Middeleeuwen Slecht imago (Moyen Age, humanisten, verlichting, Franse revolutie zetten zich af) Goed imago (nationalisme, vooruitgang slecht door industriële revolutie. Godfried van Boullion, Gulden sporen slag, Neogotiek (Viollet Le-duc)) Periodisering: Braudel: Lanngetermijn (jagers, landbouw, industrie, post-industrie), middellangtermijn, korttermijn Verdeling: Vroege middeleeuwen (landbouweconomie) en late middeleeuwen (open markt economie) Bronnenschaarste door grote prijs van schrijven. Perkament werd vaak hergebruikt door tekst weg te schrapen (Palimpsest). Politieke gebeurde mondeling (Germaans). Abdijen waren centra van schrift. Na 12de eeuw: papier (China): meer bronnen. Soorten bronnen: Kroniek (Geschiedenisverhaal), Annalen (jaarlijkse beschrijving van gebeurtenissen), Vitae (leven van heiligen), Oorkonden (juridisch bewijs), wetteksten, Archeo/Monu/landschap resten. Uitwendige kritiek: Echtheid (is echt?), herkomst (waar/wanneer?), ontlening (ander bronnen gebruikt?) Inwendige kritiek: Interpretatie (intentie), gezag (hoe kwam hij aan info?), waarde (eindconclussie) 1. Val WRR Pax Romana: Romanisering. Keltische cultuur prominent. Lokale elite hield macht. Druk van andere volkeren, slechte bestuur (soldaatkeizers), inefficiënte belasting Diocletianus: Dominaat, tetrarchie. Constantijn: Godsdienstvrijheid (313), Constantinopel 395: Splitsing Oost-West 441: Plundering van Rome onder Alarik. Gebruik van Foederati om Germanen onder controle te houden 476: Odoaker zet Romulus Augustulus af. 2. Germanen Vooral bekeken via Romeinse bril. Frankische stammen, vooral Salische Franken verspreiden zich na komst Caesar. Foederati. Vestigden zich in Doornik. Veroverden onder Clovis grote delen van Gallië (ongeromaniseerd). Steden met achtervoegsel –gem en –zele (voorbeeld Liedegem en Velzele). Later veroverden ze Frankrijk (Frankische rijk). De Franken migreerden naar onze streken door het slechter klimaat in het noorden alsook de Hunnen. Goten splitsten zich in Ostrogoten en Visigoten (Alarik). Andere stammen: Allemanen, Bourgonden, Vandalen. Economisch: Veetelers mer brandcultuur. Runenschrift enkel sacraal gebruikt. Politiek: Territoriale koninkrijken (heerkonige) Childeric opgevolgd door Clovis (Merovingers) Clovis versloeg restanten van Rom. Rijk, Allemanen en Visigoten Cultuur: Elite Keltische, volk geromaniseerd. Clovis liet zich dopen (500), kerk en staat samen Andere overblijvers: Angelen, Saksen, Juten (Engelse Heptarchie), Paus, Byzantijns rijk, Moslim. 3. Christendom Christendom = niet getolereerd. Dood van Paulus en Petrus. Diaspora na val Jeruzalem. Initiatie via doop en scholing. Veel populariteit dankzij naastenliefde. Vervolging om hun rare riten, catacomben, Diocletionus Clovis: Edict van Milaan (313) Godsdienstvrijheid. Theodosius; Staatsgodsdienst (394) Uitgangspunt: Bijbel (griekse: Septuagint, Lat: Vulgaat). Concensus in 367. Rest is Apocriefen. Dualisme om positie van Jesus = Concilie van Nicea (325) door Constantijn. Niet luisteren = ketter Organisatie: Priesters < Bischop < Aartsbischop < Patriarch (Rome, Antioche, Alexandrie, Constantinopel en Jeruzalem). Nam elementen over van andere godsdiensten: Mariacultus, kerstdatum, martelaren. Staatsgodsdienst en romanisering zorgt voor eerste kerstening. Tweede Kerstening door missionarissen (Amandus: Gent, Eligius: Brugge). Organisatie in parochies. Rites in kerken door priesters in Latijn. Oppervlakkig. Mensen nog steeds heidens = paganisering Polytheisme = heiligen/relieken. Offerandes en tienden = offers. (acculturatie) Hermieten of kluizenaars hadden veel respect door hun levensstijl = volgelingen = eerste monikken. Kloosterregels: Benedictus: Armoede, kuisheid, gehoordzaamheid. Taken: bidden, lezen, werken. Belangrijk: Koorgebed. 