Interfederaal Centrum voor gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en racisme Advies over de voorontwerpen van besluiten betreffende de erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarigen en flexibele aanbodcentra voor meerderjarigen Brussel, 18 december 2015 Inleiding Het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap zal gefaseerd worden geïmplementeerd vanaf 1 april 2016. In de aanloop naar het uitrollen van de persoonsvolgende financiering is het nodig om aan de VAPH-voorzieningen een erkennings- en subsidiëringskader te bieden dat het mogelijk maakt om de omslag te maken van een aanbodgestuurde naar een vraaggestuurde ondersteuning. Dit reglementair kader moet, in een context van regelluwte en flexibilisering van het handicapspecifiek ondersteuningsaanbod, toelaten om gepersonaliseerde antwoorden te vinden op de individuele wensen en noden van personen met een handicap. De voorliggende voorontwerpbesluiten houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap (MFC) en flexibele aanbodcentra voor meerderjarige personen met een handicap (FAM) beogen dit reglementair kader te bieden. Het reeds bestaande experimentele kader dat meer flexibiliteit bracht in het VAPH-ondersteuningsaanbod wordt door de voorontwerpbesluiten omgezet in regelgeving. Een logische stap, aangezien alle VAPH-voorzieningen reeds deelnamen aan dat experimentele kader op basis van individuele beheersovereenkomsten met het VAPH. Globaal genomen is het Centrum tevreden met deze voorontwerpbesluiten. Ze zijn immers gericht op het stimuleren van de-institutionalisatie en het vermijden van intensieve (residentiële) ondersteuning. Bovendien hebben ze als uitdrukkelijke doelstelling om aanbieders van handicapspecifieke niet-rechtstreeks toegankelijke ondersteuning toe te laten om tegemoet te komen aan de wensen en noden van individuele personen met een handicap in een regelluwe context. Het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap onderstreept het belang van individuele autonomie en onafhankelijkheid, met inbegrip van het recht om eigen keuzes te maken. Inzake het zelfstandig wonen en deel uitmaken van de maatschappij houdt dit de vrijheid in om te wonen in de maatschappij met dezelfde keuzemogelijkheden als anderen, om vrij de verblijfplaats te kiezen en om niet gedwongen te worden om te leven in een bepaalde leefstructuur. Om dit mogelijk te maken dienen personen met een handicap te kunnen beschikken over een gamma aan ondersteuningsmogelijkheden in de eigen leefomgeving, met inbegrip van persoonlijke assistentie, teneinde isolement en vervreemding van de maatschappij tegen te gaan. Alle diensten en faciliteiten die beschikbaar zijn voor het grote publiek dienen op gelijke voet beschikbaar te zijn voor personen met een handicap. Het VN-comité inzake de rechten van personen met een handicap heeft België aanbevolen verder werk te maken van de-institutionalisatie in zijn slotopmerkingen dd. oktober 20141 aangaande het eerste statelijk rapport van België. Concreet vraagt het VN-comité dat België de investeringen in collectieve structuren terugdringt en meer http://socialsecurity.fgov.be/docs/nl/publicaties/uncrpd/uncrpd-aanbeveling-180914-nl.pdf, geraadpleegd op 18 december 2015. 1 1 Interfederaal Centrum voor gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en racisme aandacht heeft voor het respecteren van individuele keuzes inzake ondersteuning. Een actieplan handicap moet erop gericht zijn om de problematiek van de wachtlijsten terug te dringen. Het Centrum zal hieronder een aantal aandachtspunten uit de voorontwerpbesluiten rond multifunctionele centra voor minderjarigen en flexibele aanbodcentra voor meerderjarigen naar voor schuiven en toelichten. Aandachtspunten - Betreffende de verwachtingen naar infrastructuur en basisuitrusting (art. 5 MFC en art. 5 § 1 FAM) en het respecteren van de privacy De formulering van deze bepalingen is ons inziens niet voldoende dwingend in het licht van het VNverdrag. Het VN-verdrag hecht immers veel belang aan de eerbiediging van het privéleven (artikel 22) en van de woning (artikel 23). De voorontwerpbesluiten beschermen deze fundamentele rechten onvoldoende door slechts te bepalen dat de privacy van de gebruiker “zo veel mogelijk” gegarandeerd moet worden. Het Centrum beveelt daarom aan om het (uiteraard progressief te realiseren) veralgemeende recht op individuele (toegankelijke) kamers en privé-sanitair sterker te verankeren. Het rapport van de Vlaamse Zorginspectie “Vaststellingen na twee jaar onaangekondigd inspecteren binnen de sector gehandicaptenzorg”2 maakte duidelijk dat beschikken over een eigen kamer lang nog geen algemene