OVERZICHT ADMINISTRATIEVE LASTEN ZORGINSTELLINGEN VGN. 1. Inleiding Leden van de VGN ervaren een sterke toename in de administratieve lasten. Veel tijd en energie gaat zitten in de administratie die zij liever aan de cliënten besteden. Zoals toegezegd tijdens ons overleg, sturen wij u hierover een notitie met toelichting. Voor de volledigheid kunnen wij u mededelen dat wij onlangs een brief met vergelijkbare inhoud naar staatssecretaris Ross gestuurd hebben. Dit naar aanleiding van een bestuurlijk overleg met de staatssecretaris op 10 oktober jongstleden alwaar de VGN ook haar zorgen geuit heeft over de toename in administratieve lasten. Hoofdconclusie in deze notitie is dat het speerpunt van het Kabinet om de administratieve lasten met 25% te laten afnemen, helaas voor de gehandicaptenzorg niet is gerealiseerd. Hoewel wij begrip hebben voor een aantal ontwikkelingen, vragen wij met klem aandacht voor de administratieve lasten bij onze instellingen. Het is daarbij goed om te realiseren dat bijgaande notitie alleen betrekking heeft op de administratieve lasten die ontstaan zijn door VWS-beleid. In deze brief zijn verplichtingen die voortvloeien uit het beleid van andere ministeries niet eens aan de orde geweest. Wij verzoeken u om tijdens de begrotingsbehandeling aan te dringen op een toezegging van de staatssecretaris dat in 2007 een einde komt aan alle dubbelingen in de informatiestromen. Op dit moment wordt dezelfde informatie meerdere malen (in andere formats) opgevraagd en ook nog door meerdere partijen. Het gaat hierbij met name om het jaardocument maatschappelijke verantwoording, de materiële controle door zorgkantoren en de Kaderregeling AO/IC. 2. Invoering zorgzwaartebekostiging De toename van administratieve lasten wordt onder andere veroorzaakt door de invoering van de zorgzwaartebekostiging (ZZB). Het technische uitvoeringswerk dat voor de invoering nodig is, leidt tot een enorme piekbelasting bij instellingen. De administratieve lasten voor de zorgaanbieders in de invoeringsperiode (heden tot en met 2007) worden vooral veroorzaakt door het scoren van cliënten naar zorgzwaartepakketten (ZZP’s), het opleiden van medewerkers en het voorlichten van cliënten. De VGN heeft berekend dat voor de invoering van de ZZB zo’n 50 euro per cliënt gerekend moet worden (totaal ongeveer 3 miljoen euro). Hiertegenover staat een beperkte tegemoetkoming van 7 euro per cliënt (dit betekent ongeveer 400.000 euro voor de hele gehandicaptensector). Instellingen die meegedaan hebben aan de pilots ZZB worden hierbij extra belast: zij dienen hun cliënten opnieuw te scoren, omdat reeds aangeleverde gegevens niet gebruikt kunnen worden. Naast incidentele kosten krijgt onze sector ook structureel te maken met extra kosten. Het gaat daarbij om kosten voor het coördineren van de dagbesteding en het aanvragen en verwerken van herindicaties. 3. Contracteerbeleid en aanbestedingsprocedures Met het contracteren van de extramurale zorg langs aanbestedingsregels is de administratieve lastendruk voor zorgaanbieders in de gehandicaptenzorg aanzienlijk toegenomen. De 32 zorgkantoren produceren omvangrijke aanbestedingsdocumenten, zo is een aanbestedingsdocument van 45 pagina’s geen uitzondering. Ondanks centrale regie door Zorgverzekeraars Nederland hanteren zorgkantoren in de praktijk een eigen inkoopbeleid; zij kiezen voor eigen beoordelingscriteria, die leiden tot vergaande 1 verplichtingen voor zorgaanbieders. Veel aanbieders in de gehandicaptenzorg hebben daarbij te maken met meerdere zorgkantoren. 4. