uittreksel middeleeuwen

advertisement
UITTREKSEL MIDDELEEUWEN
C. Warren Hollister, Medieval Europe. A short history (8e druk; Boston 1998).
DEEL I DE VROEGE MIDDELEEUWEN
Hoofdstuk 1 Rome becomes Christian
Het Romeinse Rijk op haar hoogtepunt was het grootste rijk ooit ter wereld:
* Leger van 500.000 man, infrastructuur, zeevaart, steden, tempels, openbare gebouwen,
scholen, theaters.
* 3000 mijl groot van Oost naar West met 50 miljoen inwoners
* Pax Romana, provincies werden geromaniseerd en er heerste rust
* In 212 kreeg elke vrije inwoner Romeinse burgerrechten
In het rijk verspreiden zich overal stadstaten en deze hadden een grote mate van lokale
autonomie.  steden zijn met name belangrijk voor handel en nijverheid, máár Romeinse
Rijk blijft voornamelijk agrarisch.
0 - 200 AD: kleine familieboerderijen van de Romeinen kwamen langzaamaan in handen van
grote aristrocraten.  grootgrondbezit wordt bewerkt door slaven (Latifundia) met met
name graan, olijven en druiven.
Als toevoer van slaven steeds kleiner wordt, gaan grootgrondbezitters grond verhuren aan
gewone inwoners: coloni  Deze komen steeds meer onder de macht van de
grootgrondbezitter en worden half slaaf/half vrij. (slavernij blijft nog wel tot 1000 AD
bestaan).
 80% van de bevolking is slaaf of arme arbeider
Vrouwen horen thuis te zitten en hun man te gehoorzamen. Wat later krijgen ze wel wat meer
vrijheid, mogen ze zelf reizen en zelf wat bezit hebben. Maar vader blijft de meester in het
gezin.
3e E AD: veel invallen van buitenaf
235 - 285 Rom. Rijk slecht geregeerd door soldatenkeizers  politieke anarchie 
economische en sociale neergang.
 Eind derde eeuw ondernemen een aantal nieuwe keizers maatregelen om het rijk re redden:
* Terugrdrijven van Germanen en Perzen
* Reorganisatie van de Rom. Administratie
* Herstel van oude grenzen
 284 - 305: Diocletianus
306 - 337: Constantijn
Deze keizers regeren met een autocratie met behulp van een enorm leger en bureaucratie
 Boeren en arbeiders zitten dmv een kaste vast aan hun positie
 Keizer is Dominus et Deus: Heer en God
Religie wordt langzaamaan geïmporteerd uit het Oosten. Goden van het oude Rome waren
bedoeld voor de bescherming van de welvaart van sociale groepen. De mystieke Goden uit het
Oosten waren individueel gericht.  men raakt steeds meer geïnteresseerd in bevrijding van
individuele schuld en belofte op een redding en een eeuwig leven. (m.n. populair door de
heersende onzekerheid door de anarchie).
 M.n. in de 3e E onder Neoplatisme van Plotinus: doctrine van een enige onbekende,
onbereikbare God, behalve door mystieke ervaring.
Christendom verschilde van andere mystieke religies:
1) De redder, messias, was een echt historisch personage. (Goden als Isis waren onecht)
2) De God was de enige God, uniek, en God van alle mensen.
 Christenen beschouwen Jezus als de Christus, de incarnatie van God  Heilige
Drieëenheid
Het Joods-Christelijk erfgoed is gevormd door de Grieks-Romeinse cultuur
 De apostelen wilden vasthouden aan het Jodendom, maar St. Paul (Jood en Romeins
burger) wilde dat het christendom niet vastgebonden zou zitten aan stricte wetten van het
Jondendom,  Het “nieuwe” geloof stond open voor iedereen die Jezus als God en redder
zou accepteren verspreiding van het geloof:
 2e en 3e Eeuw krijgt het Christendom een strakkere organisatie:
- Patriarchen van Rome, Alexandrie, Antiochie, Constaninopel
- Aartbisschoppen/Metropolitaan (belangrijkste van de bisschoppen)
 De patriarch van Rome wordt uiteindelijk de belangrijkste: St. Peter wordt de eerste paus.
Er onstaan meningsverschillen binnen het Christendom over de aard van Jezus bv over het
idee van de Drieeenheid: Hoe kunnen drie nu een zijn?:
* Gnostieken dachten dat Christus niet echt een mens was, maar een goddelijke geest, omdat
de mensenwereld slecht was en God zich daardoor niet kon degraderen tot een menselijk
lichaam.
* Ariërs dachten dat Christus niet volledig Goddelijk was en daarom niet tot de 3-eenheid
hoorde.
* Orthodoxen vinden dat Christus volledig menselijk én volledig goddelijk is.
 Christenen zonderen zichzelf af van de rest van de maatschappij. Ze geloven dat ze de
enige waarheid bezitten. Ze willen niet meedoen aan de heidense wereld  hierdoor
christenen vaak doelwit van verdenkingen en haat (m.n. in 4e E onder Diocletianus). Maar
Christendom was toen al zo groot en georganiseerd om vernietigd te worden:
 313 Constantijn bekeert zich tot het Chr’dom.:
- Grote kerken worden gebouwd
- Kruiziging afschaft
- Constantijn wordt 13e apostel ipv God
- Rijk én arm bekeren zich  Christendom domineert in Mediterrane wereld.
- Keizer Theodosius (378 - 395) maakt van het Chr.’dom een staatsgodsdienst.
- Christendom absorbeert de Romeinse politieke organisatie, administratie in de ME en in de
Moderne Tijd.
- Paus neemt titel Ponitifex Maximus aan.
Doctors of the Latin church:
St. Augustinus
St. Hiëronimus
St. Augustinus
St. Gregorius (zie pag. 8)
Ambrossius: 340 -397 Bisschop van Milaan:
- Verrijkte zijn chr. Geschriften o i v Plato, Cicero
- Verklaarde dat de keizer verantwoordelijk is t.o.v. de chr. priesters.
Hiëronimus 340 - 420 uit Rome
- Richtte een klooster op in Bethlehem  Hij hield zich bezich met kopieeren van Latijnse
manuscripten
- Vertaalde de bijbel vanuit het Hebreeuws en het Latijn. (= Vulgaat)
Augustinus van Hippo 354 - 430 Bisschop van Hippo
- Baseert zich op Plato en neo-platonisme
 Materiele wereld is minder belangrijk dan spirituele wereld, maar is desondanks de creatie
van een goede liefhebbende God.
- God heeft eerste man en vrouw geschapen met de intentie dat zij een verlossing zouden en
voor eeuwig zouden leven in God’s bijzijn.
 Mens moet liefhebbend, onegoistisch en machteloos zijn om een verlossing te bereiken.
 “City of God”
Hoofdstuk 2 The warning of the Western Empire
330 AD: Stichting van Constaninopel  Nieuwe hoofdstad in het Oost Rom. Rijk. “Tweede
Rome”
 Eind 4e E officiele tweedeling Rom. Rijk: Oost - West  2 keizers:
- Latijns in Westen
- Grieks in Oosten
 Oosten is veel meer “civilized”: Grootste bevolking, grootste steden, commercieler,
gechristianiseerder.
Oorzaken val van West Rom. Rijk:
* falen van de economie om te groeien / veranderen en het parasietenkarakter van de steden.
* Westerse Keizers minder ‘concurrerend’ en zijn meer geneigd om Germaanse soldaten in
het Rom.leger te stoppen.
* m.n. in 5e E zeer slechte keizers
* Tijdens expansie leeft Rom. Rijk van slavernij. Aan eind van de expansie was er geen
binnenlandse ontwikkeling en geen “grootschalige industrie of massaproductie”  Rom.
Economie blijft hoofdzakelijk agrarisch, zonder verdere technische ontwikkelingen.
* Verarming + afname bevolking
* Verhoogde belastingen  door afname bevolking zijn er minder betalers  stedelijke
middenklasse verarmd.
 Rond 476 afname en verval steden  verwoesting van het stedelijk politieke systeem
(administration)
 5e E Germanisering van Rom. Leger en regering.
Grieks-Romeinse cultuur blijft wel in het westen bestaan: Latijnse taal, revivals als
renaissance, Romeins recht, “droom van Rome” onder machthebbers als Napoleon.
 in 4e E druk van Germanen (+Kelten, Slaven) op grenzen van Rom. Rijk.
Kenmerken Germanen:
- Vormen zich rond een succesvolle oorlogsleider. Als deze weinig succes heeft valt de stam
weer uiteen en vormen ze zich vervolgens weer rond een andere leider.
- Soms samengroei van stammen in een koninklijke stam. (Franken, Vandalen, Saksen,
Gothen).
- Moord binnen een stam was normaal:
 Wergeld: geld dat een moordenaar moet betalen aan de familie van het slachtoffer om hun
wraak te susse/ afbetalen. (Geldsom is afhankelijk van leeftijd, sexe, status van het
slachtoffer)
- Comitatus: groep strijders die verbonden waren door hun loyaliteit, trouw jegens de leider.
- militairistische broederband o.b.v. respect en trouw
- dit is meestal een subdivisie van een stam
- Als de koning sterft dan kiest een vergadering van de stam een goede opvolger uit de familie
van de koning
Migratie:
 Germanen waren dus lange tijd een bedreiging voor de Romeinen, maar rond 370 komt bij
hun ook het besef dat ze het Rom. Rijk niet moeten vernietigen, maar juist van de welvaart,
rijkdom moeten profiteren. Rond die periode worden de Germanen ook zelf bedreigd door de
Hunnen (Aziatische nomaden) die een meerderheid van de Gothen (dit zijn de eerste
Visigothen) onderwerpen.
Gothen willen veilig wonen in een stuk gebied achter het Oost Rom. Rijk. Keizer van het
Oost Rom. Rijk laat dit toe in ruil voor militairen.
 In 406 bedreigen de Visigothen het West Rom. Rijk. De keizer haalt troepen terug uit
Engeland. Dit wordt de woonplaats van de Germanen.
