Hoofdstuk 2

advertisement
H2: de verzorgingsstaat als context van
sociaal agogisch handelen
De Cnuydt Jasper
1.De verzorgingsstaat als politieke interventiestructuur
In de Westerse wereld vinden agogische interventies plaats in de context van een
specifieke interventiestructuur, met name de verzorgingsstaat.
1.1. Wat is een verzorgingsstaat?
een maatschappijvorm waarin de overheid niet enkel optreedt voor het beschermen van
burgerlijke en politieke rechten maar ook tussenkomt in de vormgeving aan het
maatschappelijk leven en waarbij deze overheidstussenkomst gericht is op een
vermindering van de marktafhankelijkheid.
Er zijn verschillende types die verwijzen naar een verschillende houding tussen zelfzorg,
particuliere zorg en overheidszorg.
1.2. Historische ontwikkelingen van de verzorgingsstaat
De humanistische benadering
16de eeuw met het verdwijnen van de feodaliteit. Sociaal-economisch: ontstaan van
proletariseringsproces: personen die overleven door hun arbeidskracht te verkopen aan
bezitters van de productiemiddelen. Sociaal-cultureel: een nieuw, humanistisch
wereldbeeld. Een nieuwe benadering van sociale problemen:
- met werelds karakter
- een pessimistische kijk op arbeid, maakt plaats voor een positief geïnspireerd
arbeidsethos
- appel op de overheid, leidt tot een toenemende rol van de staat, de overheidsinterventie
wordt gezien als subsidiair ten overstaande van arbeid en gezin
Deze benadering maakt een onderscheid tussen ‘goede’ en ‘slechte’ armen, ook wordt de
bedeling van steungerechtigde armen gerationaliseerd. Zowel de repressieve als
integrerende maatregelen hebben disciplinering als finaliteit.
De omslag van de industriële revolutie
Verlichting breng hierin verandering, richt zich nu ook op maatschappelijke oorzaken.
Kapitalisme op economisch vlak en rationeel en utilitair denken op cultureel vlak, leidden
tot wetenschappelijke interesse. Werkverschaffing en (her)opvoeding werden gezien als
de belangrijkste sociale beleidsinstrumenten. Opvoedende interventies worden niet enkel
gezien als middelen tot lotsverbetering, maar ook tot verandering van de samenleving. Er
werden ook initiatieven ontwikkeld die een verzekering inhielden tegen sociale risico’s.
Het interbellum en de periode na WOII
Uitbouw van een verzuilde samenleving, op een levensbeschouwelijke grondslag.
(katholiek-sociaal-liberaal). Deze werden ingebouwd in de uitbouw van de
verzorgingsstaat. De Belgische verzorgingsstaat werd na WOII fundamenteel uitgebouwd
via de sociale zekerheid. 1944: Nationaal Pact van Sociale solidariteit, start van de
overlegeconomie en de uitbouw van een uitgebreid stelsel van sociale zekerheid. Er werd
gesproken van een ‘sociale welvaartsstaat’.
’60-’70 nadruk meer van welvaart naar welzijn, van tegemoetkoming aan materiële risico’s
naar de bevordering van het psychisch en sociaal welbevinden. Sociale zekerheid en
sociale voorzieningen werden gezien als de concrete vormgeving aan de herverdelingsen integratiefunctie van de overheid. Later werd de omslag gemaakt naar een
1
H2: de verzorgingsstaat als context van
sociaal agogisch handelen
De Cnuydt Jasper
mensenrechtenparadigma. De arbeider verstevigd zijn plaats op het algemeen
maatschappelijk vlak. Het individueel belang van individuen en groepen wordt hierbij
gekoppeld aan het algemeen belang, de gewenste samenleving.
1.3. Conceptuele origines van de verzorgingsstaat.
Notie van sociale bescherming
Sociale interventies worden in deze benadering gezien als een vorm van sociale ruil:
bescherming in ruil voor aanpassing aan de bestaande orde.