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) In voorbereiding op de inwerkintreding van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) worden gegevensbestanden van cliënten uitgewisseld tussen gemeente en zorgkantoor. Inmiddels is gebleken dat veel van deze cliëntenbestanden vervuild zijn en moeten worden opgeschoond. Sommige gemeenten hebben te maken met zo’n 30-50% foutenmarge in hun gegevens. De staatssecretaris heeft maximaal 5 miljoen euro uitgetrokken om dit probleem nog voor 1 januari 2007 te kunnen oplossen (“taskforce implementatie Wmo”). Om dit probleem op te lossen heeft het ministerie van VWS onder andere een brief gestuurd aan zorgaanbieders met het verzoek om per ommegaande voor alle Wmo-cliënten de juiste cliëntgegevens aan te leveren. Dit betekent natuurlijk een administratieve belasting voor zorgaanbieders waar verder niets tegenover staat. 5. Registratie en verantwoording Zorgaanbieders ervaren druk bij de registratie en verantwoording van hun productiecijfers. Informatie moet in verschillende vormen en aan diverse partijen worden aangeleverd en dan nog vaak meerdere keren. Het ontbreekt dus aan voldoende samenhang en coördinatie. Instellingen moeten bijvoorbeeld informatie aanleveren voor: het project Ultieme Vulling en de AWBZ-brede zorgregistratie (AZR), het jaarrapport Maatschappelijke Verantwoording, de materiële controle door het zorgkantoor, het Early Warning Systeem, de Kaderregeling AO/IC, de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen (Bopz) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Daarnaast wordt informatie ‘vrijwillig’ aangeleverd, zoals de HKZcertificering, de cliëntenraadpleging benchmark en Kiezen in Zorg. Zaken die het beter maken voor de klant, maar die wel leiden tot extra administratieve lasten. In de subparagrafen hierna vindt u een uitgebreide toelichting op de administratieve lasten bij genoemde informatiestromen. a. Toezicht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft medio 2006 aan alle VGN-leden die 24uurszorg leveren een Inspectieformulier toegestuurd met 54 vragen die zicht moeten geven op de vraag of de geboden zorg "meer of minder risicovol" is. Het betreft hier een nieuwe vorm van toezicht. Om deze vragen op de gewenste manier te kunnen beantwoorden is de zorgaanbieder vooraf gevraagd om de organisatie op te delen in onderdelen van maximaal 100 tot 150 FTE's. Dit laatste betekende voor veel respondenten een kunstmatige indeling van de organisatie die niet aansluit op hun informatiesysteem. Veel handwerk dus! Respondenten die kozen voor het aansluiten bij de bestaande (kleinere) eenheden, moesten een veelvoud van het aantal formulieren invullen en deze vervolgens omrekenen tot de juiste grootheid. Er zijn bij de VGN veel reacties van leden binnengekomen op de administratieve belasting die deze wijze van toezicht met zich meebrengt. Een ander aspect betreft de nieuwe administratieve verplichtingen die voortvloeien uit de wijzigingen in de Wet Klachtrecht Cliënten Zorginstellingen en de Kwaliteitswet Zorginstellingen (bijvoorbeeld het melden van calamiteiten aan de Inspectie). 2 b. Jaardocument maatschappelijke verantwoording Het Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording is een instrument waarmee de zorgaanbieder zich verantwoordt naar zijn stakeholders. Tegelijkertijd kan de zorgaanbieder met gebruikmaking van de jaarverantwoording voldoen aan de informatieverplichtingen die hij heeft ten aanzien van een aantal verantwoordingspartijen. Het jaardocument beoogt door eenheid van taal en uniformering de informatievoorziening van zorginstellingen aan stakeholders te verbeteren. Tegelijkertijd is het de bedoeling dat hierdoor de administratieve lasten voor de zorginstellingen verminderen. Het Raamwerk van de Raad voor de Jaarverslaglegging vormt het uitgangspunt voor de wettelijke grondslag van de jaarverantwoording. Het was oorspronkelijk de bedoeling dat vanaf het verslagjaar 2006 alle instellingen