² PROJECTVOORWAARDEN EN HANDLEIDING OM DE PROJECTFICHE IN TE VULLEN PROGRAMMA VOOR PLATTELANDSONTWIKKELING, PDPO 2007 – 2013, AS 3 Plattelandsloket Provincie West-Vlaanderen Koning Leopold III-laan 41 8200 Sint-Andries Contactpersoon : Kristof Verhoest Tel: 050 40 35 47 Fax: 050 40 31 06 E-mail: [email protected] Website: www.west-vlaanderen.be/plattelandsontwikkeling Handleiding voor de promotor om de projectfiche in te vullen Versie 5.0 oproep budgetjaar 2013 1/33 INHOUDSTAFEL HANDLEIDING om de projectfiche in te vullen. Programma voor Plattelandsontwikkeling, PDPO 2007 – 2013, As3 p/31 A. Procedure voor indiening 3 - Indiening projecten 3 - Advisering en besluitvorming 3 B. Voorwaarden voor subsidiëring van de projecten voor 4 Plattelandsontwikkeling - Ontvankelijkheidscriteria 4 - Aanvullende criteria 7 - Subsidiabiliteitscriteria 8 - Cofinancieringscriteria 9 - Selectiecriteria 10 - Procedures voor uitvoering 11 o Rapportageverplichtingen 11 o Promotie en publiciteit 11 C. Handleiding bij het aanvraagformulier. 13 1. PROJECTINDIENING 13 2. PROJECTBESCHRIJVING 15 3. DOELSTELLINGEN, SITUERING EN VERANTWOORDING VAN 19 HET PROJECT 4. FINANCIERING 21 4.1 Subsidiabiliteit van de BTW 4.2. Verdeling van de financiering 21 4.3. Gedetailleerde kostenopgave 22 Rubriek Rubriek Rubriek Rubriek Rubriek Rubriek Rubriek Rubriek 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Investeringsuitgaven Personeelskosten Werkingskosten Overhead Externe prestaties Promotie en publiciteit Inkomsten BTW 22 24 25 26 27 27 27 28 4.4. Garanties van cofinanciering 28 4.5. Additionaliteit ELFPO steun 28 5. TOEZICHTSBEPALINGEN EN VERBINTENISSEN Handleiding voor de promotor om de projectfiche in te vullen Versie 5.0 oproep budgetjaar 2013 29 2/33 A. Procedure voor indiening. Voortraject Indien het project bouw- en infrastructuurwerken behelst, moet het project voorgelegd worden aan de kwaliteitskamer voordat het wordt ingediend. Zie hiervoor de website of selectiecriteria pt2. Er kan vrijblijvend contact opgenomen worden met de coördinator plattelandsbeleid voor praktische of inhoudelijke vragen. Indiening projecten Indien de aanvraag volledig is ingevuld en gedagtekend ondertekend door de projectverantwoordelijke, kan het dossier ingediend worden bij het provinciaal steunpunt voor plattelandsontwikkeling in 2 exemplaren. Het dossier (inclusief de bijlagen) wordt ook digitaal overgemaakt aan het provinciaal steunpunt voor plattelandsontwikkeling op het volgende e-mailadres: [email protected]. Alle mogelijke aanvullende stukken (vergunningen, garantieverklaringen… of een verklaring van de aanvraag van de vergunning (zie ontvankelijkheids- en aanvullende criteria bij punt B)) bij te voegen, zodat uw dossier onmiddellijk volledig kan verklaard worden. Advisering en besluitvorming Het dossier wordt inhoudelijk door de Technische Werkgroep voorbereid en geadviseerd. Op basis van de beoordelingscriteria wordt het project door de Technische Werkgroep beoordeeld en geadviseerd naar het Provinciaal Management Comité (PMC) Deze beoordelingscriteria kan u ook als promotor raadplegen op op de website: www.west-vlaanderen.be/plattelandsontwikkeling. Tijdens de procedure kan er eventueel teruggekoppeld worden met de projectpromotor indien er vragen zijn voor hem met betrekking tot het ingediende dossier. Opgelet er wordt niet teruggekoppeld over de ontvankelijkheidcriteria. Deze criteria moeten onmiddellijk in orde zijn bij indiening van uw dossier. Op basis van het advies van de Technische Werkgroep zal het PMC de projecten goedkeuren. De lijst van projectvoorstellen wordt voor de provinciale cofinanciering voorgelegd aan de deputatie en voor de Vlaamse en Europese cofinanciering aan de Minister voor plattelandsontwikkeling. Na deze goedkeuringsprocedure wordt de projectverantwoordelijke op de hoogte gebracht van de beslissing door het Provinciaal Managementcomité Het programma voor plattelandsontwikkeling, PDPO 2007 -2013, werd door de Europese Commissie goedgekeurd op 13/11/2007. Handleiding voor de promotor om de projectfiche in te vullen Versie 5.0 oproep budgetjaar 2013 3/33 B. Voorwaarden voor subsidiëring van de projecten voor Plattelandsontwikkeling: Ontvankelijkheidscriteria: Dit zijn de criteria waaraan het dossier onmiddellijk moet voldoen om ontvankelijk verklaard te worden. (Over deze criteria wordt er niet teruggekoppeld met de promotor indien ze niet in orde zijn!) 1. De projectfiche moet tijdig zijn ingediend zowel op papier (poststempel geldt als bewijs), als elektronische (via e-mail). Het dossier wordt ook digitaal overgemaakt aan het provinciaal steunpunt voor plattelandsontwikkeling op het volgende e-mail adres: [email protected]. 2. Het werkingsgebied van het project moet in de desbetreffende provincie liggen. 3. Het project wordt uitgevoerd in het buitengebied en buiten de afgebakende Leadergebieden. Om de juiste afbakening van de leadergebieden te kennen, kan u contact opnemen met het provinciaal steunpunt voor plattelandsontwikkeling van uw provincie of zie www.west-vlaanderen.be/plattelandsontwikkeling. Projecten die een impact hebben op de ganse provincie en als doelgroep de volledige provincie willen bereiken, kunnen ook begunstigd worden binnen As3. Dergelijke provinciedekkende projecten zijn niet gebonden aan de afbakening van de Leadergebieden. Indien een project wordt uitgevoerd deels in Leadergebied en deels in het gebied van As 3, mag men het totale project indienen maar moet men met een relevante sleutel de kosten toewijzen aan As 3. Vb urgentie kinderopvang, kan men met de verdeelsleutel werken “aantal kinderen” en zo de financiering tussen As 3 en As 4 verdelen. De projecten mogen niet uitgevoerd worden in de grootstedelijke gebieden Antwerpen en Gent en de regionaalstedelijke gebieden Aalst, Brugge, Genk, Hasselt, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oostende, Roeselare, Sint-Niklaas, Turnhout. De grote open ruimtegehelen van deze stedelijke gebieden worden wel toegevoegd aan het buitengebied, opgelet dan moet er wel worden aangetoond in de projectfiche dat de uitvoering in het buitengebied van deze steden plaatsgrijpt. 4. De doelstelling van het project past binnen de volgende maatregelen van het Programma voor Plattelandsontwikkeling 2007 – 2013 as 3 en het provinciaal plattelandsprogramma2007-2013. Het ingediende project moet passen binnen 1 van onderstaande maatregelen (MR): indien het bij geen enkele maatregel past, kan u geen project indienen. Er is keuze tussen 5 maatregelen en 2 submaatregelen. De aanduiding van 1 maatregel is ook nodig voor de toewijzing van de budgetten, uiteraard is het plattelandsproject een geïntegreerd verhaal en kan het over verschillende maatregelen lopen. Kies hier de maatregelcode en motiveer die in de projectfiche: er mag maar 1 maatregelcode gekozen worden per project. Kies diegene die het best past bij het ingediende project. Handleiding voor de promotor om de projectfiche in te vullen Versie 5.0 oproep budgetjaar 2013 4/33 MR 313 : bevordering van toeristische activiteiten 1. Kwalitatief onthaal in een streek Het onthaal van bezoekers in een streek verdient extra aandacht. Daarbij hoort veel belang voor het infrastructurele luik, maar ook voor het educatieve aspect rond het verhaal van een streek. In het onthaalnetwerk is er de mogelijkheid om bestaande bezoekerscentra, onthaalpunten te actualiseren en om dorpsonthaalpunten in de kernen te realiseren, waarbij telkens ook aandacht is voor educatieve aspecten. Nieuwe bezoekerscentra worden niet gesubsidieerd. Daarin is aandacht voor de introductie bij de bezoeker van thema’s als het landschap, de agrarische samenleving, het cultuurhistorisch erfgoed als streekthema’s zoals oorlog&versterkingen, vlas… De bezoekers leren hierbij landschappen lezen, relicten begrijpen, verhalen duiden… Kleinere cultuurhistorische relicten (kapellen, kruisen, bunkers, wallen …) maar ook realisaties met gedurfde vormgeving kunnen door de bezoeker gebruikt worden als opstap in of uitkijk op een bepaald streekthema. 2. Samenwerking loont! Meer en meer wordt samengewerkt tussen toeristische diensten, musea… Het stimuleren en begeleiden in een opstartfase van (bovenlokale) samenwerkingsverbanden op het vlak van toerisme en recreatie tussen diverse streekinitiatieven, netwerkvorming, i.v.m. personeelskader, opleiding van streekgidsen, het uitwerken van thematische streekverkenningen via nieuwe digitale mogelijkheden (Ipod, interactieve sites…), het beheer van recreatieve infrastructuur, sensibilisatie omtrent ‘het gebruik’ (cfr. Gedragscode Landelijke Gilden, charte de convivialité; Wallonië...) van het Platteland, goed nabuurschap… zijn mogelijke acties. 3. De optimalisatie van bestaande toeristisch-recreatieve infrastructuur Onder deze noemer komen twee zaken in beeld; publieke en private infrastructuur: - o.a. missing links in bestaande recreatieve (fiets- , wandel-, ruiter-, ATF-) netwerken, maar ook de implementatie van kleinschalige netwerken in de daarvoor aangewezen gebieden, optimalisatie bebording en signalisatie en aandacht voor het beheer van de infrastructuur. - integrale kwaliteitszorg van het particulier initiatief, waarbij onder begeleidingstrajecten met bijbehorende fondsen kunnen opgezet worden. maatregel V MR 321 : Basisvoorzieningen voor de economie en plattelandsontwikkeling 1) Kwetsbare doelgroepen op het platteland a. Senioren Het woon- en zorgvraagstuk voor senioren op het platteland stelt zich anders dan in de stad. Het ondersteunen van projecten die op een vernieuwende en inspirerende manier aandacht besteden aan de (woon- en) zorgproblematiek van senioren in dorpen in een goede en integrale (lange termijns)beleidsstrategie komen in aanmerking voor steun. Ook scherpe keuzes kunnen hierbij niet uit de weg worden gegaan. Projecten kunnen heel divers zijn: ervaringen met dienstverlening aan huis (cfr. buurt- en nabijheidsdiensten of vrijwilligersnetwerken), efficiëntere afspraken tussen zorgaanbieders, een nieuw extramuraal aanbod vanuit private (vb. zorgboerderijen) of publieke voorzieningencentra… Ook initiatieven m.b.t verbrede positionering dorpsbewoners kunnen hierbij in beeld komen. van de dorpswinkel t.v.v zwakkere b. Jongeren De mogelijkheden en middelen om aangepaste infrastructuur en ontmoetingsruimtes voor de jeugd aan te bieden zijn erg beperkt in plattelandsgebieden. Naast het uitbouwen van lokale initiatieven, kan er misschien door een betere bovenlokale/regionale afstemming of het inschakelen van niet gebruikte speelruimtes (scholen bv.) toch nog wat meer worden aangeboden (tijds- en functionele differentiatie). Bovendien kunnen kwalitatieve speelruimtes in plattelandsgebieden ook aan een toeristische behoefte beantwoorden. Daarnaast is aandacht nodig voor de bereikbaarheid van de infrastructuur. c. Doorbreken van het isolement van plattelandsbewoners Via flexibele vervoersopties, mobiel dienstenaanbod en nieuwe vormen van dienstverlening kunnen diverse types van vervoer/dienst op vraag worden aangeboden. Ook dorps- en buurtdiensten (zie a. senioren) – eventueel uitgebouwd in het kader van tewerkstellingsprojecten voor risicowerkzoekenden kunnen bijdragen tot het opheffen van sociaal isolement. Handleiding voor de promotor om de projectfiche in te vullen Versie 5.0 oproep budgetjaar 2013 5/33 Bij het opzetten van projecten voor kwetsbare doelgroepen op het platteland zal begeleiding vaak noodzakelijk zijn, maar dan moeten de projecten kunnen aantonen dat bij het wegvallen van de steun, een structurele voortzetting van het project mogelijk is. 2) Een impuls voor het verenigingsleven a) Multifunctionele infrastructuur Het verenigingsleven – meer dan wat onder het klassieke verenigingsleven verstaan wordt kan het bindmiddel zijn voor de sociale cohesie in dorpen die door het grofmaziger sociaal netwerk van familie, vrienden- en collegakring… steeds meer onder druk komt te staan. Tegelijkertijd is het ook de garantie dat impulsen voor nieuwe dynamieken in een dorp geïntegreerd raken en houdbaar en betaalbaar blijven… De lokale overheid kan hieromtrent burgers laten meedenken, maar ook responsabiliseren. Tegelijkertijd kan ze via een aanbod aan lokale multifunctionele infrastructuur de verenigingsdynamiek een dak boven het hoofd bieden. b) Voorzieningenaanbod Het gebiedsgericht, bovenlokaal (voor bepaalde samenhangende deelgebieden) in kaart brengen van aanbod aan publieke voorzieningen voor het gemeenschapsleven (cultuur (theater, bibliotheek), sport, recreatie, lokale verenigingen…) en onderhandelen over bovenlokale samenwerking en afstemming, aanvulling en optimalisering. SubMR 321-B : Ontwikkeling van de paardenhouderij als nieuwe economische drager op het platteland De opmaak en uitvoering van paardenbedrijfsplannen. Het opzetten van vernieuwde structurele samenwerkingsverbanden tussen paardenhouderijen (maneges, …) en instellingen uit de sociale sector (instellingen met mentaal/ meervoudige gehandicapten, …) rond het therapeutisch effect van het werken met equidae (paardachtigen), paardrijden, inclusief promotie daarover. MR 322 : Dorpskernvernieuwing en – ontwikkeling 1. Ondersteunen van plattelandsgemeenten in een dorpsontwikkelingsstrategie De opgebouwde expertise om n.a.v bepaalde ruimtelijke ingrepen (openbaar domein, gebouwen, woonuitbreiding, heraanleg verkeersonleefbare doortochten…) op een gestructureerde manier na te denken over de positie en ambitie van het dorp wordt verder verspreid en ondersteund. Gemeenten kunnen verder beroep doen op het fonds voor dorpsontwikkeling om aan de hand van een projectdefinitie en ontwerpend onderzoek voor publiek domein of overheidsgebouwen, de beste aanpak uit te tekenen en dit als opstapje gebruiken voor een nieuw élan in het dorp. Tegelijkertijd stelt de gemeente zich open voor inhoudelijk advies en kwaliteitstoetsing van het project. Strategie: Kwaliteit voorop In ruil voor financiële steun vanuit het plattelandsontwikkelingsprogramma spant het bestuur zich in om kwaliteitswinst te realiseren. Daartoe wordt samen een proces doorlopen met vijf aandachtspunten: de opmaak van een goede projectdefinitie, de keuze van een goede ontwerper, voldoende aandacht voor participatie van de bevolking, een begeleidende rol voor de provinciale kwaliteitskamer en voldoende aandacht voor een goede projectregie Welke ingrepen komen in aanmerking? Dorpskernvernieuwingen (volledige of gedeeltelijke heraanleg ifv verkeersveiligheid, leefbaarheid, herwaarderen van een kern) en/of herbestemming leegstaand of verwaarloosd patrimonium en/of acties ter ondersteuning van de publieke functie (dorpshuis, onthaalpunten…) MR 323-A : Instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed Handleiding voor de promotor om de projectfiche in te vullen Versie 5.0 oproep budgetjaar 2013 6/33 1) INSTANDHOUDING EN OPWAARDERING VAN HET cultuurhistorisch erfgoed 1. Identiteit: het verhaal van een streek Aandacht voor karakteristieke erfgoedthema’s zoals vlas, hop, oorlog, klein erfgoed (wegwijzers, kapelletjes, bakovens, grenspalen…), begraafplaatsen & funerair erfgoed, typisch verschijningsvorm van dorpen, kanalen en rivieren (rivierdorpen, sluizen, bruggen…), industrieel erfgoed, streekarchitectuur (baksteen, wederopbouw…)… versterkt de identiteit van het platteland volop. Afhankelijk van het thema zal de uitwerking anders gebeuren. Er is ondersteuning voor een heldere formulering van de probleemstelling (startnota), eventueel voorafgaand onderzoek, het uitwerken van een deskundige strategie en het samenstellen van een draagvlak (o.a. betrekken van bewoners, vrijwilligers…). Bovendien moet ook worden gezocht op vernieuwende vormen van beheer (samenwerking heemkringen, verenigingen en collectief eigenaarschap, sociale werkplaatsen, uitbreiding taak landschapswachten, privatisering via erfpacht…) van dit identiteitsbepalende erfgoed en het onder de aandacht brengen van deze thema’s via evenementen die nieuwe kwaliteiten van het platteland in de verf zetten. Daarnaast is ook aandacht voor het stimuleren van samenwerking en netwerkvorming tussen besturen, musea, verenigingen, erfgoedhuizen, private initiatieven via gezamenlijke promotie educatieve ondersteuning, introductie van nieuwe (digitale) technologieën, of het opzetten van een gemeenschappelijk (al dan niet regionaal) depot. Het toevoegen van nieuwe elementen aan die identiteit door de aanleg van nieuwe kunst- en cultuurelementen zoals land-art, kunstobjecten gerelateerd aan het landschap… behoort ook tot de mogelijkheden. Rond vlas, hop, oorlog & vrede is er al een duidelijke provinciale aanpak. Voor die thema’s komen alleen nog vernieuwende projecten in aanmerking. Begeleidingsprojecten komen gemotiveerd in aanmerking. 2. Hergebruik semi-publiek dorpspatrimonium Door herschikking en schaalvergroting komen een aantal semi-publieke gebouwen in dorpskernen vrij (kloosters, gemeentehuizen, postgebouwen, pastorieën… soms ook kerken). Ze zijn niet alleen beeldbepalend maar verankeren ook vaak het collectief geheugen van het dorp. Genoeg redenen om er bedachtzaam mee om te springen. Via een kort onderzoek uit verschillende mogelijke scenario’s voor de toekomst van dergelijke gebouwen de beste keuze maken. Dit kan gaan van particuliere verkoop onder voorwaarden (met behoud beeldwaarde), erfpacht, tot herbestemming voor diverse functies (sociale huisvesting…). Voor dit laatste scenario kan een beperkt ontwerpend onderzoek duidelijkheid brengen over de mogelijkheid van herbestemming. Soms is het goed om de toekomst van diverse publieke functies en gebouwen over een langere termijn en een eventuele carrousel van onderlinge verschuivingen te bekijken. Financiering vooronderzoek en investeringskosten indien herbestemming gekoppeld wordt aan een (publieke) functie. 3. Agrarisch erfgoed Deze actie richt zicht tot bewoners (al dan niet landbouwersgezinnen) van erfgoedboerderijen en tot de vergunningverlenende overheden (gemeenten …). Er wordt een cocktail van maatregelen bepleit om karakteristieke hoeves te behouden of ze kwaliteitsvol aan te vullen met nieuwe meer functionele landbouwgebouwen. De maatregelen gaan van tips voor bouwheren en hun architecten (cfr. Hoppeland), het geven van advies en begeleiding, tot het opmaken van gemeentelijke verordeningen om behoud te onderbouwen. 2) INSTANDHOUDING EN OPWAARDERING VAN HET Natuurlijk erfgoed 4. Landschappelijke identiteit Het versterken en herstellen van landschappelijke en natuurlijke kwaliteitsvolle elementen zoals dijken, dreven, parken… in een plattelandsgebied draagt bij tot de versterking van de identiteit van een gebied indien dit ook ingebed is in een ruimere streekvisie. 5. Stilte als troef Er zijn voldoende redenen (o.m. toeristisch onderzoek naar attractiviteit van groen Vlaanderen) om stilte als kwaliteit verder te ontwikkelen: Stilte en rust als troef, geluidshinder als bedreiging. Innovatieve projecten van gemeentebesturen, verenigingen… kunnen gehonoreerd worden. 6. Kan het nog donker zijn? De voorbije jaren groeide het besef dat ook duisternis een troef kan zijn van het platteland. De expertise rond lichthinder, sfeerverlichting groeide dan ook via concrete projecten (dorpskernvernieuwingen, bedrijventerreinen, verkavelingen, fietspaden…) verder aan. Tal Handleiding voor de promotor om de projectfiche in te vullen Versie 5.0 oproep budgetjaar 2013 7/33 van partners (Intercommunales, het provinciebestuur…) hebben hier een verantwoordelijkheid op te nemen, maar ook de lokale besturen spelen een belangrijke rol. Concrete projecten rond verlichting op het platteland komen in aanmerking voor steun. 7. Beheer van het buitengebied: werk aan de winkel! Nog altijd worden lokale besturen na de inrichtingsfase geconfronteerd met de problematiek van afstemming en betaalbaarheid van het beheer van recreatief en landschappelijk groen. Projecten die op een vernieuwende manier inzetten op samenwerkingsverbanden (tussen landbouwers en/of burgers, besturen, ondernemers…), het opzetten van gemeenschappelijke machineparken, het verhogen van de kennis op vlak van het beheer, het mee verantwoordelijk maken van burgers, vrijwilligers… behoren tot de mogelijkheden. MR 331 : Intermediaire dienstverlening (opleiding en vorming van ruraal ondernemerschap) Algemeen: economische inslag noodzakelijk! 1. Begeleiding en opleiding van rurale ondernemers Er is nood aan gespecialiseerde opleiding-, begeleiding en dienstverlening voor (de nieuwe vormen van) ruraal ondernemerschap. Zowel inzake landschapszorg, landschapsdesign, begroening van gebouwencomplexen, milieu- en energiemaatregelen… maar ook rond kwaliteitsbewaking, fiscaliteit, promotie… Ook hiervoor moet specifiek initiatief worden genomen bv. onder de vorm van een steun- of aanspreekpunt voor technische bedrijfsondersteuning voor kleinschalige rurale ondernemingen. Zo mogelijk binnen bestaande structuren. Tegelijkertijd moet er ook aandacht zijn voor ondernemers in moeilijkheden. Een passende begeleiding is ook hier noodzakelijk. 2. Inkomensverbreding: nieuwe diensten, nieuwe mogelijkheden De inkomensverbreding via toerisme, vermarkting en verkoop, zorg, natuurbeheer… geraakt stilaan geïntegreerd in de begeleidingsstructuren voor de land- en tuinbouw. Voor bepaalde gebieden kan een strategie waarbij de samenhang en interactie tussen dit aanbod promotioneel wordt beklemtoond nog een zinvolle aanvulling zijn. Verder zijn de nieuwe kansen op vlak van (integraal) waterbeheer, (zonne)energie, natuurbeheer… misschien nog onvoldoende doorgedrongen. Ook is er nog meer nood aan samenwerkingsverbanden, waarbij ook buitenlui nauwer betrokken moeten kunnen worden en moet de actieve rol van (verbrede) landbouw in een relatie van het platteland en stedelijke gebieden in West-Vlaanderen van dichtbij bekeken worden. Kortom een oproep naar innovatieve acties! SubMR 331-B : De verhoging van sensibiliserende en informatieve acties de omgevingskwaliteit via Informatieve en sensibiliserende acties met het oog op landschappelijke inpassing en streekeigen inrichting vb het opmaken van informatiefolders over o.a. het plaatsen van schuilstallen in het buitengebied, landschappelijke inpassing van het gebouw, zorg voor paard en landschap. Het organiseren van informatieavonden over de zorg voor het paard en het landschap. 