Demagogen Door: Anton van Hooff In verkiezingstijd zijn de

advertisement
Demagogen
Door: Anton van Hooff
In verkiezingstijd zijn de beschuldigingen van demagogie niet van de lucht.
Oorspronkelijk waren demagogen de volksleiders in het antieke Griekenland. Met knappe
redevoeringen mobiliseerden zij de massa en haalden de politiek uit handen van de oude
elite. Die was daar niet blij mee, en zorgde ervoor dat het woord 'demagoog' de nare
betekenis kreeg die het nu nog heeft.
Wie aan politiek doet, spreekt Grieks. Het woord 'politiek' zelf is van Griekse herkomst.
'Politiek' betekent 'dat wat te maken heeft met de polis'. Vaak wordt polis vertaald met
'stadstaat', maar die weergave is misleidend. Want dat roept voor ons het beeld op van
een stad die een staat is, zoals Singapore of Monaco. In de Oudheid ging het echter om
een gemeenschap die zich vormde in de kantons van Griekenland. De oerkantons van
Zwitserland of Europese staatjes als Andorra en San Marino geven een idee hoe een
Griekse polis eruitzag. Er waren honderden van zulke eenheden, met elk hun eigen
'politieke' organisatie.
De verschillende bestuurssystemen kregen namen die nog steeds tot het politieke
vocabulaire behoren. Zo lag in een monarchie het machtszwaartepunt bij de ene (monos)
vorst. Bij de aristocratie werd de elite (aristoi betekent 'de besten') geacht de
gemeenschap onzelfzuchtig te leiden. Als deze topgroep het algemeen belang uit het oog
verloor, verdiende zijn heerschappij een verachtelijke aanduiding: 'weinigenmacht'
(oligarchia).
De meest verbreide oer-Griekse term is dèmokratia, letterlijk 'volksmacht'. Waarschijnlijk
was dit eerst een scheldwoord in de mond van oude aristocraten. Zij vonden het
waanzinnig dat het volk het laatste woord zou hebben. Maar de voorstanders van de
volksmacht maakten democratie tot een geuzennaam. Zoiets moet ook zijn gebeurd met
het woord dèmagogos, dat letterlijk niet meer dan 'volksleider' betekent, maar dat als
scheldwoord ontstond.
Willekeur
In de antieke teksten die tot ons zijn gekomen, duikt het woord 'democratie' voor het
eerst op bij de historicus Herodotos (ca. 484-424). Hij laat dit woord gebruiken in een
debat tussen drie Perzische kopstukken over de beste staatsvorm voor Perzië na de dood
van usurpator Smerdis, in 521 v.Chr. Een van de drie, Otanes, houdt een pleidooi voor
volksmacht: die voorkomt volgens hem de willekeur waartoe iedere monarch gedoemd is
te vervallen. Zijn twee gesprekspartners schetsen in schrille kleuren de nadelen van de
democratie. In de ogen van de een, Megabyzos, mist het volk ieder inzicht: 'Het forceert
zaken door zich er onbesuisd op te storten, als een rivier die in de winter is gezwollen.'
En volgens de ander, Darius, haalt democratie altijd het morele niveau van de
gemeenschap omlaag: slechte elementen grijpen hun kans en kunnen hun gang gaan,
tot een leider van het volk een einde maakt aan hun kwalijke praktijken. Die leider wordt
daardoor zo populair dat hij in feite een monarch is. En aangezien democratie toch altijd
op monarchie uitloopt, waarom zou je dan die onnodige omweg nemen? Darius trekt in
dit debat aan het langste eind.
Geschiedenis HV4 | Opdracht: Ideale staatsvorm | Demagogen
Het is natuurlijk uiterst onwaarschijnlijk dat zo'n debat in Perzië echt heeft plaatsgehad.
Discussies over de kwaliteiten van de verschillende politieke systemen waren typisch
Grieks, en de argumenten voor en tegen democratie die Herodotos beschrijft doen dan
ook heel Grieks aan. Omdat de Perzen niet-Grieken waren, barbaroi, maakten ze
natuurlijk een foute keus. Ze voerden de monarchie in en stelden Darius tot koning aan.
Geen wonder dat de Perzen, die alleen maar slaafse onderdanen waren, het vervolgens
aflegden tegen de vrije Grieken toen het tot een botsing tussen Oost en West kwam. Dat
gebeurde in de Perzische Oorlogen - in feite één grote oorlog, van 499 tot 449. De
Griekse burgersoldaten die in de Slagen van Marathon (490) en Salamis (480) de
Perzische numerieke overmacht versloegen, wisten waarvoor zij vochten: de polis was
een zaak van 'wij' en niet van 'hij of zij daar aan de top'.
'Stinkende leerlooier'
In het debat over de beste staatsvorm gebruikt Herodotos niet het woord 'demagoog',
maar heeft hij het over 'iemand die het volk voorstaat'. Wellicht had de schrijver daarbij
Perikles in gedachten (ca. 470-429), die in Athenes grote tijd van jaar tot jaar gekozen
werd tot commandant, stratègos.
