Semi-continuïteit Pierre v. Mouche 2005 Verbeterde versie 1.2 (november 2012) Voorwoord Dit typoscriptje gaat over semi-continuïteit van reëelwaardige functies en is omlaag te laden op http://home.deds.nl/~pvmouche (indien die url nog geldt).1 Het behandelt een paar elementaire resultaten voor semi-continue functies die elders soms goed van pas komen. Daarnaast behandelt het het lemma van Weierstrass-Lebesgue, een dekpuntstelling voor semi-continue afbeeldingen en parameterafhankelijkheid van oplossingen. Een en ander hier is niet zo snel in de literatuur te traceren. In de appendix wordt een en ander qua voorkennis (met name boven- en benedenlimieten) in herinnering geroepen, soms met soms zonder bewijs. De auteur dankt Dr. W. Pijnappel voor zijn op- en aanmerkingen. Uiteraard houdt de auteur zich aanbevolen voor verdere op- en aanmerkingen die kunnen leiden tot verbeteringen. Inhoudsopgave 1 Noties 2 2 Karakterisaties 2 3 Oud maakt nieuw 5 4 Rechts- en links-continuïteit 6 5 Maximaliseerders 7 6 Parameter-afhankelijkheid van oplossingen 8 7 Dekpuntstelling 9 A Ter herinnering 10 1 Voor ATEX gebruikt onder het de vervaardiging ervan is het (idealistische) publieke-domein-tekstzetsysteem L (idealistische) besturingssyssteem Linux. 1 1 Noties g : X → R, waar X een topologische ruimte is, en a ∈ X . g heet continu in a als er voor > 0 een omgeving V van a bestaat zodanig dat |g(x) − g(a)| < voor alle x ∈ V . En g heet continu als g continu in elk punt van X is. Omdat |g(x) − g(a)| < equivalent is met g(a) − < g(x) < g(a) + , kunnen we de denitie van continuïteit als volgt opsplitsen: Zij elke Denitie 1 g 1. Zij X heet semi-continu naar boven in zodanig dat punt van g 2. een topologische ruimte, X g(x) < g(a) + a g:X→R een functie en als er voor elke voor alle x ∈ V. g >0 a ∈ X. een omgeving V a van heet semi-continu naar boven als bestaat g in elk semi-continu naar boven is. a als er voor elke > 0 een omgeving V van a bestaat x ∈ V . g heet semi-continu naar beneden als g in elk beneden is. heet semi-continu naar beneden in zodanig dat punt van X g(x) > g(a) − voor alle semi-continu naar Dus g is continu (in a) ⇔ g is zowel semi-continu naar boven als naar beneden (in Men zou kunnen zeggen: een functie die semi-continu naar beneden in van a a is, springt in de buurt niet snel naar beneden. En: een functie die semi-continu naar boven in buurt van a a is, springt in de niet snel naar boven. Merk nog op dat continuïteit van beneden en naar boven zijn van g a). g g (in a) equivalent is met het tegelijkertijd semi-continu naar a). Verder is het evident dat: (in is semi-continu naar boven (in a) ⇔ −g is semi-continu naar beneden (in a). Deze laatste opmerking rechtvaardigt dat ik me hieronder veelal zal beperken tot semi-continuïteit naar beneden (en in voetnoten eventueel de andere variant nog geef ). 2 Karakterisaties g : C → R waar C een of andere verzameling is, deniëren we voor α ∈ R: | g(x) = α} de niveauverzameling van g m.b.t. α; | g(x) ≤ α} de benedenniveauverzameling van g m.b.t. α; | g(x) ≥ α} de bovenniveauverzameling van g m.b.t. α; | g(x) < α} de strikte benedenniveauverzameling van g m.b.t. α; | g(x) > α} de strikte bovenniveauverzameling van g m.b.t. α. Gegeven een functie Niv= α Niv≤ α Niv≥ α Niv< α Niv> α := {x ∈ C := {x ∈ C := {x ∈ C := {x ∈ C := {x ∈ C Zij X een topologische ruimte. De volgende uitspraken voor een functie g : X → R zijn equivalent: 1. g is semi-continu naar beneden; 2. voor elke α ∈ R is Niv open; 3. voor elke α ∈ R is Niv gesloten. Bewijs. 1 ⇒ 2” a ∈ Niv g(a) > α g a Propositie 1 2 > α ≤ α " > α . Omdat zodanig dat g(x) > α (x : zij en semi-continu naar beneden in is, is er a ∈ V ). Dus V ∈ Niv> α. "2 ⇒ 1": zij a ∈ X . We bewijzen dat g semi-continu naar beneden in a is. Daartoe zij > 0. > Omdat V := Nivg(a)− open is en a ∈ V is, is V een omgeving van a met g(a) − < g(x) (x ∈ V ). een omgeving van 2 Hier is het broertje van deze propositie: d.e.s.d.a. voor elke α∈R g is semi-continu naar boven d.e.s.d.a. voor elke ≥ is Nivα gesloten. 