5. Volgens het PDPO II moet de hoofdpromotor het volgend statuut hebben of volgende type van organisatie zijn: De mogelijke begunstigden worden hier per maatregel beschreven. Indien men een samenwerkingsovereenkomst afsluit, moeten ook de copromotoren aan deze voorwaarde voldoen (zie §C.1. Projectindiening). Bevordering van toeristische activiteiten (maatregel 313) □ □ □ □ □ lokale besturen van lokale besturen en provincies afhankelijke toeristische en recreatieve verenigingen publiekrechtelijke rechtspersonen publiekrechtelijke rechtspersonen belast met de uitvoering van landinrichtings-, ruilverkavelings-, en natuurinrichtingsplannen middenveldorganisaties Handleiding voor de promotor om de projectfiche in te vullen Versie 5.0 oproep budgetjaar 2013 8/33 Basisvoorzieningen voor de economie en plattelandsbevolking (maatregel 321) □ □ □ □ lokale besturen publiekrechtelijke rechtspersonen organisaties uit de sociaal-economische sector (tewerkstelling, sociale diensten) middenveldorganisaties Ontwikkeling van de paardenhouderij als nieuwe economische drager op het platteland (maatregel 321-B) □ □ □ □ □ □ lokale besturen publiekrechtelijke rechtspersonen middenveldorganisaties vzw’s ( verenigingen zonder winst) organisaties uit de sociaal-economische sector waarbij gebruik gemaakt wordt van het paard om de levenskwaliteit van personen met een handicap te verbeteren organisaties zonder winstoogmerk die werken met equidae (paardachtigen) als medium Dorpskernvernieuwing en –ontwikkeling (maatregel 322) □ □ □ lokale besturen publiekrechtelijke rechtspersonen voor de dorps- en gemeenschapshuizen ook lokale verenigingen Instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed (maatregel 323-A) □ □ □ lokale besturen Publiekrechtelijke rechtspersonen organisaties zonder winstoogmerk Intermediaire dienstverlening (opleiding en vorming van ruraal ondernemerschap) (maatregel 331) □ □ □ □ lokale besturen publiekrechtelijke rechtspersonen middenveldorganisatie verenigingen De verhoging van de omgevingskwaliteit via sensibiliserende en informatieve acties) (maatregel 331-B) □ □ □ □ 6. lokale besturen publiekrechtelijke rechtspersonen middenveldorganisaties vzw’s ( verenigingen zonder winst) De financiële tabel is er als bijlage aan toegevoegd en is ingevuld met vermelding van de totale projectkost. Handleiding voor de promotor om de projectfiche in te vullen Versie 5.0 oproep budgetjaar 2013 9/33 7. De eigen inbreng van de hoofdpromotor zelf moet min. 15% bedragen. Concreet betekent dit dat de hoofdpromotor zelf 15% van zijn eigen middelen in het project moet investeren. Als eigen middelen wordt beschouwd wat de promotor jaarlijks ontvangt, onafhankelijk of hij wel of niet het project uitvoert. Indien de hoofdpromotor een overeenkomst heeft afgesloten met zijn copromotoren, kan hij de eigen inbreng gelijkmatig verdelen over zichzelf en de copromotoren volgens hun raming van kosten. De eigen inbreng van de copromotor kan mee in rekening genomen worden om de 15% eigen middelen te bekomen. 8. Het project mag geen zuivere studie zijn, er moet een concrete realisatie bij zitten in dezelfde aanvraag zijn. Aanvullende criteria: 1. Er moet een kopie van alle de bouwvergunning en milieuvergunning, of de aanvraag ervan, in het dossier aanwezig zijn. Indien de vergunningsaanvraag nog in behandeling is, moet ook de datum van aanvraag vermeld worden (zie ook §2.6). 2. In bijlage wordt een kopie van de statuten van de projectpromotor gevoegd, indien de promotor al een goedgekeurd project bij PDPO II As 3 heeft, moeten die statuten niet meer opnieuw ingediend worden, tenzij er wijzigingen gebeurd zijn in de statuten. 3. Indien het project over infrastructuurwerken gaat worden bestekken of prijsoffertes en technische plannen meegestuurd. 4. De link met het platteland moet duidelijk zijn, enkel plattelandsprojecten kunnen in aanmerking komen. 5. Men kan cofinanciering aanvragen voor de projecten tot en met 2013 en dan heeft de projectpromotor nog tot en met 30/06/2015 de tijd om het project uit te voeren. Uit het projectplan moet blijken dat het project effectief realiseerbaar is binnen de gestelde termijn. Een project kan principieel goedgekeurd worden voor meerdere jaren maar de toegekende cofinanciering wordt jaarlijks goedgekeurd. Voorkeur wordt gegeven aan projecten die maximaal 2,5 jaar duren en een beperkte projectkost hebben in verhouding tot de jaarlijks beschikbare cofinanciering. Projecten die na verloop van tijd beogen om zelfbedruipend te zijn, kunnen enkel cofinanciering krijgen voor het opstarten van het project. Daarna moet het project verder gedragen worden door reguliere middelen. Projecten worden niet jaar na jaar gecofinancierd (vb organiseren kinderopvang op het platteland, dit project kan voor het opstarten van deze kinderopvang cofinanciering krijgen, éénmaal alles opgestart is en de kinderopvang loopt kan dit project geen cofinanciering meer krijgen). 6. Het project bezit een grote mate van continuïteit na afloop van de cofinanciering. In de projectfiche moet er een uitgewerkt exploitatieplan bijgevoegd worden voor de komende 5 jaar na de betoelaging. 7. De doelstelling van het project mag in geen geval strijdig zijn met het vigerende beleid c.q. wetgeving van Europese, nationale, provinciale of gemeentelijke overheden en niet strijdig zijn met de Europese richtlijnen en verordeningen. 8. De doelstelling van het project past binnen de volgende maatregelen van het provinciale plattelandsontwikkelingsprogramma: (zie onder B. Ontvankelijkheidscriteria 4). Handleiding voor de promotor om de projectfiche in te vullen Versie 5.0 oproep budgetjaar 2013 10/33 9. De projectfiche bevat voor de gekozen maatregel een ingevulde indicatorenlijst. Indicatoren zijn variabelen die opmeetbaar zijn en de verandering kunnen weergeven (vb bezoekersaantallen,…). Aan de hand van de indicatoren kan nagegaan worden of de resultaten bereikt zijn op het einde van het project. 10. Projecten en acties komen in aanmerking voor zover ze niet subsidiabel zijn vanuit andere maatregelen binnen het PDPO 2007 – 2013 en ook geen andere Europese cofinanciering krijgen. 11. De uitvoering van het project moet starten uiterlijk 3 maanden na de goedkeuring van het project. 12. De projectfiche is correct ondertekend: Bvb : provincie: bevoegde gedeputeerde en griffier; Gemeente: burgemeester en secretaris; vzw is dat de voorzitter of de secretaris (wordt bepaald in de statuten) enz… Subsidiabiliteitscriteria: De aangevraagde projectkosten moeten subsidiabel zijn: Voor investeringen zijn kosten in verband met een huurkoopovereenkomst, zoals de marge voor de verhuurder, de met de financiering gemoeide rentekosten, de indirecte kosten en de verzekeringskosten zijn geen subsidiabele uitgaven. rollend materieel komt niet in aanmerking voor cofinanciering. Enkel gespecialiseerd rollend materiaal, dat onontbeerlijk is voor de uitvoering van het project, bv. een toeristentrein, komt in aanmerking. In dat geval zijn ook de bijkomende kosten (vb. verzekering, onderhoud, keuring, taks, enz…) zijn subsidiabel, anders niet; facturen van leasingwagend/bedrijfswagens komen niet in aanmerking voor cofinanciering; Onroerend goed (gronden en gebouwen) en grote afbraakwerken (> 10.000 euro) komen niet aanmerking; Onderzoeksopdrachten en studies komen niet in aanmerking tenzij de studie wordt uitgevoerd ter voorbereiding van een concreet project en dit project deel uitmaakt van de projectaanvraag. Indien de realisatie niet wordt uitgevoerd kan de ontvangen subsidie teruggevorderd worden voor de uitgevoerde studie; Technische ontwerpen die deel uitmaken van een investeringsproject(dossier) en dit investeringsproject maakt deel uit van de projectaanvraag komen in aanmerking; Het leggen/plaatsen van ondergrondse leidingen zoals nutsleidingen ( elektriciteitskabels, waterleidingen, rioleringen, enz …) komen niet in aanmerking voor cofinanciering bij infrastructuurwerken; De kosten die buiten de projectperiode worden gefactureerd zijn niet aanvaardbaar. Kosten voor het begrotingsjaar 2010 (jaar N) kunnen ingebracht worden met facturen die gedateerd zijn vanaf 1 januari 2010 tot en met 30 juni 2012(jaar N+2), analoge redenering voor de andere jaren. Handleiding voor de promotor om de projectfiche in te vullen Versie 5.0 oproep budgetjaar 2013 11/33 Cofinancieringscriteria: 1. Private inbreng: min. 35 % van de gemaakte kosten wordt door de promotor en/of zijn partners betaald. De eigen inbreng van de hoofdpromotor zelf moet min. 15% van de totale projectkost bedragen. Indien de hoofdpromotor een overeenkomst heeft afgesloten met zijn copromotoren, kan hij de eigen inbreng van de copromotoren mee evenredig in rekening nemen om die 15% eigen middelen te bekomen. 2. Overheidssteun: men kan maximaal 65% cofinanciering krijgen op de door het Provinciaal Management Comité goedgekeurde totale projectkost. Van deze cofinanciering wordt 30% door Europa bijgedragen en 70% door Vlaanderen en de provincies tezamen. In het provinciaal plattelandsbeleidsplan of plattelandsontwikkelingsplan kan hiervan afgeweken worden. 3. Indien het project al van een andere Vlaamse administratie een projectspecifieke Vlaamse cofinanciering krijgt, moet men deze cofinanciering in mindering brengen van de totale projectkost die wordt ingediend bij PDPO II – As 3. bvb projectkost 100 euro, de projectpromotor krijgt al 20 euro Vlaamse cofinanciering specifiek voor dit project, mag men bij PDPO maar een kostprijs indienen van 80 euro en daarop wordt de subsidie berekend. 4. Alle nodige garantieverklaringen in verband met de cofinanciering van de partners moeten bij het dossier gevoegd worden of moeten binnen de 3 maanden na goedkeuring bezorgd worden in 2 exemplaren aan het provinciaal steunpunt voor plattelandsontwikkeling. 