Maatschappijleer Verzorgingsstaat Wat is een verzorgingsstaat? Een verzorgingsstaat is een land/staat waarin de overheid zich actief bemoeit met de welvaart en het welzijn van haar inwoners. Welvaart is de mate waarin mensen over voldoende middelen beschikken om hun behoeften te vervullen en welzijn is de mate waarin mensen tevreden zijn over hun lichamelijk en geestelijke gezondheid. Het wordt als normaal gezien dat Nederland een verzorgingsstaat is en er is sprake van een solidariteitsgedachte. Dat betekent dat een groep of samenleving bereid is om risico’s met elkaar te delen. Er is sprake van een welvaartsstaat, waarbij de overheid de bevolking beschermt tegen armoede en andere ellendige leefomstandigheden. Deze term werd vroeger veel gebruikt, toen de verzorgingsstaat nog niet bestond. De verzorgingsstaat heeft verschillende functies. Ten eerste verzekeren ze het volk. Door middel van premies en belasting wordt je bijvoorbeeld verzekerd tegen ziekte, werkeloosheid en kun je sociale voorzieningen betalen. Dit heet ook wel het socialezekerheidsstelsel. Ook verzorgen ze je bij lichamelijke of psychische aandoeningen. Verder zorgen ze voor verheffing, zodat je een goede opleiding kunt volgen. Dit is heel belangrijk voor de samenleving. Door middel van het verzorgen en verheffen, verbindt de verzorgingsstaat ook mensen, zoals dat je vrienden maakt op school en kennis maakt met een arts of andere hulp. In Nederland hebben de burgers sociale rechten. Deze rechten zijn verplicht volgens de overheid, maar zijn niet afdwingbaar bij de rechter. Bij de verzorgingsstaat horen rechten en plichten. Bij de planeconomie en de vrijemarkteconomie moet je keuzes maken met vrijheid en gelijkheid. Een planeconomie houdt in dat de productiemiddelen in de handen van de overheid liggen en dat iedereen werkt voor hetzelfde loon. Gelijkheid is erg belangrijk. De planeconomie is erg kenmerkend voor het communisme in de Sovjet-Unie en China. Hier is een communistische staatsopvatting, de staat zorgt voor het volk, maar in ruil daarvoor met het volk veel afstaan aan de staat. In een vrijemarkteconomie staat vrijheid centraal. De overheid bemoeit zich heel weinig met de bevolking, waardoor de belastingen laag zijn, maar de verzekeringen erg duur. Landen met een vrijemarkteconomie zijn vaak individualistisch ingesteld en de burgers zijn bijna niet bereid om risico’s te delen. Dit is erg kenmerkend voor de Verenigde Staten. In de Scandinavische landen is er sprake van het Scandinavische model. Flexicurity is erg belangrijk. Dit houdt in dat er een erg flexibele arbeidsmarkt is een erg sterke sociale zekerheid. Je kunt makkelijk ontslagen worden, maar je wordt ook erg snel weer aangenomen. Er zijn hoge uitkeringen, maar er is een hoge collectievelastendruk. Dit is het geheel van belastingen en premies. In het Angelsaksische model is er geen uitgebreide sociale zekerheid. Er is vooral sprake van eigenverantwoordelijkheid, vrijheid en een particulier initiatief. Er is wel een goed ondernemingsklimaat, waar er dus goede omstandigheden zijn voor bedrijven, met een flexibele arbeidsmarkt. De overheid bemoeit zich weinig met de bevolking, waardoor de belastingen en overheidsuitgaven erg laag zijn. In het Rijnlands/Corporatistisch model zijn er veel elementen uit het Scandinavische en het Angelsaksische model terug te vinden. De vrijemarkt wordt ingeperkt voor een sterke collectieve sector, doordat de overheid, bedrijven, vakbonden en burgers samenwerken. De belastingen zijn hoger, maar mensen zijn goed verzekerd. Ontstaan verzorgingsstaat In de 19e eeuw ontstond de verzorgingsstaat. De overheid was liberaal ingesteld en de vrijemarkt was erg belangrijk. De overheid probeerde zich nog niet te veel te bemoeien met het volk. Er was dan ook een nachtwakersstaat, waarin de overheid zich beperkte tot het handhaven van de rechtsorde. De kosten van de staat werden toen betaald door de kerk en de rijke burgers. Zo was er de armenwet, die het begin van de zorgplicht van de overheid was. Daarna kwamen er nog veel meer sociale- en arbeidsverzekeringen. Rond 1900 wilden katholieken en protestanten de zwakkeren beschermen. Ze wilden dat de overheid hen hierbij hielp. Socialisten wilden betere leefomstandigheden en een grotere rechtspositie voor arbeiders. Liberalen wilden meer veiligheid. In de 20e eeuw was er behoefte aan collectieve goederen en diensten. Dat houdt in dat er bepaalde goederen en diensten van iedereen waren. Hierdoor ontstond er een gemengde markteconomie. De overheid kreeg een veel grotere rol. Voor de oorlog golden de sociale verzekeringen alleen voor werkenden. Pas