2 α∈R is Niv< α open "2 ⇒ 3": omdat {x ∈ X | g(x) ≤ α} = {x ∈ X | g(x) > α}c en het complement van een open verzameling gesloten is. "3 ⇒ 2": {x ∈ X | g(x) > α} = {x ∈ X | g(x) ≤ α}c omdat en het complement van een gesloten verzameling open is. Q.e.d. Het is bekend dat continuïteit van een afbeelding tusen (semi-)metrische ruimten equivalent is met rijtjes-continuïteit van die afbeelding. Stelling 1 hieronder behelst de pendant daarvan voor 3 semi-continuïteit gebruikmakend van boven en benedenlimieten. Om het bewijs van die stelling rond te krijgen is het goed even terug te gaan naar de volgende situatie van continue afbeeldingen: Laat X) een metrische ruimte zijn, g : X → R en a ∈ S. Dan zijn equivalent: 1. g is continu te a. 2. Voor elke rij (a ) uit X met lim a = a geldt lim g(a ) = g(a). Bewijs. 1 ⇒ 2 > 0 g a V a Propositie 2 n n→∞ : zij . omdat n n→∞ continu te n is, bestaat er een omgeving van zodanig |g(x) − g(a)| < voor alle x ∈ V . Omdat limn→∞ an = a, is an ∈ V voor n groot genoeg. Voor die n geldt dus |g(an ) − g(a)| < . Dus limn→∞ g(an ) = g(a). 2 ⇒ 1: uit het ongerijmde. Stel dus dat g niet continu te a is. Dit impliceert de existentie van een > 0 zodanig dat voor alle n er een xn ∈ B1/n (a) (i.e. de open bol rond a met straal 1/n) is met |g(xn ) − g(a)| ≥ . Nu limn→∞ xn = a, maar (g(an )) convergeert niet naar g(a). Q.e.d. dat Zij X een metrische ruimte, g : X → R en a ∈ X . Dan zijn equivalent: 1. g is semi-continu naar beneden in a ∈ X . 2. Voor elke rij (a ) uit X met lim a = a geldt lim inf g(a ) ≥ g(a). Bewijs. 1 ⇒ 2 > 0 g a Stelling 1 4 n : n→∞ zij . Omdat n n→∞ n semi-continu naar beneden te is, bestaat er een g(x) > g(a) − voor alle x ∈ V . Omdat limn→∞ an = a, is an ∈ V voor n groot genoeg. Voor die n geldt dus g(an ) > g(a) − . Dit impliceert lim inf n→∞ g(an ) ≥ lim inf n→∞ (g(a) − ) = g(a) − . Omdat dit voor alle > 0 geldt, volgt lim inf n→∞ g(an ) ≥ g(a). 1 ⇒ 1: uit het ongerijmde. Stel dus dat g niet semi-continu naar beneden te a is. Dit impliceert de existentie van een > 0 zodanig dat voor alle n er een xn ∈ B1/n (a) is met g(xn ) ≤ g(a) − . Nu limn→∞ xn = a en vandaar lim inf n→∞ g(xn ) ≥ g(a). Maar lim inf n→∞ g(xn ) ≤ g(a) − , een tegenspraak. Q.e.d. omgeving Laat V X van en a Y zodanig dat verzamelingen zijn en g : X → Y een afbeelding. Dan is de graek van g gedenieerd door graph(g) := {(x, y) | x ∈ X, y = g(x)} ⊆ X × Y. In het geval dat Y ⊆R is ook haar epigraek epi(g) := {(x, y) | x ∈ X, y ≥ g(x)} ⊆ X × R, en haar hypograek hypo(g) := {(x, y) | x ∈ X, y ≤ g(x)} ⊆ X × R gedenieerd. Dus, in dat geval, is de graek van Als X en Y g de doorsnede van haar epigraek en hypograek. topologische ruimten zijn, dan heeft het, cartesische producten steeds van de producttopologie voorziend, zin te spreken van dingen als dat dan dus dat graph(g) een gesloten deel van 3 Eventueel zie die appendix voor dit soort van 4 Hier is het broertje van deze stelling: zij X a ∈ X. Dan: voor elke rij (an ) uit X geldt: X ×Y graph(g) gesloten is. Dat betekent is. limieten. een metrische ruimte en g : X → R semi-continu naar limn→∞ an = a ⇒ g(limn→∞ an ) ≥ lim supn→∞ g(an ). 3 boven in Zij X een metrische ruimte. De volgende uitspraken voor een functie g : X → R zijn equivalent: 1. g is semi-continu naar beneden; 2. epi(g) is gesloten. Bewijs. 1 ⇒ 2 ((x , y )) epi(g) (x, y) ∈ X × R Stelling 2 5 6 " ": zij n n een rij uit die convergeert naar g(xn ) ≤ yn voor alle n, (xn ) convergeert naar x en (yn ) convergeert naar y . g(x) = g(limn→∞ xn ) ≤ lim inf g(xn ) ≤ lim inf n→∞ yn = limn→∞ yn = y . ; dus Met Stelling 1 volgt Dus (x, y) ∈ epi(g), zoals gewenst. "2 ⇒ 1": stel epi(g) α∈R is gesloten. Om te bewijzen dat g semi-continu naar beneden is bewijzen g met betrekking tot α gesloten is (en (xn ) een rij uit {x ∈ X | g(x) ≤ α} die convergeert naar, zeg, y . We zijn klaar als we laten zien dat g(y) ≤ α. Omdat g(yn ) ≤ α, is (xn , α) een rij uit epi(g). Deze rij convergeert naar (y, α). Omdat epi(g) gesloten is, is (y, α) ∈ epi(g), dus g(y) ≤ α. we dat voor elke de