 410 Gothen vallen Rome binnen. Daarna vestigen ze zich in Gallië en Spanje.
Ook andere Germaanse stammen stichten koninkrijken:
- Vandalen in Noord-Afrika (bedreiging voor Meditteraanse kust en handel)
- 452 Hunnen olv Atilla vallen Rome binnen. Paus Leo I beschermt Rome en neemt het
leiderschap op zich. (eerste teken van belangrijke, onafhankelijke rol van Pausdom in Europa)
 Laatste jaren van West. Rom Rijk in handen van Germanen:
476 Odovacar zet laatste Rom. Keizer Romulus Augustulus af, waarmee hij soeverein wordt
over Italie. Hij wordt vermoordt door de Ostrogoot Theodoric die dan regeert over Italie van
493-526.  Hij respecteert de Rom. Cultuur wel en onder hem werken Ostrogothen en
Romeinen samen.
Ondertussen sticht de Germaanse koning Clovis (481-511) een Frankisch Rijk in Gallië:
- Hij vermoordt al zijn rivalen (politieke taktiek)
- Accepteert het Christendom in zijn rijk
- onderhoudt goede relaties met de aristocratische grootgrondbezitters
Rond 500 is het West Rom. Rijk verleden tijd. Europa bestaat uit Germaanse staten:
- Italie: Ostrogothen olv Theodoric
- Gallie: Frankisch olv Clovis
- Noord Afrika: Vandalen
- Spanje: Visigothen
- Engeland: Angle-Saksisch
Hoofdstuk 3 Byzantium Endures
6e E:
- West Rom Rijk verdeeld in Germaanse steden
- Oost Rom Rijk behoudt macht in het rijk met Constantinopel als hoofdstad
Oost Rom Rijk (Byzantium):
Volk was een samenvoeging van 3 elementen die waren voortgevloeid uit de 4e E van het
Rom Rijk:
1) Rom politiek: - auristocratie overgenomen van regeerders als Diocletianus en Constantijn.
- Erg gericht op verdediging en zelfbehoud, geen expansie
2) Christendom: - Keizer is Gods vice-regent
- Keizer is de stem van het christelijk leiderschap en doctrine
- Keizer is de Beschermer van de Heilige Kerk
- Legers vechten in de eerste plaats voor God, dan pas voor het rijk
- Strijders zijn in eerste instantie kruisvaarders, dan pas soldaten.
 Door Christelijke nadruk wordt ketterij een probleem binnen het Oost Rom
Rijk: Bv. Monophysitisme (Egypte, Syrie, Palestinië): Christus + God zijn 1
figuur i.p.v. 2 zoals de Orthodoxen beweren.
3) Grieks-Oosterse cultuur: - M.n. overgenomen van de Grieken (géén Oudheid!)
- Sterk mystiek: theologie, interpretatie van geschriften,
individual salvation worden belangrijk.
- Kunst wordt drukker, meer gebruik van goud
- Bouw van enorme kerken, bv Hagia Sophia in Constantinopel.
- Grieks blijft gesproken taal
- Kerk negeert Rom. Pausdom, latijn
527-565 Justinianus:  Onder zijn leiderschap:
* “Gouden eeuw van de Byzantijnse kunst”
* Climax van de imperiele autocratie
* Hij is zeer beinvloedt door zijn vrouw Theodota
* In het begin van zijn leiderschap waren er opstanden in Constantinopel, waarbij bijna de
hele stad afbrandde. Justinianus steekt vervolgens veel geld in opbouw van de stad, zoals de
bouw van de Hagia Sophia.
* Justinianus laat veel wetten en edicten opschrijven  Corpus Juris Civilis : dit wordt de
basis van het Rom recht + was erg belangrijke bij de ontwikkeling van politieke
rechtssystemen in Europa.
- Justinianus wilde alle verloren provincies weer heroveren en wilde de macht van Rome weer
opbouwen: - 533-534 verovering van de Vandalen in N-Afrika + Spaanse kust van
Visigothen.
- 555 Verovering van de Ostrogothen, maar de “Gothic Wars” resulteren
uiteindelijk in verval, ravage van Rome en Italie
 Uiteindelijk is het rijk van Justinianus bankroet door alle inmense uitgaven:
- 548 Theodora overlijdt
- 541-543 Justiniaanse Pest in Byzantium en West Europa  afname bevolking + economie
- 561 Grote bedreigingen van de Azaren uit Azie
- 565 Justinianus overlijdt
 - 568 Lombarden vallen Italie binnen en stichten een koninkrijk in het noorden van Italie
(Lombardije)
- Visigothen heroveren Spanje
- 690 N Afrika valt in handen van de Moslims
- Avaren winnen macht op de Balkan
- Perzie verovert Syrie, Egypte en Palestinie
 Moslims willen Islam verspreiden  Syrie, Egypte, Palestinie en valt meerdere malen
Constaninopel aan. Bynantium overleeft het maar net, maar veel steden toch in handen van de
moslims waardoor het Byz rijk veel kleiner en armer wordt.
867-1056 Opnieuw expansie Byz onder de dynastie van de Macedonische keizers  Macht
over de Balkan, ontwikkeling van het slavisch alfabet, slavische bijbel en liturgie, balkan
steeds meer orthodox.
 Ook opkomst van Rusland: Zweedse vikingen vestigen zich in Novgorod en maken van
Kiev een belangrijke staat die zeer wordt beinvloedt door de Byz cultuur
Rond 1056 komt er een einde aan het Macedonische tijdperk  Seljuk Turken vallen Byz rijk
binnen.
 1071 Slag bij Manzikert : Seljuk Turken verslaan Byz macht in Klein Azie
1071 Noormannen veroveren de Adriatische haven van Bori  hierdoor einde van Byz
macht in westen.
De Byzantijnse cultuur overleeft het verval wel en Byzantium blijft bovendien bijdragen aan
de ontwikkeling in West Europa:
- levert veel militairen
- culturele schatkist voor W- Europa
- door zeehandel ook stimulans voor opbloei van Westerse economie en handelscentra
(Venetie, Pisa, Genoa)
- Grote invloed op Slavische volken, bv het Oost-Orthodoxe geloof.
Hoofdstuk 4 Early Western Christendom
Europa:
Voor Romeinse veroveringen was het gebied ten noorden van de alpen in West Europa m.n.
Keltisch. Deze Kelten waren zeer cultureel en creatief en waren met name boeren die zich
vestigden in dorpen. Langs de handselssteden werden er steden gebouwd. De Kelten waren
verdeeld in 100-en stammen.
 Onder de Romeinen blijven de Keltische agriculturele dorpen bestaan, maar vallen wel ten
prooi aan de grootgrondbezitters  belastingen, onvrije boeren
Na het Rom Rijk en met de vestigingen van de Germanen verliest het gebied ten noorden van
de Alpen de Rom politieke structuur en oudheid (600/700 AD)
Er was een groot stedelijk economisch verval, maar steden blijven wel centra van kerkelijk
gezag. Sommigen worden bijvoorbeeld een belangrijk pelgrimsoord, bv kathedraal van Tours
met relieken van St. Maarten.
 Grote bisdommen en abdijen, kloosters gaan door hun grootgrondbezit een belangrijke rol
spelen in de economie van de Germaanse staten, samen met de grondbezittende aristocratie.
 op de grote landgoederen komen slaven te werken, of dorpelingen die rente
betaalden.  landgoederen worden lokaal machtig en zelfvoorzienend
 Rond het verval van het Rom Rijk ontstaan er steeds meer lokale onafhankelijke besturen,
men probeert belastingen te ontduiken en grootgrondbezitters zijn in het bezit van privelegers.
Overgang Rom Rijk naar Germaanse koninkrijken gaat ook gepaard met geweld, onteigeningen.
Cultuur van oude Rome vervaagde. De geleerden van die tijd waren bisschoppen die
afstamden van de oude Rom aristocratie.
 Paus Gregorius de Grote 590-604 : behoorde tot de 4 Kerkvaders (zie pag. 8)
 Bisschop Isodorus van Sevilla † 636 : Beste geleerde van zijn generatie.
Schreef Etymologies dat een encyclopedie was van alle kennis.
 Rond 600 was ‘Frankrijk’ werd gedomineerd door Merovech, opvolger van Clovis en
grondlegger van de Merovingische dynastie. Zij verdeelden de koninkrijken onder de zonen
van de heerser.
Meest succesvolle van de Merovingen was Dagobert I, die in 622 koning werd tot 638. Hij
was een sterke aanhanger van de Kerk. Maakte gebruik van het Rom recht, stimuleerde de
handel .
Meroningische rijk valt op den duur in handen van aristicraten en gaat in 751 over in het
Carolingische rijk.
 Visigothen in Spanje houden zich sterk aan het Rom politieke systeem en belastingen.
Koning Reccared (586-601) stapt over van het Arische geloof naar het katholicisme en
daarmee ook de aristocratie en de Arische geestelijken.  589 Concilie van Toledo waarbij
Arische Kerk en Katholieke Kerk fuseren.
620 Visigothen heroveren Mediterraanse kust van de Byzantijnen. Maar rond 700 vallen de
Visigothen in handen van de Moslims.
Kloosterdom komt in Vroege ME op in West Europa, gesteund door paus en koningen: werd
gezien als de meest ideale vorm van het christelijk leven.
 Begint rond 3 eeuw met de Egyptenaar St. Antonius die met een groep mensen in ascese
leeft in de woestijn. Rond 5 eeuw wordt idee van kloosterleven overgebracht naar westen,
door reizigers als John Cassian die twee kloosters sticht in Marseille.
In Ierland zijn Kelten bekeert door Christendom door St. Patrick in de 5e eeuw. Ze
ontwikkelen eigen Keltisch-christelijke cultuur:
grote autonome kloosters ipv stedelijke bisdommen. (kennen geen steden, omdat ze
niet in Rom Rijk waren opgenomen)
Bisschoppen hebben geen administratieve functie, alleen spiritueel en heilig, leefden
in
kloosters onder een abt.
leefden in relatieve isolatie van de paus, waardoor ze eigen gebruiken kregen.
St. Benedictus van Nursia (480-550): “Vader van het Westerse kloosterdom”
 Sticht een aantal kloosters die ook gewone mensen aantrekken en zelfs open staan voor
kinderen : bv. Klooster van Monte Cassino.
 Benedictijnse Regel:
 Leven aan God gewijd en persoonlijke heiligheid dmv gebeden en diensten. 
gezamenlijke gebeden, lezen, kopieren van geschriften, huishouding, landarbeid.
 Geen geld, sex, persoonlijke bezittingen: celibatair leven en de abt gehoorzamen
(was voor het leven gekozen)
 Benedictijnse Regel verspreidt zich over heel Westelijk Christendom. : ontstaan van
individuele, autonome kloosters.  Kloosters worden ook culturele plekken, die geschrift
voortzetten, christendom verspreiden, ontwikkeling van Klassieke Christelijk-Germaanse
cultuur.  Grote invloed op normale leven.
