ANTIEKE WIJSBEGEERTE ONTSTAAN VAN DE FILOSOFIE MYTHISCH DENKEN Mythe is verhalende overlevering die gaat over godsdienst of de wereldbeschouwing van een volk. Verklaart hoe structuren en fenomenen ontstaan Wereld wordt niet bestuurd door een onpersoonlijk principe, maar door bovenmenselijke wezens die zich laten leiden door begeerten en willekeur. Dit temperament verklaart het ontstaan van structuren (ongelukjes,...) Verder verklaart het ook het lot of het fatum van de mens: hier op aarde kan men niets doen aan de willekeur van de goden, men moet zijn lot dus gewoon ondergaan met ritualiteit tot gevolg ‘tremendum et fascinatum’ (moet moet vrezen en verwonderd zijn) Een mythe is een sacraal gebeuren; in de mythe wordt er verwezen naar de werkelijkheid via symbolen WIJSGERIGE KOSMOLOGIE Mythen worden uitgehold, vragen worden niet meer opgelost en men gaan een rationele wereldbeschouwing invoeren. Het geloof in de goden verzwakt terwijl het geloof in het lot toeneemt. Milete Inleiding Deze filosofen zijn de eersten die de kosmos niet als chaos zien, bestuurd door de goden, en het fatum (willekeur van de goden), maar wel als iets intelligibel en rationeel. Hun filosofie is radicaal profaan, ze is niet sacraal, maar wel gericht op het ‘binnenwereldse’ en is gekenmerkt door nuchterheid en afstandelijkheid. De wereld wordt door de filosofen gezien als een kosmos, een gesloten en op zichzelf staande eneheid die gekenmerkt wordt door harmonie. De ontwikkeling hiervan en de evolutie gebeurt door een immanente orde, die rationeel is en dus door de logos gevat kan worden. De oorspong van deze orde is de physis, de oerstof, de archê, die blijvend is, onfanks de evolutie, de vergankelijkheid en de verscheidenheid. Het is tevens een eenheidsbrengend element. Het sacrale wordt geweerd, hiertegenover staat de natuur met zijn wetten, die zeer belangrijk worden voor de ‘natuurfilosofen’. Thales Water is oerstof en levensbeginsel, want is levensnoodzakelijk 1 Andere elementen komen voort uit het water Anaximander Apeiron houdt alles samen. Het apeiron is het onbepaalde: eeuwig, onbegrensd en chaorisch Er zijn oneindig veel werelden die ontstaan door tegenstelingen, de zgn. contraria Er is een evenwicht tussen deze tegenstellingen dat zichzelf steeds herstelt (= immanent gerechtigheidsprincipe) Anaximenes Oerstof is lucht. Lucht is voor de wereld wat adem voor de mesn is, nl. een inwendig principe van leven en activiteit. Lucht is eeuwig, goddelijk en oneindig in kwantiteit. Uit lucht ontstaan de andere elementen die men in deze wereld terugvindt. Door verdunning van de lucht krijgt men vuur, door verdichting van lucht krijgt men achtereenvolgens wind, water, aarde en steen. Mythische en filosofische denken Verschil en gelijkenissen Bij beiden is er de verwondering: de verschijnende realiteit is niet vanzelfsprekend en dient dus verklaard te worden. De mythische verklaring is praktisch, het zijn verhalen met een expliciete boodschap. Filosofie daarentegen geeft een objectieve theorie over de consequenties. Mythes bevatten een bovennatuurlijke voorgeschiedenis (de oerintrige), filosofie hamert op de immanente entiteit, er is geen willekeur door goden, maar de wereld is actief door de noodzakelijkheid van haar constante natuur. Deze natuur wordt geregeld door principes, niet door goden. Mythen maken de wereld niet inzichtelijker, want alles gebeurt volgens goden en willekeur. Filosofie daarentegen geeft inzicht door te verwijzen naar principes (het gedrag van situaties en fenomenen wordt voorspelbaar door hun algemeenheid, bepaald door wetten. Maw, de natuur is rationeel en te begrijpen door logisch na te denken) Logos Rationele denken is dé filosofische activiteit Het geloof in het zinvol zijn van denken is bepalend voor de filosofie het onderwerp van het denken is zelf rationeel gestructureerd en is dus te vatten door gewoon logisch na te denken. Heel de wereld berust op pure logica. De werkelijkheid moet voor het denken toegankelijk zijn, dus helder. Goden worden daarom geweerd want zij zijn met het verstand niet vatbaar. Andere presocratische filosofen Heraclitus van Ephese 2 Hij wordt ook ‘De Duistere’ genoemd wegens zijn pessimistische houding tegenover de massa en de oppervlakkigheid hier van. De werkelijkheid is opgebouwd uit contraria. Door de spanning tussen ide contraria wordt er dybamiek aan de wereld gegeven. De polemos is het principe achter deze dynamiek. (als er geen nacht is, is er geen dag; is er geen leven, dan is er ook geen dood) Geen enkel iets heeft dus identiteit zonder zijn tegenstelling. De wereld verandert voortdurend aangezien de contraria steeds in elkaar overvloeien (panta Rei) niets is blijvend. Alles is ontstaan uit het oervuur. Het vuur is dus de oerstof, en de enige stof die voortdurend in beweging is. Het kosmische vuur wordt beschuwd als energie (als de logos) ! Borges, Spaans schrijver over onsterfelijk leven niets in het leven maakt nog verschil. Niets zet je in beweging aangezien niets een einde heeft. Maw, onsterfelijk zijn is het meest zinloze leven dat je je kan voorstellen. Parmenides van Elea Hield zich bezig met ontologie, dit is de studie van het zijn. Het zijn is het enige kenmerk da overal op van toepassing is. Aan alle eigenschappen kman men zelf een invulling geven, behalve aan het zijn. We hebben niet zelf gekozen om te zijn. Het zijnde is en het niet-zijnde is niet. Het zijnde is ook eeuwig (want het kan niet voorkomen uit het niet-zijnde dat er niet is). Het zijnde is 1, onveranderlijk en ondeelbaar. Het zijnde is onbeweeglijk, want als het zou bewegen zou er een lege ruimte moeten zijn. Die lege ruimte is het niet-zijnde, maar dat is er niet. Hieruit volgt dat alles onveranderlijk is (>< Heraclitus) Dit heeft te maken met de essentie: alles is, zo lang het constant is. (wegens het niet bestaan van het niet-zijn) Wat altijd constant blijft, is de enige werkelijkheid, al de rest is slechts schijn. Het rationele denken is het enige criterium van waarheid en werkelijkheid. Zeno van Elea Leerling van Parmenides. Schrijft een boek om de leer van zijn meester te verdedigen. Hij probeert de onmogelijkheid van veelheid, veranderlijkheid en beweging te bewijzen met een bewijs uit het ongerijmde (reductio ab absurdum) deze bewijzen noemt men paradoxen. Alles wat niet te begrijpen valt is dus onwaar. Beweging, wording en verandering zijn schijn en bestaan niet echt. Paradox van de Achilles en de schildpad Schildpad krijgt voorsprong op Achilles bij loopwedstrijd. 