De kerkelijke liefdadigheid
Caritasdenken, kenmerkend is het gunstkarakter van de zorg, en de instrumentalisering
van de zorg. Het gunstkarakter verwijst naar de afhankelijkheid van noodhebbenden van
de goodwill van diegenen die zorg verstrekken. Instrumentalisering verwijst naar de
finaliteit van de zorgverstrekking, de nadruk lag op de liefdadigheid als plicht; de hulp aan
armen ging aldus gepaard met een zekere tolerantie van armoede en bedelarij. Het
caritasdenken heeft ook een impact op de organisatie van de zorg. Het particulier initiatief
krijgt een belangrijke plaats in de vormgeving en financiering van de zorg. In de
ontwikkeling van de verzorgingsstaat werden deze initiatieven geleidelijk aan erkend en
gesubsidieerd door de overheid.
Lokalistische structuur
De gemene rechten en solidariteitsmechanismen van dorpsgemeenschappen.
(instellingen zijn lokaal) Deze lokale logica staat actueel onder druk, door de globalisering
van de economie.
Ontwikkeling van het kapitalisme
Het kapitalisme is van fundamenteel belang voor de ontwikkeling van ons zorgsysteem
omdat ze functionele imperatieven aanreikt, die worden vertaald in de sociaal politieke
doelstellingen: arbeidsmarktkwalificatie en ordehandhaving.
Arbeidsmarktkwalificatie: mensen moeten zich aanzetten tot het aanbieden op de
arbeidsmarkt wanneer de markt behoefte heeft aan deze vraag.
Ordehandhaving: kapitalistische economie kan pas functioneren als er voldoende aanbod
is en er voldoende vraag is.
Beide voorwaarden vergen maatschappelijke orde.
Om deze doelstellingen te realiseren wordt een sociaal beleid ontwikkeld dat de lonen in
zekere mate ‘gedecommodificeerd’ zijn, dwz onttrokken zijn aan de marktvoorwaarden.
Het gecommodificeerd deel omvat het loon dat afhankelijk is van de hoogte van de vraag
naar het soort arbeid dat gepresteerd wordt. Het gedecommodificeerd deel omvat het loon
dat via het zorgsysteem verstrekt wordt.
De impact van het kapitalisme op de ontwikkeling van de verzorgingsstaat vinden we terug
in de afstemming van het zorgsysteem op de arbeidsmarktvereisten en op de vereiste van
arbeidsbereidheid.
2
H2: de verzorgingsstaat als context van
sociaal agogisch handelen
De Cnuydt Jasper
De ontwikkeling van de staat
De staat wordt aangevuld van een vertegenwoordiger van het algemeen belang, met
arbeidsmarktkwalificatie en ordehandhaving als doelstellingen met het recht op een
menswaardig bestaan. Met het streven naar een grotere maatschappelijke gelijkheid.
De verzorgingsstaat: een interventiestaat
De verzorgingsstaat is te zien als het resultaat van een voortdurend zoeken naar
evenwicht tussen behoudsgezinde sociaal politieke doelstellingen van
arbeidsmarktkwalificatie en ordehandhaving en de emanciperende opgave van grotere
maatschappelijke gelijkheid in de mogelijkheden een menswaardig bestaan te leiden.
Interventiestaat: staat grijpt in op alle mogelijke samenlevingsterreinen.
1.4. Types verzorgingsstaten: ‘geïnstitutionaliseerde levenskansen’ als criterium
In een kapitalistische samenleving is het marktbeginsel overheersend, maar ook via het
behoeftebeginsel kunnen (maatschappelijke) goederen bedeeld worden. Deze verdeling
gebeurt via het behoeftebeginsel door collectivisering. De verzorgingsstaat is als politieke
interventiestructuur uitdrukking van zo’n collectiviseringsproces.