Paus Gregorius de Grote 590-604:
- Was zeer onder de indruk van de Benedictijnse Regel. Hij schreef een biografie over
Benedictus, daardoor werd het Benedictijnse kloosterdom nog populairder.
- Aanhanger van ideeen van Augustinus
- Goede ‘administrator en organizer’
- Schrijft: Pastoral Care over de verplichtingen van een bisschop
- Als paus reorganiseerde hij de financiele structuur van het pausdom
597 De monnik Augustinus (NIET DIE VAN HIPPO!!) komt in Engeland aan als missionaris
van het Christendom. Engeland was toen verdeeld in verschillende koninkrijken met Kent als
de machtigste.  Koning Ethelbert en onderdanen worden gedoopt. Canterburry wordt het
hoofdkwartier van de Kerk, met Augustinus als aartsbisschop.
Na dood koning Ethelbert verschuift de macht naar Northumbria. Hier treffen de twee
geloven zich: Iers-Keltische christendom dat vanaf Schotland zich naar het zuiden verspreidt,
Rom christendom dat vanaf Kent naar het noorden gaat.
 Tijdens de Synode van Whitby 664 kiest koning van Northumbria voor het Rom.
Benedictijnse Christendom, waardoor paus invloed krijgt in Engeland.
Door ontmoeting Keltische- en Romeinse Christendom in 7e eeuw  Northumbriaanse
Renaissance : ontstaan van een nieuw schrift, architectuur, nieuwe kloosters bv Jarrow met
St. Bede (grondlegger van Anno Domini)
 Engelse cultuur gaat weer terug naar het vasteland: 740 de Engelse St. Bonifacius sticht
Kerk van Frankrijk, beinvloedt door Benedictijnd idealisme en sterker verbonden met de
paus.
Bovendien probeert hij Duitsland te christianiseren.
Hoofdstuk 5 The explosion of Islam
Islam
}
Byzantium
}De drie grote beschavingen van ME Westers Eurazie
Westers Christendom } blijft heel lang het minst ontwikkeld
Mohammed 571-632
Geboren in Mekka, dat toen een groot handelscentrum was langs de karavaanroute in Arabie.
Door zijn reizen komt hij in contact met het Jodendom, Christendom en Zoroastrianisme. In
zijn dertiger jaren ondergaat hij een mystieke ervaringen en begint zijn geloof te prediken.
Handelaren in Mekka denken dat hij een gevaar is voor hun eigen geloof en Mohammed
vlucht naar Medina in 622.  Deze vlucht de Hijrah wordt gezien als het begin van de
kalender van de moslims. Medina komt in oorlog met Mekka en in 630 wordt Mekka
opgenomen in de Islamitische gemeenschap.  Rond zijn dood heeft Mohammed de
Arabieren in ene politiek-relieuze groep bijeengebracht.
Islam begon als religie van Arabieren alleen, zonder idee van veroveringen, maar rond 636
vallen ze Syrie binnen en verslaan een Byzantijns leger. Daarna veroveren ze heel Perzie en
trekken India binnen, en Pakistan en Bangladesh. Bovendien wordt Egypte binnengevallen en
Alexandrie onderworpen.
 Rond 655 wordt de Islamitische successie uitgevochten tussen Umayyaden en Ali, de neef
van Mohammed. Ali + volgelingen vonden dat de leider van de Islamitische gemeenschap een
direct bloedverwant van Mohammed moest zijn. In 661 De Umayyaden winnen deze
burgeroorlog en zetten een Umayyad dynastie neer (661-750):
- Damascus in Syrië wordt nu de hoofdstad ipv Medina.
- Vallen Constaninopel meerdere keren aan, zonder succes.
- Wel succes in het Westen: in 698 Cartago en in 711 vallen ze Spanje binnen, en vandaaruit
Frankrijk 732 Worden ze gestopt in een slag tussen Tours en Portiers door Karel Martel. 
einde van de aanvallen van de Islam op christelijke gemeenschappen.
750 Umayyaden worden verslagen door de Abbasiden (750-1258)
- Baghdad wordt nu de hoofdstad, en een groot handelscentrum.
- Winnen van een groot chinees leger en verspreiden de Islam in India en Indonesie.
- door Abbasiden verliezen aristocraten veel macht, de macht wordt nu uitgeoefend door
verschillende soorten rassen en mensen  hoge sociale mobiliteit.
- Leider Harun-al-Rashid (786-809) onder hem hoogtepunt van cultuur van Baghdad.
House of Widom: bibliotheek, universiteit, vertalingscentrum.
- Administration technieken overgenomen van Byzantijnen.
- Maken gebruik van irrigatietechnieken, hierdoor extensivering van het land.
- Positie van de vrouw wordt verslechterd tijdens Abbasiden.
- Onder Abbasiden wel politieke versnippering : veel provincies breken los van controle van
Baghdad, en geregeerd door lokale dynastien, en Abassiden verliezen zelfs politieke macht in
Baghdad945 Perzen nemen macht over onder de titel van Sultan, en in 1055 de Seljuk
Turken.
- In 1258 vallen Mongolen Baghdad binnen en maken een einde aan de Abassiden dynastie.
 954-1258 economische neergang : handel droogt op, geld wordt schaars en beloningen
moeten weer bestaan uit land of rechten ipv van geld.  ontstaan van lokaliteit en land wordt
weer een prestigegoed ipv handel.
 Ontstaan van onrust en protest: Sufisme, zoekt mystieke verbinding met het goddelijke en
hechte meer waarde aan Gods liefde dan Gods autoriteit.  rond 10e E is Sufisme
overheersend onder de Islamieten.
 Ondanks politieke desintegratie blijven moslims wel verbonden door hun
gemeenschappelijke cultuur en geloof.  verspreiding van de cultuur + grote opleving.
Hoofdstuk 6 Carolingian Europa
Rond 8e eeuw Westers Christendom “verenigd” in Carolingisch Rijk, onder de Frankische
Koning Karel.  bevatte ingredienten van de samenvoeging van Klassiek, Christendom en
Germaans. (synthesis)
* Carolingisch rijk had geen grote hoofdstad, als bv Constantinopel
* Voornamelijk agrarisch
* Cultuur met name gecentraliseerd rond kloosters, cathedralen, koninklijk/adellijk hof.
* Karel richt zich met name op Noord Frankrijk.
* Europees gedachtengoed komt al wel enigszins boven  aparte cultuur, waarvan de roots
liggen in Athene, Rome, Jeruzalem, Duitsland, samengevoegd door een gemeenschappelijk
geloof, wetenschappelijke taal, en erfgoed.:
* Intellectueel en spiritueel gebaseerd op de Bijbel, geschriften van de Kerkvaders,
Latijnse literatuur.
* Carolingen zijn genoemd naar Karel Martel. Zij houden deze Europese cultuur samen.
Opkomst van de Carolingen:
In 7e eeuw waren Merovingen arm geworden en was hun macht verdeeld onder de
aristocratische grondbezitters. Frankrijk was verdeeld in districten, waaronder Neustria,
Bourgondië en Austrasie. In Austrasie kwam een invloedrijke familie op (Carolingen) uit de
grootgrondbezitters. Zij kregen de macht in Austrasie. Ze onderwierpen soldaten onder zich
in ruil voor eten, bescherming (vazallen).
In 687 Austrasie valt olv Pepijn van Heristal Neustria binnen en wint de slag bij Tertry 
hierdoor kon Austrasie ook Bourgondie domineren.  zij vochten samen olv Karel Martel
(zoon van Pepijn) tegen de Moslims.
Karel Martel 714-741 “De Hamer”:
- Verslaat de moslims in 732 bij de slag van Tours
- Verbreidt de grenzen van Frankrijk
- Beloond zijn soldaten met landgoederen in de overwonnen gebieden.
 Na zijn dood wordt zijn rijk verdeeld tussen zijn 2 zoons: Karel + Pepijn de Korte.
(Karel geeft na 6 jaar zijn leiderschap op om in een klooster te gaan en geeft dus zijn deel aan
Pepijn)
 De engelse monniken verspreiden het geloof op het continent. M.n. onder de Friesen en
Germanen aan het oosten van de Rijn. De eerste van deze monniken waren Wilfred van Ripon
en Willibrord, zij beinvloeden uiteindelijk ook Frankrijk.
 Sleutelfiguur is de Bededictijn St. Bonefacius. Hij wordt gesteund door Engeland,
Frankrijk, en Rome: sticht nieuwe kloosters in Duitsland, beinvloedt in Friesland, Thuringie,
Hesse, Bavaria.
Bonefacius richt zich met name op Frankrijk en hij ‘reformeert’ de Franse Kerk.
 742 worden een aantal synodes gehouden om de Franse Kerk te veranderen.
Bonefacius gebruikt de Benedictijnse regel en staat hierdoor dichter bij de paus  hierdoor is
een politieke alliantie tussen Rome en Frankrijk mogelijk.
Pepijn de Korte (741-768) zoekt pauselijke steun voor zijn kroning om zo de plaats in te
nemen van de Merovingen.
De paus zoekt juist een sterke bondgenoot in de strijd tegen de Byzantijnen en de Lombarden.
 Voor die tijd zocht paus altijd bescherming bij de Byzantijnen, maar vanaf 750 kon dat niet
meer want:
1) Byzantijnse keizers deden aan iconoclasme
2) Byzantijnen kunnen Lombarden niet langer aan
Iconoclastenstrijd:
conflict over het gebruik van beelden en afbeeldingen van Christus en
andere heiligen.
 Onder de ongeschoolden was er de neiging om de objecten zelf te vereren ipv van de
persoon.
 In Constaninopel tegenstand van de Keizers: Leo de Isauriaan 717-741
verbande alle iconen, maar dit mislukt uiteindelijk, want de kloosters hebben te
veel macht.
 De paus ziet het iconoclasme als iets heidens en in tegenstrijd met het Christendom.
Hierdoor ontstaat er een vijandschap tussen Rome en Constaninopel om het iconoclasme rond
750.
Bovendien vallen in 751 de Lomabarden Ravenna binnen. Hierdoor wordt het pausdom zeer
breekbaar en onzeker.  Pepijn stuurt vervolgens een boodschap naar de paus met de vraag
‘of een onmachtig heerser zoals de paus wel een koningstitel mag uitdragen (kronen).?’