3 Achilles kan de schildpad nooit inhalen, de schidlpad is hem altrijd een klein stukje voor. Je komt in de oneindigheid terecht als je probeert om een gebeuren rationeel te construeren. Paradox van de vliegende pijl Een pijl vliegt helemaal niet, maar is steeds in rust. Als hij zou bewege, zou hij dat ofwel moeten doen op de plaats waar hij is, wat niet kan, want hij is daar al; ofwel moet hij bewegen op een plaats waar hij niet is, want ook niet kan. Hiermee is bewezen dat beweging niet bestaat, want beweging komt neer op een oneindige reeks van stilstanden. Beweging is dus stilstand beweging bestaat niet. ONTSTAAN WIJSGERIGE ETHIEK Inleiding In de 5de E VC wordt Athene het centrum voor de Griekse cultuur en filosofie Filosofie krijgt een thematische wending. Van de kosmologie waarin men zoekt naar principes van de werkelijkeheid, gaat men naar de wijsgerige ethiek die wil uitzoeken waaran (welke normen en waarden) de cultuur en mens moeten voldoen om als deugdzaam bestempeld te worden. De normatieve impact van de mythes wordt uitgehold. Afbrokkeling van de traditionele samenlevingen Het zedelijke leven in de traditionele samenleving werd bepaald door een theocratische visie (nl, de macht lag in handen van de goden). De gedragcodes van de samneleving steunden op het geloof en werden duidelijk gemaakt dmv de mythen. Het theocratische karakter van de traditionele samenleving daalt in de 6de en 5de eeuw, wanneer de bevolking in contact komt met andere volkeren en het eigen geloof begint te relativeren. Men begint van mens tot mens overeenkomsten te sluiten in een juridisch en ethisch vacuüm (d.i. leegte waar een soort van funderende ethiek ontbreekt) via het democratiseringsproces Democratie is dubbelgelaagd. Het is zuiver mathematisch (wegens het tellen van de stemmen) maar men kan de gestemde wet nadien ook aanklagen. Sofisten Er is geen hogere isntantie die waakt over het algemee belang. Wie stempel kan drukken in de volksvergadering, heeft de macht in handen. Men moet dus zijn belangen kunnen verdedigen goed kunnen praten! Er wordt pragmatisme verweten aan de sofisten. De vraag naar ethiek en respect is niet van belang. Enkel de macht zien te krijgen is noodzakelijk. Men verdedigt de stelling ‘het doel heiligt de middelen’. 4 Sofisten ontwikkelen een theorie die eigen gedachten en gedrag moet rechtvaardigen. Sofisten zijn rondtrekkende leraars in grammatica, retoriek en eristiek (goed kunnen stand houden in debatten). Ze leren om het publiek te overreden en dus te bewerken tot ze de standpunten goedkeuren. Spelen met gevoelens en angsten, eigenbelang en interesse van het publiek is toegelaten in de sofistische visie. Zo lang je hen maar kunt overreden. Protagoras van Abdera Niet de traditie (en dus de goden) maar de mens is de maatstaf van alles. Dit is het homo-mensura-principe. Mens vult de waarden en waarheden zelf in. Dit kan dus verschillen van mens tot mens. zeer individualistisch. Axiologisch relativisme: ethosche standpunten zijn niet waar of onwaar. Er is wel een verschil in de nuttigheid (lees sociale bruikbaarheid) Er bestaan wel waarden waar de mens automatisch over beschikt (zoals respect en rechtsgevoel) maar dit wordt bepaald door de gemeenschap en is dus cultuurrelatief. Sokrates Vraagt zich net als de sofisten af hoe een geslaagd leven te leiden. Voor Sokrates is er een objectieve algemene rechtvaardigingsgrond van het menselijke handelen. De mens is in staat om inzicht te krijgen in normen, hoewel gedreven door eigenbelang. Deugdelijkheid kan met het verstand beantwoord worden. Het leven is niet geslaagd door de taditie te respecteren of eigenbelang te realisereb, maar wel door het leven te richten naar de door de ratio opgelegde normen en waarden. (moraalfilosofie) Knelpunten met de sofisten ‘Elke mens is bij wet de belanghebbende en de betrokken partij. Iedereen heeft eigen belangen en interesses’ Voor de sofisten is dit meer dan voldoende. De mens streeft enkel eigen belangen na. Sokrates meent dat de mens dmv de ratio kan abstraheren: zijn eigen belangen kan relativeren en kan leven volgens waarden en normen. Overuigingen zijn weerspegelingen van de levensweg, maar elke mens is ook redelijk en rede leidt tot rechtvaardigheidszin. Kennis is volgens Sokrates geen eenzijdige stroom. Er moet een gemeenschappelijke basis zijn in discussies om samen tot een nieuwe theorie te komen. Sofisten zijn leermeesters die hun leerlingen leren hoe ze onwetende publiek moeten bewerken, geen gemeenschappelijke basis dus. 5 Een definitie is dat wat de essentie kan uitdrukken. Volgens de sofisten hebben definities een variabele inhoud, naargelang men ze gebruikt. Dit kan niet volgens Sokrates. Termen hebben 1 betekenis, de anderen zijn illegitiem. Dialectiek Gesprekspartner aan het woord laten en zelf enkel vragen stellen. Zo hoort men de overtuiging van de gesprekspartner. Het weerleggen van die overtuiging gebeurt door vragen te stellen. Bij de minste onduidelijkheid gaat de ander twijfelen. Dit leidt tot een aporie, waarna er geen ontsnappingsmogelijkheden meer zijn. Je zit helemaal vast. Dit is het geschikte moment om tot filosofisch inzicht te komen: alle dogmata en vooroordelen zijn verdwenen. Maieutiek om te zoeken naar de waarheid. Men moet zelf tot filosofisch inzicht komen, en niet zomaar klakkeloos de mening van een ander overnemen. Ook hier worden weer vragen gesteld. Redelijkheid wordt losgekoppeld van de ervaring. Episteme Ethike: inzicht moet wetenschappelijk gestaafd zijn en ethisch getint zijn. Ethiek bij Sokrates Wie het goede kent, zal ook naar het goede handelen, nl. volgens het verworven inzicht. Niemand doet expres verkeerd. Immoreel gedrag is een gevolg van onwetendheid en gebrek aan moreel intellectualisme. ! het tragische karakter van de mens wordt wel vergeten door dat inzicht. Hier is het kennen van het goede niet voldoende om ook zo te handelen. Vb. Medea: ze weet heel goed dat ze fout handelt door haar kinderen te vermoorden, maar toch doet ze het. Dit is geen gevolg van onwetendheid of moreel intellectualisme, maar van de tragiek van de mens. Deze tragiek maakt de mens toch niet tot een kwaadwillig wezen. FILOSOFIE ALS STRENGE WETENSCHAP (PLATO EN ARISTOTELES) INLEIDING Filosofie is rationalistisch, want aanvaardt enkel dat wat rationeel inzichtelijk is. De logos wordt hét object van denken bij Plato en Aristoteles. De logica (=denken over rationaliteit) wordt de eerste taak van de filosofie. Men spreekt bij Plato en Aristoteles van filosofische systemen. PLATO 6 Sokratische karakter Alle werken zijn in dialoogvorm geschreven, met als leermeester Sokrates. Deze werken handelen vooral over de ware aard van de kennis. Ook het wezen van het goede (zoals vroomheid, moed,...) komt voor in zijn dialogen, of ze nu los staan vande anderen, politiek of sociaal getint zijn. Plato werkt de theorie van Sokrates tegenover het relativisme van de sofisten verder uit. Filosofie in dialoogvorm garandeert de rationaliteit. Samen een conclusie vinden verwerpt het dogmatisme en onpersoonlijk verworven inzicht. (dit gevaar schuilt in opgeschreven filosofie, vandaar filosofie ook geschreven in dialoog) Filosofie kan niet vastgelegd worden in abstracte formules, want heeft te maken met een beslissing of een keuze, die de mens persoonlijk voor zichzelf moet maken, en dus voor iedereen anders is. Mening en wetenschap De moraalfilosofie van Sokrates diende om het relativisme van de sofisten te ‘bestrijden’ door een rationele procedure het absolute normgehalte vab morele waarden te bewijzen. (dus naar de essentie van bepaalde termen te zoeken, de enkelvoudige waarheid die erachter schuilt, zie cfr.) Volgens Plato is, net zoals Sokrates zei, de waarheid niet relatief. Er moet objectieve en veralgemeende kennis zijn, waarvoor er een theoretisch bewijs geleverd moet worden. Echte kennis kan niet gestaafd zijn op zintuiglijke waarnemingen (want is bij iedereen anders) Objecten zijn ook steeds in wording en verandering en dus omogelijk om er een algemeen beeld van te verkrijgen. Alleen objecten van ‘echt’ weten zijn stabiel en onveranderlijk. !objectivisme: elke vorm van kennis beantwoordt een overeenkomstig niveau van de werkelijkheid Als denken zich baseert op waarnemingen, kan men slecht een mening geven Echte kennis moet gaan over de eeuwige werkelijkheid Bestaan van de ideeënwereld Er bestaat een tweevoudige wijze van kennen: Zintuiglijke kennis: hoe men individuele, concrete voorwerpen in zich opneemt. Abstracte kennis van algemene begrippen. Realisme is de filosofische overtuiging dat onze algemene begrippen en rationele oordelen een waarheidsgehalte bezitten Er bestaan verschillende argumenten om het bestaan van de eeuwige realiteit aan te tonen. 