in de zorgsector verplicht zijn verantwoording af te leggen via het Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording. Echter vanwege het ontbreken van een goed werkende digitale invoertool is deelname aan het jaardocument 2006 vrijwillig. Per verslagjaar moeten zorginstellingen aan hun wettelijke informatieplicht voldoen. Instellingen stellen voor verschillende informatievragers (waaronder het CBS, de overheid en het CTG/ZAio) verslagen op en vullen enquêtes in. Het komt regelmatig voor dat dezelfde gegevens door meerdere partijen (afzonderlijk van elkaar) worden gevraagd. Deze dubbelingen zorgen voor extra administratieve lasten. Deze situatie blijft voorlopig bestaan omdat de wettelijke verplichting tot het aanleveren van de verantwoordingsgegevens voor het jaardocument met tenminste één jaar is uitgesteld. Op zijn vroegst zal de zorgbrede wettelijk verplichte jaarverantwoording worden gerealiseerd halverwege 2008 over het verslagjaar 2007. De beoogde reductie van de administratieve lasten is dus vooralsnog niet gerealiseerd. Uit de evaluatie van het jaardocument 2005 blijkt zelfs dat op dit moment de feitelijke administratieve lasten iets hoger liggen dan bij de jaarverantwoording ‘oude stijl’. c. Kiezen in zorg In het kader van het project “Kiezen in zorg” wordt instellingen gevraagd feitelijke informatie aan te leveren over hun organisatie. De VGN ondersteunt dit door VWS geïnitieerde project, omdat het leidt tot meer transparantie. Echter, ook de vrijwillige aanlevering van gegevens leidt tot een administratieve belasting voor instellingen. De VGN heeft voor het aanleveren van deze gegevens een viertal vragenlijsten ontwikkeld. De vragenlijsten hebben betrekking op het concernniveau, het product wonen en kortverblijf, dagactiviteiten & werk en tot slot ambulante diensten. Het is de bedoeling dat de feitelijke informatie op een zo laag mogelijk niveau in de organisatie wordt aangeleverd. Dit betekent veel in te vullen vragenlijsten en daarmee een administratieve belasting voor de instelling. Eventuele mutaties binnen de organisatie dienen ook bijgehouden te worden. Bovendien vragen gemeenten de laatste tijd vergelijkbare feitelijke informatie in het kader van de Wmo, bijvoorbeeld in de regio Midden-Limburg. Dit betekent voor instellingen dat ze nóg een keer formulieren moeten invullen. d. Cliëntenraadpleging In 2006-2007 vindt de eerste VGN branchebrede benchmark binnen de gehandicaptenzorg plaats. De deelnemende instellingen laten zich daarbij vrijwillig, onafhankelijk en in samenhang onderzoeken op de onderdelen cliënttevredenheid, medewerkerstevredenheid en financiële prestaties. Bij de opzet van de benchmark is in acht genomen dat de resultaten door de instellingen ook gebruikt kunnen worden voor het Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording, HKZ-(opstap-)certificatie, keuze-informatie voor cliënten en (het welzijnsdeel van) de Risico Inventarisatie en Evaluatie. Voor de cliëntenraadpleging is 3 daarom aangesloten bij de CQ-index voor de gehandicaptensector die door het NIVEL is ontwikkeld in opdracht van ZonMw. De CQ-index meet de ervaringen van cliënten en ouders/vertegenwoordigers met de kwaliteit van zorg- en dienstverlening in de gehandicaptenzorg en kwaliteit van bestaan, voor zover dit iets zegt over de prestaties van de zorgaanbieder. Door de specifieke kenmerken van cliënten in de gehandicaptenzorg kan echter niet simpelweg worden volstaan met het versturen van schriftelijke CQ-index vragenlijsten. Om de cliënten op passende wijze te raadplegen is het noodzakelijk dat de vragenlijsten grotendeels via interviews worden afgenomen. In de periode van oktober 2006 tot april 2007 worden in dat kader 18.000 cliënten geïnterviewd. Dat vraagt om een