5. De projectvraag bevat een doorzichtig en verifieerbaar kosten- en financieringsplan met een detailbegroting in bijlage; De kosten worden volledig in detail besproken!! (zie rubriek 4.3 van de projectfiche) 6. De cofinanciering wordt uitbetaald op basis van de ingediende kostenbewijzen en betalingsbewijzen die enkel op naam van de hoofdpromotor en copromotoren staan. Op deze facturen moet duidelijk aangegeven worden onder welke rubriek van de gedetailleerde kostenopgave ze horen. Facturen die op naam van de partners staan worden niet aanvaard. De beheersdienst behoudt het recht om facturen die niet duidelijk opgenomen zijn in de gedetailleerde kostenopgave of die niet op naam van de hoofdpromotor of copromotoren staan niet te aanvaarden. Indien de facturen op naam van de copromotoren staan moeten de copromotoren een samenwerkingsovereenkomst hebben afgesloten met de hoofdpromotor waarin de hoofdpromotor verzekert de ontvangen cofinanciering aan hetzelfde percentage aan zijn copromotoren over te maken. (Voor de modaliteiten waaraan dergelijke overeenkomst moet voldoen: zie ook §C.1. Projectindiening). Deze overeenkomst moet eveneens bij het aanvraagdossier worden gevoegd. Ook de copromotoren moeten voldoen aan de regels van begunstigde. Selectiecriteria Selectiecriteria hebben een eerder subjectief karakter en hebben betrekking op het inhoudelijke aspect van het project. In tegenstelling tot de ontvankelijkheidscriteria is het hier geen noodzakelijke voorwaarde dat aan al deze selectiecriteria voldaan wordt, wil men kans maken op subsidietoekenning. Het is wel zo dat wanneer er relatief meer selectievoorwaarden positief ingevuld worden, het project een hogere kans krijgt op Handleiding voor de promotor om de projectfiche in te vullen Versie 5.0 oproep budgetjaar 2013 12/33 cofinanciering ten opzichte van andere kandidaten (die evenwaardig scoren op de ontvankelijkheids-, aanvullende, financiële en andere selectiecriteria). De aftoetsing gebeurt door de Technische Werkgroep en maakt integraal onderdeel uit van haar advies dat ze formuleert naar het PMC toe. 1. Geschiktheid van de promotor. De promotor moet op basis van zijn expertise, beroepsvorming, kwalificaties, professionaliteit, … als geschikte kandidaat kunnen worden bevonden. 2. Kwaliteitskamer Indien het project bouw- en infrastructuurwerken behelst, moet het project voorgelegd worden aan de Kwaliteitskamer voordat het wordt ingediend. De contactpersoon de kwaliteitskamer is het provinciaal plattelandsloket. Het advies van de kwaliteitskamer wordt bij de projectfiche gevoegd. 3. Voldoen aan de duurzaamheidsaspecten. Plattelandsprojecten moeten een duurzame ontwikkeling van het platteland mogelijk maken. De projecten worden afzonderlijk afgetoetst op de aanwezigheid van acties rond de drie dimensies van duurzame ontwikkeling. 4. Innovativiteit : projecten die een innoverend of vernieuwend karakter hebben, inhoudelijk, methodologisch of op vlak van samenwerking krijgen voorrang. 5. Effectieve haalbaarheid en continuïteit. Ieder project wordt inhoudelijk getoetst op zijn technische en financiële haalbaarheid binnen de door de projectpromotor voorziene uitvoeringstermijn in de projectplanning. Ook de effectieve continuïteit, zowel voor als na de projectuitvoering, wordt afgetoetst. 6. Prioriteit wordt verleend aan: - Projecten die een uitvoering of verdieping vormen van het door Vlaanderen en de provincie gevoerde geïntegreerde gebiedsgerichte plattelandsbeleid Projecten die inspelen op (diverse) bestaande provinciale beleidsprioriteiten Projecten die tegemoet komen aan een clustering van verschillende prioritaire thema’s en bij voorkeur sectoroverschrijdend zijn in een bredere plattelandscontext. Projecten die een samenwerking tussen gemeenten of een samenwerking tussen gemeente(n) en de provincie tot stand brengen Inpasbaarheid: onderdelen uitgevoerd in een grotere visie, kader of lopende initiatieven zoals provinciale gebiedsgerichte programma’s, … krijgen voorrang op andere projecten. Indicatief is hierbij een lijst van gebiedsgerichte programma’s te vinden: Brugge-Oostende: Oudlandpolder Zwinstreek Strategisch beleidsplan Toerisme en Recreatie Staats-Spaanse Linies Landinrichting Brugse Veldzone (indien goedgekeurd) Regionaal Landschap Houtland Westhoek: Hoppeland Leefbaarheidstrategie Westhoek Strategisch beleidsplan Toerisme en Recreatie Landinrichting Westhoek Westhoek Streekmuseum Regionale Landschappen West-Vlaamse Heuvels en IJzer en Polder Handleiding voor de promotor om de projectfiche in te vullen Versie 5.0 oproep budgetjaar 2013 13/33 Midden West-Vlaanderen Canal Link Tieltse Molenland Strategisch beleidsplan Toerisme en Recreatie Leiestreek en Brugse Ommeland Stad-Land-schap Roeselare Zuid West-Vlaanderen Geïntegreerd project Interfluvium, inclusief Onthaalplan en vervolg projecten Niveau III-programma Strategisch beleidsplan Toerisme en Recreatie Leiestreek Gebiedsvisie Kanaal Bossuit-Kortrijk (in opmaak) Vlaserfgoed De landschapsatlas en de inventaris van het bouwkundig erfgoed hebben een belangrijke referentiewaarde voor de ontwikkeling van het cultuurhistorisch erfgoed (bouwwerken, landschappen, architectura minor, …). Projecten met betrekking tot het landschap in het algemeen en het cultuurhistorisch erfgoed in het bijzonder worden bij voorkeur gemotiveerd vanuit deze Landschapsatlas. Sectoroverschrijdende projecten die tegemoetkomen aan de verschillende prioritaire thema’s krijgen voorrang op eerder sectorale of thematische projecten. Projecten die in samenwerking tot stand komen, en als dusdanig ook gefinancierd worden vanuit verschillende overheden, aangevuld met private partners krijgen voorrang. Deze projecten hebben een kwalitatieve meerwaarde voor het gebied, dorpskern, …voor het gebied (geïntegreerd, meervoudige doelen). 7. Additionaliteit (meerwaarde) Het additionaliteitscriterium impliceert dat het project niet alleen kan worden gedragen via reguliere middelen of inzet. Projecten moeten een meerwaarde bieden ten opzichte van reeds bestaande initiatieven en/of financieringen en mogen niet behoren tot de normale activiteiten van de promotor. 8. Geschiktheid indicatoren: De projectpromotor kan in de projectfiche een aantal eigen indicatoren rond de gebiedsgerichte maatregelen uit het PDPO II aangeven. Bij de indiening van het projectvoorstel, zal er een afweging worden gemaakt of de voorgestelde indicatoren relevant en bruikbaar zijn voor het project. Ze zullen achteraf door het provinciaal steunpunt voor plattelandsontwikkeling en de beheersdienst (VLM) bij de inhoudelijke en financiële evaluatie worden gebruikt om de projectresultaten af te toetsen. Procedures voor uitvoering a. Rapportageverplichtingen: de projectverantwoordelijke rapporteert, tegen 15 februari en 15 juli van elk jaar financieel en inhoudelijk aan de provincie en aan de beheersdienst VLM. Het provinciaal steunpunt voor plattelandsontwikkeling van de provincie en de beheersdienst VLM kunnen op ieder moment tussentijdse rapportages vragen. b. Promotie en publiciteit: Voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen gericht op het grote publiek door de projectpromotor. Bij een totale projectkost van meer dan 50.000 euro brengt de begunstigde een informatieplaquette aan; Bij infrastructuurvoorzieningen van meer dan 500.000 euro bedragen, wordt een informatiebord opgericht. Op de informatieborden en informatieplaquettes komt een beschrijving van het project / de concrete actie, de Europese vlag en de volgende tekst om de rol van Handleiding voor de promotor om de projectfiche in te vullen Versie 5.0 oproep budgetjaar 2013 14/33 de gemeenschap uit te leggen : “Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland”, deze laatste elementen beslaan ten minste 25% van het oppervlak van het informatiebord of de informatieplaquette. Ook het Vlaams logo, het logo van de provincie en bij voorkeur ook het logo van de VLM wordt aangebracht. Algemeen: Op de titelpagina van publicaties (zoals brochures, folders en nieuwsbrieven) en op aanplakbiljetten over maatregelen en acties die worden medegefinancierd door het ELFPO, moet de deelneming door de Gemeenschap duidelijk zijn vermeld en moet het Europees, het Vlaams, het provinciaal logo en het VLM logo zijn aangebracht. Publicaties moeten verwijzingen bevatten naar de instantie die verantwoordelijk is voor de informatie-inhoud. Voor informatie die beschikbaar wordt gesteld met elektronische middelen (websites, databases voor potentiële begunstigden) of in de vorm van audiovisueel materiaal, is het voorgaande ook van toepassing. Bij de opstelling van het communicatieplan moet terdege aandacht worden geschonken aan nieuwe technologieën die een snelle en doelmatige verspreiding van informatie mogelijk maken en een dialoog met het grote publiek vergemakkelijken. Op al het communicatiemateriaal dat de projectpromotor maakt rond zijn project wordt het Europees, Vlaams, provinciaal vermeld en bij voorkeur ook het VLM logo + de vermelding “ Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling : Europa investeert in zijn platteland” ( is voor informatiebrochures, foldertjes, flyers, enz ….) Websites over het ELFPO moeten : o o Ten minste op de thuispagina melding maken van de bijdrage van het ELFPO; Een hyperlink naar de website over het ELFPO van de Commissie bevatten: http://ec.europa.eu/agriculture/rurdev/index_nl.htm Alle bepalingen in verband met communicatie kan u terug vinden in verordening nr 1974/2006 van de Commissie van 15 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van verordening nr 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO). Indien de logo’s niet gepubliceerd worden op het communicatiemateriaal, dan komen deze stukken niet in aanmerking voor cofinanciering. Bvb er wordt een flyver over het project opgemaakt en de logo’s en de slagzin van Europa staan er niet op, dan wordt er geen subsidie gegeven op de gemaakte kosten voor deze flyer. Handleiding voor de promotor om de projectfiche in te vullen Versie 5.0 oproep budgetjaar 2013 15/33 C. Handleiding bij het aanvraagformulier. 1. PROJECTINDIENING 1.1. Beschrijving van de betrokkenen bij een project: de aanvrager, de hoofdpromotor, de copromotor en de partner. De aanvrager is diegene die voor de realisering van het project verantwoordelijk is. Voor het opstellen van het aanvraagformulier kan de initiatiefnemer een beroep doen op de begeleiding van het provinciaal plattelandsloket voor de uiterste indieningdatum. In sommige gevallen zullen meerdere instellingen betrokken zijn bij de indiening van de aanvraag en de uitvoering van het project. Het is evenwel absoluut noodzakelijk dat één instelling aangeduid wordt als hoofdpromotor, zijnde de instelling die verantwoordelijk is voor de indiening van de aanvraag en de uitvoering van het project zowel ten opzichte van de technische werkgroep, het provinciaal managementcomité, het provinciebestuur, de beheersdienst, de Vlaamse overheid als ten opzichte van de Europese Commissie. Ook de facturen worden naar het adres van de hoofdpromotor gestuurd en enkel deze komen in aanmerking voor cofinanciering. De hoofdpromotor moet voldoen aan de voorwaarden van de begunstigden die gesteld worden in punt 3.3 van de projectfiche en wordt uitgelegd in deel B punt nr 5 van de handleiding. Per maatregel komen er maar een beperkt aantal begunstigden in aanmerking. Projecten kunnen door meerdere partners gezamenlijk opgezet en ingediend worden. In dat geval moet één partner als hoofdpromotor worden aangeduid. Deze moet voldoen aan de criteria van begunsigde. Enkel facturen gericht aan de hoofdpromotor komen in aanmerking voor cofinanciering. De hoofdpromotor kan enkel facturen indienen die op naam van een partner opgesteld zijn indien een samenwerkingsovereenkomst wordt opgesteld tussen de verschillende partners, in dat geval copromotoren genoemd. De verschillende copromotoren worden in dat geval allen als begunstigde erkend en moeten ze ook aan de voorwaarden van begunstigden voldoen. In de projectfiche en de samenwerkingsovereenkomst moet blijken wie welk deel van het project