De paus antwoord dat Pepijn wel de rechtmatige koning van de Franken was, maar hij moest
wel gezalfd worden door een pauselijke representant.  751 Zalving van Pepijn in Soissans
 Door deze ceremonie wordt de macht van Frankrijk en Rome verenigd
 754 Pepijn wordt gekroond tot koning door de Paus in St. Denis.
Hierna steunt Pepijn de paus in de strijd tegen de Lombarden. Hij wint en geeft een deel van
Centraal Italie aan de paus = Donatio Pepini Dit deel wordt het Patrimonium van St. Peter.
De paus is nu bevrijdt van de Lombarden.
 Zoon van Pepijn is: Karel de Grote 768-814
- Hij is een groot strijder. Gaat vaak op christelijke missie, hij wil het christendom uitbreiden
en verenigen.
- 774 Karel voert oorlog tegen de Lombarden. Hij wint en noemt zichzelf: ‘Koning van de
Franken en de Lombarden.
- 778 Karel valt zonder succes de Spaanse moslims aan, maar krijgt wel de ‘Spanish March’
(bij Barcelona)
- 778 Karel wordt aangevallen door de Basken (hierop is het Roelandslied gebaseerd)
- 787 Karel verovert Batavia  dit wordt het ‘Ostmark’ (Oostenrijk)
- 794 Aken wordt hoofdstad: ‘Nieuw Rome’
- 804 Controle over de Saksen
 800 kertsdag: Karel wordt gekroond door paus Leon III tot ‘Keizer van de Romeinen’
(Pepijn was koninklijk gekroond, Karel dus keizerlijk)
Capitulares: wetten en regels van Karel die het hele rijk bestrijken (onder Karel was er een
‘eenheid’ van Europa)
796 Synode van Frankfurt: wetgeving van de Christelijke doctrine vastgelegd (Karel had
binnen de kerk een grotere macht dan de paus: bv kroont hij zijn eigen zoon zelf, waardoor hij
macht van de paus negeert)
Karolingische Renaissance
* Karel zet scholen op dmv van kathedralen en kloosters
* Karel verzamelt veel wetenschappers om zich heen uit heel Europa:
bv:
Einhard: hij schrijft een biografie over Karel na zijn dood
Alquin van York: maakt nieuwe editie van de bijbel en bekritiseerd kopien van teksten
die in de loop van de tijd veranderd zijn.
* Ontstaan van een nieuw schrift: Karolingische minuscule: duidelijke letters gescheiden
van elkaar, woorden gescheiden dmv een spatie  hierdoor zijn teksten makkelijker leesbaar
en verspreiden zich dus sneller.
* Ontstaan van nieuwe bewegingen:
* Na dood Karel blijven kathedralen en kloosterscholen zich ontwikkelen (2e generatie van de
Karolingische Renaissance)  bv geleerde John de Schot: geleerd in neoplatonisme, sprak
Grieks en wordt 1e bisschop van Parijs.
* De karolingische legers zijn beter georganiseerd en gedisciplineerd  veroveringen zijn
succesvol, hierdoor ook economische groei  ontstaan van eerste economische transacties
tussen heer en buurlanden.
* Karel laat kwaliteit zilveren munten behouden, verbeteren
* Karel sluit overeenkomst met engelsen over bescherming van handelaren
* Stimuleert constructie van wegen, bruggen, vuurtorens.
(Hij is hierbij wel afhankelijk van giften van regionale aristocratie)
Missi Dominici:
Inspecteurs van Karel die regionale heersers moeten controleren, want
er blijft nog wel een grote politieke verdeeldheid en er is veel geweld
onderling.
Hoofdstuk 7 The New Invasions
814 Karel dood.  Zoon Lodewijk de Vrome is de opvolger. Hij overlijdt in 840 en laat drie
zoons na:
- Lotharius: claimt de keizerlijke titel en heel het rijk
- Lodewijk de Duitser }vechten beiden om oost
- Karel de Kale
}en west Frankrijk
 Deze strijd symboliseert de spanning in keizerrijk om de Keizerlijke eenheid en het
regionalisme.
 842 Straatsburg: Karel en Lodewijk gaan samenspannen tegen Lotharius 
843 Verdrag van Verdun: Rijk wordt officieel verdeeld:
- Lodewijk: Oost Frankrijk
- Karel : West Frankrijk
- Lotharius: middenstuk en houdt de keizerlijke titel (855 dood van Lotharius en zijn rijk
wordt dan verdeeld over zijn 3 zoons)
 Rond 9e en 10e eeuw begint het Carolingische Rijk (valt ook op te maken uit de namen van
de koningen bijv Karel de Dikke ipv Grote, Vrome, Moedige)
 Moslims, Hongaren en Vikingen plunderen het rijk, maar Europa is nog wel sterk
genoeg om dit te overleven.
Moslims:
Komen in de 9e, 10e eeuw in eerste instantie als stropers ipv veroveraars  vanuit NoordAfrika, Spanje en Mediterraanse eilanden plunderen ze de kusten.
846 plundering van Rome.
Hongaren:
800-955 terroriseren Duitsland, Noord-Italie en Oost+Midden Frankrijk
955 Otto de Grote verslaat Hongaren bij Slag van Lechfeld  Dit is het einde van de
plunderingen. Daarna stichten Hongaren een eigen koninkrijk en nemen christendom over.
Vikingen (Denen, Zweden, Noren)
Hun economie is gebaseerd op vissen, vee en graan. Ze hebben 3 doelen:
Verwerving van land, rijkdom en roem (belangrijkst)
- Denen : Frankrijk en Engeland
- Noren: Schotland, Ierland, Noord Atlantische kust
- Zweden: Oosten, Balkan, Rusland,Byzantium.
 Redenen:
Rond 700 groeit de bevolking. Hierdoor is agrarische produktie te weinig voor de
overbevolking en daarom trekken ze naar andere landen.
Ze ontwikkelen hun Vikingschepen en vormen hierdoor een grote bedreiging voor Europa,
want zee-oorlogen zijn onbekend voor de Karolingen.
 793 Aanvallen in Engeland
842 Denen plunderen Londen en settelen zich in de winters in Engeland (eind 9e eeuw
permanent)
911 Door afspraak met koning Karel de Simpele mag noorman Rolf zich vestigen rond de
Seine om te fungeren als blokkade tegen andere plunderaars. (Dit wordt Normandie)
850 Denen en Noren hebben groot deel van Ierland veroverd
900 Verovering van Groenland + 11e eeuw noordkust van Noord-Amerika
Daarna ontwikkeling van monarchien in Scandinavie zelf. Dit draagt ook bij tot pacifering.
Rond 1000 verspreidt het christendom zich in Scandinavie.
Hoofdstuk 8 Europe survives the siege
Engeland:
- Laat 8e eeuw zeer politiek verdeeld, maar wel onder controle van 4 grote koninkrijken:
* Northumbria
* Mercia
* East-Anglia
* Wessex
- Koning Alfred de Grote 871-899 van Wessex verslaat in 878 de Denen in de Slag bij
Edington. Alfred pakt Londen van de Denen en dmv een vredesverdrag krijgt hij Zuiden en
zuidwesten van Engeland.
- Hij reorganiseert: bouwt een zeevloot, systematiseert het leger, maakt nieuwe wetten
trekt geleerden aan Latijnse les te geven en vertalingen te maken in het
AngelSaksisch.
 Rond 950 is heel Engeland in handen van de Engelse koningen (koningen van Wessex
worden koningen van Engeland)  In Engeland droegen de invasies dus bij aan de
ontwikkeling van een Koninklijke eenheid!!!!
955-980 Vrede en vooruitgang van Engeland.
Maar de Denen olv Ethelred van Onklone hervatten de invasies : bv danegeld: heffen van
belastingen in Engeland. (blijft bestaan onder engelse monarchie)
 1016 dood van Ethelred  opvolger in 1017 is Koning Canute van Denemarken (is
heerser van Engeland, Denemarken en Noorwegen) Als hij en zijn 2 zoons sterven wordt in
1042 Edward de Biechter koning, tot 1066. Hij heeft geen kinderen, dus Willem de
Veroveraar uit Normandie valt Engeland binnen en wint de Slag bij Hastings 1066!!
Frankrijk:
 In Frankrijk leiden de invasie juist tot politieke verdeeldheid in regionale en lokale delen!!!
Reden: Frankrijk was te groot voor de Vikingen om helemaal te veroveren, Engeland niet.
Bovendien was de militaire verdediging van Frankrijk sterk afhankelijk van de hertogen,
graven en lokale adel.
 Frankrijk raakt verdeeld in een politiek mozaiek en de hertogen ontwikkelen zich tot
territoriale prinsen die slechts licht verbonden zijn met de koning.
Karolingische koningen verliezen de macht en in 987 wordt de troon ingenomen door de
Capetiaanse koningen die enkel macht krijgen rond Parijs en Orleans = Ile de France
 Er ontstaat ook desintegratie binnen de hertogdommen en graafschappen: ontstaan van
clusters met invloedrijke heren zonder titel.
Adel en deze heren worden verantwoordelijk voor de vrede en openbare orde
 Kastelen worden rond 10e eeuw belangrijk en machtig op lokaal gebied. Ze fungeren als
machtige instrumenten ogv defensie en territoriale controle. (vaak adel of kasteelheren die
ridders om zich heen verzamelen)
Door deze kastelen kregen grote families de lokale macht (erfgoed).
- in de tijd van de invasies kregen veel ridders en edelen land van de koning in ruil voor hun
militaire diensten. (NOORD FRANKRIJK)
 Feodalisme:
De relatie van landbezit t.o.v. service
De grondbezitter wordt de vazal van de heer door hem loyaliteit en
service te bieden dmv een ceremoniele huldiging.
 Dit feodalisme liep vaan weer verder door: Koning > hertogen > edelen > boeren
!! Een vazal kon dus tegelijkertijd leenheer zijn !!
Basis van feodalisme gaat ver terug: bv Late Romeinen schonken grond in ruil voor service en
Karolingen verbonden de strijder aan de heer.
 In 10e + 11e eeuw komt het feodalisme in Noord Frankrijk duidelijk naar voren met
begrippen als leenheer en vazal.