Definitie van de verzorgingsstaat
Een verzorgingsstaat is te zien als:
- een structurele vormgeving (aan een politiek compromis tussen een vrije markt en een
collectivistisch stelsel)
- de overheid, via haar sociaal beleid, moet corrigerend optreden
- Deze moeten ervoor zorgen de kansen op een menswaardig bestaan minder afhankelijk
worden van de positie die mensen innemen op de markt
- niet de overheidsinterventie op zich, nog de gerichtheid van deze interventie op de
vermindering van marktafhankelijkheid is een voorwaarde om van een verzorgingsstaat
te kunnen spreken
Types verzorgingsstaten
Verschillen naargelang historische en maatschappelijke omstandigheden. Het
onderscheid berust op 2 criteria.
1) de mate waarin de keuzemogelijkheden tot individuele ontplooiing in een samenleving
structureel voorzien zijn (sociale rechten)
2) de mate waarin deze structurele keuzemogelijkheden ook cultureel ingebed zijn, dat ze
gedragen worden door de ervaring van een sociaal contract tussen maatschappelijke
partijen en klassen (culturele verankering)
TYPE 1: sociaal-democratische verzorgingsstaat
- individuele burgers beschermen
- aanname van de menselijke waardigheid
- recht op arbeid
TYPE 2: institutionele verzorgingsstaat
- corporatische regime: sociale rechten zijn aanwezig en worden cultureel gedragen
- mogelijkheden tot integratie en participatie vallen nadeliger uit voor kwetsbare groepen
- algemeen gezien zijn er minder keuzemogelijkheden structureel voorhanden
3
H2: de verzorgingsstaat als context van
sociaal agogisch handelen
De Cnuydt Jasper
TYPE 3: residuele verzorgingsstaat
- liberaal regime: individuele verantwoordelijkheid van de mensen staat centraal
- sociale solidariteit is begrensd tot bepaalde situaties en wordt selectief toebedeeld aan
specifieke bevolkingscategorieën
TYPE 4: rudimentaire verzorgingsstaat
- scoort laag op sociale rechten en culturele dimensie
- familiale solidariteit staat centraal
- sociale rechten en keuzemogelijkheden zijn zeer beperkt aanwezig
De grenzen tussen deze types zijn open, naargelang de vormgeving van het sociaal beleid
op een bepaald moment, kunnen diverse regimekenmerken gecombineerd voorkomen.
Zowel de ontwikkelingen op internationaal als nationaal vlak zorgen voor druk, de
veranderende maatschappelijke omstandigheden zorgen ervoor dat er telkens opnieuw
keuzes moeten gemaakt worden.
1.5. Basistechnieken van de verzorgingsstaat
De sociale zekerheid
De essentie van een verzorgingsstaat is dat de overheid haar burgers een redelijk bestaan
garandeert. De centrale voorziening hiertoe is de sociale zekerheid, deze verliep in
verschillende fasen.
Fase 1: vrijwillige onderlinge verzekeringen
mensen verenigden zich om onderling financiële hulp te bieden, dit werd door de
opkomende arbeidersbeweging verder uitgebouwd tot de huidige mutualiteiten.
Fase 2: gesubsidieerde vrijwillige verzekeringen
de overheid stimuleerde de vorming van de maatschappijen voor onderlinge bijstand via
overheidssubsidies. Dit leidde tot een schaalvergroting van de maatschappijen tot een
overkoepeling op verzuilde basis.
Fase 3: verplichte sociale verzekeringen
tussen WOI en WOII werden de verzekeringen verplicht, door het Nationaal Pact van
Sociale Solidariteit, voor regelmatige werknemers.
Fase 4: minimumuitkering
werd voorzien, losgekoppeld van gepresteerde arbeid en in functie van een aangetoonde
behoeftesituatie
Actuele ontwikkeling
Centraal hierin staan 2 vragen:
Het zoeken naar vormen van sociale bescherming die tegemoet komen aan sociale noden
als gevolg van de veroudering van de bevolking, de individualisering van de levensloop en
de destandaardisering van het gezin.