7 De geometrie vb. Stellingen over cirkels zijn algemeen. Ze zouden blijven bestaan zelfs al bestond er geen enkele cirkel in de waarneembare wereld. het object waarmee de stellingen opgebouwd wordt, is de vorm of de idee van de cirkel. Dit is de essentie van de citkel die Sokrates in zijn definities wilde vastleggen. het individuele van de ervaring kunnen we overstijgen en andere algemene begrippen vastleggen. vb. mensachtige figuren herkennen als verschilende voorkomens van de ‘mens’ als algemeen begrip Algemeen begrip hanteren we steeds en is dus niet gevormd op basis van de zintuiglijke basis. Het moet er al zijn, voor we het aanschouwd hebben. Ideeënwereld bestaat, dit is de wereld van de overanderlijke, algemene vormen of ideeën. Plato’s ideeënleer als ontologie Echte kennis is er enkel als er ook een eeuwige, onveranderlijke wereld bestaat, nl. de ideeënwereld. Objecten van echte kennis zijn de ideeën. Dit zijn de essenties van Sokrates waarnaar hij zocht in zijn definities. Ideeën hebben een bepaald statuut. In de echte wereld zkijn er oermodellen. De realiteit bootst deze oermodellen na. Alleen het zuivere denken kan de waarheid verschaffen, zeker geen literatuur, dit is enkel nabootsing van de echte wereld. De ideeënwereld is hiërarchisch opgebouwd. De idee van het goede staat helemaal van boven. Vb.onrechtvaardigheid is geen absoluut kennen, is geen idee op zich, maar enkel het gebrek aan de idee en absolute kenmerk rechtvaardigheid. Plato is demiurg of wereldmaker, die de modellen van onze wereld creëert. Goddelijke wezens hebben de chaos gestructureerd tot een harmonisch geheel. Verwerven van echte kennis Echte kennis is de kennis van de ideëen. ideeën zijn enkel via rationeel dneken toegankelijk en zeker niet via zintuiglijke waarneming. Leer van de anamnese De rationele ziel van de mens heeft, voor hij op aarde kwam, geleefd in de ideeënwereld. Wanneer lichaam en geest verenigd worden (mens wordt geboren) is me de kennis in eerste instantie vergeten, aangezien de reïncarnatie zo’n verwarrende gebeurtenis is. Naarmate men ouder wordt, gaat men de idee koppelen aan de waarneming. Iedere kennis van algemene begrippen is het resultaat van de herinnering. 8 Wijsheid is niet enkel een doorstromen van info naar onze hersenen. Er doet zich ook het omgekeerde voor, nl. intuïtie. Filosofie streeft naar kennis van de ideeënwereld. Dfe filosoof is een vreemdeling in de normale wereld en leeft in isolement. Plato installeert hier het beeld van de filosofie als een onderneming die niet voor elke mens is weggelegd. Men krijgt te kampen met verschillende meningen, en het is een moeilijke en eenzame weg om de waarheid te achterhalen. De allegorie van de grot Hier worden het ideaal van echte kennis, het bestaan van 2 werelden en lastige situaties waarin de filosoof verzeild raakt, verteld. De natuurlijke toestand van de mens in de voor hem waarneembare werkelijkheid: de mens zit in een donkere grot, vastgebonden en gedwongen om naar muur voor zich te kijken. Hoog boven de mens brandt een vuur (dit is het symbool voor de kennis). Tussen het vuur en de mens is er een muur waarlangs demonen (dit zijn mensen die misbruik maken van de domheid en oppervlakkigheid van de grote meningte) poppen tonen. De mens ziet de schaduwen van die poppen op de rotswand voor zich. Dit is voor hem de waarneembare werkelijkheid. mensen voeren wel discussies met elkaar, maar deze zijn doxaal. Hieruit volgt dat een mens, die in staat is tot het voeren van discussies, daarom niet meer inzicht heeft in de echte waarheid. Sommige mensen kunnen zich losmaken en zetten eerste stappen in de grond. Ze beseffen dat de wereld waarin ze zich vertoeven niet de echte wereld is. Ze ontdekken een weg naar buiten toe, ze komen uit de grot en zijn eerst verblind door het felle, echte licht van de zon. (symbool voor de transparantie van de kennis). De bevrijde personen komen tot inzicht en echte kennis omtrent de wereld en gaan weer de grond binnen om het aan de rest te vertellen (dit is de taak van de filosoof, anderen de waarheid vertellen), maar botsen daar op ongeloof. ARISTOTELES Verschillen tussen Plato en Aistoteles Aristoteles is realistischer. Plato is een idealist, aristoteles pleit meer voor empirisch onderzoek. Volgens Aristoteles is er slechts 1 wereld. Aristoteles beweert dat al wat in beweging of wording is, toch ook wetensachppelijk benaderd worden. Dit staat rect tegenover Plato en parmenides. Aristoteles beschrijft de filosofie als iets wat je zelf kan onderzoeken. Deze visie ligt aande basis van het realisme. Aristoteles’ concept van de wetenschap Aristoteles is een voorstander van de dagdagelijkse wetenschap 9 Wetenschap begint bij het constateren van de feitelijkheid (bepaalde fenomenen hebben bepaalde eigenschappen) Wetenschap wil de realiteit begrijpelijk maken en zoeken naar redenen. De reden van welbepaalde eigenscahppen van fenomenen is gelegen in de essentie of het zijn van de dingen. Door die essentie worden bepaald kenmerken noodzakelijk. De essentie is meer dan de vorm alleen. Plato speculeert over wetenschap. Aristoteles is nuchterder: eerst moet men een bepaald fenomeen vaststellen dat men achteraf gaat verklaren. Wat zijn oorzaken eigenlijk? Oorzaken komen overeen met de essentie die bepalend is voor de noodzakelijkheid van de algemeenheid (het algemene begrip van het zijn van iets). Wetenschap is gericht op dat wat dus algemeen en noodzakelijk is. De innerlijke structuur van de dingen is meer dan zuiver fysiologisch. het antwoord op de vraag ‘Wat is?’ brengt ons op het spoor van de vaststelling dat zaken gekenmerkt worden door noodzakelijkheid. via omweg toch naar Plato’s filosofie: wetenschap is de kennis van dat wat onveranderlijk is, dus van een algemeen begrip, dus van een idee. De idee is algemeen noodzakelijk (constant en eeuwig) Aristoteles’ kritiek op de ideeënleer van Plato Aristoteles gelooft niet in reïncarnatie. Hij verwerpt ook de theorie over de ideeënwereld. Enkel de essenie is belangrijk(realisme!) Plato begaat ook vergissingen: Als het begrip vorm en idee aparte entiteiten zijn, is het bestaan van iets algemeens er dus wel. contradictie Niet alles bestaat uit materie. Een begrip, nl. woorden, is geen aparte reeële entiteit. Men gaat algemene begrippen verwerven via abstractie. Abstractie is het eindpunt van het proces dat indrukken op ons nalaat. Zo kunnen we ons een beeld van een bepaalde situatie vormen (inwendig kenproces) Het actieve intellect zorgt voor die abstractie, nl. ontrekt aan een bepaald beeld een bepaald begrip, dat de essentie uitdrukt. Er is geen aparte ideeënwereld. Het algemeen begrip is het resutaat van het abstracte denken. Echte kennis is verworven dor een specifiek soort aandacht aan het denken te schenken (anders dan dagdromen,...) en door specifiek te gaan abstraheren, dus door actieve intellect te gebruiken. In de realiteit beanwtoorden bepaalde fenomenen aan een abstract begrip. Aristoteles spreekt over de vorm van de dingen in 10 de realiteit. Toch is er in de realiteit niets dat voor 100% overeenkomt met zjn abstract begrip. Wetenschappelijke verklaring: de syllogistiek Syllogistiek is de leer van de redenering. Dit is een theorie, ontwikkeld door aristoteles waarin hij verklaart hoe de verklaring van een bepaald fenomeen opgebouwd moet worden om aanvaardbaar te zijn. Datgene dat we waarnemen, moeten we aantonen als is het de essentie. (dus algemeen en noodzakelijk) Syllogisme is een sluitredeering waarin de uitspraak van dat fenomeen wordt vastgesteld en als een geldige conclusie wordt afgeleid uit een aantal voorwaarden, die de juisheid van de conclusie garanderen. (de major en de minor) De reden wordt gebruikt als middenterm. De middenterm is de verbinding tussen de eigenschap van een fenomeen en de conclusie. De major van elke redenring kan op haar beurt beschowud worden als niets meer dan een vaststelling die zelf nog geen verklaring gekregen heeft. (=prosyllogisme) zo kan men steeds verder aan deze bepaalde voorwxaarden beginnen twijfelen en er een verklaring voor zoeken dit loopt dan uit tot in het oneindige (regressus ad infinitum. Dit w<ordt door aristoteles opgelost door te stellen dat elke voorwaarde slects een voorwaarde is. Conclusies zijn dus slechts betrouwbaar als voorwaarde dat ook zijn. Onbetwijfelbare waarheden worden daarom ingevoerd. Dit zijn onvoorwaardelijke beginpunten of axiomata (denk aan de wiskunde!) Deze axiomata zijn geen dogma’s. Ze moeten niet klakkeloos geloofd worden. Je kan er tegenin gaan, maar dan wel met een goede tegenargumentatie. 