De brief aan de gemeente te Smyrna. Openb.2:8-11 Schrijf aan de engel van de gemeente in Smyrna: Dit zegt Hij die de eerste en de laatste is, die dood was en nu leeft: Ik weet van de ellende en de armoede waarin u verkeert, hoewel u rijk bent. Ik weet hoe u belasterd wordt door mensen die zich Joden noemen en het niet zijn, maar bij satan horen. Wees niet bang voor wat u nog te wachten staat. Sommigen van u zullen door de duivel in de gevangenis worden gegooid, en zo op de proef worden gesteld; tien dagen lang zult u het zwaar te verduren hebben. Wees trouw tot in de dood, dan zal Ik u als lauwerkrans het leven geven. Wie oren heeft, moet horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt. Wie overwint zal van de tweede dood geen schade ondervinden. A: Introductie. Openb.2:8a Schrijf aan de engel van de gemeente in Smyrna. Smyrna was een grote havenstad aan Egeïsche Zee aan de westkust van Asia, dat is het moderne Turkije; de stad had meer dan 100.000 inwoners. Tegenwoordig heet de stad Izmir, en heeft een bevolking van ongeveer 200.000 mensen. Deze stad is de enige van de zeven genoemde steden in Openb.2 + 3 die in deze tijd nog bestaat; satan heeft het getuigenis van de gelovigen niet kunnen vernietigen. Smyrna was een van de mooiste steden in Asia, en in de oude wereld werd zij “de Kroon van Asia” genoemd, of ook wel “de Bloem van Asia”. Het was een welvarende havenstad die door vele wegen verbonden was met de belangrijkste steden in Asia. Alle inwoners werden per wet verplicht om te aanbidden in een heidense tempel. De belangrijkste tempels waren de tempel van Zeus en de godin Cybele. Aanbidding van de keizer was een verbindende factor in het Romeinse rijk. Eenmaal per jaar werden alle onderdanen verplicht om wierook te offeren op een altaar voor de keizer. Maar christenen weigerden om hieraan deel te nemen, en ze werden daardoor beschouwd als misdadigers tegen de staat. Ze werden op de brandstapel verbrand of door wilde dieren gedood. Er was ook een grote invloedrijke Joodse bevolking die de gemeente vervolgde. De gemeente van Smyrna was een gemeente die vervolgd werd, maar Jezus riep hen op om niet bang te zijn en trouw te blijven, een trouw die van sommigen van hen zou vragen om te sterven voor hun geloof. Hij waardeerde hen voor hun volharding in vervolging en financiële armoede. Hij vertelde hen ook dat er nog meer vervolging zou komen, maar beloofde hen ook de kroon van het leven. B: De openbaring van Jezus over Zichzelf. Openb.2:8a Dit zegt Hij die de eerste en de laatste is, die dood was en nu leeft. Deze openbaring van Jezus verwijst terug naar Openb.1:17-18, en in totaal wordt acht keer in de Bijbel gesproken over de Eerste en de Laatste, 3 keer in Jesaja en 5 keer in het boek Openbaring (Jes.41:4, 44:6, 48:12, Openb.1:8+17, 2:8, 21:6, 22:13). Jezus is de eerste bron van alle zegen, en Hij is de laatste die staande zal blijven; dit geeft ons de zekerheid dat Hij al Zijn beloften zal vervullen. Het begin en het einde van Zijn plannen voor ons leven zijn veilig in Zijn liefdevolle en machtige handen. Openb.2:8b Dit zegt Hij die …… dood was en nu leeft. Jezus was gestorven, maar Hij werd weer uit de dood opgewekt; Jezus openbaarde Zichzelf aan een gemeente van martelaren als een Man die stierf maar de dood overwon. Jezus was als de eeuwige God de Eerste, maar Hij werd een Mens die de pijn van de dood omarmde als Degene die de macht over de dood had. Hij onderging het ergste dat mensen elkaar kunnen aandoen, en Hij zegevierde daarover; daarmee laat Hij zien dat Hij begrijpt wat Zijn volk ondergaat, en zo laat Hij zien dat Hij de Laatste is. C: Bevestiging van hun trouw. Openb.2:9 Ik weet van de ellende en de armoede waarin u verkeert, hoewel u rijk bent. Ik weet hoe u belasterd wordt door mensen die zich Joden noemen en het niet zijn, maar bij satan horen. 