet van 17 maart 2013 tot “hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot
instelling van een nieuwe beschermingsstatus” nadrukkelijk zijn meegenomen in de bewoordingen van dit artikel.
Het Centrum wenst er wel op te wijzen dat het VN-comité in haar slotopmerkingen aangaande het eerste
statelijke rapport van België de Staat aanbeval om genoemde wet verder te herzien in de richting van supported
decision making in de plaats van substitued decision making (opmerking 23). In elk geval is het belangrijk dat
elke persoon met een handicap, op welke wijze ook, maximaal inspraak krijgt en maximaal betrokken wordt bij de
uitwerking van het ondersteuningsplan. Het gaat immers over een belangrijke uiting van het zelfbeschikkingsrecht
en de keuzevrijheid van de persoon met handicap, fundamentele uitgangspunten van het VN-verdrag.
Over de functiesplitsing tussen de fase van vraagverheldering en de fase van objectivering van de zorg
(artikel 4 voorontwerpbesluit): het is vanuit de verwachtingen van het VN-verdrag belangrijk dat de eigen
wensen en voorkeuren van personen met een handicap en hun netwerk zo goed mogelijk afgetoetst worden en
dat de afweging tussen de verschillende bronnen van ondersteuning passend gebeurt. Het VN-verdrag staat
immers voor maximale inclusie en ziet ondersteuning als een opdracht van alle maatschappelijke sectoren.
Het is ons inziens dan ook belangrijk om belangenconflicten en rolverwarringen te vermijden en aanbieders van
niet rechtstreeks toegankelijk hulp en bijstandsorganisaties geen rol toe te bedelen in de aanvraag van een
persoonsvolgend budget.
Op vraag van de persoon moet het echter mogelijk zijn om bruggen te slaan tussen de processen “voor” en “na”
de toewijzing van een budget en deze beleidsmatig te faciliteren.
Over de beoordeling van ondersteuningsplannen (artikel 9 voorontwerpbesluit): artikel 9 van het
ontwerpbesluit wijst op de rol van het VAPH in de beoordeling en de goed-/afkeuring van ondersteuningsplannen.
De bepaling bevat een verschil in behandeling van plannen die al dan niet met begeleiding van de Diensten
Ondersteuningsplan (DOP’s) zijn opgemaakt. Bij self assessment en begeleiding door niet DOP-diensten is er
een ex ante beoordeling (met het herzien van plannen en eventueel verplichte doorverwijs naar een DOP als
sanctie), op deze opgemaakt door Diensten Ondersteuningsplan volgt zondermeer een goedkeuring.
Het Centrum vindt dit verschil in behandeling van ondersteuningsplannen, al naar gelang hun oorsprong, onjuist
in het licht van het zelfbeschikkingsrecht van personen met een handicap. De bepaling bestendigt bovendien in
zekere mate de afhankelijkheid van een vorm van ondersteuningsaanbod. We kunnen echter terzelfdertijd ook
begrip opbrengen voor deze bepaling, vanuit de overweging dat vraagverduidelijking in dialoog met anderen
waardevol is en nieuwe inzichten kan opleveren.
Het Centrum pleit daarom als compromis – alvast in een eerste tijd – voor een veralgemeende ex ante
beoordeling van ondersteuningsplannen en het laten wegvallen van de sancties bij onvolkomen plannen. Dit alles
schept een kader waarbinnen de criteria om ondersteuningsplannen passend op kwaliteit te beoordelen
gevonden kunnen worden.
2
Interfederaal Centrum voor gelijke kansen
en bestrijding van discriminatie en racisme
Het besluit zwijgt immers over de criteria die het VAPH zal hanteren om ondersteuningsplannen goed-/af te
keuren.
OVER DE BUDGETCATEGORIEËN
Over de budgetcategoriëen (artikel 15 voorontwerpbesluit): het Centrum vindt het in zijn rol als onafhankelijk
mechanisme positief om vast te stellen dat door het voorstel van budgetcategorieën de maximale budgetten die
beschikbaar worden verhogen tot 85.000 euro. Het gaat over een aanzienlijke verruiming tegenover op vandaag
maximaal toegewezen budgetten. Dit alles om tegemoet te komen aan de noden van mensen met een intensieve
vraag naar ondersteuning en/of begeleiding.
