Genderspecificiteit in de psychiatrie Is psychopathologie anders op Mars dan op Venus? NVKVV Oostende, 22 maart 2017 Bernard Sabbe Met dank aan Livia De Pickere en Julie Rivière, ASO’s psychiatrie UA • • • • • • • • • • Overzicht Inleiding: sekseverschillen & psychopathologie /man-vrouw hersenen Depressie Angststoornissen Psychose Bipolaire stoornis Stemmings- en psychotische stoornissen in zwangerschap en postpartum Eetstoornissen Ontwikkelingsstoornissen: ADHD/autisme Agressie & crimineel gedrag Besluit Sekseverschillen & psychiatrische aandoeningen Evoluties Neurowetenschappen • Genetische en hormonale verschillen Relatie sekse-genderpsychopathologie? Genderspecifieke behandeling? ism D rd er so di C O vo sa ne r n ss io PT SD ph ob ia iz s ed an xi et y ge ne ra l a ni c pa xi or e HD us e ab AD ep re or d aj an m nc e bs ta su au t iso rd sc er hi zo ph re ni a rd po la bi Heritabiliteit van psychiatrische aandoeningen 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 Embryonale seksedifferentiatie hersenen • testes • °testosteron Ychromosoom • dr BHB • aromatisering tot oestradiol • man ↑ L-R Δ • neuronale dichtheid • seksuele dimorfe kern hypothalamus • plasticiteit Neuroanatomie Δ Testosteronproductie tijdens het leven van de man Cellulaire werkingsmechanismen gonadale steroïden Invloed oestrogeen op hypofyse-hypothalamusbijnier (HPA-) as Craniële volume bij mannen en vrouwen Volume van verschillende hersenstructuren Volume van verschillende hersenstructuren Hechting en gender • O-3j: – rijping brein (myelinisatie) – psychobiologische ontwikkeling: hechting, veiligheid, explorerend gedrag, zelfconcept, kern-genderidentiteit • Onveilige gehechtheid: – Man: “warriors” externaliserend: gedragsstoornis, verslaving – Vrouw: “worriers” internaliserend: angstoornis, depressie Specifiek vrouwelijke stoornissen • Premenstrueel syndroom (stemmingsstoornis) • Postpartumdepressie en –psychose • “menopauzale depressie” Rol hormonale veranderingen? Seksespecifiek werken in praktijk? • Verschillen prevalentie, kwetsbaarheid, beloop • CAVE versterken stereotiepe verwachtingen • Geen goed onderzoek naar effect sekse bij behandeling Gender en depressie Depressie = seksespecifieke aandoening ≠ voorkomen, klinisch beeld, etiologische factoren dezelfde behandeling in dezelfde dosis? • Consistente genderverhouding: 2:1 (v:m) – Robuust gegeven: landen en culturen, uiteenlopende onderzoeksmethoden, bevolking en klinische populaties, verschillende diagnostische instrumenten en incidentie-/prevalentieparameters • Trend: stabilisatie bij vrouwen; stijging bij jonge mannen genderverschil neemt af • Leeftijd: voor puberteit m ≥ v; piek bij vrouwen in reproductieve levensfase Gender en depressie: klinisch beeld • Vrouw: – Méér symptomen – Meer atypische symptomen (eetlust- en gewichtstoename, overmatig slapen) – Meer seizoensgebonden patroon • Comorbiditeit – Vrouw: meer as I (angst- en eetstoornissen) meer somatische (schildklier) – Man: meer middelenmisbruik en persoonlijkheidsstoornissen Gender en suïcidaliteit • Genderparadox bij suïcide: – Vrouwen 4x meer suïcidepogingen – Mannen 4x meer geslaagde suïcides • Impulsiever (vaak geen voorafgaande waarschuwing) • Agressiever methoden (Schrijvers, Bollen and Sabbe, The gender paradox in suicidal behavior and its impact on the suicidal process. J Affect Disord. 