1 Jezus kende hun ellende en financiële armoede, maar Hij zag ook hoe zij voor het koninkrijk van God aan het werk waren temidden van voortdurende onderdrukking en vervolging, vaak door de Joden. De onderdrukking was er de oorzaak van dat zij vaak werden gedupeerd in allerlei zakelijke mogelijkheden, waardoor ze hun bezittingen verloren, met als gevolg dat velen van hen in financiële armoede leefden. Hebr.10:32-34 Herinner u de dagen van weleer, toen u, door het licht beschenen, in een moeizame worsteling met het lijden hebt standgehouden: enerzijds kreeg u publiekelijk smaad en beproevingen te verduren, anderzijds was u solidair met hen die hetzelfde moesten doormaken. U hebt meegeleefd met de gevangenen onder u, en toen u van uw bezittingen beroofd werd, hebt u dat in vreugde aanvaard, in de wetenschap dat u iets beters bezit, een blijvend bezit voor uzelf. De Bijbel leert ons dat wij vervolgingen moeten verwachten, wanneer wij volhardend voor Jezus willen leven (Matt.5:10-12, Joh.16:33, Hand.14:22, 2Tim.3:12). Vooral de vervolging van de gemeente in de eindtijd zal grote effecten hebben op onze financiële situatie. Openb.13:16-17 Verder liet het bij alle mensen, jong en oud, rijk en arm, slaaf en vrije, een merkteken zetten op hun rechterhand of op hun voorhoofd. Alleen mensen met dat teken, dat wil zeggen de naam van het beest of het getal van die naam, konden iets kopen of verkopen. Maar in de eindtijd zal Jezus laten zien dat Hij en Hij alleen het laatste woord heeft over de financiële rijkdommen van de wereld, want Hij is de Heer der heren en de Koning der koningen, en Hij laat Zijn soevereine heerschappij gelden op het moment dat Hij daarvoor kiest. Hag.2:7-8 Want dit zegt de HEER van de hemelse machten: Nog een korte tijd, een ogenblik slechts, en Ik zal de hemel en de aarde, de zee en het land doen beven. Alle volken breng Ik in beroering, hun schatten zullen Mij toevallen en Mijn huis zal Ik vullen met pracht en rijkdom, zegt de HEER van de hemelse machten. Het zilver is voor Mij en het goud is voor Mij, spreekt de HEER van de hemelse machten. Hoewel de gelovigen in Smyrna financieel gezien arm waren, beschrijft Jezus hen als rijk in God door de geestelijke rijkdommen van geloof, liefde, dienstbaarheid en grote volharding (1Petr.1:6, 4:13-14). Jezus onderwees in Lucas 12 een gelijkenis over de dwaasheid van het verwaarlozen van geestelijke rijkdommen, waarin Hij sprak over een man die vele aardse rijkdommen verzamelde maar niet rijk was in God (Luc.12:21). Hetzelfde gold ook voor de gelovigen in Laodicea die trots waren op financiële rijkdommen, maar geestelijk arm waren, en blind waren voor hun armoede (Openb.3:17). In Smyrna was de gemeente arm maar toch rijk, terwijl de gemeente in Laodicea rijk was maar toch arm. Armoede is niet een teken van geestelijk leven, maar vaak zijn het toch de armen die radicaler Jezus volgen, terwijl de rijken vaak moeite hebben om het koninkrijk van God binnen te gaan; wanneer ze desondanks toch tot geloof komen, hebben ze moeite om door te dringen tot de diepere dingen van het koninkrijk van God. Matt.19:23-24 Ik verzeker jullie: slechts met grote moeite zal een rijke het koninkrijk van de hemel binnengaan. Ik zeg het jullie nog eens: het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan. 1Tim.6:9-10 Wie rijk wil worden, staat bloot aan verleiding, raakt in een valstrik en valt ten prooi aan dwaze en schadelijke begeerten die een mens in het verderf storten en ten onder doen gaan. Want de wortel van alle kwaad is geldzucht. Door zich daaraan over te geven, zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben ze zichzelf veel leed berokkend. Jac.2:5 Luister, geliefde broeders en zusters: heeft God niet juist hen die naar wereldse maatstaven arm zijn, uitgekozen om rijk te zijn door het geloof en deel te krijgen aan het koninkrijk dat Hij heeft beloofd aan wie Hem liefhebben? 