benedenniveauverzameling van kunnen dan Propositie 1 toepassen). Daartoe zij Q.e.d. g:X →R g zowel semi-continu naar beneden als naar boven is, is zowel de epigraek als de hypograek van g gesloten. De graek van g is daarom een doorsnede van gesloten verzamelingen en vandaar weer gesloten. Maar in feite geldt iets veel sterkers (zie eventueel , 4, in de appendix): de graek van een continue afbeelding g : X → Y , waar X en Y topologische ruimten zijn met Y hausdorfs, is een gesloten deel van X × Y . Dit bewijst alvast bewering 1 in de volgende stelling. Een toepassinkje van Stelling 2 is het volgende: als een continue afbeelding, dan is de graek van g X een metrische ruimte is en gesloten. Inderdaad: omdat Zij X een topologische ruimte, Y een hausdorfse topologische ruimte en g : X → Y een afbeelding. Dan: 1. g is continu ⇒ graph(g) is gesloten. 2. Als Y een compacte metrische ruimte is, dan geldt: graph(g) is gesloten ⇒ g is continu. Bewijs. K g(X) Y g(X) ⊆ K K Stelling 3 2. Zij de afsluiting van Y (in ). Dan en vandaar ook compact. Zij B . is dus een gesloten deel Y . De continuïteit van g : X → Y bewijzen we door aan te tonen dat g −1 (B) = {x ∈ X | g(x) ∈ B} een gesloten deel van X is. We drukken eerst deze verzameling uit uit in termen van van de compacte een gesloten deel van G := graph(g) = {(x, g(x)) | x ∈ X}, zijnde een deelverzameling van X × K: {x ∈ X | g(x) ∈ B} = P ((X × B) ∩ G). P : X × K → X de projectie op de eerste coördinaat, i.e. (x, y) 7→ x, is. Omdat K compact , 5) P gesloten, i.e. elke gesloten deelverzameling van X × K heeft als beeld onder P een gesloten deel van X . Dus het bewijs is rond als we weten dat (X ×B)∩G een gesloten deel van X × K is. Welnu, G is per veronderstelling een gesloten deel van X × Y . Omdat G ⊆ X × K en X × K een gesloten deel van X × Y is, volgt: dat G een gesloten deel van X × K is. Omdat (X × B) ∩ G = (X × (B ∩ K)) ∩ G en ook X × (B ∩ K) een gesloten deel van X × K is, volgt het gewenste. Q.e.d. waar is, is (zie eventueel Herinneren we eraan dat compacte metrische ruimten gesloten en metrisch begrensd zijn en dat in Rn geslotenheid en begrensdheid van een deelverzameling van Rn compactheid van die deelverzameling impliceren. 5 Hier is het broertje: g is semi-continu naar boven d.e.s.d.a. hypo(g) is gesloten deel van X × R. 6 En hier is het broertje: g is semi-continu naar boven d.e.s.d.a. hypo(g) is gesloten deel van X × R. 4 De twee volgende voorbeelden behelzen niet-continue functies compact is, met een (in Voorbeeld 1: R×Y) g:R→R waar Y ⊆R niet zij gedenieerd door g(x) := Voorbeeld 2: g : R → Y, gesloten graek. g : R → (0, 1) e1/x als x 6= 0, 0 als x = 0. (1) zij gedenieerd door g(x) := 1/2 e−x als als x ≤ 0, x > 0. (2) Opmerkingen: Nogmaals het bewijs van Stelling 3 bekijkend, lijkt het dat we bij die stelling met dingen bezig zijn die niet meer zoveel met semi-continuiteït te maken hebben. Maar dat is inderdaad slechts schijn: de moeilijkste bewering, i.e. de tweede, volgt ook uit niet zo elementaire resultaten uit de niet-lineaire analyse, en wel uit resultaten voor correspondenties die verbanden behelzen tussen het hemi-continu naar boven zijn en het een gesloten graek hebben. Dat is dan best zwaar geschut voor een bewijs omdat ik me hier niet met correspondenties, maar slechts met afbeeldingen, bezig houd. Stelling 3 gaat over het verband tussen continuïteit van een afbeelding en het gesloten zijn van haar graek. In de wiskunde is er een stelling met de naam Stelling van de gesloten graek die ook over dit verband gaat voor lineaire afbeeldingen, maar echt veel diepzinniger is. 3 Oud maakt nieuw Propositie 3 Zij X een topologische ruimte en a ∈ X . Als f , f semi-continu naar beneden zijn in a. Dan: 1. voor λ > 0 is de functie λf semi-continu naar beneden in a. 2. de functie f + f is semi-continu naar beneden in a. Bewijs. >0 1 2 : X → R 7 functies zijn die 1 1 2 1. Zij . f1 semi-continu naar beneden in a is, bestaat er een omgeving V van a zodanig dat f1 (x) < f1 (a) + /λ (x ∈ V ). Er volgt dat (λf1 )(x) < (λf1 )(a) + voor alle x ∈ V . 