2 van die axiomata zijn: Principe van de contradictie Twee oordelen die elkaar tegenspreken kunnen niet tegelijk waar zijn. Principe van de uitgesloten derde Twee oordelen die elkaar tegenspreken kunnen nie tegelijk vals zijn. Aristoteles’ visie op de werkeijkheid De essentie is geen rationele entiteit in een andere wereld, maar zit in de dingen zelf. Aritoteles beschreef dit in zijn metafysica. De ‘eerste filosofie’ van Aristoteles gaat over de eerste oorzaken van alle zijnden. Deze principes bepalen de eigenschappen en het gedrag van bepaalde fenomenen. Materiële oorzaak Formele oorzaak Efficiënte oorzaak Finale oorzaak 11 Eerste twee oorzaken zijn intrinsiek, de twee laatste zijn extrensiek. Artefacten: werk en doeloorzaak horen niet bij de essentie Natuurlijk zijnden: effen doeloorzaak bepaalt mee de vorm. Het zijnde groeit hieruit voort, zoals het bestemd was. Bij verandering wordt het een artefact. Alle natuurlijk zijnden zijn dus vormstoffelijk samengesteld (hylemorfisme) Verhouding tussen stof en vorm wordt uitgedrukt in termen bepaalbaarheid-bepaaldheid. Principe van bepaaldheid hoort bij de vorm. Een natuurlijk zijnde kan door de vorm ‘zijn’. Principe van bepaalbaarheid hoort bij de stof. De stof zorgt er voor dat een bepaald natuurlijk zijnde een andere identiteit kan verwerven. De stof is dus tegenover de vorm de mogelijkheid (potentie), de vorm is tegenover de stof de verwerkelijking (act). Wording is de overgang van potentie naar act, aangezien de materie verschillende bepalingen kan aannemen. Ieder fenomeen heeft een fase van het niet-zijnde en het voltooid-zijnde. Tussen deze twee fasen ligt de fase van het ‘zijnde in aanleg’. Worden is dus ook de overgang tussen het zijnde in aanleg en het voltooid zijnde. vb. water verandert in ijs, dan wordt het ijs-zijn-in-aanleg tot voltooid-ijs-zijn. Naargelang van de samenstelling zal het organisme naar zijn doel zoeken. Elk wezen zoekt namelijk van binnenuit zijn vorm te verwezenlijken en op die wijze zo volkomen mogelijk te zijn. = finalistisch of teleologisch natuurconcept Aristoteles omschrijft zijn filosofie ook als ontologie, inzicht in de kosmos als totaliteit. Het zijn heeft verschillende betekenissen. Voor een bepaald subjectwordt een eigenschap gezet (predikaat). Er zijn 10 verschillende betekenissen van zijn: substantie, kwantiteit, kwaliteit, relatie, plaats, tijd, positie, toestand, activiteit en passiviteit. Substantie is de meest fundamentele betekenis van het ‘zijn’. Iets waar geen substantie aan vasthangt bestaat gewoonweg niet. Substantie is datgene dat op zichzelf bestaat. De essenstie van het zijnde zorgt er voor dat het zijnde een substantie is. De essentie is volgens Aristoteles de vorm van elke natuurlijk zijnde. Maw, de ontologie bestudeert de eerste oorzaken van alle natuurlijke zijnden. Aristoteles’ eerste filosofie wordt ook omschreven als theologie. 1ste beschrijving van zijn filosofie als teleologie natuurlijke werkelijkheid is het geheel van natuurlijke; 12 vormstoffelijke samengestelde en wordende zijnden. Het streven naar volmaaktheid is een beweging die de gehele natuurlijke werkelijkheid beheerst. God wordt door Aristoteles aanzien als de eerste onbewogen beweger. Hij is onbewogen en dus onstoffelijk. Hij is dus volmaakt en beweegt alle streven naar volmaaktheid. 2de omschrijving van zijn filosofie als ontologie de essentie is de meest fundamentele betekenis van het zijn. Die essentie is in geen nekel natuurlijk zijnde gerealiseerd. Niemand put de mogelijkheden die hij heeft ten helemaal uit. Niemand is dus ten volle mens. Niemand is volmaakt, behalve het goddelijke. Hij is namelijk helemaal wat hij is. FILOSOFIE ALS LEVENSWIJZE INLEIDING EPICURISME Filosofie is met een welbepaalde manier van bestaan verbonden. Filosofie wordt dus in verband gebracht met een bepaald elevenshouding. Inzicht is voor de wijsbegeerte het meest waardevolle dat de mens kan verwezenlijken. Filosofie is dus de enige weg tot levensgeluk. Vooral in de hellenistische periode van de Griekse cultuur komt filosofie als levenswijze naar boven. Dit komt door een gewijzigde politieke en sociale context. Voor de 3de eeuw, bestond griekenland uit een groot aantal poleis. De mens leefde binnen een klein sociaal kader. Vanaf het hellenisme hoort Griekenland tot het grote Perzische rijk en vallen de poleis weg. Het wordt een grote eenheid. De burgers van het rijk vervallen in een indiviualisme. Ze bekommeren zich vooral om hun eigen geluk en welzijn. Filosofie gericht op het bereiken van het geluk. Wie gelukkig wilworden, moet een zo hoog mogelijk genot verwerven. Dit geluk valt samen met een toestand van vrede en onverstoordheid. Deze toestand bereikt men door exreme affecten te vermijden en steeds op het zelfde niveau te leven. (gulden middenweg) Gemoedsrust bekomt men enkel door de gevolgen van je handelingen perfect in te schatten. Daar is phronêsis (inzicht) voor nodig. Inzicht is dus eigenlijk de hoogste deugd. Om die gemoedsrust te garanderen kan men het beste leven in isolement en de dingen te mijden waar je je van nature uit niet goed bij voelt. STOICISME Filosofie gericht op het bereiken van het geluk. Stoïcisme werd bedacht door Zeno van Citium, die zijn leer doceerde in een zuilengallerij (stoa). 13 Alles wat gebeurt, gebeurt op een ritme waarop mensen geen greep hebben. Dit is een determinsitische visie. Een gevolg hiervan is anonimiteit. Gelukkig leven kan door te leven in overeenstemming met de natuur. Ongelukkig wordt men pas als men tevergeefs de dingen probeert te veranderen, waar men toch geen greep op heeft. De stoïcijn maakt een duideijk onderscheid tussen wat hij wel kan veranderen en wat niet. Een gevoel van onverschilligheid tegenover dat wat niet in zijn macht ligt, leidt tot een gelukkig leven. Zelfgenoegzaamheid en vrijheid tegenover de passies zijn de beloning voor deze houding. Passies graven zich namelijk in je leven in. Ze veranderen je karakter en bepalen je manier van leven. De autarkie die je hebt over je lichaam verdwijnt, je zet je hele leven naar die ene passie. Als de afloop anders is dan je in het begin verwacht hebt, moet je je daar bij neerleggen en onverschillig blijven, zowel in de private als in de publieke sfeer. MIDDELEEUWSE WIJSBEGEERTE INLEIDENDE BEMERKINGEN HET PROBLEEM VAN DE AANVANG VAN DE MIDDELEEUWSE WIJSBEGEERTE Begin van de middeleeuwen als nieuwe periode (476) Jaar waarin Jusinianus de Atheense filosofische scholen laat sluiten (529) dan wel belangrijjke stroming van Middeleeuwse filosofie die wegvalt, nl. de patristiek. Middeleeuwse filsofie is ook wel Christelijke filosofie. Daarom beginnen in het midden van de 2de eeuw. Filsofie tracten te verzoenen met geloof. WAT HEEFT DE FILOSOFIE DE MIDDELEEUWER NOG TE BIEDEN? Waarom moet geloof rationele ondersteuning hebben? Dat is pure rationele ijdelheid en dus een zonde Alles wat de filosofie te bieden had, wordt nu beantwoord door het geloof. Het geloof is ‘vera philosophia’. Geloof biedt de juiste levenswijze die de gelovige gelukkig zal maken. Het hoogste geluk (= God aanschouwen) zal men pas ervaren in het hiernamaals. In het aardse leven al onderweg naar hiernamaals. Filosofie is voor middeleeuwers belachelijk. De geloofswaarheid is voor hen van goddelijke oorsprong en heeft hiets met de rede te maken. 