Het zoeken naar een goede relatie tussen behoefte, risico en risico-dekking.
Kenmerkend voor de sociale zekerheid is dat het gaat om een herverdeling van verplicht
opgespaarde gelden van de gerechtigden. Het is verbonden met een bepaalde
beroepsarbeid.
4
H2: de verzorgingsstaat als context van
sociaal agogisch handelen
De Cnuydt Jasper
De bijstand
zowel voorloper van de sociale zekerheid, als sluitstuk ervan.
Het basisprincipe is de behoeftigheid, dit los van geleverde arbeidsprestaties. Het is een
afgeleide uit de publieke armenzorg, de voorloper van de sociale zekerheid. Het is de
oudste vorm van sociale ondersteuning buiten de familie. Het is een sluitstuk van sociale
zekerheid omdat het een minimumuitkering(leefloon) geeft naargelang de behoeftigheid,
ook voor wie geen arbeidsprestaties leverde.
Het essentiële verschil met de sociale zekerheid ligt in de behoeftigheid. Er is wel een
zekere overvloei tussen beide in de zgn ‘gemengde prestatieregelingen’.
De sociale voorzieningen
omvatten de collectieve goederen en diensten die door de overheid verzekerd worden in
hoofde van alle burgers. Kan universeel of selectief zijn. Universele rechten zicht tot de
hele bevolking (onbedoeld-onbewust worden mensen uitgesloten), selectief maar tot
bepaalde categorieën van de bevolking. (om ongelijkheden op te heffen, maar heeft
stigmatiserend karakter waardoor het hoogdrempelig ervaren kan worden)
Mattheuseffect: een goed evenwicht tussen universaliteit en selectiviteit is een belangrijke
vereiste voor een doelmatig sociaal beleid.
Om van een recht op maatschappelijke dienstverlening te kunnen spreken, moeten ze aan
bepaalde criteria voldoen:
- bereikbaarheid
- beschikbaarheid
- betaalbaarheid
- bruikbaarheid
- begrijpbaarheid
Sociale rechten
Minimalistische benadering: sociale grondrechten enkel een bevestiging in van wat reeds
is vastgelegd in verdragen.
Maximalistische benadering: een radicalisering van deze internationale teksten
Ze zijn te zien als spanningsverhouding, maa rook in samenhang met beginselen van
verdienste en behoeftigheid. Hebben nood aan een zorgverhouding en een
maatschappelijk draagvlak.
Sociale rechten worden gerealiseerd in samenhang met de bijstand, de sociale zekerheid
en de sociale voorzieningen. Ze geven samen de performantie aan het sociaal beleid, dit
zijn de prestaties van het sociaal beleid op verschillende domeinen.
2. Ideologische fundamenten van de verzorgingsstaat
De overheid heeft een sturende rol in de vormgeving van de samenleving, de vraag is
echter vanuit welke opvattingen of ideologie deze overheidstaak vorm gegeven wordt.
Noties over sociale rechtvaardigheid vormden aldus de kern van de ideologie van de
verzorgingsstaat.
5
H2: de verzorgingsstaat als context van
sociaal agogisch handelen
De Cnuydt Jasper
Ideologie is een gestructureerde maatschappelijke werkelijkheid die mensen en hun
levensopvattingen onderling verbindt, en hen aangeeft welke de taken zijn die hun inde
maatschappij worden opgedragen.
Ideologisch gezien is de ontwikkeling van de verzorgingsstaat te zien als een debat tussen
2 denkmodellen over rechtvaardigheid:
- rechtvaardigheid als wederzijds voordeel
ligt aan de basis van de ontwikkeling van het verzekeringsprincipe
- rechtvaardigheid als onpartijdigheid
2.1. Het verzekeringsprincipe: rechtvaardigheid als wederzijds voordeel
Mensen zijn nooit rechtvaardig uit vrije wil, ze zullen enkel rechtvaardig handelen wanneer
ze ertoe gedwongen worden of omdat ze vrezen dat onrechtvaardigheid gestraft wordt.