enorme organisatie: steekproeven moeten worden getrokken, planningen gemaakt, toestemming voor het interview gevraagd, soms locaties en vervoer voor het interview geregeld en interviewers moeten op pad om de interviews af te nemen. Daarbij moet ook zorgvuldig worden geregistreerd bij welke cliënten géén interview plaatsvindt en wat de reden daarvan is. Door de bij de ontwikkeling betrokken landelijke organisaties is op 28 september 2006 immers vastgesteld dat bij de CQ-index sprake is van een groeimodel. In dat kader is het belangrijk dat gegevens over de uitvoering van de cliëntenraadpleging in de benchmark gehandicaptenzorg 2006 zorgvuldig worden geregistreerd, zodat de huidige vragenlijsten kunnen worden geëvalueerd en de methodiek verder kan worden ontwikkeld. Alles overziend is de benchmark gehandicaptenzorg een zeer nuttige exercitie, die met name door de uitvoering van de cliëntenraadpleging ook een grote administratieve belasting en aanzienlijke financiële consequenties kent. De VGN wil een dergelijke meting daarom eens per drie jaar uitvoeren. Echter, zorgkantoren eisen op grond van hun contracteerbeleid minimaal een keer in de twee jaar een cliëntenraadpleging. Dit zou een nog grotere administratieve belasting betekenen. e. Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector (HKZ). De VGN stimuleert haar leden om een HKZ- certificaat te behalen, omdat zij daar – ook op administratief gebied - baat bij hebben. Naar de mening van VGN moeten instellingen die een HKZ-certificaat hebben bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en de zorgkantoren met minder gedetailleerde verantwoordingseisen kunnen volstaan, omdat het certificaat de betreffende toezichthouders het “gerechtvaardigd vertrouwen” geeft dat de verantwoording goed geregeld is. Om in aanmerking te kunnen komen voor een contract eisen zorgkantoren dat de instelling over een werkend kwaliteitssysteem beschikt. De VGN is van mening dat instellingen hiervoor een redelijke termijn moeten krijgen, zodat ook echt goede borging bereikt wordt. Het is gelet op de borging niet reëel om te verlangen dat de instelling reeds op 1 januari 2007 al aan deze eis kan voldoen. f. Early Warning Systeem (EWS) voor de zorgkantoren Early Warning (EWS) is een systeem waarmee een zorgkantoor tijdig situaties kan signaleren die risicovol zijn voor de continuïteit en de kwaliteit van de zorgverlening. Hiertoe dienen zorgaanbieders informatie aan te leveren over de financiële situatie aan de zorgkantoren. Dit betreft met name gegevens zoals eigen vermogen, RAK, aantal FTE in dienst, fusieplannen enz. Afspraken rondom het EWS zijn opgenomen in het convenant over taken en beheerskosten van zorgkantoren tussen het ministerie van VWS, Zorgverzekeraars Nederland en het College voor Zorgverzekeringen (CvZ). Het CvZ heeft aanvullend hierop 4 nog een circulaire hierover uitgebracht (Toetsing financiële situatie zorginstellingen door early warning, 03/28). Het Early Warning systeem van zorgkantoren vraagt van zorgaanbieders om meerdere malen per jaar gegevens aan te leveren die reeds jaarlijks wettelijk verplicht zijn om aan te leveren. Iedere zorgaanbieder is verplicht om een financieel jaarverslag te deponeren. In principe kunnen hieruit de voor het Early Warning Systeem benodigde informatie componenten worden verkregen. g. Materiële controle Materiële controle is een onderzoek waarbij de zorgverzekeraar nagaat of de door de zorgaanbieder in rekening gebrachte prestatie rechtmatig is geleverd én of die geleverde prestatie het meest was aangewezen gezien de gezondheidstoestand van de verzekerde (‘doelmatigheid’). Deze zomer is er een kleine inventarisatie gedaan onder een aantal van onze lidinstellingen over hun ervaringen met materiële controle