verworvenheid is in VAPH-voorzieningen3 en wees ook op de belangrijke uitdagingen rond bescherming van de privacy die dit meebrengt. - Over het op vraag aanbieden van niet-rechtstreeks toegankelijke hulp (art. 6 FAM) Deze bepaling maakt voor het Centrum onvoldoende duidelijk welke rol de Flexibele Aanbodcentra Meerderjarigen hebben inzake het vraaggestuurd werken en vooral in het oriënteren van personen naar een zo inclusief mogelijk leven. Een analoge bepaling ontbreekt geheel in het voorontwerp van besluit rond MFC, het trajectmatig werken wordt wel verwoord in art. 11 tweede lid MFC. Wat mag rond vraaggestuurd werken van respectievelijk FAM’s en MFC’s verwacht worden en wat is de rol ten opzichte van andere welzijnsactoren? Waar worden deze verwachtingen reglementair verankerd? - Over de ondersteuning door FAM’s en MFC’s bij het sluiten en opvolgen van huurovereenkomsten (art. 13 MFC en art. 7 FAM) Deze ondersteuning is belangrijk om bij te dragen tot de-institutionalisatie en om het leven in de gemeenschap (community-based living) te bevorderen. De ondersteuningsnood inzake wonen bestaat vaak ook al in de fase die het aangaan en opvolgen van een huurcontract voorafgaat4. Ondersteuning op maat vraagt geregeld al ondersteuning in het proces voorafgaand aan het sluiten van een huurcontract, bij 2 http://www4wvg.vlaanderen.be/wvg/zorginspectie/publicaties/Documents/rapport%20onaangekondigde%20inspecties_definit ieve%20versie.pdf 3 Uit het rapport blijkt dat Iets meer dan 80% van de volwassen cliënten die 24 uurszorg krijgen in zorginstellingen beschikken over een individuele kamer. Bij de kinderen ligt dit aandeel beduidend lager, namelijk op 64%. 4 Het exploratief onderzoek « De consultatie van personen met een handicap over hun grondrechten: resultaten en aanbevelingen » die het Centrum uit liet voeren in 2013/2014 maakte ondermeer duidelijk dat de zoektocht naar een aangepaste en betaalbare woning verre van een evidentie is. Zie hiervoor http://www.diversiteit.be/sites/default/files/documents/publication/rapport_consultatie.pdf 2 Interfederaal Centrum voor gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en racisme het zoeken naar een geschikte woning. De FAM’s en de MFC’s zouden ook deze ondersteuning moeten kunnen bieden en vooral ook dit reglementair erkend te zien. - Over de leeftijdsgrens van 21 jaar in functie van een opname in een MFC (art. 7 MFC) en de verlenging van verblijf tussen de leeftijd van 21 tot en met 25 jaar (art. 9 MFC). Vanuit het perspectief van het VN-verdrag is het belangrijk dat mensen met een handicap (en hun omgeving) met maximale keuzevrijheid zelf kunnen bepalen waar en hoe zij ondersteund worden, in een vrij gekozen leefregeling. Dit kan een MFC zijn – voor de passende afronding van de schoolloopbaan of een goed begeleide overgang naar andere vormen van ondersteuning bijvoorbeeld – maar alleen als dit een positieve en geïnformeerde keuze is. Maatregelen die de overgang van minder- naar meerderjarigenzorg faciliteren – waarbij vraagverheldering wordt voorzien, een ondersteuningsplan wordt opgemaakt en de hoogste prioriteit wordt gegeven aan de aanvraag van een persoonsvolgend budget – dienen ertoe bij te dragen dat jongvolwassenen niet gestrand blijven in de minderjarigenzorg. Het Centrum kan zich ten andere niet vinden in de rationale achter de bepaling gegeven in de toelichtende nota. De veralgemeningen in zinsneden5 zoals “het [is] nog moeilijker voor minderjarigen met beperkingen dan voor andere jongeren om de maturiteit van een volwassene te bereiken op de leeftijd van 18 jaar” of nog “de overgang naar een voorziening voor volwassenen op 18 jaar [zou] waarschijnlijk geen positief effect hebben” zijn niet in overeenstemming met het VN-verdrag. Het VN-verdrag stelt duidelijk het principe voorop dat alle personen met een handicap rechtsbekwaam zijn op grond van gelijkheid van anderen. - Over de vraag aan MFC’s en FAM’s om inhoudelijk en cijfermatig over beleidsmatig relevante thema’s te rapporteren (art. 14 MFC en art. 12 FAM) Het VN-comité inzake de rechten van personen met een handicap heeft in zijn slotopmerkingen aangaande het eerste statelijk rapport van België het belang benadrukt van beleidsmonitoring6. In dit opzicht erkent en onderstreept het Centrum het belang van deze bepaling om fenomenen als deinstitutionalisatie tastbaar te maken. Het Centrum toont zich graag bereid om met het alle relevante actoren mee op zoek te gaan naar passende indicatoren om de transitie van aanbodgestuurd naar vraaggericht werken zowel kwalitatief als kwantitatief in beeld te brengen. - Over de omzetting van personeelspunten in werkingsmiddelen (art. 19 MFC en art. 17 FAM) Binnen FAM’s en MFC’s wordt het toegelaten om maximum 10 % van de personeelspunten om te zetten in extra werkingsmiddelen. Deze omzetting gebeurt aan de hand van de waarde van een personeelspunt. Deze extra werkingsmiddelen (omzetting van personeelspunten naar werkingsmiddelen) worden ter advies voorgelegd aan het collectief overleg (de gebruikersraad) en de werknemersvertegenwoordiging. Voor omzettingen boven de 5% en beneden de 10% is het voorafgaandelijke en schriftelijk akkoord van de werknemersorganisaties vereist. 