2. Omdat fi semi-continu naar beneden in a is, bestaat er een omgeving Vi van a zodanig dat fi (x) < fi (a) + /2 (x ∈ Vi ). Er volgt dat V1 ∩ V2 een omgeving van a is en dat (f1 + f2 )(x) < (f1 + f2 )(a) + e voor alle x ∈ V1 ∩ V2 . Q.e.d. Omdat Zij X een topologische ruimte en a ∈ X . 1. Als (g ) : X → R een familie van functies is die semi-continu naar beneden in a zijn, dan is g := sup g ook semi-continu naar beneden in a. 2. Als g , . . . , g : X → R functies zijn die semi-continu naar beneden in a zijn, dan is g := min (g , . . . , g ) ook semi-continu naar beneden in a. Propositie 4 i i∈I i∈I 1 m 1 7 Ja, i m ondanks dat het over lineaire afbeeldingen gaat! Men bedenke dat er zich in oneindig dimensionale lineaire topologische ruimten minder alledaagse problemen kunnen voordoen. 5 Bewijs. 1. Zij > 0. Er is een i ∈ I zodanig dat gi (a) > g(a) − 2 . Omdat gi semi-continu naar V van a zodanig dat g(x) > gi (a) − 2e (x ∈ V ). Voor x ∈ V geldt a is, is er een omgeving g(x) > g(a) − . m 2. Zij > 0. Er is een omgeving Vi van a zodanig dat gi (x) > gi (a) − (x ∈ Vi ). V := ∩i=1 Vi is een omgeving van a waarvoor voor alle i geldt gi (x) > gi (a) − (x ∈ V ). Daaruit volgt voor alle x ∈ V dat g(x) = min (g1 (x), . . . , gm (x)) > min (g1 (a), . . . , gm (a)) − = g(a) − . Q.e.d. boven in dus Propositie 5 Als f , f : X → R positieve functies zijn die semi-continu naar beneden zijn, dan is ook de functie f f semi-continu naar beneden. Bewijs. λ ∈ R {x ∈ X | (f f )(x) > λ} f f >0 1 2 1 2 Zij mogen we . We bewijzen dat λ>0 open is. Omdat 1 2 is, 1 2 veronderstellen. Nu opmerkend dat {x ∈ X | (f1 f2 )(x) > λ} = ∪α>0 ({x ∈ X | f1 (x) > α} ∩ {x ∈ X | f2 (x) > λ/α}) een vereniging van open verzamelingen is en dus open is. Q.e.d. Stel f , f : R → R. 1. als f continu in a ∈ R is en f semi-continu naar beneden in f (a) is, dan is f ◦ f semi-continu naar beneden in a. 2. Als f continu is en f semi-continu naar beneden is, dan is f ◦ f semi-continu naar beneden. Bewijs. >0 f f (a) ξ>0 Propositie 6 1 2 1 2 1 2 1. Zij dat voor alle 1 2 . Omdat 2 semi-continu naar beneden in 2 1 is, is er een 1 1 zodanig y∈R |y − f1 (a)| < ξ ⇒ f2 (y) < f2 (f1 (a)) + . Omdat f1 continu in a is, is er een δ>0 zodanig dat voor alle x∈R |x − a| < δ ⇒ |f1 (x) − f1 (a)| < ξ. Nu geldt, oals gewenst, voor alle x∈R |x − a| < δ ⇒ f2 (f1 (x)) < f2 (f1 (a)) + . 2. Uit 1. Q.e.d. 4 Rechts- en links-continuïteit We hebben gezien dat de semi-continuïteitsnoties zich op natuurlijke wijze voordoen door een opsplitsing van de continuïteisnotie. In het bijzonder zijn semi-continuiteits-noties gedenieerd voor functies in geval het domein een deelverzameling van R is. Voor dergelijke functies zijn ook de noties van rechts- en linkscontinuïteit gedenieerd, hetgeen in dat geval een alternatieve opsplitsing van de continuïteitsnotie betreft. Men verwarre deze noties niet. We bekijken dit hier nader. g : X → R, waar X een deelverzameling van R is, en a ∈ X . g heet rechts-continu in a > 0 een δ > 0 bestaat zodanig dat |g(x) − g(a)| < voor alle x ∈ X met a ≤ x < a + δ . g heet links-continu in a als er voor elke > 0 een δ > 0 bestaat zodanig dat |g(x) − g(a)| < voor alle x ∈ X met a − δ < x ≤ a. g heet links-continu als g links-continu in elk punt van X is en g heet rechts-continu als g rechts-continu in elk punt van X is Zij als er voor elke Natuurlijk geldt: g Propositie 7 is continu (in a) ⇔ g is zowel rechts- als links-continu (in a). Zij g : X → R stijgend, waar X een deelverzameling van R is, en a ∈ X . Dan: 6 1. g is semi-continu naar boven in a ⇔ g is rechts-continu in a. 2. g is semi-continu naar beneden in a ⇔ g is links-continu in a. Bewijs. ⇒ > 0 g a 1. : zij . Omdat semi-continu naar boven in is, is er een δ > 0 zodanig g(x) < g(a) + voor alle x ∈ X met |x − a| < δ . In het bijzonder g(x) − g(a) < voor alle x ∈ X met a ≤ x < a + δ . Omdat g stijgend is volgt hieruit dat 0 ≤ g(x) − g(a) < voor alle x ∈ X met a ≤ x < a + δ en dus dat |g(x) − g(a)| < voor alle x ∈ X met a ≤ x < a + δ . Dus g is rechts-continu