door het zorgkantoor. De ervaringen met het zorgkantoor waren overwegend positief. De procedure wordt tijdig door het zorgkantoor aangekondigd zodat de instellingen hun voorbereidingen kunnen treffen. Een punt van aandacht betreft echter wel de verschillen tussen zorgkantoren in de mate waarin gecontroleerd wordt. Bijvoorbeeld als het gaat om eisen ten aanzien van urenregistratie en verantwoording. Veel van onze lidinstellingen hebben hier extra last van, omdat zij te maken hebben met zorgkantoren uit meerdere regio's. Er moet daarom eenduidigheid komen in de mate van controleniveau door zorgkantoren. Bij de verantwoording wil de VGN geen detailcontrole op individueel urenniveau op het moment dat de zorg in groepsverband wordt aangeboden. Het gaat bijvoorbeeld om geclusterde woonvormen waar gezamenlijke zorg wordt aangeboden; de zorg kan daar moeilijk tot een individuele cliënt worden terugvertaald.1 Een dergelijke urenregistratie zou dan ook een toename in de administratieve lasten betekenen. Tot slot dient datgene dat in de Kaderregeling AO/IC (zie paragraaf 10) is geregeld in de bestuursverklaring, niet nogmaals via de materiële controle door de zorgkantoren overgedaan te worden. h. Kaderregeling AO/IC De Kaderregeling administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) is per 1 januari 2005 in werking gesteld door de overheid ter controle van een juiste registratie en facturatie van DBC’s (Diagnose Behandel Combinaties) en AWBZ-producten. De geregistreerde en gefactureerde productie moet overeenkomstig de geïndiceerde en werkelijk geleverde productie zijn. In de kaderregeling AO/IC zijn de minimale eisen opgenomen waaraan de diensten moeten voldoen. Het doel daarvan is om de betrouwbaarheid van de productieregistratie te waarborgen. Zorgaanbieders dienen hun administratieve organisatie in te richten conform de kaderregeling AO/IC. Tevens moet een interne controleplan worden opgesteld en uitgevoerd, onafhankelijk van de productregistratie. Dit proces wordt beoordeeld door een accountant en dat leidt tot een rapport met een oordeel over de AO/IC (genaamd Quality Assurance). Op basis van deze uitkomsten dienen bestuurders de bestuursverklaring te tekenen. Deze is goedkeurend of niet goedkeurend. 1 Bij zorgverlening aan individuele cliënten is detailvastlegging natuurlijk wel mogelijk. 5 De leden van de VGN hebben aangegeven op een aantal terreinen niet te kunnen voldoen aan de kaderregeling, met name door de strakke en gedetailleerde voorschriften. Tevens zorgt het ontbreken van rechtsgeldige indicaties en het niet adequaat werken van het berichtenverkeer van de AWBZ-brede Zorgregistratie (AZR) voor extra lasten bij de zorgaanbieders om te kunnen voldoen aan de regeling. Veel van de gegevens die nodig zijn om de doelmatigheid van zorg te beoordelen, worden ook door het zorgkantoor opgevraagd ten behoeve van de materiële controle. Er is sprake van het opvragen van dezelfde informatie voor twee verschillende doeleinden. De VGN pleit zodoende voor een goede afstemming met de materiële controle, zodat onnodig (dubbel) werk wordt voorkomen. i. AWBZ-brede zorgregistratie (AZR) De AWBZ-brede ZorgRegistratie (AZR) ondersteunt via digitale berichten tussen indicatieorgaan, zorgkantoor en zorgaanbieder de processen van zorgtoewijzing en wachtlijstregistratie. Voor deze digitale informatie-uitwisseling zijn Elektronische Integratie (EI) standaarden ontwikkeld. In de toekomst zal AZR ook een rol spelen bij de informatieuitwisseling rondom bekostiging en verantwoording van geleverde zorg. Het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) is de landelijk beheerder van AZR en de zorgkantoren zijn regionaal verantwoordelijk voor AZR. De VGN is betrokken bij de ontwikkeling van AZR