financiert. Gezamenlijk moeten de copromotoren het percentage eigen inbreng voorzien. Het is de hoofdpromotor die verantwoordelijk is voor alle administratie. Copromotoren sturen de facturen en betalingsbewijzen steeds naar de hoofdpromotor die ze bundelt en opstuurt naar de beheersdienst en de provincie. Het is de hoofdpromotor die de volledige subsidie ontvangt en hij stort dan aan hetzelfde cofinancieringspercentage ( meestal 65% van de ingebrachte kosten) de subsidie aan de copromotor door. De samenwerkingsovereenkomst wordt bij de projectfiche gevoegd. Samengevat: We spreken van copromotoren wanneer zij ook kosten zullen indienen bij de hoofdpromotor. In dit geval wordt er een samenwerkingsovereenkomst afgesloten, die als bijlage bij de indiening van het dossier wordt toegevoegd. Middels deze overeenkomst wordt de copromotor als begunstigde erkend. Bijgevolg moet hij dus ook beantwoorden aan 1 van de types van mogelijke begunstigden. We spreken van partners wanneer zij gewoon meewerken aan het project maar zelf geen kosten indienen. Een partner kan ook een bepaalde financiële steun geven aan de hoofdpromotor. In dit geval is er een garantieverklaring vereist vanwege de partner waarin hij deze steun bevestigt. De verklaring moet (in tweevoud) bij het Provinciaal Steunpunt Platteland worden ingediend uiterlijk 3 maanden na de goedkeuring van de cofinancieringaanvraag. Handleiding voor de promotor om de projectfiche in te vullen Versie 5.0 oproep budgetjaar 2013 16/33 Indien de hoofdpromotor met zijn copromotor een samenwerkingsovereenkomst afsluit en de financiering heel duidelijk in de projectfiche weergeeft (zoals wie is verantwoordelijk voor welk luik en welke eigen bijdrage elke partner inbrengt en het cofinancieringpercentage dat elke partner krijgt), dan kan de hoofdpromotor ook facturen indienen die gestuurd zijn naar het adres van de copromotoren en die door de copromotoren zijn betaald. Het is wel de hoofdpromotor die verantwoordelijk is voor alle administratie die moet ingediend worden voor het project en het aanspreekpunt is. Het is wel de hoofdpromotor die de cofinanciering ontvangt en dan moet doorstorten naar de copromotoren a rato van de ingediende kosten door de copromotor en aan hetzelfde cofinancieringpercentage als de hoofdpromtor heeft ontvangen van het betaalorgaan. De contactpersoon is de persoon waarmee regelmatige contacten tussen de contactpersoon van het provinciaal steunpunt voor plattelandsontwikkeling van de provincie en de promotor zullen plaatsvinden.. Gelieve informatie te verstrekken over doel en werking van de aanvrager en desgevallend een exemplaar van de statuten en de samenstelling van de beheersorganen in bijlage te voegen. Indien u reeds al een goedgekeurd project bij PDPO II As 3 heeft, moeten de statuten er niet meer opnieuw bijgevoegd worden, tenzij ze gewijzigd zijn. Gelieve aan te stippen of de aanvragende instantie al dan niet BTW-plichtig1 is. U bent BTW- plichtig indien u de BTW kan terug recuperen. Om een project te kunnen indienen moet het werkingsgebied gelegen zijn in de desbetreffende provincie. 1.2. Betreft het een project dat aansluit bij reeds eerder met Europees / Vlaamse / provinciale steun betoelaagde acties. Indien ja deze steun beschrijven en ook het bedrag en jaartal vermelden van de ontvangen steun. 2. PROJECTBESCHRIJVING 2.1. Geef de titel van het project. Deze benaming zal steeds gebruikt worden in de dossiers, de briefwisseling en de publicaties in verband met het project. Gelieve in de titel de inhoud van het project te geven. Zorg voor een eenduidige en beknopte titel. 2.2. Geef een inhoudelijke omschrijving van het project en ga daarbij nader in op : - de te realiseren infrastructuur (technisch concept, plannen, bestek, enz...); - wat is de meerwaarde van dit project ( vb wat is het verschil tussen dit project bvb dorpskernvernieuwing en een andere klassieke dorpskernvernieuwing); - de voorgestelde werkwijze, aanpak, methodologie; - de verschillende stadia van uitvoering; - de kritische succesfactoren (maatregelen die moeten genomen worden om de efficiëntie en effectiviteit van het project te maximaliseren); - de wijze waarop de sturing en opvolging van het project zal gebeuren; - de bekendmaking van het project; - de relaties met de sector en andere instanties; - andere relevante elementen. Dit is belangrijk voor de kostenaanrekening. BTW kan uitsluitend in rekening gebracht worden als kostenpost voor het niet-terugvorderbaar gedeelte. 1 Handleiding voor de promotor om de projectfiche in te vullen Versie 5.0 oproep budgetjaar 2013 17/33 2.3. Hierin wordt het deel waarvoor cofinanciering wordt aangevraagd zo concreet mogelijk beschreven, andere zaken die horen bij het project maar waarvoor er geen cofinanciering wordt aangevraagd worden hierin niet vermeld. 2.4. Geef een concrete projectplanning (met begin- en einddatum). Opgave van de startdatum van de uitvoering van het project, de werken, de voorziene termijn, de voorziene opleveringsdatum, etc... Dit wordt opgemaakt voor het totale project dat in 2.2 omschreven wordt en er wordt duidelijk aangeduid (in het vet of markeren) voor welke onderdelen er financiering wordt gevraagd. De uitvoering van een project kan maximaal duren tot en met 30 juni 2015. Bij voorkeur duurt een project maximaal 2,5 jaar. 2.5. Geef de concrete geografische situering op waar de uitvoering van het project wordt gerealiseerd (met, indien van toepassing het adres of eventueel met een kaart erbij). Als het wordt uitgevoerd in verschillende gemeenten, alle gemeenten en deelgemeenten vermelden. Kaart toepassingsgebied West-Vlaanderen: Zie ook www.west-vlaanderen.be/plattelandsontwikkeling. 2.6. Hier wordt bedoeld o.m. de bouwvergunning en milieuvergunning. Indien de nodige vergunningen niet verkregen zijn, gelieve dan het wettelijk kader (o.m. inzake te volgen procedure) aan te geven waaraan u zult moeten voldoen. Gelieve eveneens aan te tonen of aan te duiden welke stappen er reeds ondernomen zijn of zult ondernemen en aan te geven binnen welke periode de vergunningen verwacht worden? Indien al de vergunningen in uw bezit zijn voeg in bijlage een kopie van de vergunningen toe. Indien een noodzakelijke stedenbouwkundige vergunning nog niet verkregen is, dient een stedenbouwkundig attest nr 1 of stedenbouwkundig uittreksel (in het kader van het nieuw decreet RO) te worden bijgevoegd of een kopie van de aanvraag van de vergunning. Indien de vergunning nog niet in aanvraag is kan men voor deze oproep geen project indienen en moet men wachten tot de volgende projectoproep. 2.7. Copromotoren: Zie punt 1.1 Geef indien van toepassing, de in het project betrokken copromotoren, inclusief de beschrijving van hun specifieke taak ( bv taak als cofinancierder, beheerder van de uitgevoerde werken, …) adres, rechtsvorm en contactpersoon. Ook de verdeling van de financiële lasten moet duidelijk zijn. Indien er copromotoren betrokken zijn bij het project, moet er een samenwerkingsovereenkomst toegevoegd worden. Handleiding voor de promotor om de projectfiche in te vullen Versie 5.0 oproep budgetjaar 2013 18/33 2.8 Geef aan voor welke aspecten van het project er beroep wordt gedaan op externe partners. Vermeld welke partners betrokken zijn bij het project inclusief de beschrijving van hun specifieke taak ( bv taak als cofinancierder, beheerder van de uit te voeren werken, …) en in hoeverre er reeds formele afspraken werden gemaakt omtrent samenwerking. Werd de partner al gecontacteerd of is er de intentie om hem te contacteren. Samengevat zijn er 2 mogelijkheden: -> hoofdpromotor met copromotor(en): de copromotoren kunnen via de hoofdpromotor kostenbewijzen indienen en krijgen cofinanciering via de hoofdpromotor doorgestort. Alle promotoren zijn begunstigde en moeten voldoen aan de criteria van begunstigde. Tussen hen wordt een overeenkomst opgemaakt. -> Promotor en partners : enkel kostenbewijzen op naam van de hoofdpromotor kunnen, de hoofdpromotor is dan ook ‘enige’ begunstigde en er moet geen samenwerkingsovereenkomst opgemaakt worden. Wel dient er een garantieverklaring van de cofinanciering van deze partner te worden toegevoegd. ( bv besluit gemeenteraad, raad van bestuur, officiële brief, …) 2.9. Werd het project al voorgelegd aan de kwaliteitskamer van de provincie ( enkel voor infrastructuurwerken). Indien dit al gebeurd is, de datum wanneer het werd voorgelegd en het advies dat de kwaliteitskamer heeft gegeven erbij voegen. Indien het nog niet gebeurd is kan men onder B – selectiecriteria – nr 2 de contactpersonen vinden waar men het project zo vlug mogelijk moet voorleggen. 2.10 Voor investeringsprojecten. Hierin wordt beschreven, wie de eigenaar is, indien dit niet de hoofdpromotor is, wordt er ook meegedeeld welke overeenkomst er bestaat tussen de eigenaar en de hoofdpromotor. Zodat er zekerheid is dat de hoofdpromotor de eigendom gedurende een bepaalde tijd zeker nog ter beschikking heeft. Indien er een overeenkomst werd afgesloten zoals bvb handelshuur, erfpacht, enz … voeg je een kopie van de overeenkomst in bijlage toe en vermeld je in de projectfiche de soort overeenkomst die werd afgesloten en de duur van de overeenkomst. 2.11. Wat zijn de duurzaamheidseffecten van het project ? Duurzame ontwikkeling Duurzame ontwikkeling streeft naar het juiste evenwicht tussen sociale, ecologische en economische factoren, met aandacht voor mondiale en lange termijneffecten. De sociale aspecten Duurzame ontwikkeling is gericht op sociale rechtvaardigheid. Dat betekent dat er oog is voor de kansengroepen in onze samenleving. De aspecten van inclusief gelijke kansenbeleid moeten gegarandeerd worden. Dwz dat er rekening wordt gehouden met kansengroepen zoals allochtonen, vrouwen, personen met een mentale en/of fysieke beperking, kansarmen en holebi’s. Indien men advies heeft gevraagd aan het Centrum voor Toegankelijkheid en daar ook rekening mee heeft gehouden, is dit wel een meerwaarde voor het project en de beoordeling ervan door de Technische werkgroep en het PMC. Duurzaamheidseffecten: sociale aspecten: Handleiding voor de promotor om de projectfiche in te vullen Versie 5.0 oproep budgetjaar 2013 19/33 Is er een specifieke aanpak genomen voor mensen met een handicap, senioren, jongeren, enz …; is het project toegankelijk voor mensen met een handicap, senioren, kinderen; zijn er extra voorzieningen getroffen voor mensen met een handicap, senioren, kinderen ( zoals ruimtelijk toegankelijkheid of extra openingsuren, enz…) ( Hiervoor kan men ook de toegankelijkheidsnormen raadplegen via het contactpunt Provinciaal Steunpunt Toegankelijkheid in uw provincie); worden er mensen van kansengroepen of hun vertegenwoordigers bij het project betrokken en wordt er met hun noden/wensen rekening gehouden; wordt er bij het opzetten van activiteiten voor het grote publiek rekening gehouden met mogelijke drempels die de deelname van de kansengroepen verhinderen, ( vb toegankelijk, bereikbaarheid, toegangsprijzen, kinderopvang voorzien, bekendmaking niet enkel via traditionele kanalen