in a. ⇐: zij > 0. Omdat g rechts-continu in a is, is er een δ > 0 zodanig dat |g(x) − g(a)| < + voor alle x ∈ X met a ≤ x < a + δ . In het bijzonder g(x) < g(a) + voor alle x ∈ X met a ≤ x < a + δ . Omdat g stijgend is volgt hieruit dat g(x) < g(a) + voor alle x ∈ X met a − δ < x < a + δ en dus dat g(x) < g(a) + voor alle x ∈ X met |x − a| < δ . Dus g is semi-cotninu naar boven in a. dat 2. Analoog aan 1. Q.e.d. Dit alles geziend hebbende, zij het duidelijk dat men ook op voor de hand liggende wijze de noties van links semi-continu naar beneden, rechts semicontinu naar beneden, links semi-continu naar boven en rechts semicontinu naar boven invoeren kan: Denitie 2 1. g X een deelverzameling van R, g : X → R a als x ∈ ]a − δ, a]. heet links semi-continu naar boven in dat g Zij g(x) < g(a) + voor alle heet links semi-continu naar boven als g een functie en >0 er voor elke X in elk punt van a ∈ X. een δ>0 bestaat zodanig links semi-continu naar boven is. g a als x ∈ [a, a + δ [. heet rechts semi-continu naar boven in dat g(x) < g(a) + g heet rechts voor alle semi-continu naar boven als >0 er voor elke g in elk punt van X een δ>0 bestaat zodanig rechts semi-continu naar boven is. 2. g a x ∈ ]a − δ, a]. heet links semi-continu naar beneden in dat g(a) − < g(x) g heet links voor alle semi-continu naar beneden als als er voor elke >0 g in elk punt van X een δ>0 bestaat zodanig links semi-continu naar boven is. g heet rechts semi-continu naar beneden in a als er voor elke > 0 een δ > 0 bestaat zodanig dat g(a) − < g(x) voor alle x ∈ [a, a + δ [. g heet rechts semi-continu naar beneden als g in elk punt van X rechts semi-continu naar boven is. 5 Maximaliseerders Het bewijs van de volgende stelling berust op toepassing van de eindige-doorsnede-eigenschap, i.e. van het volgende welbekende resultaat : een metrische ruimte familie (Fi )i∈I ∩i∈I Fi niet-leeg is. van gesloten delen van X X is compact d.e.s.d.a. voor elke waarvoor elke eindige doorsnede niet-leeg is, de doorsnede Stelling 4 (Lemma van Weierstrass-Lebesgue.) Zij X een niet-lege compacte metrische ruimte en g : X → R semi-continu naar boven. Dan heeft g een maximaliseerder en de collectie der maximaliseerders van g is compact. 8 8 Hier is het broertje: zij Dan heeft g X een niet-lege compacte metrische ruimte en een minimaliseerder en de collectie der minimaliseerders van 7 g g:X→R is compact. semi-continu naar beneden. Bewijs. van g Niv≥ λ Zij α := sup g . Dan α ∈ R ∪ {+∞}. Er geldt dat de verzameling der maximaliseerders ∩λ<α Niv≥ λ . Omdat g semi-continu naar boven is, is vanwege Stelling 2, elke gelijk is aan gesloten. De verzameling van maximaliseerders is dus zijnde een doorsnede van gesloten verzamelingen, ook gesloten. Ze is zelfs compact omdat een gesloten deel van een compacte verzameling compact is. Resteert te bewijzen dat er een maximaliseerder bestaat. Daartoe merken we op dat voor elke λ < α, Niv≥ λ, compacte verzamelingen 6 ≥ Niv≥ λ1 ⊇ Nivλ2 (λ1 ≤ λ2 ). De eindige-doorsnede eigenschap voor ≥ garandeert daarom dat ∩λ<α Nivλ 6= ∅. Q.e.d. niet-leeg is. En dat Parameter-afhankelijkheid van oplossingen Soms wil men weten of een unieke oplossing van een vergelijking (of stelsel van vergelijkingen als u wilt) continu van een parameter afhangt. Natuurlijk is de impliciete functie stelling in dit verband van belang. Maar deze maakt dierentieerbaarheidsveronderstellingen. Ik bekijk dit probleem nu zonder zulke veronderstellingen. Preciezer bekijk ik daartoe nu de volgende vrij algemene situatie. Zij A een niet-leeg deel van Rn , T een niet-lege topologische ruimte en f : A × T → Rm een continue functie met de eigenschap dat er voor elke (parameter) met f (a, t) = 0. Deze a noterend met a? (t) t∈T één unieke a∈A is hebben we een wel-gedenieerde functie a? : T → A en geldt f (a? (t), t) = 0 (t ∈ T ). Vandaar f −1 (0) = {(a? (t), t) | t ∈ T }. Als men zich deze situatie voor de geest haalt, dan is het niet uitgesloten dat men vermoed, in het bijzonder in geval van A=R en m=1 is, dat a? continu is. Echter dat hoeft