Rond 12e eeuw ontstaat er een verandering in de politieke desintegratei:
 Ontstaan van grotere prinsdommen door het bijeenvoegen van hertogdommen dmv
huwelijken en veroveringen.  Prinsdommen groeien in macht en rijkdom (Bv Hertogen van
Anjou, Vlaanderen, Bourgondie: zij staan ‘gelijk’ aan de Franse koning).
De Hertogen behouden de macht, innen belastingen en stellen soms ambtenaren aan die de
bestuurlijke administratie moeten regelen. Het bestuur wordt dus intensiever en effectiever.
 11e E, de hertogen versnellen de commerciele revival:
- Nieuwe agriculturele nederzettingen op onbevolkte gebieden
- stimuleren van kloosters
- Stimuleren de bouw van watermolens
- ontstaan van 100-en nieuwe abdijen als centra van agrarische ontwikkeling
- nieuwe landgoederen voor cultivering door kappen van bossen, droogleggen van moerassen,
bouw van dijken.
 hierdoor meer inkomsten voor de prinsen, waardoor het bestuur, leger, kastelen
uitgebreid konden worden  daardoor ook meer mogelijkheid om vrede te behouden
Duitsland:
 Door invasies ontstaan er eerst semi-onafhankelijke hertogdommen, daarna ontstaat er een
opleving van de koninklijke macht!!
- Duitsland ondergaat bedreiging van de hongaren vanuit het zuidoosten. De laatkarolingische koningen blijken niet in staat om Duitsland te verdedigen en het land valt uiteen
in regionale gebieden olv hertogen.
- 5 Dominerende hertogdommen: Saksen, Swabia, Bavaria, Franconia, Lorraine
- In 911 komt Karolingische dynastie in Dui tot een eind door de door van Lodewijk de
Kinderlijke. De plaats wordt ingenomen door Hertog van Saksen
 Otto I de Grote 936-973
- tweede koning van Saksen
- 3 doelen die hij uiteindelijk bereikte: 1) Verdediging van Dui tegen de Hongaren
2) Herovering van de koninklijke macht
3) Uitbreiding Dui macht tot het middenrijk
- 951 Otto valt Italie aan: ‘Koning van Italie
- 955 Slag bij Lechfeld: Otto verslaat de Hongaren (Einde Hongaarse plunderingen!!)
 Macht en monarchie van Otto worden steeds groter in Duitsland.
962 Kroning van Otto door de paus als Romeinse Keizer!!
(Otto richt zich op Duitland, Karel de Grote heeft zich altijd tot Frankrijk gericht)
 Kerk wordt het belangrijkste instrument in zijn bestuur: Otto krijgt macht over de kerk =
rex et sacerdos (Koning en priester)
 Nieuwe intellectuele revival onder Otto:
- Kloosters worden centra van onderwijs en literaire producties
bv: Gerbert van Aurillac (paus Sylvester II) ging naar Spanje en kwam terug met enorme
kennis van de Islamitische wetenschap.
1024 Saksische dynastie sterft uit. Wordt vervangen door de Salische dynastie  Henry III
(1039-1056). Hij wordt machtig, domineert Centraal Europa en wijst zelf pausen aan.
Italie:
- Rond 774 (als Karel de Grote Lombardije binnenvalt) was het stedelijk leven veel meer
ontwikkeld in Italie dan de rest van Europa., bovendien was het bestuur in Lombardije veel
autoritairder .  Karolingen falen uiteindelijk in Lombardije en worden verwijderd.
- Steden in Italie worden steeds meer onafhankelijker, en de Italiaanse koningen worden
steeds meer afhankelijker van de steden ogv verdediging tegen Hongaren (Stedelijke
bisschoppen krijgen steeds meer macht en rechten). Ook in Lombardije steeds machtige
steden.
 rond 950 valt Otto de Grote Lombardije aan. Noord-Italie behoort dan tot zijn rijk.
Maar Otto regeert Lombardije vanaf een afstand, en er verandert in principe niets in NoordItalie, behalve dat er vrede en stabiliteit is na een periode van anarchie.
- Eind 10e E: Havensteden als Genoa en Pisa ontwikkelen zich enorm en verspreiden de
Mediterraanse handel. (klasse van handelaren groeit!!)
- Venetie wordt zeer onafhankelijk en wordt het grootste handelscentrum van het
westelijk christendom. Is bovendien de eerste stad die alleen van handel kan leven.
(De handel stimuleert ook de groei van de inlandse steden)
Agrarische instituties in de Middeleeuwen
Village:
agrarische nederzettingen beginnen rond het millennium in dorpen te vormen met de huisen
dicht bij elkaar gecentraliseerd rond een brink en waren omringd door velden. De
dorpsvorming werd gestimuleerd door groei van het aantal kastelen. Bovendien was de groei
van de parochies eens stimulans, waaromheen de dorpelingen zich gingen vestigen.
Ook verzamelden de dorpelingen ambachtslieden, handwerkers om zich heen, bv smeden.
Met hun hulp konden ze hun boerderijen verbeteren en uitbreiden. Dorpen zijn rond 1000 een
normaal verschijnsel in de ME.
Het land rondom de dorpen was vaak verdeeld in 2 of 3 velden ivm het 2-/3-slagstelsel)
Het bebouwbare land werd dan weer verdeeld in niet-omheinde stroken voor de boerenfamilies die ze gebruikten voor verbouwen van voedsel voor eigen gebruik of verkoop.
Wel werd er gedaan aan gemeenschappelijk ploegen (anders te duur) en houden van vee.
Naast de stroken land hadden de boeren ook kleine tuinen naast hun boerderij om groente en
fruit te verbouwen. Bij het dorp waren ook vaak bossen, waaruit het hout werd gebruikt als
bouwmateriaal. Bovendien was er een beek of plomp in de buurt die voorzag van vis, er was
een gemeenschappelijke watermolen en een oven.
De dorpseconomie was zelfvoorzienend, maar er was wel sprake van regionale handel in bv
zout en metalen. Toen steden en handel gingen groeien, werden ook de dorpen meer
opgenomen in het regionale handelsnetwerk
Manor (Domein):
Rond 1100 was de slavernij verdwenen, maar veel boeren waren lijfeigene geworden van een
heer en zaten ook vast aan het land. In ruil voor het bezit van een strook land moesten de
boeren vaak diensten bewijzen aan de heer, en dat was vaak enkele dagen werken op het land
van de heer. Veel boeren deden dit, omdat ze een onzeker bestaan hadden door alle invasies
en zo beschermd werden door de heer.
Het land van de heer lag verspreid tussen de stroken van de boeren en werden ook wel
demesne / saalland / vroonhof genoemd. Zijn land was officieel verdeeld in zijn saalland de
hoeven van de boeren.
In de 11e eeuw werd het werk op het saalland gedaan door de onvrije boeren, die ook nog
eens een deel van hun produktie van eigen land aan de heer met moesten afstaan, en voor het
gebruik van de oven, watermolen en hout uit de bossen moesten betalen.
De heer had ook een wetgevende macht over de boeren. Vaak waren er speciale stewards die
de afzonderlijke domeinen bestuurden, de produktie van de boeren collecteerden. Bovendien
kon de heer een belasting heffen (tallage) als een boerenzoon het land van zijn vader zou
erven, of wanneer een boerendochter met iemand van buiten het domein zou trouwen.
Kerk:
Het Benedictijnse kloosterdom blijft zeer belangrijk in Europa: kopieren van manuscripten,
leveren van ridders, en waren raadsleden van de prinsen. Kerken spelen grotere politieke rol
dan in de Carolingische tijd  hierdoor ook meer misbruik en corruptie: de wereldlijke heren
hadden vaak directe zeggenschap over de kerk, bisschoppen. Bisschoppen werden ook vaak
uit de adellijke families gekozen wel vaak samenwerking tussen adel en bisschoppen, maar
de wereldlijke macht van bisschoppen werd dan belangrijker dan het spirituele.
Mensen gaan tegen deze misbruik protesteren, en er ontstaan hervormingsgroeperingen:
bv.: in 909 in Cluny.  Cluny was vrij van lokale aristocratie en kerkelijk bestuur, en was
alleen onderworpen aan de paus. Cluny volgde Benedictus van Aniane en was vrij van
corruptie.  Cluny wordt kern van een verzameling hervormingskloosters dat halverwege de
elfde eeuw zeer machtig wordt.

De kerk raakt steeds meer betrokken bij de wereldlijke machthebbers, en vaak worden
koningen letterlijk priesterkoningen.
DEEL 11 THE HIGH MIDDLE AGES 1050-1300
Hoofdstuk 9 Town, countryside and economic takeoff
In 10e en 11e eeuw is er een opbloei van de handel. Oude steden worden hierdoor krachtiger
en er komen veel nieuwe steden op die gaan fungeren als handelscentra.
 De kerk, handel en stedelijk bestuur was binnen de stadsmuren in balans, maar handelaren
gaan ook buiten de steden nieuwe buitenwijken stichten.
De handel werd gestimuleerd door Joodse handelaren die de handel van het westelijk
christendom in contact brachten met de Islam en Byzantium.  handel van kleding, graan,
zout, zijn.
 In de 11e en 12e eeuw stortten de christenen zich zelf ook in het commerciele leven,
beginnende in Italie, daarna in het noorden. (m.n. grote handelscentra in Noord Italie)
 De Italiaanse handelaren verdrijven de moslims uit het mediterraanse gebied en
nemen hun dominerende rol van handel in oosterse goederen over.
 Vlaanderen wordt het Industriele centrum van Noord Europa m.n. ogv textiel.
 Handelscentra gaan zichzelf verenigen in een handelsnetwerk.
 De economie groeit door de handelsopbloei  daardoor neemt ook de geldstroom toe 
hierdoor kunnen prinsen meer belasting innen in geld i.p.v. goederen, kunnen daardoor ook
beter besturen met ambtenaren die salaris krijgen.  Aristocratie koopt luxe goederen en de
opkomende burgerij in de handelssteden gaan meer weelderige kerken bouwen, stadshuizen
en stenen woonhuizen.
 Handelaren gaan zich in gilden groeperen om zich te beschermen tegen de misbruik van
belastingen en andere afpersingen van de aristocratie.
 Rond 12 eeuw vaardigen de heren privileges uit voor steden: hierdoor worden de steden
semi-autonoom en politiek met een lokaal bestuur, rechtbank, lokale belasting, gebruiken 
dit is voordelig voor de handelaren, want die krijgen meer macht in het stedelijk bestuur
.