De tweede grote Griekse historicus, Thoukydides (ca. 455-400; Latijn: Thucydides), zegt
over het regime van deze Perikles: 'In naam was er democratie, maar in feite een bewind
door één man.' Thoukydides vond die situatie prima. Zelf behoorde hij tot de Atheense
elite, en hij kon zich in de democratie vinden zolang het volk werd geleid door
verstandige leiders uit oude families zoals Perikles, 'indertijd de eerste man van de
Atheners en het meest competent in spreken en handelen'.
Perikles wordt door Thoukydides nergens volksleider, dèmagogos, genoemd. Hij
reserveert deze op zich neutrale term voor wat hij als 'volksmisleiders' ziet. Bij hem zijn
Kleon (? -422) en Alkibiades (ca. 450-404) de gebeten hond. Zij grijpen hun kans na
Perikles' dood in 429. De grote oorlog met Sparta, de Peloponnesische Oorlog (431-404)
is dan twee jaar aan de gang. Athene had zich tot dan toe - soms morrend - gehouden
aan Perikles' strategie: het moest het niet laten aankomen op een veldslag, want die
zouden de Spartanen ongetwijfeld winnen. Athene moest vertrouwen op zijn vloot, die
landingen bij de bondgenoten van Sparta kon uitvoeren en zo Sparta in zijn hemd zetten.
Het was genoeg als de machteloosheid van Sparta werd gedemonstreerd.
Kleon en Alkibiades lieten deze ingehouden strategie varen. In vurige redevoeringen
hitsten zij het volk op om de oorlog agressiever te voeren. Deze 'demagogie' leidde
bijvoorbeeld tot interventie op het verre Sicilië, een klassiek geval van militaire
overstretch. Uiteindelijk waren het dit soort militaire avonturen die de Atheense
nederlaag veroorzaakten.
Vooral op Kleon is Thoukydides gebeten. Door zijn afkomst voldeed deze niet aan de
normen die tot dan toe in het politieke bedrijf golden. Hij kwam niet uit een
regentenfamilie, zoals Perikles, maar was ondernemer. Hij bezat een schoenenfabriek,
wat de komediedichter Aristophanes aanleiding gaf grappen te maken over 'die stinkende
leerlooier'. Kleon weigerde de oude achterkamertjespolitiek te bedrijven, waarbij alles
bedisseld werd in coterieën van families en vrienden. Een anekdote wil dat hij aan het
begin van zijn politieke loopbaan demonstratief al zijn vriendschappen opzegde om
duidelijk te maken dat voortaan zijn enige vriend het volk was. In zijn redes zoals
Thoukydides die weergeeft, stelt Kleon zich op als de woordvoerder van de eenvoudige
Geschiedenis HV4 | Opdracht: Ideale staatsvorm | Demagogen
burger, die geen boodschap heeft aan de mooie praatjes van intellectuelen. Door deze
volkse stijl van praten overtuigde hij het volk telkens weer, stelt Thoukydides met
verachting vast.
Domheid regeert
Hoe is het toch mogelijk dat zo'n kerel aan het langste eind trekt, vraagt een anonieme
schrijver zich in die tijd af. 'Het antwoord is dat het volk begrijpt dat de domheid en lage
stand van die man in combinatie met zijn politiek standpunt voordeliger zijn dan de
morele kwaliteiten en het inzicht van iemand van betere stand, die een politiek
tegengestelde opvatting heeft.'
Het lijkt erop dat deze naamloze criticus van de democratie antwoord geeft aan
gelijkgezinden uit andere Griekse poleis, die zich afvragen hoe het mogelijk is dat zulke
erkende onzin als democratie toch in Athene kan bestaan. Wint dan niet altijd de wijsheid
van de elite? Nee dus, zegt de anonieme criticus, de democratische leiders weten de
zelfzucht van de massa goed te bespelen. Hij beschouwt die volksleiders overigens als
verraders van hun eigen stand: ze weten beter, maar kiezen het slechte.
Het Atheense blijspel trekt op eigen wijze van leer tegen de demagogie. Aristophanes
(ca. 445-388) drijft volop de spot met Kleon. In Ruiters (424) wordt Kleon neergezet als
een allochtone slaaf - dus geen raszuivere Athener. Hij wordt belachelijk gemaakt in zijn
pogingen om het volk (in het toneelstuk verbeeld door de oude heer Dèmos) voor zijn
karretje te spannen door het met allerlei lekkernijen te vertroetelen. De pogingen in het
toneelstuk mislukken; Kleon trekt aan het kortste eind.
Het is een teken van de vitaliteit van de Atheense democratie dat zij met zichzelf liet
spotten - en dat nog wel midden in oorlogstijd. Hetzelfde volk dat Kleon in de
volksvergadering vaak steunde, gaf Aristophanes de eerste prijs voor een toneelstuk
waarin de demagoog bespottelijk werd gemaakt.
Kleon moet een effectieve spreker zijn geweest. In de volksvergadering kreeg hij, zoals
iedereen die wilde spreken, van de waterklok maar een minuut of zes om zijn punt te
maken. In Athene staat nog steeds het rotspodium van de Pnyx vanwaar Kleon de
volksvergadering toesprak. Als je daar nu staat, besef je wat voor formidabel redenaar
hij geweest moet zijn. Alleen al fysiek was het een hele prestatie om een menigte van
wel 6000 man in de openlucht te bereiken. De toespraak moest luid en raak zijn.