maar voorzie ook ruime verspreiding via gratis uitgaven ( de streekkrant, de zondag, ….); De ecologische aspecten Een duurzaam project heeft respect voor de grenzen van het milieu. Het leefmilieu is immers de bron van onze huidige en toekomstige behoeftenvoorziening. Het streven naar een duurzaam behoud en beheer van onze natuurlijke rijkdommen. Dit veronderstelt een effectieve milieubescherming en een vermindering van de hoeveelheid gebruikte ( uitputtelijke) hulpbronnen: energie, water, grondstoffen, oppervlakte natuur. Duurzaamheidseffecten ecologische aspecten: is er aandacht voor duurzaam ruimtegebruik? ( gebruik de beschikbare ruimte optimaal, hergebruik van terreinen/gebouwen, zorg maximaal voor het behoud van de open ruimt); Is er aandacht voor het behoud of de verbetering van natuurlijke entiteiten ( fauna, flora, biodiversiteit, …)? ( vrijwaar of herstel bij aanleg van nieuwe infrastructuur de bestaande ecologische structuur, ga bij nieuwe plannen na wat de mogelijkheiden zijn van natuurontwikkeling; wordt een duurzaam energie en waterverbruik gestimuleerd ( oriëntatie op het zuiden, optimale isolatie, hernieuwbare energie, infiltratie van regenwater, gebruik van regenwater, groendaken); worden duurzame materialen gebruikt zoals FSC-hout. Richtlijnen vindt u op www.bouwwijzer.be, Hou bij aankopen rekening met duurzaamheidscriteria, raadpleeg www.gidsvoorduurzameaankopen.be; wordt duurzame mobiliteit gestimuleerd; Economische aspecten Voor een duurzaam project moet getracht worden, naast de ecologische en sociale, de positieve effecten op de lokale economie te maximaliseren en de negatieve effecten te vermijden of te beperken Vb bij dorpskernvernieuwing op plaats X: Economische effecten: het uitvoeren van de wegenwerken kan een negatief effect hebben op de lokale economie. Handelszaken kunnen tijdelijk onbereikbaar zijn. Hiermee moet rekening worden gehouden en acties ondernemen om deze effecten te beperken ( informeren/ overleg met de handelszaken en bedrijven, extra aanduidingen mbt bereikbaarheid, enz …) Omgekeerd kunnen bepaalde projecten ook een positief effect hebben op de lokale economie. Vb toeristische initiatieven kunnen een positief effect hebben. Duurzaamheidseffecten economische aspecten. Handleiding voor de promotor om de projectfiche in te vullen Versie 5.0 oproep budgetjaar 2013 20/33 Wordt er rekening gehouden met de mogelijke effecten op lokale economie en houden de doelstellingen mogelijkheden of bedreigingen in voor de lokale economie Enkele aandachtspunten waarmee rekening kan gehouden worden: economische leefbaarheid, administratieve en financiële lasten, lokale afzetmogelijkheden, bereikbaarheid voor klanten, leveranciers en werknemers; werkgelegeheid en tewerkstellingsmogelijkheden; toeristische en culturele aantrekkelijkheid van de locatie 2.12. Is het project innoverend? Het innoverende of vernieuwend karakter/aspect omschrijven. 2.13. Wat gebeurt er met het project na de Europese betoelaging? Is er in continuïteit voorzien? Er dient een uitgewerkt exploitatieplan bijgevoegd te worden. Beschrijving van de situatie nadat de Europese cofinanciering is afgelopen over een termijn van 5 jaar. Handleiding voor de promotor om de projectfiche in te vullen Versie 5.0 oproep budgetjaar 2013 21/33 3. DOELSTELLINGEN, SITUERING EN VERANTWOORDING VAN HET PROJECT 3.1. Wat zijn de doelstellingen van het project? Wat beoogt U te bereiken? In voorkomend geval aan te duiden met : - historische elementen - kenmerken van de betrokken sector(en) - cijfergegevens over de betrokken doelgroep(en) - resultaten van voorgaande projecten en/of verwezenlijkingen van uw organisatie. Gelieve in de mate van het mogelijke uw doelstellingen te kwantificeren. 3.2. Geef aan bij welke maatregel het best past binnen de maatregelen van het programma voor plattelandsontwikkeling Vlaanderen 2007 – 2013 As 3. Kies de maatregelcode uit deel B nr 4 en motiveer die hier, opgelet er mag maar 1 maatregelcode gekozen worden per project, de juiste maatregelcode wordt gekozen die het best past bij het project. De maatregelcodes kan men vinden in het eerste deel van deze handleiding zie rubriek B. nr 4 3.3 Per maatregel kunnen maar bepaalde begunstigden een project indienen. Deze voorwaarde geldt voor de hoofdpromotor en indien hij een samenwerkingsovereenkomst heeft afgesloten ook voor de partners. Meer uitleg vindt u in deel B nr 5 van deze handleiding 3.4. Geef aan op welke wijze het project past binnen het provinciaal plattelandsbeleidsplan 3.5. Welke relatie heeft het project met initiatieven vanuit het Vlaams, provinciaal en lokaal beleid ? Beknopte opgave van de relaties met het Vlaams, provinciaal en lokaal beleid. Hierbij enkele voorbeelden: gemeentelijke beleidsplannen, structuurplannen, beleidsplannen toerisme, provinciaal structuurplan, enz ….. 3.6. Tot welke resultaten moet het project leiden in kwalitatieve en in kwantitatieve zin? Indicatoren zijn variabelen die meetbaar zijn en de verandering kunnen weergeven ( vb bezoekersaantallen,…). Aan de hand van de indicatoren kan nagegaan worden of de resultaten bereikt worden. U kiest uit de lijst welke indicatoren op uw project betrekking hebben, u vult deze indicatoren in naar wat u wenst te bereiken op het einde van uw project. In de rapportering naar het provinciaal steunpunt voor plattelandsontwikkeling en de beheersdienst wordt er telkens een stand van zaken gegeven in verband met de indicatoren die nu ingevuld worden. Onderaan de tabel mogen altijd eigen indicatoren aangevuld worden. 3.7. Welke zijn de kritische succesfactoren voor het welslagen van het project? Kritische succesfactoren zijn die factoren die noodzakelijk zijn voor het succesvol uitvoeren van het project. Wanneer bij dergelijke factoren knelpunten ontstaan, komt de uitvoering van het project in het gedrang. Bijvoorbeeld : stedenbouwkundige vergunning, partners, cofinanciering, omgevingsfactoren, etc. Welke factoren moeten goed opgevolgd worden opdat het project zou slagen. Handleiding voor de promotor om de projectfiche in te vullen Versie 5.0 oproep budgetjaar 2013 22/33 4. FINANCIERING 4.1 Subsidiabiliteit van de btw Promotoren en copromotoren die btw-plichtig zijn Promotoren en corpromotoren die in het aanvraagformulier opgeven btw-plichtig te zijn ( en de BTW kunnen recupereren), mogen de btw uitgaven niet inbrengen in de totale projectkost waarop de gevraagde cofinanciering berekend wordt. De gevraagde PDPOcofinanciering wordt bijgevolg berekend op de totale projectkost, exclusief btw. Promotoren en copromotoren die niet btw-plichtig zijn Promotoren die aangeven niet btw-plichtig te zijn, mogen hun btw uitgaven wel in de totale projectkost inbrengen. De gevraagde PDPO cofinanciering wordt bijgevolg berekend op de totale projectkost, inclusief btw. uitzondering volgens artikel 71 van de EU verordening 1698/2005, waarin verwezen wordt naar de zesde btw richtlijn 77/388/EEG: de cofinanciering van de btw uitgaven van volgende promotoren wordt uitgesloten: de staat, de regio's, de gewesten, de provincies, de gemeenten en andere publiekrechtelijke lichamen. Deze promotoren moeten hun kosten aangeven exclusief BTW. Samengevat: enkel privaatrechtelijke organisaties die geen BTW kunnen recuperen, kunnen die indienen. 4.2. Verdeling van de financiering In het eerste deel van de tabel wordt er per kostenpost het totaal bedrag ingevuld zonder BTW. Voor de post inkomsten wordt er een “min” teken voor het bedrag geplaatst. Het percentage en het totaal wordt automatisch berekend. Daarna wordt de BTW ingevuld, u hebt 2 tussentotalen die automatisch berekend worden, 1 excl BTW en 1 incl BTW. U neemt het juiste bedrag over op de gele lijn, het juiste bedrag is afhankelijk welke organisatie u bent als hoofdpromotor ( zie hierboven 4.1). In het onderste deel van de tabel wordt het cofinancieringpercentage gecontroleerd of het percentage aan maximale cofinanciering klopt. Voor projecten die ingediend worden in de provincie West Vlaanderen kan een ander cofinancieringspercentage gelden, gelieve via het provinciaal plattelandsbeleidsplan te bepalen. De bijdrage van Europa, Vlaanderen en de provincie wordt samen berekend. Opgelet de eigen inbreng en/of die van uw partners moet wel nog aangevuld worden. Er moet min 15 eigen inbreng zijn van de hoofdpromotor samen met zijn copromotoren anders wordt uw project niet ontvankelijk verklaard. Gelieve aan de formules zeker niets te wijzigen !!!! Indien een studie wordt gecombineerd met een realisatie en het project wordt vroegtijdig stopgezet, terwijl de realisatie nog niet is uitgevoerd, dan moet de hoofdpromotor de ontvangen subsidie terugbetalen. 4.3. Gedetailleerde kostenopgave. ALGEMENE REGEL Enkel "daadwerkelijk verrichte uitgaven" komen voor cofinanciering in aanmerking. Deze uitgaven moeten gestaafd worden met kostenbewijzen, die betaald zijn. De betalingen geschieden in de vorm van geld, onder voorbehoud van de volgende uitzonderingen: afschrijvingen en overhead. Handleiding voor de promotor om de projectfiche in te vullen Versie 5.0 oproep budgetjaar 2013 23/33 De uitgaven, waarvoor de betaling dient te gebeuren in de vorm van geld, moeten gestaafd worden met een factuur en met een rekeninguittreksel als betalingsbewijs. Contante betalingen komen in principe niet in aanmerking, tenzij de leverancier verklaart dat de factuur vereffend is of voor kleine overheadkosten zoals betaling van een kasticket kunnen contante betalingen wel in aanmerking komen. Enkel de kosten, die vermeld staan in het project en die zijn goedgekeurd door het bevoegde PMC komen voor cofinanciering in aanmerking. Belangrijke wijzigingen hieraan kunnen enkel aanvaard worden indien deze VOORAF zijn goedgekeurd door het provinciaal steunpunt voor plattelandsontwikkeling van de provincie en de beheersdienst VLM. Bij elke betalingsaanvraag dient vermeld te worden wat het BTW-statuut is van de aanvrager. Bij een gemengd BTW-statuut moet de promotor/ corpromotor meedelen welk percentage van de BTW terugvorderbaar is. De subsidiabele uitgaven worden uitgesplitst in zeven rubrieken: Rubriek 1. Investeringsuitgaven Rubriek 2. Personeelskosten Rubriek 3. Werkingskosten Rubriek 4. Overhead Rubriek 5. Externe prestaties Rubriek 6. Promotie en publiciteit Rubriek 7. Inkomsten ( opgelet de inkomsten moet u aftrekken) Hieronder worden de kostenrubrieken afzonderlijk besproken. Eerst wordt er vermeld onder welke voorwaarden de betrokken uitgaven subsidiabel zijn. Daarna wordt vermeld op welke manier de kostprijs en de betaling van de uitgaven moet bewezen worden. Rubriek 1. Investeringsuitgaven a) Grond aankoop van grond komt in niet aanmerking voor cofinanciering b) Gebouwen Verwerving van gebouwen komt niet in aanmerking voor cofinanciering. Grote afbraakwerken kunnen niet gesubsidieerd worden. Oprichting gebouwen Aanvaarde kosten: Naast de kosten voor de oprichting of renovatie van het gebouw, komen eveneens kosten voor de inrichting, enz. in aanmerking op voorwaarde dat deze kosten in het project waren voorzien en werden goedgekeurd