na de oorlog werd dit van toepassing op alle burgers. Na de oorlog was er weinig werkgelegenheid. Doordat de politiek ingreep steeg deze, waardoor de welvaart weer groeide. Er kwam een nieuwe sociale wetgeving. In de jaren ’50 en ’60 werden de sociale voorzieningen uitgebreid. De risico’s die werden gedekt werden uitgebreid, zo werden de verzekeringen niet alleen voor werknemers, maar voor iedereen. Hierdoor vroegen steeds meer mensen een uitkering aan. Er kwamen meer sectoren. De overheid verleende op meer terreinen financiële steun, bijvoorbeeld op onderwijs en gezondheidszorg. Doordat de verzorgingsstaat steeds verder werd uitgebreid, stegen mensen op de maatschappelijke ladder. Ze waren niet meer afhankelijk van anderen. In de verzorgingsstaat zijn er verschillende stromingen. Zo heb je de liberalen, die de verzorgingsstaat zien als een sociaal vangnet voor mensen met problemen. Zij vinden de groeiende lastendruk een belemmering voor de economische groei. Dan heb je de sociaaldemocraten, die een voorstander zijn van de vrijemarkteconomie. Gelijkheid is erg belangrijk en is terug te vinden in de vele voorzieningen die de kansen voor zwakkeren vergroten. Ook heb je de christendemocraten, die vinden dat iedereen moet samenwerken. Sociale partners In de verzorgingsstaat spelen de werknemers- en werkgeversorganisaties een grote rol. De overheid heeft 5 doelstellingen: - Een evenwichtige arbeidsmarkt. Een rechtvaardige inkomensverdeling. Een evenwichtige betalingsbalans. Goede arbeidsvoorwaarden. Goede arbeidsomstandigheden. Een groot deel van de kosten van de verzorgingsstaat worden betaald door de werknemers en werkgevers. Veel van die werknemers hebben per beroepsgroep een vakbond, die weer samengevoegd zijn in vakcentrales. Deze vakcentrales zorgen voor belangenbehartiging van de werknemers en oefenen druk uit op de regering. Je hebt de sociaaleconomische raad (SER), waarbij sociale partners op landelijk niveau de regering adviseren op sociaal en economisch gebied. Ook heb je de collectieve arbeidsovereenkomst (CAO), wat een overeenkomst tussen werkgevers en werknemers uit één bedrijfstak is, over de arbeidsvoorwaarden. Wanneer een minister een CAO algemeen bindend maakt, wordt ermee bedoeld dat de CAO is ingevoerd. De CAO geldt dan voor alle werkgevers en werknemers in een bedrijfstak. Grote bedrijven sluiten voor hun werknemers met de vakbonden een eigen CAO af. Verzorgingsstaat, de praktijk De overheid heeft als doelen voor onderwijs dat iedereen de kans krijgt om zijn of haar talenten te ontwikkelen, waardoor diegene een betere positie in de samenleving kan krijgen. Ook zorgen ze hiermee ervoor dat er voldoende hoogopgeleid personeel is. Alle onderwijsinstellingen worden gecontroleerd door de onderwijsinspectie. De overheid moet ervoor zorgen dat er een goede gezondheidszorg is. Een zorgverzekering betaal je door zorgpremies, een inkomensafhankelijke bijdrage, een bepaald percentage van je inkomen, en een eigen risico, de ziektekosten die je zelf moet betalen. Het socialezekerheidsstelsel bestaat uit sociale verzekeringen en sociale voorzieningen. Sociale verzekeringen zijn verzekeringen die mensen betalen om zichzelf te verzekeren tegen bepaalde risico’s. Deze verzekeringen zijn verplicht. Dan heb je ook nog werknemersverzekeringen, wat verzekeringen zijn voor werknemers. Hieronder vallen bijvoorbeeld de werkloosheidswet (WW), de wet uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte (WULBZ), de wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Dan heb je ook de sociale verzekeringen voor volksverzekeringen. Dit zijn de verzekeringen die door iedereen met een inkomen in Nederland worden betaald). Hieronder vallen onder andere de algemene ouderdomswet (AOW), de algemene nabestaandenwet (ANW) en de algemene kinderbijslagwet (AKW). Sociale voorzieningen zijn voor mensen die geen sociale verzekeringen kunnen krijgen. Burgers betalen hiervoor geen premie. Mensen die niet zelfstandig in hun bestaan kunnen voorzien krijgen een bijstandsuitkering. Je hebt de algemene bijstand, wat een minimumbedrag is dat de noodzakelijke kosten dekt en de bijzondere bijstand die ongewone en extra kosten dekt. Werk in de verzorgingsstaat In de verzorgingsstaat werk je omdat er in de samenleving behoefte aan is. De basisbehoeften van mensen zijn zelfrealisatie, erkenning en waardering, de behoefte om erbij te horen, veiligheid en zekerheid en de lichamelijke behoeften. Door te werken kunnen vijf van deze basisbehoeften worden voorzien. Het loon dat je voor je werk krijgt wordt ook wel gezien als de in geld uitgedrukte waardering voor je werk. In