 De industriele produktie blijft klein, maar bv. ogv textiel gaat met wel massaal produceren
(Putting-out-system)
 Middeleeuwse ambachtslieden gaan zich verenigen in handwerkgilden. Deze hebben
verschillende functies:
voor sociale contacten, samen drinken, religie. Maar ze reguleren ook de prijzen, kwaliteit,
concurrentie. Bovendien leren de jonge ambachtslieden het vak binnen de gilde olv de
meester.
 Vrouwen hebben veel vrijheid in de Hoge Middeleeuwen (vanaf nu HME). Werk en
huishouden waren vaak vermengd, waardoor vrouwen het vak ook leren. Weduwen zetten
vaak het bedrijf voort en sommige vrouwen beginnen eigen bedrijf, bv. produktie van zijde,
runnen van hotels of kroegen.
 Veel mensen worden rijk van de handel en ambacht  veel handelaren gaan door Europa
reizen om te verkopen op jaarmarkten  Groei van het bankwezen in Europa
 Kerken profiteren van al het geld: voor bouw van kerken, financieren van kruistochten,
ziekenhuizen en universiteiten.
 Eind 12e eeuw neemt de HANDEL de dominerende positie van de LANDBOUW over!!
= “Economic Takeoff”
Joden in de HME
Werden altijd al vernederd en hadden minder rechten, maar in de HME versterkt deze
onderdanigheid door de groei van het zelfbewustzijn van het christendom, de militantie en de
populairiteit van de lijdende Christus  het idee komt op dat christus is vermoord door de
Joden en die zullen daarvoor boeten.
Door de grote bijdrage van Joden in de groei van de handel, verspreiden de joden zich over
heel Europa en stimuleren overal de handel. Maar christenen blijven neerkijken op de Joden,
zo moeten ze bijvoorbeeld een speciale hoed dragen, zodat ze zijn te herkennen.
Met de Eerste Kruistocht in 1096 naar het Heilige Land worden ook de joden te grazen
genomen, want men denkt dat als men het christendom wil uitbreiden over de ongelovigen
buiten de grenzen, men eerst de ongelovigen binnen de grenzen moet pakken. (veel joden in
Centraal Europa worden vermoord).
 Joden worden wel beschermd door de paus en koningen, maar moeten in ruil daarvoor
hoge belastingen betalen en worden ze afgepersd.
 Rond 1300 worden veel joden verbannen uit de koninkrijken, en in 14e eeuw worden ze
zelfs in getthos gestopt.
Aristocratie:
- De bloei van de handel had een grote impact op de aristocratie. Heersers worden namelijk
minder afhankelijk van de militaire diensten van de vazallen en huren huursoldaten in.
- Grootgrondbezitters moeten belastingen gaan betalen (scutage = schildbelasting??)
- Door groei van geld en handel zijn er veel luxe goederen beschikbaar, zoals peper, kaneel,
juwelen, mooi meubilair. (hierdoor komt wel veel adel in de schulden).
- Het ridderschap wordt steeds belangrijker in HME. De ridders krijgen prestige door de
kruistochten (ridders van Christus) en worden speciaal betiteld door de Kerk. Ze krijgen land,
privilegen en de 2-deling tussen adel en ridders verdwijnt.
- Oorlogsvoering was zeer normaal onder aristocraten, want ze waren van jongs af aan
getraind om te vechten. Vaak was er sprake van prive-oorlogen. In vredestijd werden er vaak
toernooien gehouden.
- Andere taken van de aristocratie: voorzitter van het kasteel, raadslid van de koning, besturen
van landgoederen
- Kastelen worden steeds mooier, gemaakt van steen en meer privekamers, bovendien gaat
men zich netter gedragen.
- Aristocratie is exclusief.
Aristocratische vrouwen:
- zijn onderdanig aan mannen, maar rond 10e eeuw winnen ze meer vrijheid en mogen soms
zelfs bezit hebben.
- Christendom ziet man en vrouw in de ogen van god als gelijken, maar in het aardse leven is
de vrouw ondergeschikt: ze mogen niet preken, niet praten in de kerk, en werden vaak gezien
als een bedreiging voor de puurheid van de man.
- In HME wel veel meer verering van Maria  is ideale vrouwelijkheid, symbool voor
moederschap.
- Vrouwen van hertogen, koningen hebben wel vaak macht als de mannen op reis zijn, dan
leidden ze soms zelfs oorlogen. Bij de dood van de man erven ze ook soms de grond, of als
dochter de enige erfgename is, krijgt zij ook de grond.
Kinderen in HME:
- worden steeds meer gekoesterd: groei van aantal scholen ook in steden en dorpen ipv alleen
kloosterscholen.
- Aristocratische kids worden vaak naar andere families gestuurd om daar in opleiding te
zitten
- Rond 12e eeuw ontstaan er boeken over de opvoeding van kinderen
- In het christendom gaan ongedoopte baby’s niet meteen meer naar de hel, en bovendien
wordt nu ook het kinderke Jezus meer vereerd.
Agrarisch Leven in de HME:
- Door de groei van de bevolking is er meer voedsel nodig  meer land wordt geextensiveerd door dijken, droogleggingen. Bovendien wordt de agrarische technologie beter.
- Inkomen van boeren gaat omhoog  verdwijnen van slavernij in 11e en 12e eeuw boeren
worden vrij met eigen stuk land.
 door het wegvallen van de slavernij verliezen de grootgrondbezitters veel
arbeidskrachten en ze moeten hun grond gaan verpachten. Bovendien moeten ze
betere werkomstandigheden op het platteland bieden, om boeren aan zich te houden.
 MAAR!!!: in de 13e eeuw wordt het land schaarser door de groei van de bevolking!! De
grond wordt nu waardevoller dan de arbeidskrachten en grootgrondbezitters gaan lage lonen
betalen en gaan strakker besturen  Boeren vallen weer terug in hun onvrije positie.
(belastingen gaan omhoog, men moet gaan betalen voor gebruik van molens en ovens, etc.)
- Het leven van de boer is zeer slecht: slechte behuizing, onhygienisch, slapen met hele
familie + dieren in een kamer waar het vaak rokerig is door het centrale vuur of fakkels.
Men werkt van zonsopgang tot zonsondergang en hele familie werkt mee.
Er ontstaan veel ziekten binnen de families.
- Op den duur is er wel verbetering van voedsel door de verbetering van de technologie: men
gaat meer proteine en ijzer consumeren bv bonen, erwten, kaas, vis, vlees, eieren.
 Door deze verbetering blijf men ook langer leven en de vrouwen gaan nu de mannen
overleven ipv andersom door het gebruik van ijzer.(is zeer belangrijk voor vrouwen)
Hoofdstuk 10 Conquest and crusades
Spanje:
In de 11e eeuw start het christendom met de herovering van Spanje van de moslims:
- 1002 kalifaat van Cordoba valt uiteen en is gunstig voor christenen om heroveringen uit te
voeren, maar christenen blijven ruzien onderling en gaan soms zelfs samenwerken met de
moslims tegen andere christenen.
- 1085 Castilie verovert Toledo
- 1137 Aragon verenigt zich met het graafschap Barcelona en Portugal maakt van zichzelf een
onafhankelijk koninkrijk.
- 1212 Paus Innocentius III roept kruistocht uit tegen Spaanse moslims  christenen winnen
van de moren in Slag van Las Navas de Tolosa
- 1236 Cordoba valt in handen van Castilie
- 1238 Aragon verovert Valencia en de Balearen
- 1246 Alleen Granada is nog moors. (valt in 1492).
Italie + Sicilie:
- Normandie was in de 11e eeuw zeer militair belangrijk en doen mee met kruistochten en
conflicten in Engeland, Frankrijk, Italie en Sicilie
 Belangrijkste krijgers zijn de zonen van de Baron van NoordWest Normandie Tancred de
Hauteville
 1047 Zoon Robert Guiscard komt samen met vrouw Sichelgaita in Zuid-Italie aan en
wordt de leider van de Zuiditaliaanse Normandiers.  1059 Verdrag van Melfi: Guiscard
stemt toe een pauselijke vazal te worden, in ruil voor titel van hertog van Zuid-Italie. Zijn
veroveringen krijgen hierdoor de stempel van heilige oorlogen en de paus wordt militair sterk
afhankelijk van Guiscard.
- 1060 Hij valt met pauselijke toestemming Sicilie binnen en verslaat in 1072 Palermo
- In 1084 redt hij Paus Gregorius VII uit handen van de Keizer van het Heilig Rom Rijk, maar
Guiscard raakt in conflict met de bevolking van Rome en plundert de stad.
- 1085 Dood van Guiscard.
 Sicilie was een van de belangrijkste en sterkts gecentraliseerde staten in Europa met een
mengeling van Normandisch feodalisme, en het bestuur was beinvloed door Italie, Byzantium
en de moslims.
- 1130 Paus kroont het neefje van Guiscard Rogier de Grote (dood 1154) tot koning van
Sicilie en Zuid-Italie met als hoofdstad Palermo. Dit wordt een een groot commercieel
centrum met veel intellectuelen, en bovendien een mengeling van culturen.
Kruistochten
In de 11e eeuw veroveren de Seljuk Turken Perzie en Baghdad en verslaan in 1071 een
Byzantijns leger bij Slag van Manzikert, waardoor ze Klein-Azie in beslag nemen.  De
Byzantijnse keizer Alexius Comnenus vraagt Europa om hulp  Paus Innocentius vaardigt in
1095 een eerste kruistocht uit die in 1096 richting Byzantium vertrekken.
- De kruistochten representeren drie kenmerken: Vroonheid, Vechtlust, Hebzucht
- Het pausdom staat voorop in de kruistochten en wordt populair
- Paus kondigt vrede in Europa af onder de christenen gedurende een kruistocht
- Het ridderschap wordt door de kruistochten heilig, en door op kruistocht te gaan kunnen
ridders hun verlossing (salvation) vinden.
- De kerk schilderde de kruistochten af als en gift van Christelijke liefde naar mede christenen
in het oosten.
De Eerste Kruistocht 1096
- Afgekondigd door Paus Urbanus III
- ging richting Heilige Land met een leger van 30.000 man uit Frankrijk, Normandie, Sicilie
- 1099 Verovering van Jeruzalem: de stad wordt geplunderd en de moslims vermoord.