door het PMC. Indien de kosten van de architect mee opgenomen zijn in de factuur van de aannemer mogen die hier ingediend worden, anders moeten ze aangevraagd worden bij externe prestaties. (een gelijkaardige situatie is ook geldig voor de veiligheidscoördinatie). Bewijsstukken: 1) indien de grond, waarop het gebouw wordt opgericht geen eigendom is van de promotor, dient er een erfpachtovereenkomst, een recht van opstal of een concessieovereenkomst bijgevoegd te worden; 2) de nodige vergunningen, zoals de bouwvergunning en de exploitatievergunning, indien die nog niet in uw bezit zijn moet het Handleiding voor de promotor om de projectfiche in te vullen Versie 5.0 oproep budgetjaar 2013 24/33 3) 4) indieningsbewijs van de aanvraag van uw vergunning in het dossier toegevoegd worden; het bewijs van de uitgaven gebeurt door vorderingsstaten en/of facturen; het bewijs van betaling moet gebeuren door rekeninguittreksels; c) Installaties, machines en uitrusting Het leggen / plaatsen van ondergrondse leidingen zoals het leggen van nutsleidingen ( elektriciteitskabels, waterleidingen, rioleringen, enz …) komen niet in aanmerking voor cofinanciering bij infrastructuurwerken. d) Rollend materieel Volgende zaken komen niet in aanmerking voor cofinanciering: rollend materieel zoals personenwagens, vrachtwagens, leasingwagens, bedrijfswagens, afschrijving van wagens, enz …; de directe kosten verbonden aan dit rollend materieel, zoals verzekeringen, keuringen, taksen, huur garage, enz … Kan wel in aanmerking komen: enkel specifiek rollend materieel dat onontbeerlijk is voor de uitvoering van het project en ook de bijkomende kosten kunnen in aanmerking komen voor ELFPO financiering, bvb een toeristentreintje en de verzekering van dit treintje. e) Overige Aankoop van tweedehands materieel Aanvaarde kosten: De aankoopkosten van tweedehands materieel komen in aanmerking voor cofinanciering, voor zover deze in het project zijn voorzien en zijn goedgekeurd door het PMC Bewijsstukken 1) De kosten voor de aankoop van tweedehands materieel dienen bewezen te worden aan de hand van een factuur. 2) een verklaring van de verkoper waarin de herkomst van het materieel is vermeld en waarin wordt bevestigd dat het in geen geval de voorbije zeven jaar met behulp van nationale of communautaire cofinanciering is aangekocht; 3) het bewijs van betaling dient geleverd te worden door rekeninguittreksel. f) Leasing Aanvaarde kosten: De uitgave die voor cofinanciering in aanmerking komt is de door de leasingnemer aan de leasinggever betaalde leasingprijs, eventueel beperkt tot de marktwaarde van het geleasde goed. Andere met de lease-overeenkomst gemoeide kosten, zoals belasting, winstmarge van de leasinggever, rentefinancieringskosten, overheadkosten, verzekeringen komen niet voor cofinanciering in aanmerking. De betaling van leasingwagens komt niet in aanmerking. Bewijsstukken 1) leasingcontract, waarin de leasingprijs in twee delen is gesplitst: enerzijds het bedrag dat overeenkomt met de netto aankoop en anderzijds de kosten in verband met belastingen, rente, kosten van herfinanciering, administratiekosten van het leasebedrijf, verzekeringskosten, deze laatste kosten komen wel niet in aanmerking voor cofinanciering. 2) Het bewijs van betaling wordt geleverd door rekeninguittreksels. Handleiding voor de promotor om de projectfiche in te vullen Versie 5.0 oproep budgetjaar 2013 25/33 g) Voor investeringen zijn kosten in verband met een huurkoopovereenkomst, zoals de marge voor de verhuurder, de met de financiering gemoeide rentekosten, de indirecte kosten en de verzekeringskosten zijn geen subsidiabele uitgaven h) Herzieningen Herzieningen kunnen niet aanvaard worden, uitgezonderd een prijsherziening wegens schommelingen van de lonen en de sociale lasten, prijzen van grondstoffen en materialen en belastingen (conform artikel 13 van de bijlage bij het KB van 26/09/1996). De toepasselijke formule voor deze prijsherziening is opgenomen in het bestek. i) levend materiaal De aankoop van dieren komt niet in aanmerking voor cofinanciering. De huur van dieren ( bv voor een happening, paarden) binnen de projectperiode is wel een subsidiabele kost. Het aankopen van zaai- en pootgoed van jaarlijkse landbouwgewassen alsook het planten ervan komen niet in aanmerking voor cofinanciering. Rubriek 2. Personeelskosten Aanvaarde kosten Alleen de loonkosten van het personeel, dat rechtstreeks bij het project betrokken is, komt - in verhouding tot de tijd die zij hieraan besteden - in aanmerking voor ELFPOsteun. Daarom dient de promotor als bijlage (verantwoording van de kosten) een omschrijving te geven van het aantal en de functie (leidinggevend, kader, bediende of arbeider) van de personeelsleden die in het kader van het project werken. Bovendien moet de promotor een raming maken van het aantal uren dat ieder personeelslid aan het project zal besteden. In de tabellen van de rubriek personeelskosten moeten de directe brutosalarissen van bedienden en / of brutolonen van arbeiders met inbegrip van de wettelijke verplichte werknemers - en werkgeversbijdragen worden ingevuld, alsmede het vakantiegeld, de eindejaarspremie en andere kosten zoals het woon- en wegverkeer, de arbeidsongevallenverzekering en de vakbondspremie of andere kosten die op de loonfiche staan. Normaliter moeten alle personeelskosten per maand worden aangerekend. Bepaalde personeelskosten bestaan uit een eenmalig bedrag dat dan zou moeten worden omgerekend per maand. Indien dit praktisch niet mogelijk is, mag het totale bedrag ingediend worden. Indien het personeelslid geen volledig jaar aan het project heeft gewerkt, moet dit bedrag a rato verminderd worden. Bewijsstukken: Het bewijs van de personeelskosten gebeurt door de maandelijkse loonstaten. De promotor moet aangeven hoeveel dagen (eventueel in een percentage) het personeelslid tijdens de betrokken maand voor het project heeft gewerkt. Als het project voor extra jobs zorgt, kunnen de nieuwe arbeidscontracten als bijlage meegestuurd worden of achteraf bij het inhoudelijk verslag toegevoegd worden Loutere projectsupervisie is niet subsidiabel, bvb 5% van de tijd die wordt ingebracht voor de coördinatie van de organisatie en dus ook aan het project wordt besteed. De opvolging van de werken door een technische dienst van een gemeente wordt aanzien als supervisie. Supervisie in de zorgsector in de zin van rechtstreekse begeleiding van zorgbehoevenden kan wel. Handleiding voor de promotor om de projectfiche in te vullen Versie 5.0 oproep budgetjaar 2013 26/33 In het kader van het project goedgekeurd personeelslid dient een tijdsregistratie bij te houden. In de tijdsregistratie wordt beschreven welke prestaties in het kader van het project geleverd werden. Deze tijdsbesteding wordt bijgehouden bij de hoofdpromotor en/ of copromotor. Bij een controle moet dit kunnen voorgelegd worden, dit moet niet opgestuurd worden met het declaratiedossier. Rubriek 3. Werkingskosten Werkingskosten zijn kosten die rechtstreeks betrekking hebben op het project en verifieerbaar zijn. Aanvaarde kosten: Enkel de werkingskosten die in het project zijn opgenomen,en een directe link hebben met het project en die zijn goedgekeurd door het PMC komen voor cofinanciering in aanmerking. Als werkingskosten zijn aanvaardbaar: de rechtstreeks aan het project verbonden uitgaven voor verbruikersmaterialen, hulpgoederen, grondstoffen en gereedschappen waarvan de verwachte levensduur de duurtijd van het project niet overschrijdt (b.v. inkt, papier, batterijen,…); computerkosten en kosten voor het gebruik van andere zeer gespecialiseerde apparatuur; aankoop van een computer en een printer kan ingebracht worden per jaar voor maximaal 1/3 van de aankoopprijs; huur die aan derden moet worden betaald voor het gebruik van gebouwen, lokalen, apparatuur en infrastructuur. Betaald vrijwilligerswerk, dit moet verantwoord worden via een onkostennota en een betalingsbewijs. Om de juiste tarieven van betaald vrijwilligerswerk toe te passen, verwijzen wij naar de website: www.vrijwilligerswerk.be, daar staan de tarieven die jaarlijks geïndexeerd worden. Niet aanvaardbaar zijn: Kosten die overheadkosten zijn en bij deze rubriek kunnen ingediend worden; afschrijvingskosten voor het gebruik van bestaande infrastructuur (gebouwen, materieel, installaties, meubilair en rollend materieel,…); uitgaven in verband met distributie, marketing en reclame, tenzij in het project expliciet gestipuleerd; verhuur aan zichzelf of ‘interne huuraanrekening’. Dit is het aanrekenen van een huurprijs aan de promotor voor het ter beschikking stellen van gebouwen en infrastructuur, waarvan de promotor reeds eigenaar of huurder is voor het uitoefenen van activiteiten die geen betrekking hebben op het project. Dit geldt ook als de eigenaar of de huurder een belangrijke participatie heeft in de onderneming, die promotor is; computerkosten voor occasioneel gebruik; deze worden geacht deel uit te maken van de overheadkosten; kosten aangerekend door onderwijs - of onderzoeksinstellingen voor het gebruik van bestaande basisuitrusting wanneer de begunstigde de onderzoeksinstelling zelf is. Het besluit tot de regeling van de vergoeding van de centrale beheerskosten en de algemene exploitatiekosten van de universiteiten, verbonden aan de uitvoering van wetenschappelijke activiteiten die door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd worden (d.d. 14/07/1994), is niet van toepassing. Bewijsstukken 1) De werkingskosten dienen bewezen te worden aan de hand van kostenbewijzen. Handleiding voor de promotor om de projectfiche in te vullen Versie 5.0 oproep budgetjaar 2013 27/33 2) Het bewijs van betaling moet gebeuren door een rekeninguittreksels Rubriek 4. Overhead Aanvaarde kosten Indirecte kosten (overheadkosten) vormen subsidiabele uitgaven, mits zij gebaseerd zijn op de werkelijke kosten die verband houden met de uitvoering van het project en zij verhoudingsgewijs volgens een naar behoren gemotiveerde faire en billijke methode worden toegerekend aan de actie. Enkel de overheadkosten die worden gedaan tijdens de periode van het project en die expliciet op onderstaande lijst staan zijn aanvaardbaar. Andere kosten die er niet op staan worden niet aanvaard als overheadkosten. - Gebouw: huur gebouw/kantoor/vergaderzaal, verwarming, verlichting, elektriciteit, gas, water Kantoor: telefoonrekening, internetabonnement, postzegels, verzendingskosten, kantoorbenodigdheden, inkt, papier/copies, onderhoud burelen, onderhoud PC + printer Representatie: reis- en verblijfkosten, kilometervergoeding Ondersteuning: sociaal secretariaat, boekhouding, juridisch advies Verzekering: burgerlijke aansprakelijkheid, brand, arbeidsongevallen Overheadkosten kunnen voor maximaal 15% van de daadwerkelijke gedeclareerde personeel- en werkingskosten in aanmerking worden genomen. Indien er overheadkosten worden ingediend, die niet specifiek aan het project kunnen worden toegewezen, moet er een verdeelsleutel op deze kosten worden toegepast. De promotor moet deze verdeelsleutel