Het verzekeringsprincipe is gebaseerd op premiebetaling, tegelijk produceert dit
verzekeringssysteem solidariteit; doordat mensen een deel van hun inkomen afstaan.
Deze verzekeringen werden door de overheid verplicht gesteld, om arbeidsreserves in
stand te houden en om ‘Adverse selection’ te vermijden. Adverse selection verwijst naar
de uitsluiting van de meest kwetsbare mensen uit een enkel volgens marktlogica
opgebouwd verzekeringssysteem. Met als gevolg dat diegenen voor wie de verzekering
het belangrijkst is de desbetreffende premies niet langer kunnen betalen.
2.2. Kritieken op het verzekeringsprincipe
• werkt in tijdelijke, voorbijgaande individuele of maatschappelijke probleemsituaties, maar
niet in situaties van structurele uitsluiting
• veronderstelt aantoonbaar verantwoordelijk gedrag
• berust op een zekere voorspelbaarheid, matig aanwezig. Redenen hiervoor liggen in de
demografische ontwikkelingen en in de toenemende technische vooruitgang en
grootschalige productiewijzen
2.3. Politieke basisprincipes: rechtvaardigheid als onpartijdigheid
Mensen zijn rechtvaardig wanneer ze genoeg verbeelding kunnen opbrengen om zich van
hun onmiddellijk eigen belang los te maken, en in staat zijn de belangen van anderen op
dezelfde manier als hun eigen belang in rekening te brengen.
Basisprincipes van sociale rechtvaardigheid, op 2 aannames:
- ieder mens heeft gelijke basisrechten en vrijheden, deze zijn verenigbaar met de rechten
en vrijheden van anderen. De staat dient deze rechten en vrijheden te garanderen.
- sociale en economische ongelijkheid is alleen gerechtvaardigd wanneer ze verbonden is
met posities die openstaan voor iedereen en/of als de minst bevoordeelden in de
samenleving baat hebben bij deze ongelijkheid.
De samenleving is hierbij te zien als een sociaal contract, deze berusten op de aanname
dat alle individuen en groepen in de samenleving het over de meest essentiële zaken
eens zijn.
De gekozen principes regelen in eerste instantie de onderlinge verhoudingen tussen
diegenen die mee aan de basis liggen van het sociaal contract. Andere belangen en
personen kunnen mee opgenomen worden, hetzij als een afgeleide, hetzij in een later
stadium, nadat de principes gekozen zijn.
2.4. Sociale rechtvaardigheid: leren omgaan met ongelijkheid
6
H2: de verzorgingsstaat als context van
sociaal agogisch handelen
De Cnuydt Jasper
Sociale rechtvaardigheid kan ook benaderd worden vanuit de vraag naar hoe
maatschappelijke goederen en diensten en maatschappelijke rechten verdeeld zijn in de
samenleving, en of deze verdeling sociaal rechtvaardig is. Uitgangspunt van deze
benadering is dat een sociaal rechtvaardige samenleving gebaseerd is op de erkenning
van essentiële menselijke rechten, die door alle staten gerespecteerd en
geïmplementeerd moeten worden, als een noodzakelijk minimum, vereist door het respect
voor de menselijke waardigheid.
2.5. Mensenrechten en het sociaal werk
Sociale interventies moeten begrepen worden als thematisering van de relatie tussen
individu en gemeenschap, in de richting van een emancipatie van het individu, dit als een
opeenvolging van generaties.