2Kor.6:10 We hebben verdriet maar toch zijn we altijd verheugd, we zijn arm maar toch maken we velen rijk, we bezitten niets maar toch hebben we alles. Net als de gemeente te Filadelfia (Openb.3:9) had ook de gemeente te Smyrna veel last van vervolging door etnische Joden, die overal in het buitenland woonden en vaak de oorzaak voor vervolging van de gelovigen in Jezus waren. Ook Paulus had vaak te maken met de vervolging door Joden die zich verzetten tegen Jezus, de Joodse Messias, en het evangelie 2 van Christus (Hand.9:23+29, 13:45+50, 14:2+19, 17:5+13, 18:12, 20:3, 21:27, 23:12). Tenslotte kwam Paulus tot de volgende conclusie. 1Tess.2:14-16 Het is u vergaan, broeders en zusters, als Gods gemeenten in Judea die Christus Jezus toebehoren. U hebt even zwaar onder uw stadsgenoten geleden als zij onder de Joden. Die hebben de Heer Jezus en de profeten gedood en ons tot het uiterste vervolgd. Ze mishagen God en zijn alle mensen vijandig gezind, omdat ze ons beletten andere volken bekend te maken hoe ze kunnen worden gered. De maat van hun zonden raakt nu vol, en Gods veroordeling is ten volle over hen gekomen. Jezus, de Koning der Joden en de Messias van Israël, was wel degelijk op de hoogte van de vervolging door Joden die beweerden Gods uitverkorenen te zijn en Zijn woord te eren, maar in de praktijk waren zij dienaars van satan. Paulus was vroeger ook een dergelijk soort Jood geweest, maar God had hem genade bewezen (1Tim.1:13); om die reden kende hij groot verdriet en enorme bewogenheid voor zijn eigen volk, en hij verlangde ernaar dat zij ook tot geloof zouden komen (Rom.9:1-3). De Joden ontkenden dat Jezus de Zoon van God was, en ze ontkenden Zijn opstanding uit de dood; ze beschouwden de wonderen die Hij deed als afkomstig van de duivel (Matt.9:34, 12:24). Jezus omschreef hen tot twee keer toe letterlijk als een synagoge van satan (Openb.2:9, 3:9 NBG’51), omdat zij aanbidders van Jezus hevig vervolgden. Natuurlijk gezien stamden zij af van Abraham, maar geestelijk gezien behoorden zij toe aan de duivel. Joh.8:44 Uw vader is de duivel, en u doet maar al te graag wat uw vader wil. Hij is vanaf het begin een moordenaar geweest. Hij hoort niet bij de waarheid, omdat er geen waarheid in hem is. Wanneer hij liegt, spreekt hij zoals hij is: een aartsleugenaar, de vader van de leugen. Matt.12:31-32 Daarom zeg Ik u: elke zonde en elke godslastering kan de mensen worden vergeven, maar wie de Geest lastert kan niet worden vergeven. En iedereen die iets ten nadele van de Mensenzoon zegt, zal worden vergeven. Maar wie kwaadspreekt van de Heilige Geest zal niet worden vergeven, noch in deze wereld, noch in de komende. D: Geen enkel woord van correctie! Jezus sprak geen enkel woord van correctie tegen deze gemeente, omdat de gelovigen trouw bleven temidden van onderdrukking. Er zijn maar twee van de zeven gemeenten in Openb.2+3 die geen woord van correctie kregen, en dat zijn Smyrna en Filadelfia. In hun beproevingen bleven zij zuiver in hun geloof en in hun gedrag. Het is opmerkelijk dat deze beide gemeenten de enigen waren die geen correctie kregen, maar ook de enigen waren die te maken hadden met vervolging door Joden. E: Aansporing tot een reactie. Openb.2:10 Wees niet bang voor wat u nog te wachten staat. Sommigen van u zullen door de duivel in de gevangenis worden gegooid, en zo op de proef worden gesteld; tien dagen lang zult u het zwaar te verduren hebben. Wees trouw tot in de