8 keer per dag, ook snachts. Daarna vergadering en werk: handen en scriptorium. Derde taak is lectio divina (lezen in bijbel). Droegen pij en sandalen. Benedictijnse regel werd belangrijkst. Kloosters werden groot dankzij schenkingen. Laksheid van regel (tegenover Columbus regel) zorgt voor hervormingen in bv Cluny => Cisterciënorde 4. Byzantium 330: Stichting Byzantium. Goede plek voor handel (land, zee), goed te verdedigen met sterke muren. Grote territoriale veroveringen onder Justinianus en generaal Belirius. Mare Nostrium terug. Teniet gedaan door invallen van Visigoten, Slaven, Arabieren, Perzen en Bulgaren. Theocratie OLV Basileus (Caesaropapisme). Patriarch ondergeschikt. Veel prestige. Ambtenarij en juristen: Corpus Iuris Civilis (Codex Just., Digesten, Instituten) > Code Napoleon. Christendom staatsgodsdienst (Koptisch en Syrische kerk). Grieks voertaal. Missionering door Cyrillus en Methodius (Cyrillisch schrift). Iconoclasme (726) onder Leo XIII. 1054 Grote Schisma. Architectuur: Gouden Poort, Grote Paleis, Aya Sophia, Haghia Eirene, Hippodroom. San Vitale (Ravenna) Mozaïekkunst: vooral in kerken. Religieus met politieke figuren (Just en Jezus). Theocratisch karakter. 5. Islam Arabische schiereiland: Oorspronkelijke bewoners Bedoeïen. Nomadisch, stammen onder een Sjeik. Grote internationale handel in karavanen met jaarmarkten in oases. Daar groeien steden zoals Mekka. Oorspronkelijk godsdienst vereerde de Ka’aba en had elementen uit Jodendom en Grieks. Mohammed kreeg visioen op berg Hira van Gabriël: Er is maar één god, Allah. Mohammed stichte monotheïsme in Mekka. Moest in 622 vluchten naar Medina door vijandigheden. Eerste Moskee werd gebouwd. Later veroverd Mohammed de regio alsook Mekka. Dood in 632. Koran als bron van geloof. Geschreven door Oethman. 114 soera’s. 5 zuilen: Geloofdbelijdenis, gebeden (per keer per dag, 1 keer per week in moskee), Aalmoezen (zakat), Ramadan en bedevaart naar Mekka (hadj). Jihad officieuze zuil (verdedging) (Moedjahedien: strijder) Geen splitsing kerk en staat. Gemeenschap = oemma. Organisatie door Sharia en Hadieth (woord Moh.) Na dood werd Mohammed opgevolgd door Aboe Bakr, Omar, Oethman en Ali => rechtgeleide kaliefen. Onder Omar werd Arabie, Syrie en Egypte veroverd. Burgeroorlog onder Kalief Ali. Macht gaat naar Damascus (Oemajjadendynastie). Veroverde tot aan Indus, Noord-Afrika, Spanje maar werden in Zuid-Frankrijk in 732 in Slag van Poitiers verslagen door Karel Martel. Zuid-Italië valt. 750: Abassieden rebelleren en stichten Abassiedendynastie. Nieuwe hoofdstad: Bagdad. Overblijfselen van oude orde stichten Emiraat van Cordoba => Kalifaat van Cordoba. Moslimrijk versplintert in verschillende emiraten: geen centrale eenheid: Arabische wereld. Sociaal grote tegenstelling tussen Arabische en niet Arabische moslims > tweederangsburgers