De eerste generatie mensenrechten: de individueel liberale rechten
In de Oudheid heeft het begrip individuele vrijheid geen zelfstandige filosofische
betekenis. In de Middeleeuwen door de feodale organisatie krijgt men erkenning van het
begrip ‘collectiviteit’ en de erkenning van corporatieve rechten. Zoals de Magna Charta,
waarin de rechten van de onderdanen worden vastgelegd. 16de-17de eeuw, wordt de
constitutionele ontwikkeling ingezet, Bill of Rights waren scheiding der machten, rechten
van het parlement, procedure van wetgeving en de individuele vrijheid werd vastgelegd.
De ontwikkeling van deze rechten ging over drie fasen:
1. erkenning vrijheidsrechten, recht op vrije meningsuiting, vrijheid van godsdienst,...
2. mensenrechtenconcept, grondrechten werden vastgelegd samen met een filosofisch
inzicht praktisch te verwezenlijken, namelijk de verwerkelijking van de individuele
vrijheid binnen de staatsorganisatie
3. doorwerking van het gedachtegoed van de Franse revolutie in de uitbouw van de
nationale staten, golf van nationale erkenning van de grondrechten, maar deze rechten
onthouden aan groepen van de bevolking zoals kinderen en migranten
De tweede generatie mensenrechten: de sociaal-economisch rechten
Na 1945: internationale erkenning van de mensenrechten, door de Universele Verklaring
van de Rechten van de Mens met als ge volg de sociale grondrechten. Deze nieuwe
benadering sluit in dat de overheid via haar sociale politiek het ‘recht op een menswaardig
bestaan’ voor iedereen dient na te streven.
Sociale grondrechten omvatten de mogelijkheidsvoorwaarden om een menswaardig
bestaan uit te bouwen en een appel in op het agogisch engagement van de samenleving
om deze wetten te realiseren. Het is dus niet enkel compenserend maar ook reformerend,
deze werking betekend een belangrijke omslag in het welzijnsdenken.
De derde generatie mensenrechten: de solidariteitsrechten
‘breuk van de democratie’: de realisatie van solidariteitsrechten. Omvatten fundamenteel
recht op participatie: het recht op deelname aan de cultuur. Zo gaan de sociaaleconomische grondrechten verwijzen naar de positionele dimensie van het sociaal
handelen en de solidariteitsrechten naar de culturele dimensie.
De solidariteitsrechten vormen de kern van het mensenrechtenconcept, omdat zij
verwijzen naar een collectieve dimensie.
2.6. De impact van mensenrechten op het sociaal werk
7
H2: de verzorgingsstaat als context van
sociaal agogisch handelen
De Cnuydt Jasper
juridisch technische lezing: ‘rights talk’ waarbij oplossingen gezocht worden voor
maatschappelijk problemen in de termen van rechten van de betrokken partijen
sociaal politieke lezing: erkenning van het recht op een menswaardig bestaan en de
ontwikkeling van concepten van sociaal werk, uitgaande van sociaal werk als een cultureel
forum.
Een ontwikkeling naar juridisering
Mensenrechten sluiten welzijnsrechten in, een recht op maatschappelijke dienstverlening
en de rechten van ‘gebruikers’ van welzijnsvoorzieningen. Welzijnsrechten of ‘welfare
rights’ omvatten ook zogenaamde ‘gebruikersrechten’ in de welzijnszorg. Deze
welzijnsrechten zijn functionele rechten: ze moeten ertoe leiden dat de kwaliteit van de
geboden hulp en dienstverlening verzekerd is.
Recht op menswaardig bestaan: sociaal politieke grondslag van het sociaal werk
De finaliteit van het overheidsoptreden ligt in het realiseren van de conformiteit aan de
wet. Deze functionaliteit brengt een aantal specifieke kenmerken mee:
1. Van selectiviteit naar menswaardigheid
In het burgerlijk liberale denken had selectiviteit te maken met de gerichtheid op de
situatie van lagere sociale klassen. Men moet realiseren dat het gaat om interventies
die nodig zijn opdat mensen goed kunnen functioneren in de samenleving. Deze
selectieve gerichtheid wordt door Elias en Scotson beschreven als: het empirisch
paradigma van de gevestigden en de buitenstaanders; mensen die van macht sterker
zijn dan andere, denken van zichzelf dat ze ook moreel beter zijn dan deze anderen.