via het Landelijk Platform AZR. De AZR is oorspronkelijk bedoeld als registratiesysteem voor alle AWBZ-cliënten, zodat de wachtlijsten in kaart konden worden gebracht. Tevens zou het berichtenverkeer (berichten over de AWBZ-cliënten) in de keten gedigitaliseerd kunnen worden met behulp van AZR; de papieren informatiestroom zou hierdoor kunnen worden opgeheven, hetgeen een vermindering van administratieve lasten betekent. Op dit moment is het project Ultieme Vulling (UV) gaande; alle zorgaanbieders moeten al hun cliënten invoeren in de UV-module. Voor een groot deel van de zorgaanbieders is deze gegevensaanlevering voorafgegaan aan de gegevensaanlevering voor het scoren van zorgzwaartepakketten. Dit betekent dat deze zorgaanbieders tweemaal dezelfde gegevens moeten aanleveren. Om het project Ultieme Vulling tot zijn recht te laten komen, is het nodig dat het digitale berichtenverkeer optimaal functioneert. Echter in de huidige versie van AZR (1.0) functioneert het digitale berichtenverkeer onvoldoende, waardoor het proces van zorgtoewijzing zich nagenoeg geheel afspeelt met het heen en weer sturen van papieren formulieren tussen CIZ, zorgkantoren en zorgaanbieder. Mogelijk komt hier verbetering in met versie 2.1 van de AZR. Er doet zich hierbij echter een nieuw probleem voor: het registreren van ZZP’s is met deze versie niet mogelijk. Versie 2.1 kan ook niet meer worden aangepast, waardoor versie 3.0 moet worden afgewacht. In de tussentijd moet in versie 2.1 gewerkt worden met een zogenaamde vertaaltabel, waarbij de bestaande indicatiegegevens worden omgecodeerd in een ZZP. Dit betekent niet alleen extra handelingen, maar leidt onverhoopt dat het voeren van een dubbele registratie. Kort gezegd is er binnen de AZR eerder sprake van een toename van administratie lasten dan een afname. j. De Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Bopz) Uit de Wet Bopz vloeien de nodige registratie- en verantwoordingsverplichtingen (zie de artikelen 53 tot en met 58 van de Wet Bopz) voort. Vanzelfsprekend is het ter bescherming van de cliënt van belang dat er wordt geregistreerd en verantwoording wordt afgelegd 6 indien er vrijheidsbeperkende maatregelen (zoals bijvoorbeeld dwangbehandeling) worden toegepast. Het feit dat vele gegevens moeten worden vastgelegd (ook bijvoorbeeld in het patiëntendossier) en verstrekt moeten worden, onder andere aan de Inspectie, brengt echter wel met zich mee dat er veel administratieve lasten zijn. Wij gaan er vanuit dat bij het aangekondigde nieuwe wetsvoorstel inzake vrijheidsbeperkingen, rekening zal worden gehouden met terugdringing van deze administratieve lasten waar het mogelijk is. k. Wettelijke regeling zorgplan Vanuit het ministerie van VWS bestaat het voornemen om het zorgplan voor de zorg met verblijf onder het wettelijke kader van de Kwaliteitswet zorginstellingen te brengen. De VGN ondersteunt dit voornemen. Echter, het maken van een zorgplan in de gehandicaptensector vraagt veel van de cliënt en de zorgaanbieder. Het brengt ook administratieve inspanningen teweeg en heeft gevolgen voor de bedrijfsvoering van de zorgaanbieder. Binnen de gehandicaptensector is al sprake van zelfregulering. De VGN ontwikkelt op dit moment een handreiking voor een adequaat zorg- en ondersteuningsplan. Deze handreiking voorziet in een gestandaardiseerde handelwijze. De cliënt wordt door de zorgaanbieder betrokken bij het opstellen van zijn zorgvraag. De te bereiken doelen worden met elkaar afgesproken en vastgelegd en ten slotte ook samen geëvalueerd. Wij streven ernaar dat deze handreiking op 1 januari 2007 gereed is. Wij pleiten ervoor dat het wettelijke normenkader aansluit bij ons professioneel kader om nog een extra verhoging van administratieve lasten te voorkomen. 7