Strijd tussen Sjieten (enkel afstammeling van M kan Kalief zijn) en Soennieten (iedereen kan) Hoewel ze tolerant waren, wilden ze nog steeds gewapender hand veroveren en hun godsdienst aan de top van de samenleving brengen. Vb Jeruzalem (stad met veel religieuze spanning tussen Jood, Christ en Islam). Islam veroverde het in 637 en bouwde de rotskoepel en Aqsamoskee. Nieuwe naam Al-Qoeds. Buiten Arabië waren in Italië veel moslimgemeenschappen. Tarik verover Spanje en noemde Al-Andalus. Karel De Grote nam delen ervan terug, pas in 1492 na val van Granada werd het heroverd (Reconquista) Overgebleven moslims werden Moriscos (dwang bekeerd tot Christendom). Gelaagde samenleving: Moren (Arabishe/berbers Moslims) > Muwalladum (bekeerde) > Dhimmi’s Hoofdstad Cordoba werd centrum: Moskee van Cordoba, Alhambra. Grote openheid tegenover andere culturen. Al Hamoen maakt Huis Der Wijsheid vol met geschriften van andere culturen. Ook Aristoteles, Chinezen, Perzen, cijfers, etc. Geneeskunde: Galenus en Avicenna. Geografie en astronomie haalden ze van de Perzen. Arabisch als eenheidstaal. Grote literaire kunst (vb Duizend-en-één-nacht). Geen architectuur: namen elementen van Antieke, Byzantijnse en Perzische over. Veel kennis ven decoratiekunst en caligrafie. 6. Karolingers Na Clovis, echte macht bij grootgrondbezitters (Merovingers = Vadsige koningen) Karolingers rijke famillie met veel grond alsook Hofmeiers (leger) Karel Martel verslaat moslimleger bij Slag van Poitiers Pepijn De Korte verenigd Frankische gronden na staatsgreep in 751 (Childeric afgezet) Machtsgreep gesteund door kerk (Bonifatius). Pepijn tot koning gezalfd. Kerk vraagt hulp tegen Longobarden. Pepijn verslaat hen, geeft de Pauselijke Gebieden (Donatio Pippini) terug. Samenwerking Karel De Grote veroverd Longobarden, annexeert Beieren, heilige oorlog tegen Saksen (Widukind) en vecht tegen de Moslims voor de Spaanse Mark. Karel werd keizer der romeinen in 800. Paleis (Palts) in Aken. Karel zorgde voor leger via feodaliteit (leenstelsel). Leenheer kregen gebieden ter bestuur (Hertogdommen). Strakke controle via bezoek van koning of zendgraven. Verordeningen (capitularia). Na dood van Karel wordt Lodewijk De Vrome vorst. Zonen verdelen rijk bij Vedrag van Verdun (843). Lotharius (midden), Lodewijk De Duitser (Oost), Karel De Kale (West). Feodaliteit = desintegratie Makkelijke prooi voor Noormannen die zich vestigden. Rollo kreeg Rouen en wordt Normandië Karel De Grote is symbool voor verenigd Europa nu. Karel was zich echter bewust van de culturele achterstand van zijn rijk na bezoeken in Italië => Karolingische renaissance. Karel liet zich omringen door hofgeleerden om drie redenen. Hofschool om ambtenaren te opleiden (Artes Liberales), academie voor cultuur aan het hof te maken en een adviesraad. Deze hielpen bij grote hervormingen in het rijk zoals de heraanleg van bibliotheken in kloosters (met Karolingische minuscuul en codexvorm). Culturele bloei was vooral gecentreerd op liturgische teksten. Paltskapel geïnspireerd door San Vitale. Groot niveau in handschrift, ivoor en metaalsnijwerk. 