Voor het Centrum dient in lijn met eerder geuite adviezen de inwisselbaarheid tussen voucher en cash of het
combineren van beiden gegarandeerd te zijn, de individuele keuze van het individu dient immers het
uitgangspunt te zijn en de ruimere bestedingsvrijheid van cash (inzake het aanwerven en vergoeden van
persoonlijke assistenten) moet voor iedereen die een budget toegewezen kreeg principieel bereikbaar zijn.
Het is in dat opzicht een goede zaak dat er geen geldelijk verschil is tussen cash en voucher, althans niet voor
wat de vergoeding van zorggebonden kosten betreft. Het is ook belangrijk dat er een periodieke herijking komt
van de vertaalsleutel tussen cash en voucher, dit in dialoog met alle relevante stakeholders (toelichting bij
ontwerpbesluit pag. 11). De noodzaak aan regelmatig overleg rond deze problematiek met alle betrokken actoren
wordt ons inziens best expliciet opgenomen in het laatste lid van artikel 16.
Het Centrum meent dat het in de verdere uitrol van het PVF-decreet belangrijk is om spoedig duidelijk zicht te
krijgen op de vergoeding van zogenaamde organisatie-gebonden kosten (vanwege de impact op het
macrobudget voor handicapspecifieke ondersteuning) en de eigen bijdrage van cliënten inzake de woon- en
leefkosten bij intensieve residentiële ondersteuning. Gegeven de duidelijke noden inzake handicapspecifieke
ondersteuning is beperking van overheadkosten zonder meer aangewezen. De gevraagde eigen bijdrage inzake
leef- en woonkosten mag personen met een handicap die afhankelijk zijn van intensieve residentiële
ondersteuning niet benadelen ten opzichte van personen die in de mogelijkheid zijn om te kiezen voor een
inclusievere woon- en leefsituatie.
OVER DE PRIORITISERING VAN EEN VRAAG TOT EEN BUDGET
Over de regionale prioriteitencommissies, prioriteitengroepen en het geboden hoorrecht (artikel 21-22
ontwerpbesluit): De provinciaal georganiseerde prioriteitencommissies kennen aan elk vraag voor een budget
een prioriteit toe. Er zijn drie prioriteitencategorieën, die mede de termijn bepalen waarbinnen budgetten effectief
ter beschikking zullen worden gesteld. Het is op dit moment niet duidelijk hoe deze drie prioriteitengroepen er
precies zullen uitzien, dit is voorwerp van een volgend Besluit van de Vlaamse Regering (BVR). Het Centrum
wordt in zijn hoedanigheid van onafhankelijk mechanisme graag op de hoogte gehouden van de uitwerking van
dit BVR Zorgregie.
In elk geval vraagt het VN-comité in zijn slotopmerkingen duidelijke en volgehouden inspanningen voor het
wegwerken van de wachtlijsten en vraagt het VN-verdrag zelf expliciete inspanningen voor het verder
ondersteunen van hulp geboden door het gezin (preambule VN-verdrag, overweging x).
3
Interfederaal Centrum voor gelijke kansen
en bestrijding van discriminatie en racisme
Het Centrum wijst in dit kader op de tekortkomingen in het BVR van 9 januari 20151. In dit besluit worden onder
meer de criteria voor een erkenning als een prioritair te bemiddelen dossier vastgelegd. Het is nodig om
cumulatief aan deze criteria te voldoen teneinde een status PTB-dossier toegewezen te krijgen. De
bewoordingen van het besluit2 nemen niet bovennatuurlijke zorg en ondersteuning mee die het sociaal netwerk in
functie van de huidige ondersteuning levert. Het komt ons voor dat geboden “bovennatuurlijke ondersteuning” en
het ondersteunen als element dient te worden meegenomen in de verdere uitwerking van prioriteitengroepen.
In het besluit van 9 januari 2015 blijven vele begrippen normatief onduidelijk (‘onhoudbaar’, ‘op korte termijn’,
‘geen perspectief op gepaste zorg en ondersteuning’ en ‘de overschrijding van de draagkracht van het sociaal
netwerk’). Deze onduidelijkheid wordt het beste weggewerkt teneinde de rechtszekerheid en voorzienbaarheid
van beslissingen te verhogen.
Het Centrum meent dat het hoorrecht (of beter nog een hoorplicht) voor personen met een handicap voor de
prioriteitencommissie (pag. 21 ontwerpbesluit) een belangrijke erkenning is van het zelfbeschikkingsrecht van
personen met een handicap.
