Naam: ……………………………………………………………………………………….… Nr.: ………… Proef getallenkennis - 1 Klas 6C, 15/10/02 1. Kleur alle negatieve getallen rood. Kleur alle positieve getallen groen. + 75 2. - 0,002 11/23 105 27 18 4 7 - 12,4 (2p.) 8/4 0,01 Buiten 1 en 143 heeft 143 nog twee delers. Welke? Noteer ze hieronder. {del 143} = {1,………......,...…………,143}. (2p.) 3. Als ik 67 van de 80 vragen juist beantwoord, dan heb ik ……………… procent. Reken op de ommezijde uit tot op één tiende procent nauwkeurig. (1p.) 4. Kleur groen: alle getallen die exact twee delers hebben. M.a.w. omkring de getallen met enkel zichzelf en één als deler. Schrap vervolgens alle getallen die meer dan 2 delers hebben. 4444 5. 41 2 13 195 174 237 27 g.g.d. = ............................... Vul telkens de ontbrekende factor aan. (2p.) 266 = 14 x ……... 7. 37 Zet de volgende breuk in zijn eenvoudigste vorm door zowel van de teller (T) als van de noemer (N) de grootste gemene deler te zoeken. (2p.) T 252 = = .................................. N 48 6. 177 (4p.) 1001 = 143 x ……... Zeg waarom het getal 21456 deelbaar is door vier: (1p.) ……………………………………………………………………………………… 8. Omkring de grootste breuk. Reken uit indien nodig (eventueel via een staartdeling!) 47/50 9. 37/40 37/80 Kleur één vierde van de zeshoek lichtgroen. 99/101 (1p.) 777/779 (1p.) Naam: ……………………………………………………………………………………….… Nr.: ………… Proef getallenkennis - 2 Klas 6C, 15/10/02 10. Het gestreept deel moet de helft zijn van de totale oppervlakte. Welke 2 tekeningen zijn juist? Omkring de letters. (1p.) 11. Het hoeveelste deel van het totaal aantal stippen zijn buiten de kromme ? (1p.) A. 3/4 B. 1/2 C. 1/3 D. 5/6 E. 12/8 12. Welke breuk van het geheel vormen de witte bolletjes ? Omkring de letter. (1p.) A. 1/6 B. 3/5 C. 3/8 D. 5/8 E. 25/10 13. Welke van de volgende breuken zijn gelijk aan 1,6 ? Omcirkel. (3p.) 8/100 272/170 8/5 4/50 16/10 0,600 Naam: ……………………………………………………………………………………….… Nr.: ………… Proef getallenkennis - 3 Klas 6C, 15/10/02 14. Schrijf van groot naar klein. Omcirkel eerst wat gelijk is aan 60%. (6p.) 6/4 6,4 6/100 0,60 22/3 …………….. …………….. …………….. …………….. …………….. 15. Verschuif in het getal 27,5 de komma één rang naar links. Wat is het verschil tussen het oorspronkelijke en het nieuw gevormde getal? Reken hieronder uit. (1p.) 16. Welk van de volgende getallen zijn geen deler van 72 ? Omcirkel. 2 17. 12 24 6 168 0 144 (4p.) 360 Schrijf in een kommagetal: honderdachtenzeventig duizendsten. (1p.) ………………………………………………………………………………………….. 18. Welke breuk duidt het verschil aan tussen 1/8 en 1/9. Reken uit. (1p.) ………………………………………………………………………………………….. 19. Hieronder staan 4 staafjes getekend van 5 cm lengte. Van welk staafje is 60 % van de lengte zwart doorstreept ? Omkring de letter. (1p. ) 20. Omkring ALLE getallen die deelbaar zijn door 8. (3p.) 98 106 116 126 130 192 196 312 3188 3384 Naam: ……………………………………………………………………………………….… Nr.: ………… Proef getallenkennis - 4 Klas 6C, 15/10/02 21. Rangschik van groot naar klein. Noteer enkel de letters. A = 2/50 B = 3/40 C = 7/125 D = 8/500 (1p.) E = 5/7 ……………*……………*……………*……………*…………… 22. Als we 10 % korting krijgen op b.v. 1200 euro, dan moet ik die 1200 euro (1p.) vermenigvuldigen met ………………. (kommagetal !) om de echte prijs te kennen. 23. Teken hieronder op het lijnstuk van 15 cm (= 100%) lang de volgende waarden op de juiste plaats. Gebruik verticale streepjes. (1p.) 1/2 24. 1/3 Als we 21 % BTW betalen op b.v. 17000 euro, dan moet ik die 17000 euro 1/4 (1p.) vermenigvuldigen met ………………. (kommagetal !) om de echte prijs te kennen.