De kunst van de overreding leerde de Griekse politicus van leraren in de
welsprekendheid, die in die tijd met de algemene term voor deskundigen als sophistai
werden betiteld. Sofisten als Prodikos, Gorgias en Protagoras worden door Plato (ca. 429347) voorgesteld als charlatans. In zijn ogen laten zij zich alleen leiden door het streven
naar succes. Ze malen niet om de waarheid (die van Plato natuurlijk), maar brengen hun
leerlingen bij hoe ze de zwakke redenering sterk kunnen maken - wij zouden zeggen: het
kromme recht te praten. Door Plato's toedoen hebben de woorden 'sofist' en ' sofisme'
definitief een negatieve betekenis gekregen. Zoiets is ook gebeurd met ' retorisch', dat
dankzij Plato nu staat voor 'hol en bombastisch'.
In feite hebben de sofisten de kunst van het wél spreken, de retorica dus, gemaakt tot
de leerschool van de antieke politicus. Iemand die in het openbaar niet goed kon
spreken, kon in de Oudheid een politieke loopbaan wel ver-geten. Veel van die retorische
traditie is in de Angelsaksische landen bewaard gebleven en wekt nu onze jaloezie op.
Geschiedenis HV4 | Opdracht: Ideale staatsvorm | Demagogen
Schervengericht
De geschiedenis wordt niet alleen geschreven door de overwinnaars, maar ook door
antidemocraten. Eigenlijk heeft het Westen altijd te veel Plato gelezen. Dankzij deze
klassieke auteur stond het begrip 'democratie' vele eeuwen voor het chaotische bewind
van een grillige massa. Pas omstreeks 1800 durft een enkeling zich democraat te
noemen. En het zijn Friedrich Nietzsche (1844-1900) en Karl Popper (1902-1994) die
Plato van zijn voetstuk stoten. Popper ontmaskert de cirkelredenering van Plato. Deze
laat Sokrates telkens weer betogen dat leken de vakbekwaamheid ontberen om de
gemeenschap te besturen. Schoenmakers zouden bij hun leest moeten blijven. De beste
polis kan alleen ontstaan als de besten het voor het zeggen hebben. Dank je de koekoek,
zegt Popper; wie zijn dan die besten? En wie maakt uit wie tot de besten behoren? Zeker
de Plato's, de wijzen die pretenderen als enigen te weten wat goed voor het volk is?
Zulke lieden zijn gedoemd totalitaire heersers van ideale staten te worden. Er loopt voor
Popper een rechte lijn van Plato naar Marx, Stalin en het fascisme (dat juist verslagen
was toen Poppers boek The Open Society verscheen).
Democratie is voor Popper een systeem dat voorkomt dat er rampen gebeuren als er
bijgeval slechteriken aan de macht komen. Zo werkte de Atheense democratie ook. Zij
ging er eenvoudig van uit dat iedereen zodra hij de kans kreeg misbruik zou maken van
de macht. Daarom werd het politieke bestel zo ingericht dat de kans op misbruik tot een
minimum werd beperkt. Vandaar bijvoorbeeld ambtsperiodes van niet langer dan één
jaar. En mocht een gekozen leider zich tot potentaat ontpoppen, dan kon die door middel
van het zogeheten schervengericht aan de kant worden gezet. Bij deze stemprocedure
schreven de kiezers de naam van een persoon op een stuk gebroken aardewerk. Kreeg
iemand minimaal de helft van de uitgebrachte 'stemmen', dan werd die voor tien jaar
verbannen. Terwijl ons systeem van vertegenwoordigende democratie uitgaat van
vertrouwen (mandaat), berustte het Atheense systeem op een heilzaam wantrouwen.
De antieke democratie beschikte - net als haar moderne naamgenoot - over het
vermogen zichzelf te vernieuwen. Spelregels werden veranderd als er spelbederf werd
waargenomen. Zo legde de volksvergadering zichzelf beperkingen op bij het veranderen
van wetten toen zij een paar keer te ondoordachte wetten had doorgevoerd. Demagogen
die voorstellen hadden gedaan die achteraf onberaden bleken, konden zware boetes
oplopen.
De Atheense democratie is dan ook niet door demagogische volksleiders te gronde
gegaan. De ondergang begon in 338, toen het Atheense polisleger het bij Chaironeia
aflegde tegen Macedonië. Enige tijd later was Athene alleen nog in naam een democratie,
maar in feite de heerschappij van een stel regenten.
Een vitale democratie zoals de Atheense die in de vijfde en vierde eeuw was, kan tegen
de stoot die 'demagogen' haar geven. Het lijkt erop dat de Nederlandse democratie al na
vier jaar de schok van Fortuyns populisme te boven is. Een snufje demagogie op z'n tijd
is het zout voor de democratie.
bron: Historisch Nieuwsblad
Geschiedenis HV4 | Opdracht: Ideale staatsvorm | Demagogen
Download