7. Van gesloten naar markgerichte landbouw Eerste landbouw was brandcultuur. Goed voor enkele oogsten. Eenvoudig landbouw. Haakploeg. Menselijke energie. Klimaatverslechtering = vooral teelt van Rogge en spelt. Rendement laag. Germanen: grote vleeseters. Veeteelt belangrijk. Vooral varkens (eikelen). November = slachtmaand Organisatie in dominiale stelsel (oorsprong Romeinse villa). Mensen zijn verbonden aan de grond via wet en krijgen voor leveren van surplus en karweien aan de heer grond. Autarkische. Weinig regionale handel behalve voor zout, vaatwerk en ijzer. Internationale handel voor luxeproducten (elite) (vb.zijde) Havens en handelplaatsen waren er voorbeld is Dorestad en Quentovic. Noormannen vielen binnen langs zee met hun drakkars/snekken en knars (boten). Ze bleven als boeren en stichtten steden zoals York en Dublin. Zweden was ook actief via Kaspische zee. Kregen bijnaam Rus en hielpen bij de economische succes van Kiev. Ze kwamen uit Birka. Handel was marginaal (geen belangrijke rol in samenleving en klein vergeleken met Aziatische handel). Sociale ongelijkheid. Standenmaatschappij (adel, clerus, derde stand). Bepaald door geboorte. Sociaal immobilisme. Collectieve rechten en plichten per stand. Orde (zo had God het gewild). Clerus: geen belasting, eigen rechtbanken, tienden, prestige. Instaan voor zielenheil. Adel: grond, aanzien, sociale priviledges, geen belastingen. Enkel de adel berechtigd. Veiligheid Derde: geen rechten. Groepen niet homogeen. Later komen ridders erbij. Slavernij in vorm van horigen: laten (lieten zich verbinden voor veiligheid) en lijfeigenen (schulden). 11de eeuw: Klimaatverbetering: groei van bevolking, meer voedsel nodig => landbouwrevolutie Nieuwe gronden ontginnen = nieuwe dorpen (-rode,-heide, -lare, -bos,- veld). Bos en zeegebied worden omgevormd tot landbouwgebied en polders. Twee golven van Ostkolonisatie: Elbe/Oder en Pommeren Veeteelt: Meer weide = meer schapen en runderen. Door weide: minder varkens (geen eikelbossen). Techniek: Ijzersmid: Keerploeg, ossen, paarden (met haam). Drieslagstelsel (wisselteelt) (winter/zomer graan, grote braak). Ambachtslui woonden samen en verkochten producten: stedelijke kernen. 8. Verstedelijking Tweede middeleeuwen: Meer verstedelijking. Landbouw niet meer enige economisch activiteit. Voedsel werd aangevoerd. Vb Napels, Milaan, Genua, Firenze en Venetië, London. Door voedseloverschot: meer mensen die kennen werken aan andere dingen => ambachten. Alles stond vast met regionale handelsnetwerken en jaarmarkten onder bescherming van de Graaf. Jaarmarkten in Champagne (Provins, Troyes) connecteerden die van ons met internationale markten. Vlaamse laken, zijde (China), zijde (verre oosten), kleurstoffen en aluin (belangrijk voor laken). Geldtransport via bankwezen met wisselbrief. Handel zorgde voor specialisatie (vb Vlaamse laken). Heren hadden controle over steden maar gaven hen priviledges in ruil voor winst. Meer autonomie, individuele rechten, schepenbanken, stadsmilitie. Priviledges stonden in keuren bewaard in Belfort. Sociale stratificatie met rijke elite (stenen huizen). Verenigden in gilden om interesses te beschermen en waren om de beurt schepen. Gemeen volk had weinig te zeggen. Gemeen volk zat in ambachten. Enkel zij mochten een ambacht beoefenen. Leerjongen, gezel, meester (meester enkel voor rijken, elitaire controle). Weef en textiel grote ambachten (prestige), rest klein. 