niet zo te zijn. De volgende klasse van tegenvoorbeelden maakt dit duidelijk. Zij g : R → R een functie die niet continu is en een gesloten graek heeft (bijvoorbeeld Zij Γ de gespiegelde graek van g , i.e. de verzameling Γ := {(g(t), t) | t ∈ R} van R2 . Ook Γ is gesloten. Omdat Γ 6= ∅, is de kortste-afstands-functie 2 tot Γ een wel-gedenieerde functie f : R × R → R: het is de functie die aan (a, t) ∈ R de kortste afstand tot Γ toevoegt. Het is welbekend dat f continu is en dat Γ, dus Γ, de verzameling der 2 nulpunten van f is. Dus {(a, t) ∈ R | f (a, t) = 0} = {(g(t), t) | t ∈ R}. Vandaar a? = g en a? is de functie gedenieerd door (1) of (2)). niet continu. Stelling 5 Bewijs. Als A gesloten is en de functie a ? :T →A begrensd is, dan is deze functie continu. n a? (T ) een begrensd deel van R is, is K := a? (T ) geloten en begrensd en Y := K ∩ A. Omdat A gesloten is, is ook Y compact. We moeten bewijzen a? : T → A continu is. Omdat a? (T ) ⊆ K , volstaat het te bewijzen dat a? : T → Y continu Omdat vandaar compact. Zij dat is. De evidente maar uiterst belangrijke opmerking is dat {(t, a? (t)) | t ∈ T } = graph(a? ) is. Deze opmerking is belangrijk omdat continuiteit van een afbeelding voor heel wat gevallen (zoals in Stelling 3(2)) gegarandeerd is als de graek van die afbeelding gesloten is. f : A × T → Rm continu is, is f −1 (0) een gesloten deel van A × T en vandaar graph(a? ) een gesloten deel van T × A. Omdat ook graph(a? ) ⊆ T × Y is en Y een gesloten deel van A is, is graph(a? ) ook een gesloten deel van T × Y . Dus aan alle voorwaarden van Stelling 3(2) is voldaan. Omdat Q.e.d. Het volgende resultaat behelst een speciaal geval van de situatie van Stelling 5 waar en dus continu is. vertaal!! en hoe zit het met semi-difb? 8 a? begrensd Suppose T is a proper interval of R with 0 ∈ T ⊆ R and f : R ×T → R is continuous. If for every t ∈ T , there exists a unique a (t) ∈ R with f (a (t), t) = 0 and f (a, t) < 0 for every a ∈ T with a > a (t), then the function a : T → R is continuous. Bewijs. t ∈ T t > 0 a : [0, t] → R Stelling 6 + ? ? Fix + ? ? with a? : T → R + . If we can prove that is continuous, then it follows ? a? : [0, t] → R a? [0, t] a? [0, t] is bounded. Let t ∈ [0, t]. As f (a? (t), t) = 0 and f (a, t) < 0 for a > a? (t), we can x a(t) > a? (t) such that f (a(t), t) < 0. As f is continuous at (a(t), t), there exists an open ball Br(t) (a(t), t) in R+ × [0, t] with radius r(t) > 0 around (a(t), t) on which f is negative. 0 0 Let Z := ∪t∈[0,t] Br(t) (a(t), t) and Z := ∪t∈[0,t] (t − r(t), t + r(t)). Z is an open covering of m the compact set [0, t]. So there exists t1 , . . . , tm ∈ [0, t] such that [0, t] ⊆ ∪i=1 (ti − r(ti ), ti + r(ti )). We may suppose that a(t1 ) ≥ a(tk ) (1 ≤ k ≤ m). Now x t ∈ [0, t]. Take k ∈ {1, . . . , m} such that t ∈ (tk − r(tk ), tk + r(tk )). Then (a(tk ), t) ∈ Br(tk ) (a(tk ), tk ) and therefore f (a(tk ), t) < 0. This implies a? (t) < a(tk ) ≤ a(t1 ). So with z = a(t1 ), f (a, t) < 0 for all a > z and t ∈ [0, t] and therefore a? [0, t] ≤ z , thus a? [0, t] is that is continuous. As the graph of is closed, continuity of follows if we can show that bounded. Q.e.d. Eenmaal het bewijsidee van Stelling 5 hebbend zijn allerlei varianten van die stelling mogelijk. T, A1 , A2 segmenten van R zijn en Jt1 , Jt2 (t ∈ T ) (t ∈ T ) en Jt2 ∈ A2 ∈ (t ∈ T ). Stel Z := ∪t∈T Jt1 × Jt2 × {t} A1 × A2 , Bijvoorbeeld voor de volgende situatie: laat 1 1 segmenten van R zodanig dat Jt ⊆ A 3 9 is gesloten deel van R . Zij, met A = f : A × T → R2 t ∈ T er één unieke (a1 , a2 ) ∈ Jt1 × Jt2 (a1 , a2 ) noterend met a• (t) hebben we een wel-gedenieerde functie een continue functie. Veronderstel dat voor elke (parameter) f ((a1 , a2 ), t) = 0. a• : T → A. is met Propositie 8 Bewijs. Deze Als de functie a Er geldt • :T →A begrensd is, dan is deze functie continu. f ((a• (t), t) = 0 (t ∈ T ). Omdat {(a• (t), t) | t ∈ T } = f −1 (0) ∩ Z K := a• (T ) en Y := K ∩ A zijn a? : T → Y continu is. Omdat f : A × T → Rm continu is, is f −1 (0) −1 een gesloten deel van