Vanuit de erkenning van het recht op een menswaardig bestaan wordt met deze
evidentie gebroken.
2. Van negatieve naar een positieve welzijnsdefinitie
Het gaat om het voorkomen en desgevallend corrigeren van probleemgedrag. Vanuit
deze negatieve definiëring worden welzijnsinterventies vooral categoriaal ingevuld en
voor een merendeel als bijzondere zorg. Deze zorg wordt vervolgens overwegend
gezien als een opvangnet en niet als een basisvoorziening. Een positieve
welzijnsbenadering gaat even goed om de realisatie van menswaardige sociale
verhoudingen in de samenleving (welzijn als leerproces)
3. Van consensus naar dissensus
Welzijn wordt dan gezien als een utilitair welzijn: een leren beheersen van de
vaardigheden en attitudes die nodig zijn om een te kunnen sluiten op de verwachtingen
die in de samenleving gelden. Uitgegaan van een consensusopvatting over sociale
problemen, er wordt aangenomen dat mensen in concrete situaties dezelfde
prioriteiten stellen en hiernaar handelen. De utilitaire benadering leidt uiteindelijk ook
tot een beperkt welzijnsbesef. In het mensenrechtendenken verschuift daarom de
aandacht van de rangordening van behoeften, naar de concrete situatie waarin
mensen vertoeven.Opvoedingsondersteuning werd gezien als een bijzondere zorg, in
een mensenrechtendenken wordt dit gezien als in eerste instantie een ontmoeting
tussen ouders in vak zeer verschillende situaties en met vaak zeer verschillende
opvattingen. Opvoedingsondersteuning is in deze benadering een dimensie van de
maatschappelijke dienstverlening aan ouders en aan kinderen, met als uitgangspunt
de erkenning van het recht van ouders en van kinderen op respect.
Sociaal pedagogisch en sociaal werk worden aldus gezien als in eerste instantie een
cultureel forum.
8
H2: de verzorgingsstaat als context van
sociaal agogisch handelen
De Cnuydt Jasper
3. Controversies bij het concept van de
verzorgingsstaat
zowel de betaalbaarheid als de ideologische verankering komt onder druk te staan.
3.1. Actuele kritieken op de verzorgingsstaat
Kritiek op het kapitalistisch systeem, dat mede aan de basis ligt van de verzorgingsstaat.
Ze is fundamenteel gebaseerd op de uitbuiting van de arbeid en op de uitputting van de
natuur. Een streven naar duurzame ontwikkeling, die tegemoet komt aan de noden van
het heden zonder de behoeftevoorziening van toekomstige generaties in gedrang te
brengen, is noodzakelijk.
Kritiek over de te grote greep van de overheid op het maatschappelijk leven, met een
versterking van de ‘civiele samenleving’: vrijwillige organisaties dat zicht beweegt in het
‘maatschappelijk middenveld’: de ruimte tussen het politieke systeem en de individuele
burgers. De civiele samenleving wordt gezien als een beschermingsmechanisme en een
socialiserend mechanisme naar participatie.
Andere kritiek is dat de overheid de gestelde verwachtingen niet realiseert en er niet in
slaagt een aantal wezenlijke opdrachten waar te maken.