13de spanningen tussen ambachten en elite. Guldensporenslag. Politieke macht voor ambachten. Slechte beslissingen door protectionistische maatregelen. Andere klasse: marginalen (dagloners). Geen vangnet. 9. Feodaal naar territoriaal Slechte feodaal systeem liet heren toe om teveel macht te trekken. Vb Boudewijn, graaf van Vlaanderen 987: Geen nieuwe Karolinger. Macht naar Hugo Capet => Capetingers. Eerst graaf van Francia. Controle via positie van opperleenheer (Suzurein) ging niet door macht kroonvazallen die zelf problemen hadden met lokale heren. 1066: Willem De Veroveraar wint Engeland maar is nog steeds graaf Normandië. Zijn opvolgers kregen via huwelijk Anjou, Maine en Aquitanië (Elenore). Huis Plantagenet had Engeland en helft Frankrijk. Engeland centraal bestuurd door Willem met sterke ambtenarij, trouwe feodale vazallen en inkomsten gecontroleerd via Domesday Book. Franse koning had echter drie troeven: Zalving (prestige, unificatie effect), Dynastisch geluk (veel zonen in de famillie, veel lange koning), positie van suzurein. Zo wonnen ze invloed tot ze onder Fillipe II August sterk genoeg waren om Frankrijk te heroveren. 1204: verovering van Normandie van Jan Zonder Land. Versloeg ook coalitie bij Slag Van Bouvines en annexeerde Zuid- Frankrijk tijdens kruistocht tegen de Albigenezen. Centrale bestuur met ambtenaren (Sheriffs) die instonden voor administratie, rechtspraak (Common Law) en inkomsten. Moesten zichzelf twee maal per jaar verantwoorden bij Exechequer. Creeërde een nieuwe adel: Ambtsadel. Leger werd in stand gehouden met geld of huurlingen. Normale adel boet in aan macht. Steden krijgen meer macht dankzij belastingen (hoge burgerij dwingt macht af) voorbeeld hiervan is Magna Charta dat Hendrik II moest tekenen in 1215. Eerste keer dat macht van koning begrensd wordt: Constitionalisme. Oorspronkelijk had koning alleen zijn hofhouding (Curia Regis). Met constitutionalisme moest hij rekeningen houden met parlementen voor geld (bedes om geld). Dit gebeurde in Engeland (House of Commons/Lords), Frankrijk/Nederland (Staten-General) en Vlaanderen (Staten van Vlaanderen). 10. Paus en Keizer Donatio Constantini (Constantijn gaf al zijn macht aan paus bij vertrek) (vals document). Duitslands: Oostrijk neemt Middenrijk in en expansie naar Oosten. Sterke centralisatie via rijkskerk. Dubbele investituur zorgde ervoor dat feodaliteit werkte. Staat kon priesters benoemen. 962: Otto I: eerste keizer van HRR. Wil dat alle Duitse koningen keizers worden: vetorecht over Paus. 1059: Synode beslist voor hervormingen in pausverkiezing. Gregoriaanse hervormingen (Gregorius VII) Hoge clerus: corrupt door geld. Lage clerus: ongeschoold. Hervormingen tegen simonie (verhandelen van kerk stuff) nepotisme (benoemen van familie), cumul van ambten, absenteïsme en oncelibaatisme. Conflict tussen Hendrik IV en Gregor VII om benoeming aartsbisschoppen: Investituurstrijd. Keizer had leger, paus had excommicatie (hief leenband op. Hendrik smeekte paus in Canossa om zijn excommunicatie te cancelen). Hendrik liet een tegenpaus kiezen. Gregor ging in ballingschap. Strijd duurde generaties en eindigde met het Concordaat van Worms in 1122. 