dood …… Jezus overzag de toekomst voor deze gemeente, omdat Hij Heer is over verleden, heden en toekomst, en Hij altijd dezelfde blijft (Hebr.13:8); daarom kon Hij hen informeren over het feit dat sommigen van deze gelovigen in de gevangenis zouden worden gegooid, en enkelen van hen zelfs een marteldood zouden ondergaan. Jezus vertelde dit aan hen om hen voor te bereiden op de dingen die zouden komen. Ze zouden in de gevangenis worden gegooid vanwege hun weigering om de keizer als god te aanbidden. De geschiedenis vertelt dat Joden christenen aangaven bij de Romeinse autoriteiten als misdadigers tegen de staat. Maar Jezus waarschuwde hen voor wat komen ging, zodat zij voorbereid zouden zijn. Joh.16:1-4 Dit alles heb Ik tegen jullie gezegd om te voorkomen dat jullie je geloof verliezen. Jullie zullen uit de synagoge gezet worden, en er komt zelfs een tijd dat iedereen die jullie doodt, meent daarmee God te dienen. Maar ze doen dat omdat ze de Vader en Mij niet kennen. Ik zeg jullie dit nu, en wanneer die tijd komt zullen jullie denken aan wat Ik gezegd heb. Ik heb dit niet al eerder verteld omdat Ik nog bij jullie was. Deze vervolging was duidelijk het werk van satan; satan inspireerde slechte mensen om sommige gelovigen in de gevangenis te gooien om hen ertoe te verleiden hun trouw aan 3 Jezus op te geven. Satan werkte achter de schermen samen met deze afvallige Joden om christenen gevangen te zetten, maar soms staat God toe dat satan dit doet zoals Hij satan toestond om Job te testen (Job 1-2). Zo werd ook Johannes de Doper in de gevangenis gegooid en later onthoofd door mannen die geïnspireerd werden door satan (Marc.6:17-29). De Heer bevrijdde echter de apostelen uit de gevangenis (Hand.5:19), en later Petrus nog een keer (Hand.12:6-11). De diaken Stefanus werd echter gestenigd (Hand.7:57-60), en Jacobus was de eerste apostel die werd gedood (Hand.12:2), en uit de kerkgeschiedenis weten we dat alle apostelen behalve Johannes als martelaar zijn gestorven. Ook Paulus werd verschillende keren in de gevangenis gezet, maar ook weer vrijgelaten (Hand.16:24-26, 2Kor.11:23), maar uiteindelijk is ook hij als martelaar gestorven. Jezus staat toe dat Zijn dienaren in de gevangenis worden gezet om Zijn getuigenis door hun betrouwbaarheid heen groot te maken. Dit test de diepte van iemands liefde voor Jezus, en wordt openlijk bewezen hoe groot de waardigheid van Jezus in iemands leven is; als gevolg daarvan wordt het geloof gelouterd en gereinigd tot de eer van Jezus Christus. 1Petr.1:6-7 Verheug u hierover, ook al moet u nu tot uw verdriet nog een korte tijd allerlei beproevingen verduren. Zo kan de echtheid blijken van uw geloof, zoveel kostbaarder dan vergankelijk goud, dat toch ook in het vuur wordt getoetst, en zo verwerft u lof, eer en roem wanneer Jezus Christus Zich zal openbaren. Hand.5:40-41 Ze riepen de apostelen weer binnen. Ze lieten hen geselen, bevalen hun de naam van Jezus niet meer te gebruiken en lieten hen vrij. De apostelen verlieten het sanhedrin, verheugd dat ze waardig bevonden waren deze vernedering te ondergaan omwille van de naam van Jezus. Jezus moedigde hen aan om trouw te zijn tot in de dood; door de eeuwen heen zijn veel christenen vervolgd om hun geloof. Het is zelfs zo dat in de 20e eeuw meer christenen om hun geloof gestorven zijn dan in de 19 eeuwen daarvoor bij elkaar opgeteld; het aantal martelaren van de 20e eeuw ligt boven de 35 miljoen. Maar in de eindtijd zal de genade van het martelaarschap nog veel meer gelovigen aanraken; het aantal martelaren in de eindtijd zal zeer waarschijnlijk het aantal martelaren van de 20e eeuw nog overtreffen. De gemeente heeft het hard nodig om vertrouwd te raken met de nieuwtestamentische waarheid