- Scholieren.com

advertisement
Geschiedenis
Samenvatting hoofdstuk 3
Islam:

Ontstaat 600 jaar na Christendom

Gesticht door Mohammed (niet wetenschappelijk bewezen)  kreeg in 622 de macht in Medina

Koran  Heilige boek van de Islam

1 god

Jihad (streven naar uitbereiding van de islam)

Kalief (hoogste geestelijk en politiek leider in de islamitische wereld)

Islamitische wereld groeit tussen 622 en 650 erg (gebieden veroverd)

Accepteert anderen geloven, zolang Mohammed niet beledigd word
650  expansie van Arabieren valt uit elkaar  Omayyaden (familie uit mekka) stichten een dynastie  opstanden van
Sjiieten
711  Islam komt Europa binnen
1492  Islam wordt teruggedrongen op het Iberisch schiereiland
Islamitische wereld  Landbouwstedelijke beschaving, Arabisch als voertaal, Sultan of emir als vorst
West-Europese samenleving 
-
-
500-1000 n.C. vrijwel volledig agrarisch
Groot deel van de bevolking in de landbouw (autarkisch)
Handel valt weg (er ontstaat ruilhandel)
Kerstening  christelijk maken (rooms-katholieke kerk)
Standenmaatschappij
Adel  grondbezit (hebben grond)
Boeren (worden later horigen genoemd)
Horigen  horen bij het stuk grond waar ze op geboren zijn.
Hebben wel rechten (Herendiensten, en mogen in een hoeve
wonen)
Leenstelsel/hof-stelsel/feodaal stelsel (Hertog laat stukjes grond of ambt
besturen door leenmannen, en die doen dat op hun beurt) het leenstelsel gaat
dus over vertrouwen.
Rentmeester  iemand die voor een ander een landgoed beheerd
Frankenrijk 
geschiedenis vol oorlogen
8e eeuw krijgt Karel de Grote de macht. Hij bereid zijn rijk enorm uit
Gebied word verdeelt in een paar honderd graafschappen en hertogdommen. (Hertogdommen zijn het belangrijkst) Graven
en hertogen waren zijn leenmannen.
Karel bracht ruiterlegers op de been. (Technische verbeteringen)
>1000  Alle ridder moeten lid zijn van een adellijke ridderschap
Bisschoppen  nemen de leiding over de kerk  benoemen in hun bisdom de lagere geestelijken
Monniken en nonnen  zonderen zich af van de wereld om zich helemaal aan god te kunnen wijden (in een klooster)
Missionarissen  geestelijke die eropuit is gezonden om heidenen tot het christendom te bekeren
Volgens Gelasius heersten er 2 machten over de wereld  geestelijke macht, en de wereldlijke macht (niet geestelijk)
786  missionaris Liudger krijgt van Karel de leiding over de bekering van de vriezen
1000  christendom dringt veel verder in het noorden en oosten door dan onder Karel de Grote
Christendom neemt in de loop der tijd heidense elementen over  bijv. Jezus geboorte op 25 dec. (geboortedag van de
zon), zondag rustdag ipv zaterdag (sjabbat)
Heidense goden leefden voort in christelijke heiligen
Download