11. Expansie van de middeleeuwse wereld Reconquista van Spanje: Begon bij Toledo en eindigde in 1492 met Val van Granada. Nieuwe Christelijke rijkjes Castilië en Aragon. Radicale herkerstening met geforceerde bekeringen. Ook in Italië veloren moslims (saracenen) hun macht. Aanleiding eerste kruistocht: Seldsjoeken verslaan Byzantijns leger bij Manzikert (1071). Basileus Alexius Comnenus vraagt hulp aan Paus Urbanus II. Urbanus II wou Jeruzalem bevrijden en stelde dit voor aan de concillie van Clermont in 1095. Bedoeling was bevrijden Jeruzalem en christendom verenigen onder Paus. Kruistocht werd gezien onder boerenzoons en adelzoons als manier om prestige en land te verkrijgen als ook om in de hemel te geraken (aflaat). Dit was gekoppeld aan Pauselijk propaganda. Burgerleger (10.000) (opgejukt door Pieter De Kluizenaar) ging naar Byzantium via Rijnsteden (pogroms) en werd onmiddellijk afgeslacht door slechte training en wapens. Ridderleger olv Godfried van Bouillion en Raymond van Toulouse (35.000). Leger werd gedecimeerd maar kon Jeruzalem overwinnen (slechte leiderschap, zijverovering (Edessa een Antioche), logistieke problemen). Gruwelijke slachtpartij op inwoners. Boudewijn van Bouillon werd Koning van Jeruzalem. Al-Aqsamoskee wordt paleis, koepelmoskee een kerk. Grote winnaars waren Genuezen, Pisanen en Venetianen die zorgen voor transport en voedsel alsook handel met de nieuwe regio’s => veel geld. Seldsjoeken hernemen Edessa. Bernadus van Clairveaux roept op tweede kruistocht. Lissabon heroverd. Saladin herenigd moslims. Verslaat tempeliersleger en herneemt Jeruzalem. Derde kruistocht: weinig succes, Barbarossa dood en Leeuwenhart gevangengenomen. Jeruzalem blijft Moslim. Vierde kruistocht neemt Constantinopel in. Graaf van Vlaanderen wordt Keizer van Lat Rijk Constantin. 12. Culturele en geestelijke vernieuwingen Maxistische benadering: economie bepaalt cultuur. Meer geld dat gaat naar cultuur. Nieuwe mensen krijgen geld voor eigen cultuur (burgerij). Teksten in volkstaal ipv latijn. Kathedraalscholen bereiden jongelingen voor op rechten, geneeskunde, etc. Intellectuelen gingen op zoek naar authentieke Latijnse teksten: Renaissance van de 12de eeuw. Teksten werden kritische benaderd. Petrus Abelardus was voorloper van rationalisme in theologie en veroorzaakte een golf van rationalisme. Opleving in Italië met heropleving van Codex Justinianus die glossen (comentaren) kregen. Herontdekkeing Hippocrates/Galenus en stichting medische school van Saerno. Heropleving Quadrivium (wetenschappelijke Artes Liberales) met Aristoteles, Euclides, Ptolemaus. Teksten konden gevonden worden bij Arabieren. Nadruk lag bij het inpassen van deze wetenschappen in het Christelijk geloof (Thomas van Aquino). Stichting eerste universiteiten (Bologna) onder toezicht kerk. Handelaars gingen naar handelscholen waar vaak in Italiaans of Frans (Lingua Franca) onderwezen werd. Kerk kon niet voor het zielenheil van deze burgerij zorgen door slecht opgeleide pastoors. Dit zorgde ook voor bespotting van pastoor (De Vos Reynaerde), twijfels over sacramenten en antiklerikalisme. Mensen die probeerden religie nieuw leven in te blazen (zoals Petrus Valdes en zijn Valdenzen) werden geëxcommuniceerd (boodschap van leven in armoede prediken sloeg haaks met alleenrecht van kerk om te prediken). Dit zorgde nogmaals voor antiklerikalisme. Franciscus van Assissi kon wel een orde stichten dankzij Paus Innocentius III. Ze werden rondgestuurd om te prediken en hoe groter