Maatschappijleer Verzorgingsstaat H1t/m6 H1 Wat is een verzorgingsstaat? Verzorgingsstaat = de overheid bemoeid zich actief met de welvaart en het welzijn Welvaart = de mate waarin mensen over voldoende middelen beschikken (om behoefte te vervullen) Welzijn = de mate waarin mensen tevreden zijn over hun geestelijke en lichamelijke gezondheid Solidariteitsgedachte = de bereidheid om risico’s met elkaar te delen Vier belangrijke functies van de verzorgingsstaat zijn: 1. Verzekeren, je betaald premies voor als je ziek of werkeloos raakt 2. Verzorgen, als je door aandoeningen hulp nodig hebt kan je hier beroep op doen (huisarts) 3. Verheffen, een goede opleiding geeft je kansen je talenten te ontwikkelen 4. Verbinden, door het collectieve karakter bindt de verzorgingsstaat mensen Drie modellen verzorgingsstaten zijn: 1. Scandinavisch model, flexibele arbeidsmarkt & sterke sociale zekerheid = flexicurity 2. Angelsaksisch model, X uitgebreide sociale zekerheid & veel ruimte tot ontplooiing = liberaal 3. Rijnlands/corporatistisch model, goede afspraken & collectieve sector H2 Ontstaan verzorgingsstaat 19e eeuw 1854 Nederlandse overheid had X grote rol, maar was wel aanwezig daarom: nachtwakersstaat armenwet, zorgde voor de eerste overheidssteun voor de armen Na armenwet volgden andere sociale verzekeringen Rond 1900 20ste eeuw 1929 1945 1945&1950 Jaren 50 Jaren 60 de vrije markt moest veranderen, dat beaamde alle politieke partijen, elk vanuit overwegingen: Katholieke en protestaten; zwakkere beschermen Socialisten; streven naar beter leven van arbeiders Liberalen; zagen opkomende grote armoede overheid kreeg meer taken, er ontstond behoefte aan collectieve goederen en diensten Daardoor ontstond er een gemengde markteconomie Amerikaanse aandelenhandel stort in, toenemende interventie van de overheid in NL (=actieve handelingen om probleem op te lossen) proces van wederopbouw, nieuwe sociale wetgeving die positie werknemer verbeterde oprichting van Stichting van Arbeid & Sociaal-Economische Raad, met taken op soc.ec. gebied Rooms-rode coalitie vormde de motor Liberaal-confessionele debatten verantwoordelijk voor de uitbereiding Uitbereidingen op drie gebieden: 1. Aantal risico’s dat gedekt werd 2. Aantal gerechtigden, ook niet werkende kregen recht op uitkeringen 3. Aantal sectoren, op meerdere terreinen financieel steunen Mijlpalen: 1956 AOW 1969 leerplicht 1957 vaccinatie 1965 Bijstandswet 1972 anticonceptiepil H3 sociale partners Bij het sociaaleconomische deel van de verzorgingsstaat spelen twee partijen een grote rol: - De overheid - De werknemers- en werkgeversorganisaties Overheid: Heeft 5 doelstellingen bij een gemengde markteconomie: - Evenwichtige arbeidsmarkt - Rechtvaardige inkomensverdeling - Evenwichtige betalingsbalans - Goede arbeidsvoorwaarden - Goede arbeidsomstandigheden Ook richt de overheid zich op collectieve voorzieningen. Vakbonden en werkgeversorganisaties: De verzorgingsstaat wordt grotendeels betaald door werkgevers en werknemers, deze zijn georganiseerd om beter voor hun belangen op te kunnen komen. De werknemers organiseren zich in vakbonden. De werkgeversorganisaties zijn er voor de werkgever. Zij oefenen onder andere druk uit op de overheid, om een gunstig ondernemingsklimaat te krijgen. De SER (Sociaal-Economische-Raad) adviseert de regering op sociaal en economisch gebied De Stichting van de Arbeid overlegt over arbeidsvoorwaarden, de afspraken dienen als richtlijn Binnen bedrijfstakken vindt overleg plaats om collectieve arbeidsovereenkomsten (cao) af te sluiten. Dit zijn overeenkomsten tussen werkgevers en –nemers uit één bedrijfstak over de arbeidsvoorwaarden. Poldermodel = de houding van: compromissen sluiten tussen overheid, vakbond en werkgever H4 Verzorginsstaat, de praktijk De drie pijlers van onze verzorgingsstaat + info : Onderwijs De overheid wil op gebeid van onderwijs: iedereen kan geven talenten te ontwikkelen en zorgen voor voldoende hoogopgeleid personeel. Iedereen tot 18 heeft leerplicht en dat wordt gecontroleerd door de onderwijsinspectie. Gezondheidszorg De overheid wil dat iedereen die zorg nodig heeft, deze kan ontvangen. Daarom