Het hoorrecht binnen regionale prioriteitencommissies staat evenwel niet expliciet in het beschikkend gedeelte
van het besluit vermeld. Ook het installeren van een heroverwegingscommissie bij besluit van 9 januari 2015 –
met hoorrecht van de gebruiker – is belangrijk voor de rechtsbescherming en inspraak van personen met een
handicap.
Over de verlenging van de periode voor de toekenning van een noodsituatie (artikel 30
voorontwerpbesluit): Het VAPH kan aan situaties met plotse veranderingen in het sociale context van de
zorgvrager of van diens ondersteuners die resulteren in het niet langer kunnen functioneren in de huidige
woonsituatie en waarbij geen alternatief mogelijk een erkenning als noodsituatie toebedelen. Door voorliggend
besluit wordt de periode waarvoor een tijdelijke erkenning (en budget) kan worden verleend verruimd van 10
weken3 tot maximaal 22 weken, met een hernieuwde inschatting door het agentschap van de situatie na
maximaal 10 weken. Bovendien kan een situatie ook na 22 weken verder erkend worden als een noodsituatie, en
een voorlopig budget toegewezen krijgen van maximaal 12 maanden (art. 31 §2 derde lid).
De verruiming van de termijnen voor de erkenning als noodsituatie is een belangrijke tegemoetkoming aan
personen en gezinnen die zich in nood bevinden.
HET TER BESCHIKKING STELLEN VAN EEN BUDGET
Over het prioritair ter beschikking stellen van een budget aan 4 situaties (artikel 36 voorontwerpbesluit):
Zowel aan een noodsituatie, een “noodsituatie na noodsituatie”, bepaalde snel degeneratieve aandoeningen als
bij de overgang tussen min- en meerderjarigen (zonder vraag tot budgetverhoging) worden binnen de budgettaire
Besluit van de Vlaamse Regering van 9 januari 2015 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart
2006 betreffende de regie van de zorg en bijstand tot sociale integratie van personen met een handicap en betreffende de
erkenning en subsidiëring van een Vlaams Platform van verenigingen van personen met een handicap, wat betreft de
invoering van de beroepsprocedure en de verankering van de toetsingscriteria (B.S. 29 januari 2015).
2 “kloof tussen de huidige ondersteuning en de noodzakelijk ondersteuning”
3 Artikel 20 van het Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de regie van de zorg en bijstand tot sociale integratie van
personen met een handicap en betreffende de erkenning en subsidiëring van een Vlaams Platform van verenigingen van
personen met een handicap
1
4
Interfederaal Centrum voor gelijke kansen
en bestrijding van discriminatie en racisme
grenzen onmiddellijk budgetten toegewezen. Vanuit het recht op sociale bescherming en het standstill-principe
(respectievelijk artikel 28 en artikel 4 van het VN-verdrag) lijken deze maatregelen goede maatregelen.
Vanuit het principe van de-institutionalisatie en inclusie zou het bij de overgang van minder- naar
meerderjarigenzorg, een goede zaak zijn systematisch de geboden ondersteuning te herbekijken, evenwel
zonder (onmiddellijke) budgetinperking. Genoemde overgang vormt immers een belangrijk scharniermoment in
het leven.
HERZIENING VAN DE VRAAG TOT EEN PERSOONSVOLGEND BUDGET
Artikel 34 voorziet in de mogelijkheid om een aanvraag voor herziening van een toegewezen budget in te dienen.
Deze mogelijkheid staat open voor diegenen bij wie zich een significante wijziging heeft voorgedaan sinds de
jongste aanvraag. Al naar gelang alleen de prioriteit of de ganse aanvraag wijzigt, dient een
ondersteuningsplan/multidisciplinair verslag opgemaakt te worden of informatie ingewonnen te worden over de
prioriteit.
Het Centrum wijst op de beperkte normatieve duidelijkheid van het woord “significant”. In welke gevallen zal de
opmaak van een nieuw multidisciplinair verslag gefinancierd worden?
Artikel 35 biedt deze mogelijkheid tot herziening ook aan het VAPH. Als de situatie van de persoon ingrijpend
wijzigt en een nieuwe aanvraag voor een budget aangewezen is, kan het VAPH het initiatief tot herziening nemen
en vragen een nieuw ondersteuningsplan en multidisciplinair verslag op te maken. Voor het Centrum is het
evident dat in deze procedure de inspraak van personen of diens vertegenwoordiger maximaal gevrijwaard wordt,
niet in het minst door de zware administratieve/organisatorische last en de onzekerheid die dit alles meebrengt.
5
Download