over het martelaarschap, zoals dat in diverse gebieden van de wereld al het geval is. Satan mag dan vele gelovigen in de eindtijd fysiek overwinnen door hen te doden (Openb.13:7), maar in de geestelijke realiteit overwinnen de martelaars hiermee de duivel (Openb.12:10-11, 15:2). Jezus profeteerde over een onderdrukking van 10 dagen; deze 10 dagen worden zowel letterlijk als profetisch geïnterpreteerd. Sommigen interpreteren deze 10 dagen als de 10 perioden van vervolging onder de Romeinse keizers, vanaf Nero tot Diocletianus. Maar er is geen aanwijzing in de tekst die veronderstelt dat het getal 10 symbolisch bedoeld is; deze gemeente heeft zeer waarschijnlijk een vreselijke periode van 10 dagen vervolging gekend. Maar deze beproeving was zeer kort in vergelijking met de eeuwige zegeningen die hen door de Heer beloofd werden. Jezus moedigde hen aan om niet bang te zijn voor het lijden, omdat ze een eeuwige beloning zouden krijgen (Matt.10:22). F: Een kroon als belofte voor overwinnaars. Openb.2:10b Wees trouw tot in de dood, dan zal Ik u als lauwerkrans het leven geven. De lauwerkrans of de kroon van het leven is niet hetzelfde als de gave van het eeuwige leven dat elke wedergeboren gelovige ontvangt door geloof; dit is een speciale beloning voor volharding tijdens vervolging die een gelovige in staat stelt om meer van Gods glorie te ervaren. 2Kor.4:16-17 Ook al gaat ons uiterlijke bestaan verloren, ons innerlijke bestaan wordt van dag tot dag vernieuwd. De geringe last die we tijdelijk te dragen hebben, brengt ons een eeuwige luister, die alles omvat en alles overtreft. Elke gelovige zal een bepaalde mate van Gods tegenwoordigheid in het eeuwige leven mogen ervaren, want het eeuwige leven van God heeft een oneindige mate van glorie. De kroon van het leven wijst op het ervaren van grotere volheid van Gods glorie; deze kroon van het leven is een parallel van de boom van het leven (Openb.2:7). In ons opstandingslichaam zullen wij allemaal verschillende geestelijke capaciteiten hebben (1Kor.15:41-42), maar de 4 kroon van het leven wordt door God alleen aan gelovigen gegeven die bewezen hebben deze kroon waardig te zijn. Deze kroon is niet gerelateerd aan onze eeuwige redding maar aan onze plaats of functie in Zijn eeuwige koninkrijk, de infrastructuur van gezag in de eeuwigheid. Jac.1:12 Gelukkig is de mens die in de beproeving staande blijft. Wie de proef doorstaat, ontvangt als lauwerkrans het leven, zoals God heeft beloofd aan iedereen die Hem liefheeft. De NBV-vertaling lijkt te suggereren dat het eeuwige leven zelf de kroon is, maar de kroon van het leven is een extra mate van glorie als bekroning voor volharding in beproeving; en daarin is niet iedereen gelijk, want sommigen verliezen de waarde van alles wat zij op aarde gedaan hebben, maar worden zelf als door vuur heen gered (1Kor.3:13). Maar anderen zullen lof van de Heer ontvangen omdat zij vele dingen voor Hem in het verborgene gedaan hebben, waarvoor Hij hen zal belonen (1Kor.4:5). Er zijn zeven verwijzingen in het Nieuwe Testament over deze kroon die een gelovige van de Heer mag ontvangen. Er wordt twee keer over deze kroon gesproken als over de kroon van het leven (Jac.1:12, Openb.2:10), één keer over de kroon der gerechtigheid (2Tim.4:8), en één keer over de kroon van glorie (1Petr.5:4). De overige vier keer wordt er over deze kroon algemeen gesproken (1Kor.9:25, Openb.3:11, 4:10); daaruit zou afgeleid kunnen worden dat de specifieke omschrijvingen verschillende nuances van dezelfde beloning zijn. Deze eeuwige beloning heeft te maken met een grotere capaciteit om het leven van God te ervaren en te kunnen uitdelen, want een grotere mate van Gods glorie houdt verband met een grotere mate van de zalving