A × T en f (0) ∩ Z dus ook. Vandaar is graph(a• ) een gesloten deel van T × A. Omdat ook graph(a• ) ⊆ T × Y is en Y een gesloten deel van A is, is graph(a• ) ook een gesloten deel van T × Y . Dus aan alle voorwaarden van Stelling 3(2) is voldaan. Q.e.d. gesloten is, gaat het bewijs analoog aan dat van de vorige stelling: compact. We bewijzen dat 7 Dekpuntstelling Stelling 7 Stel I is een eigenlijk interval van R en g : I → R een functie die links semi-continu naar boven en rechts semi-continu naar beneden is. Als er a, b ∈ I met a < b, a < g(a) en b > g(b) bestaan, dan heeft g een dekpunt. Bewijs. (a ), (b ) (c ) Denieer recursief de rijtjes of rijen n n en n , door: a0 := a, b0 := b en voor n ≥ 1: cn := 9 Dat is bijvoorbeeld zo als 1 (an−1 + bn−1 ). 2 T = [0, 1], A1 = [0, b1 ], A2 = [0, b2 ] t[a, b1 ], Jt2 = (1 − t)[a, b2 ]. 9 waar 0 ≤ a ≤ b1 en 0 ≤ a ≤ b2 en Jt1 = g(cn ) = cn , Als dan stop, anders denieer verder an := cn en bn := bn−1 an := an−1 en bn := cn als als cn < g(cn ), cn > g(cn ). g een dekpunt. Als ze niet stopt, dan hebben we rijen (an ), (bn ) (cn ) Men ziet snel in dat a0 ≤ an ≤ cn+1 ≤ bn ≤ b0 , de rij (an ) is stijgend, de rij (bn ) is dalend limn→∞ (bn − an ) = 0. Er volgt dat (an ) en (bn ) convergeren naar eenzelfde punt x. Men ziet ook snel in dat an < g(an ) voor alle n en bn > g(bn ) voor alle n. Dat impliceert Als deze procedure stopt, dan heeft en en x = lim an ≤ lim sup g(an ), x = lim bn ≥ lim inf g(bn ). n→∞ Omdat g x te n→∞ n→∞ links semi-continu naar boven is en an ≤ x n→∞ is volgt, lim supn→∞ g(an ) ≤ g(x) en dus nu x ≤ g(x). Omdat g te x links semi-continu naar beneden en bn ≥ x is volgt, g(x) ≤ lim inf g(bn ) n→∞ en dus nu g(x) ≤ x. Dus g(x) = x. A Q.e.d. Ter herinnering (Boven- en benedenlimitieten voor rijen) Beschouw van R. Zij (an ) R := R∪{−∞, +∞}. een rij uit R. A ⊆ R zijn sup(A) en inf(A) wel-gedenieerde elementen Voor Voor elk natuurlijk getal n(≥ 1) zij sn := sup{ak | k ≥ n} ∈ R ∪ {+∞}, in := inf{ak | k ≥ n} ∈ R ∪ {−∞}. Men denieert lim sup ak := inf sn ∈ R, lim inf ak := sup in ∈ R. n k→∞ lim supk→∞ ak k→∞ n (an ) en lim inf k→∞ ak lim supk→∞ ak en lim inf k→∞ ak heet ook wel de bovenlimiet van de rij benedenlimiet van de rij (an ). In plaats van heet ook wel de zal ik hieronder ook wel kortweg respectievelijk L, l schrijven. Vanwege de eenvoudige eigenschap lim sup(−ak ) = − lim inf ak k→∞ k→∞ kunnen we resultaten voor Voor alle k, m lim sup snel omzetten in die voor lim inf (en omgekeerd). geldt sk ≥ ak ≥ ik , sk ≥ im , (inderdaad: sk ≥ ak+m ≥ im ). Dat impliceert inf k sk ≥ il lim supk→∞ ak ≥ lim inf k→∞ ak . En zelfs en daaruit sup ak ≥ lim sup ak ≥ lim inf ak ≥ inf ak . k k→∞ k→∞ 10 k inf k sk ≥ supl il . Dus Merk op dat de rij (sn ) dalend is en dat de rij L ≤ sn (in ) en stijgend is; vandaar, voor alle n, l ≥ in . lim supk→∞ ak = +∞ dan en slechts dan als (an ) naar boven onbegrensd lim inf k→∞ ak = −∞ dan en slechts dan als (an ) naar beneden onbegrensd is. Merk ook op dat en dat Voorbeeld: voor de rij (an ) an = n gegeven door geldt sn = +∞ en in = n is en vandaar L = l = +∞. De noties van lim sup en lim inf zijn doorgaans een speciaal geval van de notie van limiet van (sn ) een rij. Inderdaad, omdat de rij nog in dalend is, geldt in geval (sn ) naar boven begrensd is ook R: lim sup ak = lim sn . n→∞ k→∞ En omdat de rij (in ) stijgend is, geldt in geval (in ) naar beneden begrensd is ook nog in R lim inf ak = lim in . n→∞ k→∞ het zij duidelijk dat voor rijen • • , (an ) en (bn ) uit R: λ ∈ R+ : lim supk→∞ (λak ) = λ lim supk→∞ ak en lim inf k→∞ (λak ) = λ lim inf k→∞ ak . an ≤ bn voor alle n, dan lim supk→∞ ak ≤ lim supk→∞ bk en lim inf k→∞ ak ≤ lim inf k→∞ bk . voor als 1 : Voor rijen (a ) en (b ) uit R: n n als het rechterlid welgedenieerd in R als het rechterlid welgedenieerd in R is. lim supk→∞ (ak + bk ) ≤ lim supk→∞ ak + lim supk→∞ bk is. lim inf k→∞ (ak + bk ) ≥ lim inf k→∞ ak + lim inf k→∞ bk Bewijs. We bewijzen de bewering voor lim sup. +∞ is, dan geldt de bewering. Als een van beiden bovenlimielim supk→∞ ak = −∞, dan is lim supk→∞ ak 6= ∞ en vandaar (an ) naar boven begrensd, zeg door M . Dat impliceert dat in de te bewijzen ongelijkheid het rechterlid −∞ is. Omdat lim supk→∞ ak = −∞, is, voor gegeven A ∈ R, supk≥n ak = sn < A − M voor n groot genoeg. Daaruit supk≥n (ak + bk ) ≤ supk≥n ak + supk≥n bk = sn + M < A. Dit impliceert dat ook het linkerlid −∞ is. Als een van beiden bovenlimiten ten −∞ is, zeg (an ) en (bn ) begrensd en dus ook (an + bn ) sn (a + b) = supk≥n (ak + bk ) en verdere dergelijke notaties volgt omdat sn (a + b) ≤ sn (a) + sn (b) en de limieten limn→∞ sn (a + b), limn→∞ sn (a), limn→∞ sn (b) bestaan, lim supk→∞ (ak + bk ) = limn→∞ sn (a + b) ≤ limn→∞ (sn (a) + sn (b)) = limn→∞ (sn (a)) + limn→∞ (sn (b)) == lim supk→∞ ak + lim supk→∞ bk . Q.e.d. Stel nu beide bovenlimieten zijn eindig. Dan zijn begrensd. Met Van groot belang voor het werken met limsup en liminf is: , 2 Stel lim sup a ∈ R. Voor alle > 0 is het aantal n met a > lim sup a + eindig en is het aantal n met a > lim sup a − oneindig. Stel lim inf a ∈ R. Voor alle > 0 is het aantal n met a < lim inf a − eindig en is het aantal n met a < lim inf a + oneindig. Bewijs. lim sup k→∞ k n n k→∞ k→∞ k n n k→∞ L ∈ R geldt L ≤ sn ≤ L + voor n groot ak ≤ sn ≤ L + . Dus als ak > L + , dan k < n. geldt L − < sn , i.e. k→∞ k . Omdat n ak > L − . k k We bewijzen de beweringen voor Voor alle k→∞ k genoeg. Fixeer zo'n L − < sup{ak | k ≥ n}. Q.e.d. 11 n. Voor k≥n Er bestaat dus een volgt k ≥n met Voor alle a ∈ R geldt: lim sup Bewijs. ⇐ , 3 k→∞ ak = lim inf k→∞ ak = a ⇔ limk→∞ ak = a L ≤ a. c ∈ R met L > c > a. Dus c > an voor n groot Dat impliceert dat c ≥ sN en dus ook c ≥ L. Tegenspraak. Net zo dus L ≤ a ≤ l ≤ L. Dus L = l = a. ` a 6= +∞ ': We bewijzen eerst uit het ongerijmde dat en is er een . L > a. Dan is genoeg, zeg voor n ≥ N. Stel dus blijkt l ≥ a. We hebben `⇒': als a = +∞, dan is l = supn in = +∞ en bestaat er voor elke A ∈ R een N met iN > A. an > A voor alle n ≥ N en dus is limk→∞ ak = +∞ = l = a. Als a = −∞ gaat de redenering net zo. Rest het geval a ∈ R. Nu sn , in voor alle n en weten we dat a = l = lim supk→∞ ak = L. Q.e.d. Dat impliceert (Topologie) , 4 De graek van een continue afbeelding g : X → Y , waar X en Y topologische ruimten zijn met Y hausdorfs, is een gesloten deel van X × Y . Bewijs. X Y Hier is een bewijs van deze bewering in het geval en metrische ruimten zijn: (xn , yn ) een rij uit graph(g) die convergent is, zeg met limiet (x, y) ∈ X × Y . Omdat (xn , yn ) ∈ graph(g) is yn = g(xn ). Dus de rij (xn , g(xn )) convergeert naar (x, y). Dit impliceert dat (xn ) naar x convergeert en dat (g(xn )) naar y convergeert. Omdat g continu in x is, convergeert de rij (g(xn )) naar g(x). Dus g(x) = y en daarmee (x, y) ∈ graph(g). Q.e.d. zij Ω het complement van graph(g) in X × Y . We gaan (x0 , y0 ) ∈ Ω. Dan y0 6= f (x0 ). Omdat Y hausdorfs is, bestaan er disjuncte open omgevingen V en W van y0 respectievelijk f (x0 ). Omdat f continu in x0 is, is er een open omgeving U van x0 zodanig dat g(U ) ⊆ W . Als (u, v) ∈ U × V , dan geldt g(u) ∈ W en v ∈ V en dus g(u) 6= v , i.e. u, v) 6∈ graph(g). De open omgeving U × V van (x0 , y0 ) ligt daarom in Ω. Dus Ω is open. Q.e.d. En hier voor het algemenere geval: zij bewijzen dat Ω open is. Fixeer 5 Laat X en K topologische ruimten zijn met K compact. Dan is de projectie op de eerste coördinaat P : X × K → X gesloten. Bewijs. X , Hier is een bewijsje waarbij ik voor het gemak aanneem dat een metrische ruimte A een gesloten deel van X × K . Aan te tonen is dat P (A) een gesloten deel is van X . Stel (xn ) is een convergente deelrij in P (A). We moeten dus nu aantonen dat de limiet ξ van die rij in P (A) ligt. Kies voor elke xn een yn ∈ K met (xn , yn ) ∈ A en P (xn , yn ) = xn . De yn liggen in de compacte K , dus is er een deelrij (yp(n) ) van (yn ) die convergeert, zeg naar η . Nu is (xp(n) , yp(n) ) een rij in A die convergeert naar (ξ, η). Omdat A gesloten is, ligt (ξ, η) ook in A en dus ligt ξ in P (A), hetgeen te bewijzen was. Q.e.d. is: zij 12