de orde werd, hoe moeilijker de armoede/bedelregels waren. Ze kregen naam minderbroeders en maakten deel uit van de Bedelorders. Enkelen bleven trouwen aan deze idealen (spiritualen) en geëxcommuniceerd. Dominicus Guzman stichte Dominicanen of Predikheren. Eenvoudige monikken die moesten prediken om geloof te verspreiden, in eenvoud leven, fungeren als denktank voor geloof. Ze werden opgeleid. Andere nieuwigheid was de biecht. Deze jaarlijkse sacrament kwam na de Vierde Concillie van Lateranen. Dit werd georganiseerd samen met verplichte jaarlijkse communie, huwelijk en andere sacramenten om clerus belangrijk te maken. De rest werd door de leek gedaan in broederschappen onder de vorm van processies, bedevaarten en religieuze feesten. Begijnen (vrouwen die afgezonderd in medidatie, armoede en kuisheid leven buiten klooster) waren er ook. De kerk hield deze onder toezicht via begijnenhoven om zo ketterse ideeën tegen te gaan. Mannelijke versie waren Begarden. Er steeg een groeiende onverdraagzaamheid van de Christenen tegenover andersdenkenden. Katharen werden in Zuid-Frankrijk afgeslacht in de Kruistocht tegen Albigenezen en later Inquisitie. Katharen dachten dat goede kon door materiële armoede en enkele een selecte elite (perfecti) kon dit. Leprozen en andere zieken werd verdreven en buiten de stad gegooid. Joden kregen slechte reputatie dankzij rol in geldhandel (woeker), geruchten over rituele moorden (dood van christus) en profanatie van de hostie (dogma van transsubstantie). Kerk liet maatregelen tegen joden gelden zoals excommunicatie van hun niet-joodse vrienden en marginalisatie van hun godsdienst. Wereldlijke machten gebruikten confiscatie om hun schatkist te spijzen. Joden kwartieren. 13. Crisis Forse demografische groei = demografische spanning (Wet van Maltus) grond en rijkdom ongelijk verdeeld. Rijken kopen grond op van armen en laten ze werken als loonarbeiders. Chronische ondervoeding dankzij prevalentie granen in dieet en misoogsten. Daling bevolking door pest. 1315-1317: hongersnood door verslechterd klimaat en misoogsten 1347-1351: De pest (Zwarte dood). Vooral builenpest en longpest. Begon in Messina/Krim. Pan/endemie Laatste Capetinger stierf. Geen Franse koning. Edward III kandidaat voor kroon. Edward III + Franse adellijke dissidenten (Jacob Van Artevelde) tegen Frankrijk: Honderjarige Oorlog. Belastingen. Huurlinge. Frankrijk: Graanprijzen en lonen laag. Boerenopstand (Jacquerie). Bloederig neergeslagen. Engeland: Boeren verplicht tot horige toestanden om leegloop domeinen door nood aan werkers te voorkomen. Poll Tax om oorlog te spijzen. Peasants’ revolt. Bloederig neergeslagen. Vlaanderen: Zelfde problemen. Kerels van Vlaanderen onder Zannekin met steun van steden. Steden: Ambachtslui willen inspraak. Guldensporenslag. Jacob Van Artevelde neemt Gent over. Kerk was te corrupt om te helpen. Westers Schisma. Paus Rome tegen Paus Avignon. Drie pausen. John Wycliff: Gelovige is enkel verantwoording schuldig aan god. Veel aanhang. Gesteund door adel. Dalende graanprijzen door overaanbod en groeiende lonen. Meer vraag naar veeteelt en andere prod. Landroutes werden vermeden door oorlog: maritieme handel. Rol van Vlaamse steden daalde door importproblemen met wol. Duitse Hanze controleert veel van de handel. Passieve handel.