 Veel kruisvaarders gaan als helden naar huis, sommige blijven achter en stichten
kruisvaardersstaten: - Graafschap van Edessa
- Prinsdom van Antiochië
- Graafschap van Tripolis
- Koninkrijk Jeruzalem
Tweede en Derde Kruistocht
- De Moslims heroveren verloren gebieden, bijv. in 1144 Edessa
 1147-1148 Tweede Kruistocht olv St. Bernard van Clairvaux (zie Hfdst. 11)
Deze kruistocht mislukt enorm en kruisvaarders keren met lege handen terug.
 1170-1180 ontstaan van een nieuwe Islamitische staat in Egypte olv Saladin. Deze Saladin
kondigt een wapenstilstand af met de kruisvaarders, maar die wordt in 1187 verbroken door
een christelijke baron  4 juli 1187 Moslims winnen in Slag van Hattin  Saladin verovert
vervolgens Jeruzalem
 Derde Kruistocht 1189-1193 olv Frederick van Barbarossa (Duitsland), Filip Augustus
(Frankrijk) en Richard Leeuwenhart (Engeland) Deze koningen falen ook, zij sterven, worden
gevangen genomen of vluchten!!!
Vierde Kruistocht 1201-1204
- afgekondigd door Paus Innocentius III
- Kruisvaarders willen met Venetiaanse schepen naar het Heilige land, maar hebben niet
genoeg geld. Venetianen willen hun wel naar het Heilige Land brengen op voorwaarde dat de
kruisvaarders voor hen de haven van Zara veroveren.  Paus Innocentius III wordt zo boos
hierover, dat hij de kruisvaarders excommuniceert.
- De Kruisvaarders gaan toch en veroveren in 1202 Zara.
- 1204 verovering van Constaninopel!!! (dit was de moslims nog nooit gelukt)
 Graaf Baldwin IX van Vlaanderen wordt keizer en regeert met opvolgers een halve
eeuw in Byzantium totdat dit wordt veroverd in 1261 door Griekse keizers.
 Door Baldwin zijn Oost en west weer verenigd  er is een Latijnse patriarch in
Constantinopel  Innocentius III legt zich erbij neer en trekt excommunicatie terug.
 In de 13e eeuw roepen pausen ook kruistochten uit tegen ketters in Zuid-Frankrijk en het
Heilig romeinse Rijk. (Bv in 1212 Kinderkruistocht)
Vijfde Kruistocht 1217-1221
- gaat naar Egypte  verovering van Domietta, maar daarna enorm militair verlies bij Cairo.
 In loop van de tijd worden kruistochten afgekondigd door koningen ipv pausen en tonen
verschuiving van van pauselijke macht naar koninklijke macht.
1291 Val van Acre  Einde van de kruistochten
Door de kruistochten ontstaan er ook andere groepen van christelijke strijders, zoals de
Tempeliers, Teutonic Ridders, Ridders van Santiago de Compostella.
Hoofdstuk 11 New paths to God: Monks, Friars and Religious rebels
Kerk krijgt dmv patriarchaal karakter en sacramenten grote invloed op de samenleving (ook
op het platteland)  De uitbreiding van de Kerk en de groei van het christelijke
zelfbewustzijn leidt tot een groeiende vroomheid (piety) van de bevolking.
 Verandering in het religieuze karakter:
- Van ontzag, eerbied en mysterie  naar emotioneel en dynamiek
- architectuur: Van Romaanse stijl  naar gotisch
- Christusfiguur wordt nu gezien als lijdende persoon door de zonden van de mens
- Mariafiguur wordt belangrijk
- God van de gerechtigheid wordt een liefhebbende God.
- Relieken van Heiligen worden zeer populair (kerken worden pelgrimsoorden)
- Voor elke ziekte, ambacht, etc wordt er een Heilige benoemd
 Doordat mensen zich meer gaan wijden aan het christelijke geloof, wordt men ook minder
tolerant t.o.v. “ongelovigen” of ketters
Doordat de corruptie in de kerk toeneemt, worden er nieuwe kloosterorden gesticht uit protest
tegen de rijkdom, rituelen en corruptie van de kerk of andere kloosterorden
bijv. Benedictijnse orde was gesticht uit protest tegen de rijkdom van de kerk, maar groeit in
de 10e en 11e eeuw ook uit tot rijke orde, en beheersten het wereldlijk leven en universiteiten.
Hiertegen verzetten zich in de 10e eeuw weer de Clunische beweging, maar ook deze orde
ontwikkeld zich in weelde in de 12e eeuw.
 12e eeuw wordt de monopolie positie van de Benedictijnen in het onderwijs bedreigd door
de opkomst van scholen en universiteiten in steden en dorpen door de verstedelijking.
Hierdoor was men niet alleen meer afhankelijk van de Benedictijnen.
Bovendien stonden Benedictijnenkloosters alleen open voor leden van de aristocratie die in
ruil voor hun lidmaatschap een gift moesten doen, bv land. Leden gingen er vaak niet uit vrije
wil in, maar werden in een Benedictijnenklooster gestopt door hun ouders.
 In HME ontstaan er kloosterorden die door volwassenen vrijwillig toegetreden worden.
Deze vrijheid om te kiezen komt m.n. door de groei van steden, toename van gilden en
boerengemeenschappen en toename van verschillende kloosterorden.
 Doordat men uit vrije wil in het klooster gaat is de vroomheid en toewijding ook veel
intenser dan bij onvrijwilligheid, zoals dat bij de Benedictijnen gebeurde.
* Karthuizers eind 11e eeuw in Oost Frankrijk
- Verspreiden zich in 12e eeuw over christendom
- leven geisoleerd van de buitenwereld, in kleine groepen en leven zeer gedisciplineerd en
sober
* Cisterziënsers 12e eeuw in Cîteaux
- opgericht door groep afwijkende Benedictijnen olv Robert
- Abdijen waren stijf en ongedecoreerd en ook het leven is zeer strak en sober. Er worden
geen kinderen toegelaten. Minimumleeftijd is 15 jaar en eerste jaar is proeftijd (novitiate),
voordat men de levenslange eed afgelegd.
- Hebben ook conversi, boeren die het land van de cisterziënsers bewerken
- komen jaarlijks bijeen in concilie van Cîteaux
- Sleutelfiguur in 12e eeuw: St. Bernard van Clairvaux: riep tweede kruistocht uit en stelfe
zich kandidaat tijdens pausenverkiezing van 1130. Werd tijdens zijn leven al tot Sint
benoemd.
 Eind 12e eeuw raken Cisterziënsers meer verspreid over de wereld, en door hun sober
leven groeit juist hun rijkdom. Ze dragen bij tot de ontwikkeling van de agrarische
technologie, groei van de agrarische economie en zijn bv de wolproducenten in Engeland.
 Door de groeiende populariteit van de vroomheid ontstaat er ook meer kritiek tegen de
Kerk en omdat een meerderheid geen monnik of non kan worden, sluit men zich aan bij
ketterse bewegingen om zo hun kritiek te uiten.
 ketters komen m.n. op in HME in Zuid-Europese steden
 Deze groepen worden als ketters gezien, omdat ze gaan preken en dienen sacramenten toe
zonder toestemming van de paus.
* Waldenzers
- 1173 opgericht door Valdez (later Peter Waldo) die al zijn bezittingen opgeeft om in
armoede te leven.
- Vraagt toestemming van de paus om te preken, maar de paus staat dit niet toe, omdat ook
vrouwen willen preken en dat mag niet volgens het christendom.  Waldenzen gaan toch
preken en worden veroordeeld door de kerk.
*Kartharen / Albigenzers 13e eeuw
- Volgen 2 tradities: 1) het anti-klerikaal protest tegen de geestelijke rijkdom en macht
2) Volgen de exotische theologie van de Perzen
- Geloven in bestaan van 2 Goden: - Slechte God (van het Oude Testament)
- Goede God (Christus)
- Geloven in reincarnatie -> om uit cyclus van geestelijke wedergeboorte te breken moet men
alle materialisme en lichamelijk genot afzweren. (maar kleine groep die dit volgt = perfecti)
 13e enorme verspreiding van de Albigenzers en vormen een bedreiging voor christendom
en macht van de kerk.
 Paus Innocentius II wil ketterij uitroeien en roept in 1208 een kruistocht uit tegen
de
Albigenzers (is eerste kruistocht tegen Europese christenen)  Macht Albigenzers
vernietigd.
 Begin van de Romaanse Inquisitie: in HME vormen ketters een ware bedreiging. Vroeger
werden ze vervolgd door de lokale bisschop, maar paus wijst nu inquisiteurs aan die Europa
intrekken om de ketters te vervolgens (meestal gevangenisstraf ipv dood).
In de 13e eeuw ontstaan er twee nieuwe religieuze bewegingen die de paus gaat gebruiken om
zijn ketterprobleem op te lossen: Dominicanen + Franciscanen.
 Deze leven armoedig, onderwijzen en doen aan liefdadigheid. Zij blijven arm
(Benedictijnen bv niet) en accepteren geen land. De eerste leden komen uit de middenklasse.
(Bedelmonniken)
Dominicanen
- St. Dominic uit Spanje (1170-1221)  hij gaat naar Rome om Paus Innocentius III om
toestemming te vragen om te preken  Hij gaat preken in Zuid-Frankrijk tussen de
Albigenzers van 1205-1215
- In 1215 krijgt hij een kerk van de bisschop van Toulouse  de paus erkent de Dominicanen
officieel als aparte religieuze orde.
- Hebben aan het hoofd een minister-generaal die jaarlijks met wetgevende macht bijeenkomt.
- gemeenschappen voor vrouwen en mannen (eerste vrouwenklooster in 1207)
- Nachtmissen, geen vlees, vasten, perioden van stilte, leven in armoede (Dominicanen mogen
geen bezit hebben, behalve kerk en krijgen inkomen dmv liefdadigheid.
- Verspreiden zich over heel Europa, Heilige Land, China, Tibet en is ook zeer aantrekkelijk
voor intellectuelen.
 Door hun aanwezigheid onder de Albigenzers zijn ze sterk betrokken bij de Inquisitie en
zijn zelf vaak inquisiteurs (Hounds of God)
Franciscanen
- St. Franciscus van Assisi 1182-1226  geeft zich over aan de armoede, eenzaamheid en
wijdt zich aan het helpen van leprapatienten en gaat preken onder de armen.
- 1210 ontmoeting met Paus Innocentius III die Franciscus ziet als een figuur die hem kan
helpen met zijn ketterprobleem.
