Groep 4 Taal Actief Woorden om thuis te oefenen Week 1 Woorden met au en ou Week 2 Woorden met ei/ij Week 3 Woorden met eeuw/ieuw/uw ‘Dit is een weetwoord. Het auverhaal kan helpen.’ o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o paus saus blauw flauw gauw kauw nauw rauw fout hout jou koude kous oude schouder stout trouw vouw vrouw bouwen Wanneer oefenen: 23-27 januari o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o dweil eigen einde eisen geit keizer leider meid sein dreigen bijbel bijna bladzij drijfnat gelijk gordijn kwijt lijf pijn paus o o o o o o o o o o o o o o o o o Wanneer oefenen: 30 jan - 3 februari eeuw geeuw meeuw schreeuw sneeuw sneeuwt spreeuw kieuw nieuw nieuwjaar opnieuw duw ruw schuw sluw stuw uw Wanneer oefenen: 6 – 10 februari Zo ga je oefenen: Alleen oefenen: Lees de woorden een keer goed door. Lees het woord, bekijk het goed, dek het af en schrijf het uit je hoofd op. Controleer je werk. Is het woord goed? Kleur het rondje voor het woord groen. Samen oefenen: Vraag een dictee van 5-10 woorden. Kijk het dictee samen na en schrijf de woorden nog eens op die lastig zijn. Woordendictee: 13 februari Zinnendictee: 17 februari