• eerste oorzaak
in de ontwikkeling van de ‘interventielogica’, onder invloed van de globalisering, die ertoe
leidt dat de markt een grotere greep krijgt op het maatschappelijk leven
• tweede oorzaak
in de ontwikkeling naar een ‘risicomaatschappij’, risico’s verbonden met de
maatschappelijke keuzes zijn verderreikend dan de corrrectiemogelijkheden besloten in
het politiek handelen
• derde oorzaak
de toenemende individualisering van de samenleving, mensen zijn autonome
‘ontwerpers’ van hun eigen situatie, inclusief de verwachting dat ze bij dit ontwerp
‘verantwoorde’ keuze zullen maken
3.2. Van verzorgingsstaat over activerende verzorgingsstaat naar actieve
welvaartsstaat
Door deze kritieken wordt er gepleit voor een ‘herijking’ van de verzorgingsstaat. In eerste
instantie tot een toenemend activeringsbeleid. De verzorgingsstaat moest een
‘activerende verzorgingsstaat’ worden. Met een heroriëntering van het sociaal beleid van
overwegend corrigerende en compenserende maatregelen naar actief integrerende
maatregelen. Hiervoor is een activeringsbeleid nodig.
Omschrijving van activering door Rosanvallon, basisidee dat de huidige maatschappelijke
ontwikkelingen ons confronteren met een nieuwe sociale kwestie, met name de uitsluiting
van groter groepen van de bevolking uit de arbeidsmarkt. De actuele verzorgingsstaat kan
niet op deze nieuwe sociale kwestie beantwoorden, omdat ze teveel oog heeft voor de
compensatie van marktafhankelijkheden en te weinig uitgaat van het recht op integratie.
Kernidee is dat een activerende verzorgingsstaat tegemoet komt aan de behoeften van de
mensen, doch daar tegenover stelt dat mensen ook zelf een gerichte en aantoonbare
inspanning moeten doen om te komen tot een betere integratie in de diverse domeinen
van het maatschappelijk leven. Tegenover persoonlijke inspanning staat een door de
overheid gegarandeerde dienstverlening.
9
H2: de verzorgingsstaat als context van
sociaal agogisch handelen
De Cnuydt Jasper
Activering wordt begrepen als een streven tot ontwikkeling van een nieuw type solidariteit.
Actueel is er sprake van een ‘nieuwe sociale kwestie’ en moeten nieuwe vormen van
sociale bescherming uitgedacht worden die tegemoet komen aan de problemen
veroorzaakt door de overgang van de ‘eerste’ moderniteit (Industriële maatschappij) naar
de ‘tweede moderniteit’ (de kennismaatschappij). De huidige verzorgingsstaat werd
uitgedacht binnen het kader van nationale staten en moet herdacht worden in het licht van
deze nieuwe ontwikkelingen.
Ander benaderingen zijn vooral te zien als een defensieve reactie op de gevolgen van
deze ontwikkelingen. Activering wordt door sommigen gezien als een disciplinerende
reactie op bijstandsafhankelijkheid en ook als een preventief beleid tegen het ontstaan van
een ‘onderklasse’.
In de praktijk is activering zeer concreet en gaat vaak gepaard met een vorm van
contracutualisering, tussen de overheid en de rechthebbende, dit is een belangrijk
aandachtspunt voor het sociaal werk.
Het verschil tussen een ‘activerende verzorgingsstaat’ en ‘actieve welvaartsstaat’ duidt op
de vervanging van ‘verzorgingsstaat’ door ‘welvaartsstaat’ en van ‘activerend’ door ‘actief’.
Verzorgingsstaat verwijst naar een sociaal politiek concept, een
herverdelingsmechanisme.
Welvaartsstaat benadrukt de economische basis van de samenleving.
Activerend verwijst naar een heroriëntering van het sociaal beleid, actief verwijst niet enkel
naar een actieve overheid, maar niet in het minst ook naar ‘actieve burgers’.
Centrale elementen in het concept van de actieve welvaartsstaat zijn: participatie,
verantwoord burgerschap en de ontwikkeling van een pro-actief of preventief beleid.
In het sociaal werk komt dit tot uiting in een toenemende aandacht voor de preventie van
criminaliteit, voor veiligheid van stedelijke buurten, voor vormen van jeugdwerk en van
opvoedingsondersteuning.
10
Download