5 6 Toelichting bij voorontwerp van besluit MFC, pag. 5. Overweging 43. 3 Interfederaal Centrum voor gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en racisme In nieuwsbrief 9 van Perspectief 2020 van 16 oktober 20157, staat dat men hierdoor onder meer ander personeel kan aanwerven dat niet tot de beperkte omlijsting van functies behoort, maar wel een meerwaarde voor de werking kan inhouden. Op deze manier kan men beter tegemoetkomen aan de wensen van een individu met een handicap. Het Centrum is positief gestemd over deze maatregelen, daar ze passen in het door het VN-verdrag beoogde transitieproces van aanbodgestuurde naar vraaggestuurde ondersteuning. Daarenboven verwelkomen we het participatief proces met de gebruikers dat er mee samengaat. Het Centrum stelt zich wel de vraag of de vereiste dat in bepaalde gevallen het akkoord van de werknemersorganisaties wordt vereist, verzoenbaar is met het de-institutionalisatiedenken. Wat bovendien bij meningsverschillen tussen het collectief overleg en de representatieve werknemersorganisaties? Tot slot beveelt het Centrum aan om de omzetting van personeelspunten in werkingsmiddelen een expliciet punt van beleidsevaluatie te maken. Het gestelde maximum kan vervolgens in functie van deze evaluatie en de resultaten van de verdere uitrol van personeelsvolgende financiering aangepast worden. - Over de toekenning van het gewaarborgd inkomen indien PMH niet zelf voor hun woon- en leefkosten instaan (art. 24 FAM) De toelichting bij deze bepaling uit het voorontwerp verantwoordt deze maatregel duidelijk als overgangsmaatregelen. De verdere realisatie van persoonsvolgende financiering zal dus een discussie noodzaken over het behoud van deze maatregel. Het onafhankelijk mechanisme VN-verdrag wenst in aanloop van dit overleg op te merken dat ons inziens de huidige regelingen discriminatoir zijn en in tegenspraak zijn met het VN-verdrag, in die mate dat de gemaakte onderscheiden niet redelijkerwijze verantwoord worden en bovenal onderscheid maken naar aard en intensiteit van handicap (en het al dan niet arbeidsgeschikt zijn). Non-discriminatie is een grondbeginsel van het VN-verdrag neergelegd in artikel 3(b) van het VN-verdrag en artikel 28 VN-verdrag waarborgt het recht op een behoorlijke levensstandaard zonder onderscheid op grond van handicap. Toekomstige financiële regelingen, ook sociale-culturele toelagen, dienen zondermeer neutraal te zijn naar aard of intensiteit van handicap. Daarenboven benadrukt het onafhankelijk mechanisme VN-verdrag voor de toekomst het belang van een voldoende hoog (vrijelijk besteedbare en beschikbare) inkomen voor alle personen met een handicap – ook indien intensieve handicapspecifieke ondersteuning wordt geboden – teneinde isolement te doorbreken en maatschappelijke participatie alle kansen te geven. - Over de ondersteuningsmodule “schoolvervangende dagopvang” als ondersteuningsmodule (art. 25 MFC) Het Centrum wenst hierrond in herinnering te brengen dat het VN-verdrag principieel aan iedere persoon met een handicap het recht op onderwijs erkent (art. 24 VN-verdrag). Personen met een handicap kunnen niet op grond van hun handicap uitgesloten worden van het algemeen onderwijssysteem en van deelname aan gratis en verplicht basisonderwijs en voortgezet onderwijs (art. 24 2. a.). Vrijstellingen van leerplicht op grond van handicap zijn fundamenteel in tegenspraak met het VN-verdrag. Het Centrum beveelt de minister van Welzijn aan om er bij de minister van Onderwijs verder op aan te dringen om ook onderwijs te 7 http://www.perspectief2020.be/nieuwsbrief/nummers/perspectief-2020-nummer-9#overlaycontext=nieuws/perspectief-2020-nieuwsbrief-nummer-8-uit, geraadpleegd op 18 december 2015. 4 Interfederaal Centrum voor gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en racisme voorzien en subsidiëren voor leerlingen die verblijven in schoolvervangende dagopvang. Bovendien dient er op toegezien te worden dat betrokken personen met een handicap (en hun netwerk) geen meerkosten voor dagopvang hebben op grond van het loutere feit dat ze geen gewoon of buitengewoon onderwijs kunnen volgen. * ** 5