met de Heilige Geest. De autoriteit om het leven van God, - d.w.z. Zijn glorie - aan anderen toe te dienen d.m.v. een gezalfde bediening in de eeuwige toekomst, is een aspect van deze kroon van het leven. De bezitter van deze kroon zal grote vreugde ervaren door partnerschap met Jezus in het uitoefenen van een bediening die zeer kostbaar is voor het hart van Jezus. Er worden in het Grieks van het Nieuwe Testament twee verschillende woorden gebruikt voor het woord kroon of lauwerkrans; het eerste woord is ‘diadem’ wat te maken heeft met de kroon van een heerser, het tweede woord is ‘stephanos’ wat te maken heeft met een lauwerkrans voor een winnaar bij de Olympische Spelen. Dit laatste woord wordt in alle zeven bovengenoemde teksten gebruikt. Wij moeten leren om de relatie tussen beproeving in onderdrukking en het ontvangen van een eeuwige beloning te ontdekken in de Bijbel, zodat wij uitgedaagd worden om ons uit te strekken naar deze eeuwige beloning die voor elke gelovige beschikbaar is. Rom.8:18 Ik ben ervan overtuigd dat het lijden van deze tijd in geen verhouding staat tot de luister die ons in de toekomst zal worden geopenbaard. G: Bescherming tegen de tweede dood. Openb.2:11 Wie oren heeft, moet horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt. Wie overwint zal van de tweede dood geen schade ondervinden. De tweede dood is een eeuwige scheiding van God, waardoor een mens niets anders rest dan om voor eeuwig te verblijven in de poel van het vuur (Openb.20:10, 14-15). Overwinnen betekent trouw blijven onder de vervolgingen; de gelovigen werden slecht behandeld op relationeel, financieel en lichamelijk gebied, omdat zij trouw bleven aan Jezus. Maar Jezus beloofde hen dat de tweede dood hen totaal geen kwaad zou kunnen doen, hoewel ze door de eerste dood wel werden getroffen. Maar op de dag waarop de tweede dood uitgevoerd wordt, zullen alle mensen zien dat de werken, die in liefde voor Jezus gedaan zijn, veilig zijn, terwijl de vervolgers de volheid zullen zien van wat zij verloren hebben door de gemeente van Jezus te vervolgen. De rechterstoel van Christus en het oordeel van de tweede dood demonstreren de grote ommekeer in de geschiedenis, wanneer gerechtigheid wordt gezien als wijs en verstandig, en zonde gezien wordt als een verschrikkelijke verspilling van het leven (2Tess.1:5-10). Daarom is het veel beter om als martelaar de eerste tijdelijke dood te ondergaan dan als een onderdrukker de eeuwige tweede dood te moeten ondergaan. De tweede dood wordt vier keer genoemd (Openb.2:11, 20:6+14, 21:8). De eerste dood is de fysieke dood, maar de tweede dood is de eeuwige geestelijke dood in de hel. 5 H: Profetisch beeld van de kerkgeschiedenis. Er zijn theologen die de zeven verschillende gemeenten uit Openb.2-3 zien als profetische afschaduwing van zeven perioden in de kerkgeschiedenis. De gemeente van Efeze is dan representatief voor de nieuwtestamentische gemeente vanaf de pinksterdag tot aan het einde van de eerste eeuw (30-100 na Chr.) vanwege vurige ijver en leerstellige zuiverheid. De gemeente van Smyrna is dan een profetisch beeld van de periode van de martelaren tijdens het Romeinse keizerrijk (100-313 na Chr.), totdat keizer Constantijn de Grote in het jaar 313 na Chr. het christendom tot de officiële godsdienst van het Romeinse keizerrijk verklaarde. De tien perioden van vervolging door Romeinse keizers zijn dan deze. 1. Nero (54-68 na Chr.) 2. Domitianus (81-96 na Chr.) 3. Trajanus (98-117 na Chr.) 4. Marcus Aurelius (161-180 na Chr.) 5. Septimus Serverus (202-211 na Chr.) 6. Maximinus (235-238 na Chr.) 7. Decius (249-253 na Chr.) 8. Valerianus (257-260 na Chr.) 9. Aurelianus (270-275 na Chr.) 10. Diocletianus (303-313 na Chr.) V.v.d.B. 6