-Franciscus vestigt zich met volgelingen in Assisi en maken van Partiuncula hun kapel.
- verspreiden zich over Noord-Italie, Frankrijk, Duitsland, Engeland, Hongarije, Spanje,
Marokko, Turkije, Heilige Land.
- Hun ideaal is de imitatie van Christus  armoede en vernedering
- Volgelingen van Franciscus zijn Kleine Broeders (Friars Minor), maar er ontstaan ook
andere groepen als de Poor Clares en Tertiaries.
- Franciscus ziet wereld als iets goeds, want is werk van God (andere orden willen juist
bevrijd worden van de wereld)
- 1220 Kardinaal Hugolini (Paus Gregorius IX) wordt beschermheer van de Franciscanen
 organiseert het bestuur van Franciscanen beter.
- Na dood van Franciscus ontstaat er een 2-deling onder de Franciscanen en bovendien gaan
volgelingen zich bezighouden met onderwijs en wetenschap, terwijl Franciscus dit onnodig
vond.
Hoofdstuk 12 Worlds in Collision: Papacy + Empire
Hoofdstuk 14 Literature, art and thought
HME ondergaat grote opbloei van artistieke en intellectuele uitingen.
* Literatuur in HME:
- Zeer gevarieerd en overvloedig
- In Latijn en in de regionale dialecten.
- In poetrie wordt veel gebruik gemaakt van emotie en gaat paralelle ontwikkeling als die van
de krijgshaftige heldendichten in moedertaal uit de 11e eeuw naar de gevoelige romans uit de
12e en 13e eeuw.
* Heldendichten (epics):
In de 11e eeuw werden de heldendichten in moedertaal chansons de geste genoemd,
en waren inmens populair onder de Noord Franse aristocratie. Werden gezongen door
de minstrelen, waren zeer heldhaftig en was een weerspiegeling van de
oorlogvoerende
militaire broederschap, dat een kenmerk was van de ridders uit de 11
eeuw.
Vb.: Roelandslied
* Lyric (tekst van een lied):
- 12e eeuw werd de heldhaftige literatuur van de NoordFransen veranderd door de
invloed van Romantische poëzie uit Zuid Frankrijk  Gevoelige en duurzame
Lyrische poëzie. Uitgedragen door Troubadours (vaak hofminstrelen, soms adel). De
adel gaat de liefdesliederen(lyrics) meer waarderen dan de oorlogsdichten (epics) 
idealisatie van de vrouw, belangrijkheid van mannelijke elegantie, hopeloze liefde
* De Roman:
- Rond 12e eeuw begint de troubadourtraditie van Noord Frankrijk over te slaan op
Engeland en Duitsland, met zich meebrengend een nieuwe aristocratische ideologie
van
manieren, stedelijke taal, en romantische idealisering = “hoffelijke liefde”. 
beinvloed
de literatuur van Noord Europa  ontstaan van de roman:
- Lang verhaal, sentimenteel, vol met liefde en vaak gebaseerd op een thema uit het
verleden, bijv. de Trojaanse oorlog.  In de chanson was de loyaliteit naar de heer toe
belangrijk, in de roman de liefde voor de vrouw.
- Nog een thema is de Christelijke reinheid en toewijding, bv de ridder wordt als heilig
gezien in plaats van ruw
- De Roman komt in de 12e en 13e eeuw op in Frankrijk, onder de Franssprekende adel
in Engeland en ook in Spanje, Italie en Duitsland  Duitse dichters werden
Minnesingers genoemd, geinspireerd door de Fransen,
* Fabel en Fabliaux:
- De fabliaux kwam op onder de bourgeoisie in HME: korte satirische gedichten vol
met grove humor
- De ME stedelijke cultuur maakte ook de fabel: dierenverhaal, waarin verscheidene
karakters uit de ME als dieren werden afgeschilderd, bv Verhaal van Reinard de Vos.
* Dante 1265-1321:
- Schrijft in het Latijn en in de Toscaanse taal.
- Schrijft aantal verhalen, waarin hij zijn liefde beschrijft voor Beatrice (Vita Nuova)
- Divine Comedy is in het Toscaans geschreven en beschrijft zijn reis van hel naar
paradijs
* Architectuur in de HME
- Meest belangrijkste en indrukwekkendste bouwwerken uit HME zijn de kathedralen en
abdijen.
Hoofdstuk 16 Death, Disorder, and Renaissance
Vanaf vroeg 14e eeuw heeft Europa te maken met een overbevolking  De ontwikkeling van
de noordeuropese agrarische technologie had z’n limiet bereikt, en door slechte
weersomstandigheden waren de oogsten mislukt: 1315-1317 massasterfte in noord europa en
een veeziekte van 1319-1321 in Engeland  De bevolking in Europa nam dus al af, nog
voordat de Pest z’n werk deed.
De Zwarte Dood was een combinatie van 2 ziekten:
- Bubonische plaag, door ratten gedragen en verspreidt door vlooien
- Pneunomische plaag (longen), ontstaat als iemand met een ademhalingsziekte de bubonische
plaag krijgt.
 Bubonische plaag komt eerst, in winter van 1347-1348 vanuit het Oosten door de ratten op
de schepen van de handelaren, gevolgd door de Pneunomische plaag  door vlooien van
ratten op mensen en door contact van mensen onderling.
 Plaag verspreidt zich heel snel over Europa, in 1348-49 en 1/3 van de bevolking sterft.
 Na de plaag was er sprake van veel huwelijken en geboorten, maar in 1361-62 keert de
plaag terug en kost het leven aan veel kinderen geboren na 1349 (Kinderplaag) (tot aan 17e
eeuw blijft de pest in perioden terugkeren)  pas eind van de 15e eeuw is er weer sprake van
een lichte groei van de bevolking.
 Door de Zwarte Dood wordt het probleem van overbevolking op het platteland opgelost:
Er komt een hoeveelheid aan land vrij, en een tekort aan arbeidskrachten  economische
positie van boeren stijgt, want lonen gaan omhoog en huren van land gaan omlaag.
 De grootgrondbezitters proberen de lonen en prijzen kunstmatig laag te houden, maar dit
mislukt en zijn genoodzaakt tot de “zwarte markt” prijzen.
 Graanprijzen gaan omlaag door te weinig afzet onder de bevolking.
 Door de afname van arbeidskrachten moeten landheren in Noordwest Europa hun vazallen
vrijlaten, terwijl in oost europa de landheren hun boeren juist strakker aan zich binden.
Steden komen er na de Zwarte dood sneller bovenop dan het platteland  ontstaan van
migratie van platteland naar de stad  kunnen meestal geen werk vinden en gaan behoren tot
de lage werkloze klasse in de stad.  Kloof tussen arm en rijk wordt groter
 Geweld wordt een “normal” zaak na 1350: boerenopstanden, zoals de Jacquerie in
Frankrijk doen zich ook voor in andere landen, zoals de Boerenopstand in Engeland, 1381.
Na 1500 gaat bevolking weer groeien, handel bloeit weer op en steden groeien. Technologie
blijft zich ontwikkelen ogv schepen, wapens.  rond 1500 is de economische crisis voorbij.
 In Late ME (LME) werd er in de oorlogvoering gebruik gemaakt van welgedrillde
infanterie, lange bogen, kruisbogen, en kanonnen. Rond 1320 werd er in Europa gebruik
gemaakt van buskruit en wordt zeer belangrijk in 14e en 15e eeuw. Monarchien trekken
enorme staande legers aangetrokken die met salarissen werden betaald. Door gebruik van
kanonnen werden kasteelheren ook gedwongen de architectuur van hun kastelen aan te passen
(lager gelegen, met dikkere muren.
Culturele verandering:
Buskruit en Drukpers zijn de belangrijkste uitvindingen van de LME, en er onstaat ook wel
nieuwe, modernere creativiteit onder de Europeanen in LME, maar de ME stijlen en ideeen
blijvend de overhand houden. Bovendien onstaat er een negatieve kijk op de toekomst, tussen
1300-1500 hangt er een somberheid over Europa.
Uitingen: zelfkastijding wordt enorm populair, De Dodendans is een favoriet thema binnen
de kunst en de angst voor heksen en de enorme vervolging daarvan groeit.
Kunst:
* De hoge Gotische symmetrie maakt plaats voor opzictige gotische overvloed.
Rond 13e eeuw was de basisstructuur van de Gothiek helemaal uitgemolken (bv ramen
konden niet meer groter), hierdoor gaat men de Gotische kerken juist “overdecoren”.
In de 16e eeuw maakt deze stijl plaats voor de klassieke grieks-romaanse stijl, door de
verspreiding van de Italiaanse Renaissance.
* In de schilderkunst maakt het serene plaats emotionele individuele eigennaardigheden. (zeer
detailistisch, bv de Vlaamse school.)
* Literatuur bloeit ook in LME, en bv Christine de Pisan (1434) is de eerste bewuste
feministische schrijfster. (Letter to the God of Love) Andere belangrijke LME schrijver is
Geoffrey Chaucer met The Canterbury Tales (Realistisch)
Italiaanse Renaissance
 De negatieve atmosfeer in Noord Europa was niet in Italie te merken. Geen economische
neergang, omdat handelaren gewoon bleven handelen in Mediterraans gebied en Zwarte Zee.
De burgelijke geest in Noord Italie stimuleerde juist de innovaties en kunstuitingen. Italie was
vanaf 13e eeuw zeer onrustig geweest, en voor hen kon het er alleen maar beter op worden,
daarom was er ook geen sprake van een negatief wereldbeeld.
De renaissance betrof de ‘wedergeboorte’ van de Grieks-Romeinse cultuur in een meer pure,
zelfverzekerde vorm. (Italianen gingen terug naar de tijd dat Rome de wereld beheerste)
 In beeldhouden maken de spirituele stenen heiligen plaats voor de contouren van het
menselijk lichaam. De tedere jonge maagden in de schilderkunst werden weelderig, en de
gotische stijl maakt plaats voor gebouwen met koepels, ronde bogen en elegant klassieke
gevels.
 Het humanisme was gebaseerd op de nadruk op klassieke talen en literatuur, historische
wetenschap en kunst  Werd in Renaissance alleen beoefend door de elite, aan het
massavolk werd voorbijgegaan.
 Rond 1500 verspreiden de Renaissansistische ideeen zich over Europa, maar draagt niet
direct bij tot een groei van economie, uitvindingen, en ontstaan van natiestaten.
Download