betalen we allemaal een zorgverzekering doormiddel van: zorgpremies en een inkomensafhankelijke bijdrage. De zorg heeft een marktwerking; verzekerbedrijven ‘kopen’ een bepaalde zorgverzekering, critici vragen zich af: ‘gaat dit niet ten koste van de kwaliteit van de zorg’ Sociale zekerheid In de jaren 60 was de verzorgingsstaat een feit, met een socialezekerheidsstelsel bestaande uit: - Sociale verzekeringen o Werknemersverzekeringen; bestemd voor werknemers, uitvoering door: UWV WW (werkloosheidswet) voorziet in een inkomen als werknemer onvrijwillig werkeloos is geworden WULBZ (Wet uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte) verplicht werkgever, werknemers bij ziekte 70% van het laatstverdiende loon te verstrekken (max. 2 jaar) WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen) voorziet in een inkomen voor werknemers die door ziekte niet kunnen werken. o Volksverzekeringen; betaalt iedereen in NL met een inkomen AOW (algemene ouderdomswet) vanaf je 65ste recht op AOW-uitkering, die inkomensafhankelijk is, dus niet iedereen krijgt hetzelfde ANW (algemene nabestaandenwet) voorziet in een inkomen voor weduwnaars, weduwen, de hoogte is afhankelijk voor de achtergebleven partner AKW (algemene kinderbijslagwet) aan alle ouders met kinderen wordt tot hun 18e een tegemoetkoming verstrekt - Sociale voorzieningen Dit is bijvoorbeeld de bijstandsuitkering, dit zijn voorzieningen bestemd voor mensen die geen aanspraak kunnen maken op verzekeringen omdat ze bijv. nog nooit gewerkt hebben H5 Werk in de verzorgingsstaat Arbeidsethos = de waarde die mensen aan arbeid toekennen Door de solidariteitsgedachte van de verzorgingsstaat is arbeid eigenlijk een maatschappelijke plicht; elkaar steunen! Sociale ongelijkheid = een ongelijke verdeling van welvaart, macht en sociale privileges sociale privileges = bepaalde voorrechten bijv.: onaangenaam werk vermijden sociaal kapitaal = de mate waarin iemand beschik over ‘handige’ sociale connecties maatschappelijke positie = Emancipatie beleid = de plaats die je inneemt op de maatschappelijke ladder, van invloed zijn: - Economische factoren: beroep, inkomen - Politieke factoren: hoe meer macht, hoe hoger - Sociale factoren: slecht wonen = minder kansen - Culturele factoren: cultureel kapitaal door stimulatie werkgevers stimuleren om eerder werknemers uit bepaalde groepen (gehandicapte bijv.) aan te nemen, om meer gelijkheid te creëren H6 de arbeidsmarkt Arbeidsmarkt = de plaats waar de vraag naar en het aanbod van arbeidskrachten elkaar ontmoeten We onderscheiden vier soorten werkloosheid: - Frictiewerkloosheid betekent dat iemand korte tijd geen werk heeft (bijv. overstappen van baan) - Seizoenwerkloosheid vindt plaats dor seizoensgebonden werkzaamheden - Conjuncturele werkloosheid treedt op in perioden van kleine groei van economie, weinig vraag dus - Structurele werkloosheid houdt in dat werk structureel verdwijnt (door bijv. automatisering) Op de arbeidsmarkt treden voortdurend veranderingen en verschuivingen plaats: - Oude en nieuwe bedrijfstakken o In NL vrijwel geen arbeidsintensief werk, die bedrijfstak is verhuisd naar lagelonenlanden o Daar tegenover staat dat de dienstsector enorm gegroeid (vrijetijdsindustrie en ICT) - Schaalvergroting o veel kleinere bedrijven zijn gefuseerd tot multinationals zoals Unilever o door schaalvergroting is afstand tussen bedrijfstop en personeel groter geworden - Informatisering o Informatietechnologie is onmisbaar geworden, snel toegang tot info is veelal belangrijker dan kennis = bekende info, verkregen door studie en ervaring) o door de informatisering is het aantal banen in de ICT-sector sterk toegenomen - Flexibilisering o Tegenwoordig hebben mensen meer behoefte aan flexibele arbeidsrelaties, alle werksituaties hebben een variabele inzet. Thuiswerken, of oproepbaar zijn. - Globalisering o door de wereldwijde handel raken economieën wereldwijd meer verbonden met elkaar, en worden we steeds meer een grote economie. Als gevolg: positief: biedt nieuwe mogelijkheden voor werknemers die blik willen verbreden negatief: kan leiden tot verdringen van Nederlandse werknemers door arbeidimmigranten