14 MIDDELEEUWSE FILOSOFIE OF MIDDELEEUWSE THEOLOGIE Theologie is de discipline die het geloof probeert te verhelderendoor haar in eigen tijd te plaatsen met fundamentele concepten die in de eigentijdse filosife van toepassing zijn. Theologie vertrekt vanuit het christelijke geloof en heldert dit op door enkele algemene termen uit de filosofie te gebruiken. Middeleeuwse wijsbegeerte wordt als onvruchtbaar beschouwd door Geen oorspronkelijk werk geleverd te hebben >< gaven wel commentaar op de antieke wijsbegeerte. Ze bestudeerden en analyseerden de oude filosfen. Zo kregen ze een beeld van hoe men in het verleden dacht. Dit kan dan als bron dienen om zelf te gaan filosoferen. Niet autonoom genoeg te zijn, geen eigen problematiek te hebben, maar enkel diende om het christelijke geloof op te helderen. >< filosofisch denken steeft naar autonomie, maar blijft ook tijdsgebonden. Filosofie weerspiegelt dus de fundamentele levensovertuigingen van de periode waaruit ze afkomstig is. Filosofie denkt juist kritisch na over de levensovertuigen. In de middeleeuwse wijsbegegeerte is dat laatste punt niet zo duidelijk. Er wordt niet echt kritisch nagedacht over het geloof. De filosoof onderwierp zich aan de dogmatische instantie van het geloof. Toch vindt de middeleeuwer het belangrijjk om rationeel over zijn geloof na te denken. findamentele spanningsverhouding tussen rede en geloof Kan men filosofie en geloof met elkaar verzoenen? Dit blijkt een zeeer populaire vraag te zijn in het middeleeuwse denken. Er is wel geen echte discontinuïteit tussen geloof en rede. Bepaalde waarden blijven hetzelfde in de beide strekkingen. Fundamentalisme is wijsbegerete waravan de betekenis absoluut vastligt en niet mag betwist worden. Er sluit geen verdere commentaar bij aan. Geloof en rede treden in discussie en gaan openstaan voor de secularisatie. (vb: de mensenrechten zijn op een bepaalde manier ook resultaat van rationele interpretatie van het (christelijke) geloof.) INDELING VAN DE MIDDELEEUWSE WIJSBEGEERTE Filosofie heeft enkel zin als er nagedacht wordt over het christelijke geloof. Philosophia christiana (2de-12de eeuw) Hoogscholastiek (vanaf 13de eeuw) Verwijdering tussen filosofie en openbaringsgeloof (vanaf 14de eeuw) OPBOUW VAN DE MIDDELEEUWSE WIJSBEGEERTE PATRISTIEK 15 de patristiek is de tijd van de kerkvaders. Ze oefenden een grote invloed uit op de volgende christelijke generaties. Apologeten christelijke intellectuelen die in het heidense keizerrijk het christendom verdedigen en bepleiten. Ze zijn vooral anagetrokken door de nieuwheid van het geloof. Het christendom is geen theorie die je met rationele argumenten bewijst, dus hoe moet je haar bepleiten? Tertullianus Radicale tegenstelling tussen het christendom en de Griekse filosofie en cultuur. De mens heeft sinds het geloof geen fillosofie meer nodig om een antwoord te vinden op ale belangrijke levensvragen. Het is nutteloos en zelfs schadelijk opm te zoeken naar een rationele uitleg voor het geloof. De kracht van het geloof ligt er net in da het gelof geen theorie is, die bewezen kan worden, maar een levensovertuiging. Justinus Zijn bekroning tot het christelijke geloof is de bekroning van een geestelijke ontwikkeling die begonnen is bij de stoïcijnen en hem verder naar het platonisme leidt. Hij heeft een grote waardering voor de Griekse filosofie en vindt ook gelijkenissen tussen de filosfie en het christendom. Plato sprak van een demiurg (wereldmaker) en Aristoteles van een grotere kracht (théon) De Griekse filosofie kan als een voorbereiding van het christendom bewhouwd worden. Het christendom is zelf in de eerste plaats een filosofie die het eindpunt en de bekroning vormt van de Griekse filosofie. Theologen Denkers die de zinvolheid en de innerlijke samenhang van het geloof op een meer systematische wijze willen uiteenzetten voor hun tijdgenoten. Vooral in trek vanaf dat het chrsitendom als staatsgodsdienst erkend wordt. Filosofie wordt steeds meer een theologie. Het geloof leidt niet tot verdwazing, het schenkt ultiem inzicht in het leven. Het geloof is geen blindendaad. Je moet nog steeds discussies voeren over het geloof. Anders geloof je als een kind en neem je alles aan wat er gezegd wordt. God heeft de men geschapen als denkend wezen. Daarom moet de mens van God denken, ook over het geloof. Een belangrijke theoloog is Augustinus. 16 Het geloof biedt de waarheid, het is het aplha en het omega (het begin- en het eindpunt), maar het redelijke denken kan en moet de geloofsinhoud inzichtelijker maken. Tussen rationeel begrijpen en geloven bestaat er maar een heel dunne grens. “Intellige, ut credeas, crede ut inteligas”. Om te geloven, moet men begrijpen. Men moet begrijpen wat er gezegd wordt in het christendom, voordat men het ook daadwerkelijk kan geloven. Het geloof moet langs de andere kant ook een voorbereiding en aanleiding zijn om de geloofswaarheden verder en dieper te begrijpen. Wie gelooft in christus houdt niet op te denken, aangezien God de mens gecreëerd heeft als een denkend wezen. Intellectus est merces fidei dieper inzicht verkrijgen in de dingen is een beloning voor het geloven. Het rationele denken is dus geen filosofie zonder veronderstellingen, maar een christelijke filosofie. Het geloof is geen blind vertrouwen in een opperwezen, maar een geloof dat men moet begrijpen. Het ware geloof is een redelijk, rationeel inzichtelijk geloof. De oude Griekse filosofie is van groot belang voor het denken. er is dus een sterk vertrouwen in de rede. Illuminatie-theorie: God verlicht de mens en geeft hem inzicht in alle aspecten van het leven. Echte waarheid is onveranderlijk, want heeft betrekking op een onveranderlijke realiteit (cfr. Plato) Echte waarheid vindt men enkel in zichzelf. Er is te weinig aandacht voor het vinden van de waarheid met behulp van gedachtenonderzoek. Sceptici onderzoeken nekel de buitenwereld, maar gaan niet in zichzelf op zoek. Ware kennis is dus een kwestie van inkeer. Door in zichzelf te kijken, ontdekt men een aantal principiële waarden die voor iedereen hetzelfde zijn. DIALECTIEK EN THEOLOGIE inleiding vanaf de 2de helf t van de zesde eeuw verval, pas vanaf 7ste eeuw met de Karol. renaissance weer een opbloei, maar die is vanaf 9de eeuw tot de elfde eeuw weer helemaal verdwenen. Wel worden de artes liberales in stand gehouden. Deze kunnen verdeeld worden in twee groepen: het trivium (met grammatica, rhetorica en dialectica) en het quadrivium (met geometrie, arithmathica, muziek en astronomie) 17 in de dialectiek zit er veel filosofie verweven. In de 11 de eeuw zal het zuiver rationeel denken in contact komen met de theologie. De dialectische theologen gaan geloofswaarheden onderwerpen aan het zuiver rationeel denken. Zij zien de