2012 Apr;138(1-2):19-26 Gender en depressie: verklaringen • Artefacthypothese: • Overdiagnostiek bij vrouwen door genderbias • Depressie gemaskeerd als middelenmisbruik bij mannen • Biologische hypothese: – Genetische factoren 37% (v42-m29): specifieke genen? – Seksespecifieke gen-omgevingsinteracties: 5-HTT-polymorfisme – Neuro-endocrinologische factoren: : 5-HTT-synthese bij m:+52% (tryptofaandepletie: v:40; m:10) – Oestrogenen en HPA-as – Hormonale factoren • Rol hormonale schommelingen, exogene hormonen • E en Pg moduleren HPA-as: grotere intensiteit en duur stressrespons • Neuro-endocriene Δ puberteit ~ toename genderverschil • Inflammatoire processen • Psychosociale hypothese • Lage socio-economische status, maladaptieve coping, • Persoonlijkheidsfactoren (afhankelijkheid) • Stress door genderspecifieke rol Gen-omgevingsinteracties bij depressie Invloed oestrogeen op hypofyse-hypothalamusbijnier (HPA-) as Gender en depressie: behandeling • Geen goed onderzoek paradox: vrouwen vaak uitgesloten bij farmacologische studies <-> grootste groep gebruikers? Onvoldoende basis voor gedifferentieerde behandelprotocollen Gender en depressie: behandeling • Antidepressiva – Premenopauzale vrouwen: SSRI en MAO-I > TCA – Postmenopauzaal geen verschil SSRI/TCA – Man: TCA > SSRI • Psychotherapie – Mannen volmaken significant minder sessies – Geen verschil in effectiviteit • Combinatie: mannen vaker snelle respons Angst-, dwang- en stressstoornissen (DSM-5) • Paniekstoornis • Agorafobie • Specifieke fobie • Sociale-angststoornis • Gegeneraliseerde-angststoornis • Angststoornis door een middel/medicatie • Angststoornis door een somatische aandoening • Obsessieve-compulsieve stoornis • Acute stressstoornis • Posttraumatische stressstoornis Levensprevalenties angststoornissen Sekseverschillen in fenomenologie en comorbiditeit van angststoornissen Sociale-angststoornis • Levensprevalentie: – Man: 4,20% – Vrouw: 5,67% • Vrouwen: – Meer sociale angsten – Meer internaliserende stoornissen – Meer kans farmacologische behandeling • Mannen: – Meer vrees voor dating – Meer externaliserende stoornissen – Gebruik alcohol en drugs voor ↓symptomen Xu Y, Song Y, Huang H. Impact of the tension-free vaginal tape obturator procedure on sexual function in women with stress urinary incontinence. Int J Gynaecol Obstet 2011 Mar;112(3):187-9. Obsessieve-compulsieve stoornis • Beginleeftijd: bimodale distributie – Kinderleeftijd: M>V (mannen 70%) – Volwassen leeftijd: M=V • Inhoud OCS – Vrouwen meer • angst voor besmetting, kuisrituelen – Mannen meer • Seksuele/religieuze obsessies • Symmetrie obsessies/ordenen/herhalen • Controleren • Verzamelen Obsessieve-compulsieve stoornis • Mannen: – Early-onset • Ontwikkeling prefrontale cortex tussen 8-14 jaar – Associatie met: • Tics • ADD en ADHD – Grotere negatieve impact stoornis: • 2/3 mannen vs 1/3 vrouwen blijft single • 50% mannen vs 20% vrouwen blijft wonen bij gezin van oorsprong of begeleid wonen Angststoornissen: het hersenvreescircuit Angststoornissen: etiopathogenese • Weinig onderzoek voorhanden • Vrouwen registreren meer negatieve signalen, evalueren deze duidelijker en slaan deze beter op in het geheugen Angststoornissen: behandeling • Benzodiazepines meer voorgeschreven aan vrouwen; effect van HRT is onbekend • Respons op SSRI: weinig onderzoek naar sekseverschillen; ↓effect bij vrouwen ≥50, quid positief effect hormoontherapie? (mogelijk negatief cognitief effect, ↑kans op hart- en vaatziekten en borstkanker?) Psychosespectrumstoornissen (DSM-5) • • • • • • • Schizofrenie Schizofreniforme stoornis Schizoaffectieve stoornis Waanstoornis Kortdurende psychotische stoornis Katatonie Psychotische stoornis door een middel/medicatie • Psychotische stoornis door een somatische aandoening Natuurlijk Beloop van Schizofrenie Stadia van de ziekte Premorbied Prodromaal Begin/ Deterioratie Residueel/ Stabiel Gezond Verslechtering Ernst van Tekenen en Symptomen Zwangerschap/ 10 Puberteit 20 Geboorte 30 Jaren 40 50 Impact van Symptomen van Schizofrenie op het Globale Functioneren Positieve symptomen wanen Sociaal Negatieve symptomen: affectieve vervlakking alogia avolitie anhedonie Occupationeel hallucinaties gedesorganiseerde spraak katatonie Cognitieve symptomen: Werk aandacht geheugen executieve functies (vb, abstractie) Interpersoonlijk Zelf- zorg Geheugensymptomen: dysforie suïcidaliteit hulpeloosheid De pathogenese van schizofrenie Leerboek Psychiatrie. Hengeveld, Van Balkom, Sabbe en Van Heeringen. De Tijdstroom, 2009 Gender en psychose • Prevalentie: – Schizofrenie: M +45/58% – Late onset schizophrenia: V>M • Beginleeftijd schizofrenie: mannen 4 tot 6 jaar vroeger • Premorbiede situatie: – Mannen lager premorbied functioneren en grotere sociale handicap dan vrouwen – Mannen ontvangen meer steun en hulp van familie en omgeving dan vrouwen Gender en psychose • Symptomen schizofrenie: – Mannen: • Meer negatieve symptomen • Slechter premorbied functioneren en grotere sociale handicap • Vaker werkloos – Vrouwen: • Meer hallucinaties • Lager zelfvertrouwen • Meer stemmingsklachten • Meer suïcidepogingen Cognitieve symptomen: MATRICS 1. 2. 3. 4. 5. 6. Snelheid van informatieverwerking Aandacht/Vigilantie Werkgeheugen Verbaal leren en geheugen Visueel leren en geheugen Redeneren and probleem oplossen 7. Sociale Cognitie (Emotionele processing, ToM, sociale perceptie, sociale kennis,…) MATRICS: Measurement and Treatment Research to Improve Cognition in Schizophrenia (NIMH) Nuechterlein KH et al. Schizophrenia Research, 2004, 72(1): 29-39 Green MF and Nuechterlein KH. Schizophrenia Research, 2004, 72(1): 1-3 Hoe Sociale cognitie meten? Reading the Mind in the Eye Test Emotion Recognition Matching Reading the mind in the eyes test Twijfelend Enthousiast Bevelend Hunkerend Reading the mind in the eyes test Vreugdevol Neerkijkend Ontledend Verwijtend Theory of Mind 5(ToM): Definitie De term theory of mind (mentalisering) verwijst naar de cognitieve capaciteit om zich in andere personen te verplaatsen en zich een voorstelling te kunnen maken over de eigen en andermans motieven, inzichten, gedachten, gevoelens en kennis. De link tussen psychotische symptomen en ToM deficits Stoornissen van de willed action: ... negatieve en gedesorganiseerde symptomen. Stoornissen van de self-monitoring: ... wanen van controle door anderen en hallucinaties die stemmen becommentariëren of andere „passiviteits“ symptomen. Stoornissen van de monitoring van de gedachten en intenties van andere personen: ... betrekkings- en achtervolgingswanen. Brüne et al, Schizophrenia Bulletin, 2005 Ontogeny of ToM • • • • • Oogdetectie en perceptie van de blik Gedeelde aandacht Doen-alsof-spel Verstaan van verkeerde aannames Verstaan van metaforen, ironie, faux-pas, et cetera Brüne et al, Schizophrenia Bulletin, 2005, 31(1): 21-41 see Baron-Cohen 1995 Mirror Neurons and Intention Detection Eye detection and gaze perception A clear understanding of the role of the eyes in social cognition requires