ALGEBRA – OEFENZITTING 2 c D.Keppens 2004 Komplexe getallen en matrixalgebra Onderwerp : • komplexe getallen (definitie, algebraı̈sche, goniometrische en exponentiële gedaante), bewerkingen. • matrixalgebra (bewerkingen met matrices) en stelsels lineaire vergelijkingen. Voorkennis : algebra hoofdstukken 1 en 2 REEKS 1 : Oefeningen op komplexe getallen 2–1 Schrijf het resultaat van volgende bewerkingen met komplexe getallen in algebraı̈sche gedaante a + bj : (a) (b) (c) (d) (e) 1 1+j 1 + j + j2 + j3 1 (1 + j)(1 + j −8 ) 2 1 + 3j 2−j 1 1 − j (1 + j)2 (oplossing : 1 2 − 12 j, 0, 1 + j, − 51 + 75 j, − 12 j) 2–2 Toon aan dat (1 + j)4k met k ∈ N zuiver reëel is. 2–3 Bereken √ !10 1+j 3 √ 1−j 3 (oplossing : − 12 + √ 3 j) 2 2–4 Bepaal alle komplexe oplossingen met modulus 1 van de vergelijking z 3 + z 3 = 0 (schrijf het antwoord in algebraı̈sche gedaante). √ (oplossing : j, −j, 3 2 + 21 j, √ − 3 2 + 21 j, 1 √ 3 2 − 12 j en − √ 3 2 − 12 j) 2–5 Los volgende binomiaalvergelijkingen op in C : (a) z 3 = 27 (b) z 4 = 1 (c) z 2 = 1 + j (d) z 3 = −8 √ √ (oplossing : 3, − 23 + 3 2 3 j en − 23 − 3 2 3 j, resp. 1, −1, j en −j, resp. √ √ √ 9π 4 2 ej 8 , resp. −2, 1 + j 3 en 1 − j 3) √ 4 π 2 ej 8 en 2–6 Los op in C : (1 − z)n = z n 1 (oplossing : { 2kπ | k = 0, 1, . . . , n − 1}) e n j +1 2–7 De komplexe cosinus– (resp. sinus)funktie wordt gedefinieerd als cos z = ejz + e−jz 2 ejz − e−jz (resp. sin z = ) 2j Toon hiermee aan dat1 cos(x + yj) = cos x · cosh y − j sin x · sinh y en dat sin(x + yj) = sin x · cosh y + j cos x · sinh y Leid daaruit de formules cosh y = cos(yj) en sinh y = 1 j sin(jy) af. 2–8 Voor een van nul verschillend komplex getal z definieert men de logaritme als volgt : w = ln z ⇐⇒ z = exp(w) Toon nu aan dat ln z = ln |z| + j(Arg z + k 2π) met k ∈ Z (een komplex getal bezit oneindig veel logaritmen, voor k = 0 bekomt men de hoofdlogaritme). In het bijzonder bezit elk strikt negatief reëel getal dus een komplexe (hoofd)logaritme. Bepaal nu achtereenvolgens de hoofdlogaritme van −1, j en 1 − j √ ) (oplossing : jπ, j π2 en ln 2 + j 7π 4 REEKS 2 : Oefeningen op matrices en lineaire stelsels 2–9 Gegeven zijn de matrices A = 1 −1 2 −1 en B = 1 1 4 −1 Toon aan dat (A + B)2 = A2 + B 2 en verklaar dit resultaat. 2–10 Als A een vierkante matrix is, dan zijn A + At en A · At symmetrisch. Toon dit aan. 1 voor definitie van de reële hyperbolische funkties, zie hoofdstuk 1 in de kursus Wiskundige Analyse 2 2–11 Komplexe getallen kunnen behandeld worden als bijzondere 2 × 2–matrices. a b Daartoe identificeert men a + bj met −b a Ga na dat de optelling en vermenigvuldiging in C korrespondeert met de matrixoptelling en –vermenigvuldiging en kontroleer dat j 2 = −1 2–12 Een matrix A voldoet aan A2 + A + I = 0. Toon aan dat A inverteerbaar is met inverse A−1 = −(A + I) 2–13 Zij A =diag(a1 , a2 , . . . , an ) een diagonaalmatrix met ai 6= 0 voor elke i ∈ {1, . . . , n} Toon aan dat A inverteerbaar is met A−1 =diag( a11 , a12 , . . . , a1n ) 2–14 Zij A = 0 k 1 0 Bepaal k ∈ C zo dat A−1 = A3 (oplossing : k = ±1) mx + y + z = m + 1 x + my + z = 0 2–15 Bespreek de oplosbaarheid van het lineair stelsel (m ∈ R) x + y + mz = 1 m 1 , − m−1 , 0) voor m 6= 1 en m 6= −2, strijdig (oplossing : unieke oplossing ( m−1 stelsel voor2 m =1 1, oneindig veel oplossingen (één vrije onbekende) voor m = −2, nl. (z + 3 , z + 3 , z) | z ∈ R ) x + my + z = 2m x + y + mz = 0 (m ∈ R) 2–16 Bespreek de oplosbaarheid van het lineair stelsel (m + 1)x + my + z = m 2m−1 1 (oplossing : unieke oplossing (−1, m−1 , 1−m ) voor m 6= 0 en m 6= 1 en m 6= −1, strijdig stelsel voor m = 1, oneindig veel oplossingen {(−z, z, z)|z ∈ R} voor m = 0 en oneindig veel oplossingen {(−1, z + 1, z)|z ∈ R} voor m = −1) mx + y + z = m2 x + my + z = m (m ∈ R) 2–17 Bespreek de oplosbaarheid van het lineair stelsel x + y + mz = −2 o n 2 1 −m+1 (oplossing : unieke oplossing ( m m−1 , m−1 , −m−1 ) voor m 6= 1 en m 6= −2, m−1 strijdig stelsel voor m = 1, oneindig veel oplossingen {(z − 2, z, z)|z ∈ R} voor m = −2) 2–18 Ga na voor welke waarde(n) van m volgend 3 × 2–stelsel oplosbaar is en bepaal desgevallend de oplossingen. mx + y = m mx + 2y = 1 (m ∈ R) 2x + my = m + 1 (oplossing : {(1, 0)} voor m = 1 en {( 52 , 3)} voor m = −2) 3