rede als de ultieme vorm van waarheid. vb Berangarius van Tours gelooft niet meer in de waarheid van de transsubstantiatie. Het sakrament van de eucharistie is niet letterlijk te nemen, de aanwezigheid van Christus moet symbolisch gezien wordne, en niet letterlijk. Anti-dialectische dialogen willen de rede ondergeschikt aan het geloof stellen. vb Petrus Damiani Voor God is niets onmogelijk, zelfs niet dat wat met het verstand wel onmogelijk te begrijpen valt. We kunnen God dus niet doorgronden, Hij blijft het allerhoogste wezen. Anselmus van Canterbury Probeert de beide partijen te verzoenen en wil Augustinus in herinnering brengen (voor Augustinus overstijgt het geloof het denken) Hij wil de grote waarheden van het geloof rationeel bewijzen, zonder aan de inhoud van het geloof te raken. Hij wil het geloof rationeel benaderen in zijn ontologisch godsbewijs Het is een godsbewijs a priori, dus enkel gestaafd op de rede en niet op de ervaring God is datgene dat groter is dan wat denkbaar is (dus het allerhoogst denkbare) Het allerhoogst denkbare bestaat in het verstand bij iedereen, aangezien het perfect logisch te vatten is Als het begrip enkel in het verstad bestaat, moet er een wezen denkbaar zijn dat nog hoger is, nl. het wezen dat ook echt bestaat in de werkelijkheid. Het allerhoogst dnekbare moet dus ook in de werkelijkheid bestaan en niet enkel in het denken.... het niet bestaan van God in de werkelijkheid is ondenkbaar en onmogelijk. Kritiek: Een logische wet wordt overtreden: er is een onwettige overgang van het ‘denken’ naar het ‘zijn’. Het is onlogisch om te denken dat al wat je denkt ook letterlijk in de werkelijkheid bestaat (denk aan mythische figuren zoals eenhoorns, trollen, kabouters,...) De ervaring is ook een belangrijk punt van de redenering. Het is niet meer een zuiver rationeel godsbewijs. Een begrip verhelderen levert een ander begrip op, niet is dat te bespeuren is in de werkelijkheid. 18 Bestaan is geen eigenschap die je kan afleiden uit de logische inhoud van een begrip. Deze inhoud legt uit ‘wat’ een begrip is, maar niet ‘dat’ het begrip is. Het hoogst denkbare wezen kan niet bedacht worden. vb. als God alles kan, kan hij ook een materie ontwikkelen die zo hard isdat hij ze niet kan vernietigen. Dit levert een contradictie op. Men veronderstelt in de redenering de waarheid van de conclusie (petitio principii) Men gaat bewijzen dat het hoogst denkbare bestaat, maar in de eerste stap wordt dit als argument aangehaald. Anselmus zegt dat hetgen de gelovige gelooft datgene is, wat de rationalist rationeel denkt. HOOGSCHOLASTIEK INLEIDING men wil de openbaring inhoudelijk begrijpen en uitleggen. Goddelijke verlichting : god is de oorsprong van zowel het geloof als van het rationeel denken. In de 13de eeuw komt de filosofie los te staan van de theologie: het geloof blijft het belangrijkste, maar filosofie krijgt een zelfstandg statuut, het moet niet enkel de geloofswaarheden meer verklaren, maar kan zich ook over andere punten buigen. HERONTDEKKING VAN ARISTOTELES nu pas de confrontatie met het zuiver rationele denken. De 13de eeuwde filosofie wordt een verzoening tussen de gangbare theologie en de aristotelische filosofie. THOMAS VAN AQUINO onderscheid tussen filosofie en theologie. Filosofie steunt op de eigen denkkracht De theologie steuint op God; de rede neelt een aantal onbegrijpbare dingen aan, nl. de zgn. Articula fidei, dit zijn basisstellingen van het christendom. De verheldering is pas geslaagd als je een begrip kan uitleggen met de ratio en de geloofsartikelen. Men gaat zelfde onderwerpen benaderen vanuit twee verschillende standpunten, maar toch tot 1 enkele waarheid komen. Filosofie benadert uitspraken door ze adhv het rationele denken af te leiden (demonstrabilia) Theologie leidt uitspraken af uit geloofsartikelen (credibilia) Filosofie en theologie zijn dus complementair aan elkaar. Filosofie is onmisbaar naast theologie Theologie leidt zaken af van allerhande wetenschappen, waaronder ook de filosofie Resultaten van de theologie blijven enkel staan op het gebied van het geloof. Ze zijn dus zeker geen rationele zekerheid. Zelfs de 19 fundamenteelste geloofsartikelen kunnen door het rationele dneken bewezen worden. Praeamubula fidei: gehele redeneringen alle argumenten die aangevoerd worden om de waarheid (d.i. geloof) logisch te doen maken Een godsbewijs a priori kan niet (vglk. met Aristoteles: enkele de rede kan niet, ook rekening houden met zintuiglijke waarnemingen), wel een godsbewijs a posteriori Eigen godsbewijs; langs vijf wegen komen tot het bestaan van God. Vb langs de doelmatigheid: Hoe komt het dat de natuur die organisch is, zo in harmonie met elkaar leeft? Zit daar iemand achter die deze elementen eerst op elkaar afgestemd heeft? Ja, en dan is dan God. Theologie is noodzakelijk naast filosofie In elk geloofsartikel zitten zaken die de rede niet kan oplossen (hiaten, zoals heilige drievuldigheid) Theologie en spiritualiteit zijn dus wel nodig Als enkel rationeel denken to de waarheid leidt, zijn er veel mensen die nooit tot dat inzicht komen. Theologie en geloof bereiken een veel groter publiek. De openbaring van God wordt dmv het geloof aan hetvolk aangeleerd. LATE SCHOLASTIEK INLEIDING complete scheiding tussen filosofie en theologie om het geloof te kunnen uitzuiveren WILLEM VAN OCKHAM heeft kritiek op Thomas van Aquino: volgens Thomas heeft God de wereld geschapen met een regelmaat die met de rede te vatten is. Dit is volgens Willem van Ockham pure godslaster. Volgens Aristoteles is denken naar een verklaring zoeken, naar de essentie, naar de oorzaak, naar de noodzakelijkheid. De structuur van de schepping kan dus door de rede gevat worden. Volgens Willem van Ockham is God almachtig (de ordening van de wereld is volledig bepaald door God) de wet van God kan je niet vatten met de rede (contingentie) Algemene begrippen moet men begrijpen als kern van de waarheid. Begrijpen is een proces van algemene begripsvorming. Algemene begrippen zijn namen, waaraan niets echt beantwpprdt in de realiteit (nominalisme) Wel reëel zijn emprisch waarneembare verschillende individuen. Ideeën, essenties en vormen bestaan in de realiteit niet. Het spaarzaamheidsbeginsel: als je een algemeen begrip gevonden hebt, wil dat nog niet zeggen dat dat in de realiteit ook bestaat. Scheermes van Ockham, duidelijk een overgang van middeleeuwen naar Moderne tijd Geloof dat god almachtig is 20 Contingentie; de zin van de dingen ontgaat de mens soms. Het enige wat we kunnen doen, is ons daarbij neerleggen MODERNE WIJSBEGEERTE INLEIDING ANTIEKE OUDHEID MIDDELEEUWEN Filosofie en rationeel denken zijn 1 (logos is het medium van de waarheid en wijsheid) Realiteit als een rationele gestrucutureerde eenheid, nl. een harmonieus geheeel dat enkel door rationeel te denken toegankelijk is. filosofie kan verhldering van het geloof bieden. Thomas van Aquino: Gods schepping is te begrijpen met de rede omdat ze rationeel geordend is Ockhams nominalisme: God is niet te vatten en is ondorgrondelijk HUMANISME verborgenheid van God is geen teken van zijn almachtigheid, maar eerder een aansporing voor de mens om autonomer te worden en zich minder van god aan te trekken De mens kan bewust worden van zichzelf als bron van waarheden en waarden Wending naar het subject wordt eerst onthaald op relativisme (wel tolerantie voor de menselijke ratio) Nieuwe benadering tot de werkelijkheid: men vertrekt vanuit vermoedens (hypothesen) en om na te gaan of ze juist zijn, gaat men experimenten uitvoeren IS DE WERKELIJKHEID WERKELIJK RATIONEEL