that we understand the various kinds of eye and gaze processing. Several types of eye and gaze processes are shown at right. Cognition, Brain and Consciousness, Baars and Gage, 2007 Mirror Neurons and Intention Detection Shared attention Shared attention seems to be a social skill that is unique to great apes and humans. Shared attention is more than simply looking at the same thing that another person is looking at: it involves the additional qualification that the two observers not only observe the same object but also know that the other is looking at that object. It is a triadic (three-way) activity. Pointing is a sign of triadic interaction. Cognition, Brain and Consciousness, Baars and Gage, 2007 Mirror Neurons and Intention Detection Finding posterior mirror neurons Mirror neurons are not constrained to the frontal lobe: like frontal mirror neurons, mirror neurons in inferior parietal cortex respond to particular acts in particular contexts. Converging evidence indicates that there are core social imitation systems, with frontal mirror neuron systems interacting with parietal mirror neuron systems, which in turn interact with both frontal and superior temporal regions. Cognition, Brain and Consciousness, Baars and Gage, 2007 Gender en psychose • Oestrogeenhypothese: ♀ snellere rijping van het brein: minder kwetsbaar voor vroege hersenbeschadigingen • Psychose – Geweld odds ratio: – ♂ x 4,5 – ♀ x 12-23 • Behandeling: – Geen verschil in richtlijnen antipsychotica – Mannen hogere dosis? Bipolaire stoornis Manie Bipolair I Depressie Hypomanie Depressie neiging tot herhaling (recidief) Bipolair II Lange-termijn beloop van de bipolaire stoornis (?) Restverschijnselen tussen de ziekteperioden komen waarschijnlijk voor bij ongeveer 1/3 van de patiënten Goodwin & Jamison, 1990 Odds ratio van de klinische voorgeschiedenis bij mannen en vrouwen Percentage vrouwen met een bipolaire stoornis bij oplopende episodefrequentie Stemmingsstoornissen tijdens de zwangerschap en de postpartumperiode - Zwangerschap en unipolaire depressie - Zwangerschap en bipolaire stoornis - Postpartumperiode en unipolaire depressie - Postpartumperiode en bipolaire stoornis - Postpartumpsychose Zwangerschap en unipolaire depressie • Prevalentie depressie tijdens zwangerschap: 10% – Zwangerschap biedt geen bescherming, noch verhoging kans optreden depressie – Risicofactoren: • • • • • • • • (familiale) voorgeschiedenis depressie Jonge leeftijd Geringe sociale steun Alleenstaand Groot # kinderen Huwelijksproblemen Ambivalentie over zwangerschap Stressvolle levensgebeurtenissen Zwangerschap en unipolaire depressie • Hoge terugvalpercentages bij minderen/staken AD • Gedurende zwangerschap kunnen bloedspiegels antidepressiva dalen met als gevolg recidief depressieve symptomen Zwangerschap en unipolaire depressie (Knoppert van der Klein ea, 2002) Zwangerschap en bipolaire stoornis • Bipolaire stoornis + kinderwens afwegen risico blootstelling van kind aan lithium en recidief risico na staken lithium • Bij staken lithium: • • • • 1e 40w: recidief zwangerschap = niet-zwangerschap Postpartum sterke stijging recidief Meer depressie en dysfoor gemengde episodes Minder risico bij geleidelijk staken lithium Postpartumperiode en unipolaire depressie • DSM-5 postpartumdepressie: depressieve episode binnen 4weken na bevalling • Profylaxis? – Antidepressiva starten onmiddellijk na bevalling bij: • Eerdere ernstige postpartumdepressie • Grote angst patiënte en/of omgeving voor recidief depressie – Bij profylaxis: recidiefpercentage 62% 6,7% Postpartumperiode en bipolaire stoornis • Beeld postpartumpsychose ≠ typische manische episode – Postpartumpsychose: • Deliriumachtige symptomen met sterk wisselend bewustzijn • Periodieke verwardheid afgewisseld met korte perioden waarin de vrouw helder is en adequaat reageert – Alle postpartumpsychosen uiting van bipolaire stoornis ? Postpartumperiode en bipolaire stoornis • Profylaxis? – Profylaxis bij vrouwen met bipolaire stoornis vermindert kans op terugval in kraamtijd: • Direct starten (lithium)profylaxe na bevalling in zo nodig iets hogere dosis dan voor zwangerschap – Recidiefpercentage postpartumpsychose: 75-90% Postpartumpsychose • Ontstaat abrupt – Tussen 3e en 14e dag na bevalling (meest dag 5) – 0,1-0,2% vrouwen na bevalling • Rol oestrogeen in het dopaminemetabolisme • Risicofactoren: – – – – – Voorgeschiedenis psychose of bipolaire stoornis Ontbreken partner / gebrek sociale steun Primigraviteit Spoedsectio Perinatale sterfte Postpartumpsychose • Angst, onrust, soms manie, paranoïde gedachten of wanen • Behandeling met antipsychotica, lithium en/of ECT – Tot minimum 6 maanden na herstel • Herhalingsrisico 50% – Risico grootst indien volgende bevalling binnen 2 jaar advies: minstens enkele jaren interval tussen bevallingen Gender en somatisatie (somatisch-symptoomstoornis) Voorbij de hysterie… Prevalentie Definitie DSM IV Subsyndromaal somatisatiestoornis Algemene populatie 0.01% 4 – 20% Eerstelijnszorg 0.1 - 2.8% 20% Vrouwen 0.2 – 2% ? Mannen <0.2% ? Ongedifferentieerde somatoforme stoornis: Jonge vrouwen uit lagere socioeconomische klassen Conversiestoornis: 2-10x meer vrouwen Pijnstoornis: vaker bij vrouwen Hypochondrie, morfodysforie: gelijk FM, IBS, CVS: 70-90% vrouw Genderbias • Artefact? – – – – Genderverschillen in ziekte- en hulpzoekgedrag Symptoomdetectie: retrospectief / prospectief Seksespecifieke symptomen in criteria Clinicus: sneller emotionele etiologie toedichten bij vrouwen Ervaren <-> rapportage symptomen Klachtpresentatie en -attributie • Diagnose depressieve/angststoornis: Presentatie Attributie Somatisch Psychisch Somatisch 25% - Psychosociaal 60% 15% “echte” somatiseerders: 60% man Symptoomperceptiemodel Externe informatie Somatische attributie Somatische informatie Somatische klachten Somatische sensaties Psychologische attributie Selectieve aandacht Neg. affectiviteit Psychische klachten Eetstoornissen • Anorexia nervosa(AN); Boulimia nervosa (BN) • Bij uitstek seksespecifiek: ♂ 5-10%; sekseratio minder uitgesproken bij kinderen ≤12 jaar • Lage toegang tot hulpverlening: AN 1/3; BN 6% • Etiopathogenese: – Heritabiliteit AN: 58% – Neuro-endocrinologisch: AN ↑cortisol setpoint – Leptine Eetstoornissen: neurobiologische correlaten • Globale endocriene disregulatie • Hypogonadotroop hypogonadisme • Relatieve deficiëntie van oestrogenen en androgenen • Groeihormoon resistentie • Hypercortisolemie • Hyponatriëmie • Hypo-oxytocinemie • Leptine (anorexigeen adipokine): onderdrukt • Ghreline (orexigeen darmpeptide): verhoogd De werking van leptine en de ‘lipostaat’ Genderverschillen bij ADHD en autisme op jonge leeftijd Aandachtsdeficiëntie-hyperactiviteitstoornis • Epidemiologie: prevalentie jongens > meisjes – Klinisch onderzoek: 80% mannelijk – Populatieonderzoek: jongens x2-3 – Subtypen: • Onoplettende type ADHD : meisjes > jongens • Hyperactief/impulsieve : jongens > meisjes gemengde type Aandachtsdeficiëntie-hyperactiviteitstoornis • onderdiagnostiek/-behandeling bij meisjes? • Vragenlijsten meer gericht op symptomen als hyperactiviteit, impulsiviteit en oppositioneel/agressief gedrag – 50% ADHD onoplettend type gemist tov 5% ADHD gemengde type • Verwijsgedrag scholen/artsen: – agressie, comorbide oppositioneel opstandige gedragsstoornis of andere gedragstoornis sneller verwezen – meisjes met leerproblemen worden minder snel verwezen dan jongens Aandachtsdeficiëntie-hyperactiviteitstoornis • beloop en prognose: – meisjes betere langetermijnprognose (lager risico antisociale persoonlijkheidsstoornis en druggebruik) – verhouding man/vrouw op volwassen leeftijd: 1:1 Aandachtsdeficiëntie-hyperactiviteitstoornis • behandeling: – medicamenteus geen verschil – sociale vaardigheidstraining en/of individuele therapie: • jongens: nadruk verminderen agressie • meisjes: sociale acceptatie en integratie, schaamte- en schuldgevoelens en internaliserende problemen Autisme • epidemiologie – jongens x 2-5 • etiopathogenese: – Genetica: 90% (geen sekseverschillen; beschermende factoren in utero bij meisjes?) – Macro-(20%) en microcefalie (16%) – EEG-afwijkingen meer bij meisjes (IQ-gerelateerd) – blootstelling aan hoog foetaal testosteron? (extreem mannelijk brein); meer gelateraliseerd – ToMdeficits + aandacht voor detail – ↑BDNF; ↑5-HT Agressief en crimineel gedrag • Agressieve delicten: ratio jongens-meisjes: – 12 jaar: 2/1 – 18 jaar: 3/1 – 21 jaar: 4/1 • Verschillen in soort agressie: jongens meer directe agressie (verbaal/fysiek); meisjes meer indirect (sociaal manipulatief) • Verschillen vanaf 1 à 2 jaar: belang van vroege hersenontwikkeling • Ook grote verschillen in auto-agressie (suïcideparadox) Vrouw-man ratio van een aantal neurologische en psychiatrische aandoeningen waarbij agressieve uitingen voorkomen Neurobiologische verklaringsmodellen • Genetische invloeden: 51-72% (common environment: 13-27%; unieke omgevingsfactoren: 16-31%) – DA/5-HT-transmissie: MAO-A; TPH-gen; COMT; SERT • Neuro-anatomische en neurofysiologische factoren: – Hypothalamus – Nucleus suprachiasmaticus (suïcide overdag; heteroagressie avond + nacht; seizoensinvloeden) – Mediale PFC – Cholinerge stimulatie Neurobiologische verklaringsmodellen • Directe effecten van testosteron: genderidentiteit; seksuele oriëntatie; agressie • Rol van cortisol; bij CD met angst hoge spiegels; bij CD lage spiegels voorspeller van ernstige + blijvende agressie • Hogere testosteron- en dihydrotestosteronspiegels bij gevangenen met agressieve delicten en verkrachting • Interacties met alcohol • Vasopressine Besluit • Seksespecificiteit bij psychiatrische ziektebeelden: grote verschillen in prevalenties en etiopathogenetische mechanismen naargelang het type van stoornis – ↑ neurobiologische basiskennis: genetica, gonadale steroïden, HPA-as en (de ontwikkeling van) het brein – omgevings- en ontwikkelingsfactoren: meisjes kwetsbaarder in hechting en socialisatie (geweld); vrouwen andersoortige stress en allostatische belasting dan mannen – genXomgevingsinteracties bij bv. depressie • nog maar tipje van de sluier? • therapeutische implicaties nog gering: in de toekomst ↑seksespecifieke behandelingen ‘Waarheid, gezeten op de fontein van onwetendheid inspireert de wetenschap, de kunsten en de letteren.’ Allégorie de la Verité: Luc Olivier Merson 1901 CAPRI www.uantwerpen.be/capri