vermelden en aantonen hoe hij hieraan is gekomen. Dit kan zijn op basis van het aantal personeelsleden die aan het project werken ten opzichte van het totaal aantal personeelsleden van de onderneming. Bewijsstukken Overheadkosten zijn dikwijls moeilijk te verifiëren. Daarom is de bewijslast hier niet zo zwaar als bij de andere kostenrubrieken. Men kan hier door iemand van de financiële dienst of boekhouding een sjabloon laten invullen met alle facturen erin opgenomen en dit laten tekenen. De facturen, kasticketten of boekingsstukken en betalingsbewijzen moeten niet noodzakelijk allemaal gekopieerd worden en erbij gevoegd worden. Dit mag wel. Indien boekhoudkundige stukken ingediend worden moet men geen betalingsbewijs voorleggen. Indien men facturen indient moet men wel betalingsbewijzen voorleggen. Rubriek 5. Externe prestaties Aanvaarde kosten Deze rubriek omvat de kosten van de prestaties die door externe organisaties in het kader van het project worden geleverd. Zuivere onderzoeksopdrachten en studies komen niet in aanmerking. Technische ontwerpen die deel uitmaken van een investeringsproject komen in aanmerking Studies die deel uitmaken van een concreet project en die bij de projectaanvraag zit komen wel in aanmerking. Kosten die gemaakt werden door een architect, een veiligheidscoördinator, een extern adviesbureau, engineeringbureau, enz… komen in aanmerking. Interne prestaties worden niet aanvaard. Bewijsstukken Handleiding voor de promotor om de projectfiche in te vullen Versie 5.0 oproep budgetjaar 2013 28/33 1) De kosten van de externe prestaties moeten bewezen worden aan de hand van een factuur (geen loonstaat, in dat geval zijn het personeelskosten). 2) Het bewijs van betaling moet geleverd worden door rekeninguittreksels. Rubriek 6. Promotie en publiciteit Aanvaarde kosten: Kosten voor promotie en publiciteit komen voor cofinanciering in aanmerking indien ze in een aparte rubriek zijn opgenomen in het project en als dusdanig zijn goedgekeurd door het PMC. Bewijsstukken 1) De kosten van promotie en publiciteit worden bewezen aan de hand van facturen. 2) Het bewijs van betaling moet blijken door rekeninguittreksels. Rubriek 7 Inkomsten Indien men tijdens het project inkomsten krijgt is men verplicht die in mindering te brengen van de onkosten. In de tabel wordt er een min-teken voor het bedrag gezet. Vb als inkomsten wordt aanzien: u organiseert een evenement en dit evenement wordt als project ingediend en u vraagt toegang, de toegang moet in mindering gebracht worden. Wordt niet als inkomsten aanzien vb een dorpshuis wordt gerenoveerd en na de renovatie worden bepaalde lokalen verhuurd. De huurprijs moet hier niet in mindering gebracht worden omdat het project hier is de renovatie van het dorpshuis en het verhuren maar na het project gebeurt. Belangrijk is dat men geen vermindering van toegang/inkom/aankoop mag geven indien je lid bent van een vereniging. Vb de ingang is 7 euro, op vertoon van uw lidkaart moet je maar 5 euro betalen, indien je subsidies via PDPO As 3 krijgt kan dit niet. Dit slaat niet op korting bvb voor kinderen of senioren of iets dergelijks. Rubriek 8 BTW BTW wordt per rubriek apart vermeld. BTW vormt enkel een subsidiabele uitgave, wanneer zij effectief en definitief (m.a.w. niet terugvorderbaar is) door de promotor/ copromotor wordt gedragen en indien de hoofdpromotor geen gemeente, provincie of ander publiekrechtelijk organisatie is. Bij een gemengd BTW-statuut moet de promotor/copromotor meedelen welk percentage van de BTW terugvorderbaar is. 4.4. Garanties van cofinanciering Bedoeld wordt in voorkomend geval : - de definitieve of principiële belofte van subsidiëring vanwege een hogere overheid - een uittreksel uit de notulen van de bevoegde beheersorganen waaruit blijkt dat er een beslissing genomen is omtrent een eigen inbreng - een wettelijke/reglementaire verwijzing krachtens dewelke bijstand wordt toegekend + referenties toekenningsbeslissing. Handleiding voor de promotor om de projectfiche in te vullen Versie 5.0 oproep budgetjaar 2013 29/33 De garanties van de partners moeten binnen de 3 maanden na goedkeuring van het project aan het provinciaal steunpunt voor plattelandsontwikkeling van de provinicie bezorgd worden en ook aan de beheersdienst VLM. 4.5. Er werd opgemerkt dat de gevraagde ELFPO-steun enkel kan gebruikt worden ter financiering van projecten en acties die een additioneel karakter hebben. (additionaliteit wil zeggen dat het project niet alleen kan worden gedragen via reguliere middelen of reguliere inzet) Daarom dient dit aangetoond te worden dat het project en/of actie niet behoort tot de normale opdrachten en/of werking van de promotor en wat men zou doen indien de aangevraagde Europese steun niet wordt goedgekeurd. Handleiding voor de promotor om de projectfiche in te vullen Versie 5.0 oproep budgetjaar 2013 30/33 5. TOEZICHTSBEPALINGEN EN VERBINTENISSEN Er wordt opgemerkt dat de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het project en/of actie en voor de ontvangen financiële middelen volledig bij de projectindiener ligt. Daarom wordt er reeds bij de indiening van een project gevraagd om bepaalde verbintenissen te onderschrijven. De projectfiche moet ondertekend worden door de mensen die hiervoor bevoegd zijn. ( vb voor een gemeenten moet dit ondertekend worden door de burgemeester en secretaris, voor de provincie door de gedeputeerde en de griffier, voor een vzw door de voorzitter en/of secretaris staat bepaald in de statuten, enz …) Als een hoofdpromotor die steun aanvraagt, wordt u hierbij geïnformeerd dat in het kader van de openbaarmaking van de gegevens, de betalingen aan de begunstigden jaarlijks publiekelijk zullen gemaakt worden. Indien uw project wordt goedgekeurd zullen ook uw gegevens van verkregen steun zullen onder deze algemene bekendmaking vallen. Informatie over de begunstigden van financiële middelen uit het Europees Landbouwgarantiefonds en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling moet jaarlijks uiterlijk op 30 april openbaar worden gemaakt overeenkomstig de Verordening (EG) nr. 259/2008 van de Commissie van 18 maart 2008. Het doel van deze openbaarheid is het vergroten van de transparantie van het gebruik van communautaire middelen voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en het bevorderen van een goed financieel beheer van deze middelen door de publieke controle op de bestede gelden te versterken. Ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen kan deze informatie ook worden verwerkt door organen voor financiële controle en onderzoek van de Gemeenschappen en de lidstaten. De bekendmaking houdt de publicatie in op de website http://www.belpa.be van de volgende gegevens: de naam en voornaam van de begunstigde natuurlijke persoon; de naam van de begunstigde rechtspersoon; de naam van de begunstigde vereniging van natuurlijke personen of rechtspersonen zonder eigen rechtspersoonlijkheid; de postcode en de gemeente; de bedragen aan uitbetaalde steun die elke begunstigde in het voorbije begrotingsjaar heeft ontvangen. Deze gegevens zullen ook via de volgende website van de Europese Commissie kunnen geconsulteerd worden: http://ec.europa.eu/agriculture/funding/index_nl.htm. In het geval van verwerking van persoonsgegevens is de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens van toepassing. Indien u inzage wenst in de persoonsgegevens en eventuele onjuiste of niet relevante gegevens wil laten verbeteren, of meer informatie wenst over deze publicatie kan u contact opnemen met mevr. C. MESSIAEN, attaché, Trierstraat 82, 1040 Brussel, tel. 02/287.24.13, e-mail [email protected]. De wet op de overheidsopdrachten: Handleiding voor de promotor om de projectfiche in te vullen Versie 5.0 oproep budgetjaar 2013 31/33 De richtlijn 2004/18/EG van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten moet nageleefd worden. Concreet betekent dit : Van 1 euro tot 5.500 euro (excl. BTW) kan men eventueel werken met een “aangenomen factuur”. Dwz. men moet aan minstens 3 kandidaten mondeling een prijs vragen.. Hier is het dus niet nodig om schriftelijk de offertes op te vragen of om een verslag op te maken waarin de uiteindelijke keuze wordt gemotiveerd. Uiteraard is het ten strengste verboden om opdrachten kunstmatig op te splitsen om per factuur onder deze drempel te blijven. Tussen 5.500 euro en een bedrag van 67.000 euro ( excl BTW) kan men gebruik maken van de onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking. Deze procedure houdt onder meer in: Minstens 3 offertes aanvragen ( via aangetekend schrijven, per fax of per email minstens 3 offertes opvragen en deze brieven bijhouden) De binnengekomen offertes bijhouden Een verslag opmaken waarin gemotiveerd wordt waarom je die offerte gekozen hebt. Voor bedragen vanaf 67.000 euro kan men best de website van overheidsopdrachten raadplegen voor meer info. http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/overheidsopdrachten/ Wanneer een project opdracht van werken ( dus niet voor diensten of leveringen) laat uitvoeren waarvan de prijs (excl BTW) hoger is dan 50.000 euro ( voor bepaalde werken bedraagt die drempel 75.000 euro) moet dit gebeuren door een erkende aannemere. Voor opdrachten van werken met een waarde beneden de 50.000 euro is deze erkenning niet vereist. Wanneer een project opdracht van werken ( dus niet voor diensten of leveringen) laat uitvoeren waarvan de prijs (excl BTW) hoger is dan 50.000 euro ( voor bepaalde werken bedraagt die drempel 75.000 euro) moet dit gebeuren door een erkende aannemere. Voor opdrachten van werken met een waarde beneden de 50.000 euro is deze erkenning niet vereist. Wanneer een project opdrachten van werken (dus niet voor diensten of leveringen) laat uitvoeren waarvan de prijs (excl. BTW) hoger is dan 50.000 euro (voor bepaalde werken bedraagt die drempel 75.000 euro) moet dit gebeuren door een erkend aannemer. Voor opdrachten van werken met een waarde beneden de 50.000 euro is deze erkenning niet vereist. Meer info: http://mineco.fgov.be/organization_market/construction_quality/home_nl.htm. Documenten die dienen om het nakomen van de wet op de overheidsopdrachten te staven maken geen deel uit van declaratiedossiers en worden dus niet naar de beheersdienst gezonden. De promotor houdt ze zelf bij en worden gecontroleerd bij een controle ter plaatse. Wanneer uit een controle ter plaatse blijkt dat niet wordt voldaan aan de wet op de overheidsopdrachten zal er een aanmaning gebeuren. Als bij een volgende controle de wet nog steeds niet wordt toegepast (op een volgende hiervoor in aanmerking komende factuur) zal de cofinanciering voor deze factuur teruggevorderd worden. Handleiding voor de promotor om de projectfiche in te vullen Versie 5.0 oproep budgetjaar 2013 32/33 Verbintenis: Indien u als hoofdpromotor een projectfiche invult, ondertekent en indient, verbindt u ertoe akkoord te gaan met de opgelegde regels en instructies. Handleiding voor de promotor om de projectfiche in te vullen Versie 5.0 oproep budgetjaar 2013 33/33