GESTRUCTUREERD? Hypothese waar de werkelijkheid aangetoond moet worden Filosofische kennistheorie: oorsprong van menselijke voorstellingen van de werkelijkheid natuurwetensachppen in vraag stellen DESCARTES EN HET RATIONALISME MATHESIS UNIVERSALIS alle oude zekerheden in vraag stellen en zich azan het voorbeeld van de nieuwe natuurwetenschappen onderwerpen mathesis universalis: een omvattend weten dat even objectief is als mathematische natuurwetenschappen het ontleent haar inzichten aande werkwijze, nl. door te werken met axiomata en daaruit stellingen te formuleren die bewezen moeten worden. MEDITATIES 21 Universele twijfel De mathesis universalis moet de universele twijfel vinden. Dez ekan dan als uitgangspunt gebruikt worden vor al het denken. Aw, men moet tabula rasa houden met alles wat men weet. Er zijn drie soorten twijfel: Methodische twijfel alles wat ook maat betwijfelbaar is; moet als onzeker bescbouwd worden Hyperbolische twijfel zintuigen bedriegen me, maar misschien ook niet de hele tijd. Dat is iets wat men niet kan weten. Misschien dromen we de hele tijd en zijn de dingen die we waarnemen, niet zoals ze in werkelijkheid zijn. Metafysische twijfel ideeën zijn ook betwijfelbaar. Ideeën zijn het resultaat van het zuiver rationeel denken. Maar het verstand kan geschapen zijn door een ‘malin genie’ dat ons wil bedriegen Vertrekpunt In de twijfel is er een putn waaraan niet getwijfeld KAN worden, namelijk aan het feit DAT mijn twijfelt. Hieruit vlgt dat men alles kan wegdenken, behalve het feit dat men denkt. Aangezien men kan twijfelen, en dus kan denken, weet men ook, dat men bestaat. Dubito, egro cogito, ergo sum. 1ste onbetwijfelbare zekerheid: het bestaan van het eigen ‘ik’, van het ‘cogito’ Wat is absolute zekerheid? Men gaat alle overige kennis afleiden uit de 1 ste inbetwijfelbare zekerheid Die zekerheid dankt haar absolutevzekerheid aan haar evidentie. (=de gedachte die eigen is aan intuïtie en niet door de ratio gedacht moet worden.) Idée claire et distincte: voorstelling die transparant is en waar geen twijfel over mogelijk is. Welke ideeën zijn dan ‘claires et distinctes’? Enkel de ideeën die toehoeren aan onze denkcapaciteit (ideés innées) Dit zijn dus geen ideeën die voortkomen uit waarnemingen (ideés adventices) of uitonze verbeelding (idées factices) Door de metafysische twijfel kunnen deze ideeën ook wegvallen. Daarom moet God bestaan, (een soort van Ultiem Goede) Godsbewijzen van Descartes Godsbewijs a posteriori We vinden onszelf onvolmaakt (eindig) door het feit dat we twijfelen. Al we onszel onvolmaakt vinden, moet er zoiets zijn als ‘het volmaakte’ (of oneindige) Deze idee komt voort niet uit de 22 RATIONALISME waarneming of de verbeelding (want die zijn eindig) maar ook onze rede (eindig) kan dit niet vatten. De kennis van het volmaakte moet een uitwendige oorzaak hebben. Door het causaliteitsbeginsel dat stelt dat de realiteit minstens even groot moet zijn als de realiteit van het gevolg, blijkt dat de oorzaak van hde idee ‘volmaakt’ minstens even ‘volmaakt’ moet zijn. Die oorzaak is dus God. Godsbewijs a priori een vomaakt wezen dat niet bestaat is ondenkbaar (cfr. Anselmus van Canterbury) 2de onbetwijfelbare zekerheid: God bestaat, aangezien we osnzelf als onvolmaakt ervaren. God en het Cogito bestaan dus zeker En wat dan met de wereld buiten het bewustzijn? we maken er voorstellingen over, die betwijfelbaar zijn (want kunnen het niet echt met de rede vatten)Er is één uitzondering waarover we dus wel zekerheid hebben en dat is dat de wereld een uitgebreidheid is (dus in 3D) aangezien we osn geen wereld kunnen voorstellen die geen ruimtelijke omvang heeft. 3de onbetwijfelbare zekerheid:Aangezien idées inées bestaan wegens het bestaan van God, bestaat de wereld buiten het bewustzijn, wat betreft zijn uitgebreidheid, ook. Kwaliteiten Gewaarwordingen van kwaliteiten (eigenschappen) van deze wereld die behoren tot de uitgebreidheid( dus vorm, grootte, aantal,...) worden in de werkelijkheid gegarandeerd door God. Dit zijn primaire kwaliteiten en zij zijn objectief Kwaliteiten zoals geur, kleur, smaak, zachtheid, zijn gewaarwordingen van de niet-uitgebreidheid. Zij zijn secundair en subjectief. Wereldse zijnden bestaan wanneer ze primaire kwaliteiten bezitten (die gaan over uitgebreidheid dus). O.a. mathematisme wat een garantie is voor de natuurwetenschappen Enkel rationeel gecontroleerde en overdachte uitspraken kunnen objectief zijn. Alles wat afkomstig is van de zintuigen en niet overgebracht kunnen worden naar een rationeel idee, blijft subjectief! HUME EN HET EMPIRISME/SCEPTISME empirisme is het filosofische antwoord op natuuwetenschappen en legt vooral de nadruk op het experimenteren. Hypothesen en modellen om de werkelijkheid te beschrijven hebben slechts werkelijkheidswaarde als ze aan de werkelijkheid getoetst kunnen worden dmv experimenten. 23 Wetenscahppelijke stellingen hebben enkel relevantie als ze tot een zintuiglijke waarneming herleid kunnen worden. INHOUDEN VAN HET BEWUSTZIJN Het bewustzijn betrekt al zijn inhouden uit de ervaring. Die inhoud bestaat uit percepties. Indrukken Onmiddellijke gegevens uit de realiteit Uitwendig; zintuiglijke waarnemingen Inwendig: passie en emoties Ideeën Behoren niet tot de natuur van het denken zoals bij descartes. Het zijn wél vage afbeeldingen van indrukken ide in ons geheigen opgeslaan worden om bij gebrek aan indrukken een beeld te kunnen oproepen. Ze zijn dus minder krachtig dan levendige indrukken. Percepties zijn ofwel enkelvoudig (met een particuliere kwaliteit) ofwel samengesteld (uit verschillende enkelvoudige indrukken) Er is een verschil tussen herinneringsideeën en ideeën van verbeelding Herinneringsideeën respecteren ongeveer de orde van de smanestelling van de indruk Verbeeldingsideeën doen dit niet: de verbeelding kan enkelvoudige ideeën met elkaar combineren tot samengestelde ideeën. De associatie zorgt ervoor dat ideeën met elkaar in verband gebracht worden op grond van gelijkheid, nabijheid in tijd en ruimte en causaliteit. Dit zijn louter subjectieve constructies. Zo bekomt men soms ideeën als een vliegend paard, een blauwe banaan,... Hume twijfelt aan sommige van onze metafysische en wetenschappelijke vorstellingen door de subjectiviteit en het bestaan van de werkelijkheid. COGNITIEVE WAARDE VAN ALGEMENE BEGRIPEN EN WAARDE Wetenschap als kennis van het algemene Werkelijkheidswaarde toeschrijven aan algemene begrippen de idee bij Plato en de essentie bij Aristoteles Ockham doet dit niet, Hume ook niet de werkelijkeheid is dat, waarvan we een indruk heben. Die is steeds particulier. Er bestaan geen algemene entiteiten waaraan algemene begrippen kunnen beantwoorden. Zelfs algemene begrippen bestaan niet, want dit zijn ideeën, en ideeën zijn vage afbeedlingen van indrukken, die voor iedereen anders zijn. Ze kunnen dus niet algemeen zijn! Algemene begrippen zijn slechts een taalgewoonte. Op grond van verschillende indrukken en ideeën associeert men die 24 indrukken en ideeën met elkaar. Doot een algemeen begrip te gebruiken, komtr er steeds een idee voor de geest, dat voor iedereen anders is. Alle soortnamen beatwtoorden dus NIET aan de essenties van de werkelijkheid. Woorden Aan woorden beanwoorden ook geen dingen in de werkelijkheid. Associatie met particuliere ideeën waarin dus de betekenis van de woorden ligt. Associatie met gelijkende samengestelde indrukkken doen ons aannemen dat kwaliteiten (eigenschappen) waarvan ik steeds op een bepaald moment een indruk onderga, ook in de realiteit samenhoren. Er ontstaat een neiging om aan te nemen dat het woord dat men gebruikt om op elkaar gelijkende percepties aan te dudien, wverwijst naar de wereklijkheid. Van de dingen zelf heb ik geen indruk, enkel van de eigenschappen die dat ding heeft. COGNITIEVE WAARDE VAN ZINNEN Analytische zinnen Zijn zinnen waarin het predikaat logisch gezien al besloten zit in het subject (tautologie) Altijd noodzakelijk waar of onwaar, er is geen nuance. De ontkenning leidt steeds tot een contradictie Analytische zinnen voegen niets toe aan onze kennis over de realiteit. Ervaringszinnen over de werkelijkheid buiten het bewustzijn het predikaat volgt niet noodzakelijk uit het object Direct zin waarvan alle elementen teruggevoerd kunnen worden op aanvaardbare fenomenen (zintuiglijk te bewijzen). Zin zegt iets over de realiteit en is betrouwbaar, maar niet noodzakelijk waar, aangezien je niet in directe omgevong moet zijn om een directe ervaringsuitspraak te doen Indirect Uitspraak doen over ervaarbare dingen, waarin elementen zitten waarvan we niet kunen vorstellen dat we ze zintuiglijk kunnen controleren. De werkelijkheidswaarde uis dus niet betrouwbaar. causale verband kunnen we niet zien oorzaak-gevolg is niet waarneembaar, enkel te begrijpen door associatie en de creatie van een verwachtinsgpatroon (het is universeel, maar blijft wel slechts een verwachting) We zullen nooit weten of het causaal vebrand objectief of subjectief is. 25 HUME’S SCEPTICISME uitspraken, gebaseerd op onze menselijke natuur (associatie) kunnen nooit op hun echtheid gecontroleerd worden. Gevolgen voor de metafysica De wereld als totaliteit kan niet door de ratio begrepen worden Werkelijk zijn enkel de indrukken (en niet dat wat er toevallig achter ligt) Net zo voor het ‘ik’: je kan wel enkele kwaliteiten opnoemen ivm het ‘ik’ maar je kan het geheel nooit uitleggen. God kan ook niet bewezen worden, aan d eidee ‘oorzaak’ beantwoordt er niets objectiefs (niet dat door de perceptie gestaafd kan worden) het heeft geen nut om God als oorzaak van de wereld te bescouwen, want dat is niet objectief. Metafysica is onmogelijk Gevolgen voor de moderne wetenschappen Doel is om de kennis van de natuur in een zo spaarzaam mogelijk systeem te begrijpen Wetenschap levert enkel betwijfelbare uitspraken, want de werkelijkheidswaarde is onbewezen Men gaat generaliseren door me de ratio te denken. vb. na eenmalig experiment verklaart men dat alle metalen na verhitting uitzetten. Dit is wel nooit op alle metalen uitgetest. Natuurwetenschappen zijn wel nuttig en betrouwbaar op praktisch vlak De causale relatie in de redenering is enkel een psychologische constructie (en kan niet bewezen worden) KRITISCHE FILOSOFIE VAN KANT INLEIDING de filosofie probeert de werkelijkheid te begrijpen, maar moet zelf geen eigen werkelijkheid verklaren de filosofie kan een beroep doen op andere wetenschappen, aangezien ze allemaal evenwaardig zijn. Verzoening tussen rationalisme en emirisme. Descartes geloof in de ratio en dus geen scepticisme van Hume. ons denkvermogen draagt in grote mate bij tot de manier waarop wij de wereld om ons heen opvatten.. Humes geloof dat kennis is wat ze is door de ervaring, en dus niet enkel gestoeld is op de ratio, zoals Descartes zegt. KRITIEK OP RATIONALISME EN EMPIRISME In de filosofie wilt men de uiteindelijke reden vinden en dus uitgaan van fundamentele feitelijke werkelijkheid en die proberen te begrijpen. Het rationalisme houdt te weinig rekening met datgene waaraan we door de rede niet aan twijfelen. Door te denken alleen kan je niet de hele werkelijkheid begrijpen. 26 Vb. God is volgens de rationalist een bestaand wezen door een zuiver logische anamyse van het concept God dat berust op een aantal hypothesen die op hun beurt bewezen worden adhv logica en contradictie (cfr. godsbewijs a priori van descartes) Empiristen zeggen dat je over God pas kan spreken als je hem ervaren hebt.... kan ook niet Kant zegt dat God niet met de rede noch met de zintuigen te vatten is. God is een apart geval, een geloofsobject, dat niets te maken heeft met wetenschap. Voor de rede is het even waarschijnlijk als onwaarschijnlijk dat er een God is. God behoort niet tot de verstandelijke of de ervaringsdimensie, maar tot de religieuze dimensie, nl. tot het geloof. Het empirisme gelooft niet in het belang van de rede, maar deze is voor Kant zeker niet te verwaarlozen. fysica vb is niet enkel het ontwikkelen van hypothesen die bewezen moeten worden dmv experimenten, maar ook het formuleren van algemene wetten die het particuliere van de ervaring overstijgen. Fysica doet ook een beroep op de concepten die niet op de ervaring steunen (zoals eenheid, veelheid, oorzaak en gevolg,...) Ook kritiek op de fysica zelf: ze gebruikt namelijk concepten als oorzaak-gevolg die niet berusten op de ervaring om hierin ervaringen te ontleden en algemene wetten te formuleren over de werkelijkheid. PROBLEEMSTELLING VAN ‘KRITIEK VAN DE ZUIVERE REDE’ vraag naar de mogelijkheid van kennis van de werkelijkheid zonder ervaring (=vraag naar de legitimiteit van synthetisch oordelen a priori) a posteriori – a priori alle kennis gaat uit van de ervaring. Niet alle info in een oordeel gaat terug hierop. Soms legt de mens ook verbanden, net omdat hij een redelijk wezen is (vb. causaal verband) dit is oordelen a priori, gestaafd op de rede. Deze oordelen zijn noodzakelijk waar bij analytisch oordeel, maar niet bij synthetisch oordeel. De info, gebaseerd op ervaring is dus a posteriori en berust ook op gewenning. Oordelen Ervaringsoordelen zijn niet steeds waar, maar blijven het wel tot er een tegenvb ontdekt wordt. Elke verandering in de natuur heeft een oorzaak. Een oordeel over de verandering van de natuur is dus een synthestisch oordeel a priori (want de oorzaak kunnen we niet met onze zintuigen waarnemen) We leggen causale verbanden aangezien we redelijke wezens zijn. He principe van de causale verklaring heeft het karakter can een fundamentele zekerheid, waarop men altijd kan terugvalleln, 27 zelfs als men niet direct ziet WAT de oorzaak is. Er zijn dus geen uitzonderingen Causaliteit is dus het grondbeginsel van de hele werkelijkheid, alles steunt hier op. Het ‘ik’ heeft dmv de zintuigen contact met de buitenwereld Een synthestisch oordeel a priori komt door spontaan na te denken over de begrippen ‘waarheid’ en ‘werkelijkheid’ Wanneer een oordeel overeenkomt met de gegeven werkelijkheid buiten dat oordeel,dan wordt de buitenwereld de maatstaf. Je bent r nog wel niet helemaal zeker van. Waarheid is er enkel wanneer men er van uitgaat dat men de werkelijkheid kent. Dit is paradoxaal, behalve als men denkt dat men de werkelijkheid zonder zintuiglijke kennis kan kennen. Bewijzen van een oordeel gaat gepaard met zintuiglijke kennis de werkelijkheid en de waarheid kunnen niet van elkaar gescheiden worden, want anders loopt het hele denkproces in de war. De rede moet zoc h niet richten naar het object, maar hetobject kan niet losgekoppeld worden van redelijke voorstellingen van de werkelijkheid. Mensen kunnen niet over de realiteit spreken zonder een aantal objectieve begrippen hierop te projecteren. Tijd en ruimte vb zijn in de eerste plaats eigenschappen van onze rede, en niet van de wereld. Het bewustzijn werkt dus actief mee aan der wijze waarop wij de wereld ervaren.Ruimte en tijd vinden we steeds terug in de realiteit. Door projectie kunnen we ook causale verbanden verklaren. De wet van oorzaak en gevolg is namelijk niets anders dan een aanschouwingsvorm van de menselijke rede. Zonde projectie kan men zich geen beeld van de werkelijkheid vormen. 28