de loop van de tijd verandert de arbeidsethos. Dat is de waarde die mensen aan arbeid toekennen. In de klassieke oudheid was werk alleen noodzakelijk. In de middeleeuwen werd werk steeds vaker geaccepteerd, omdat dat in de Bijbel ook zo was. In de verlichting was werk de mogelijkheid om een andere sociale positie in te nemen. Het was een sociale mobiliteit. Mensen waren ervan overtuigd dat armoede en succes niet door god gekomen was, maar door het eigen denken en doen. In de twintigste eeuw kwam arbeid in verband met rechten. Iedereen had er recht op en het werd als een plicht gezien. In Nederland is er sprake van een sociale ongelijkheid. De verdeling van de welvaart, macht en sociale privileges en het sociaal kapitaal is niet gelijk. De sociale privileges houden in dat er voorrechten zijn die het gevolg zijn van verschillen in welvaart en macht. Het sociaal kapitaal houdt de mate waarin iemand beschikt over sociale netwerken, hulpbronnen en connecties in. De plaats die je inneemt op de maatschappelijke ladder hangt van een aantal factoren af, waaronder economische factoren, politieke factoren, sociale factoren, en culturele factoren. Door de betere kansen in het onderwijs zijn de verschillen op de maatschappelijke ladder minder groot geworden. Mensen hebben een emancipatiebeleid. Dat is het beleid voor het streven naar een volwaardige plaats in de samenleving vanuit een achtergestelde positie. De arbeidsmarkt Op een bepaalde plaats komen vraag en aanbod van arbeidskrachten elkaar tegen, dit is de arbeidsmarkt. Het aanbod van arbeidskrachten bestaat uit de beroepsbevolking, dat zijn alle personen die beschikbaar zijn voor werk. De vraag naar arbeidskrachten is de werkgelegenheid. Bij een overschot aan arbeidskrachten ontstaat er werkeloosheid. De overheid streeft naar een volledige werkgelegenheid, zodat de uitgaven van uitkeringen dalen en de belastinginkomsten stijgen. Iemand die officieel werkloos is heeft een leeftijd tussen de 15 en de 65 jaar en werkt niet, of minder dan, 12 uur per week. Degene is wel opzoek naar een baan van 13 uur per week of meer en staat ingeschreven bij de UWV als werkzoekende. Er zijn verschillende soorten werkloosheid. Je hebt frictiewerkloosheid, wanneer iemand een korte tijd geen baan heeft. Seizoenwerkeloosheid, wanneer iemand alleen werk heeft in bepaalde seizoenen. Conjuncturele werkloosheid, wanneer iemand werkloos is in verband met de economie en structurele werkloosheid, wanneer het werk dat diegene zoek structureel verdwijnt. Er zijn veel ontwikkelingen in de arbeidsmarkt. Er verdwijnen veel bedrijfstakken en er komen ook nieuwe bedrijfstakken bij. Ook doen er veel bedrijven aan schaalvergroting en is er sprake van informatisering. Ook doen veel bedrijven aan flexibilisering, waarbij werknemers en werkgevers variabel worden ingezet en erg flexibel werken. Door de globalisering in de arbeid, verandert de EU in 1 gemeenschappelijke arbeidsmarkt. Dit kan leiden tot het verdringen van Nederlandse werknemers, omdat het werk door buitenlanders wordt overgenomen. Het kan ook leiden tot investering, verruiming en uitbreiding voor Nederlanders en hun bedrijven. Door de arbeidsmarkt zoveel mogelijk te stimuleren, kan de financiering van de verzorgingsstaat optimaal blijven. Iedereen kan met werk zijn sociale premies betalen, waardoor de verzorgingsstaat zijn functies kan uitvoeren. De verzorgingsstaat onder druk Na de tweede wereldoorlog dacht men dat de overheid zich teveel zou bemoeien en de vrijheid van de bevolking zou beperken, dit heet staatbemoeienis. In de jaren ’60 vonden de linkse partijen dat de doelstellingen van de verzorgingsstaat niet gehaald zouden zijn, omdat de economische groei geen grotere gelijkheid had gebracht. In de jaren ’70 kwamen de recessie en oliecrisis aan bod. De werkloosheid steeg erg en er waren veel mensen die arbeidsongeschikt waren, waardoor de verzorgingsstaat onbetaalbaar werd. De verzorgingsstaat wordt onbetaalbaar doordat de collectieve kosten uit de hand lopen. Dit komt doordat er meer gebruik wordt gemaakt van de voorzieningen van de bijstand, het onderwijs, de gezondheidszorg en andere verzekeringen. Ook wordt dit veroorzaakt doordat mensen passief worden, omdat ze veel gebruik maken van uitkeringen. Er wordt misbruik gemaakt van de voorzieningen. Om de onbetaalbaarheid tegen te gaan zijn er verschillende maatregelen. Zo moeten mensen gestimuleerd blijven om te gaan/blijven werken. Er moet verantwoordelijk gedeeld worden en er moet meer controle komen voor het recht op uitkeringen. Op dit moment zijn er ook ontwikkelingen in de verzorgingsstaat. Er is een verschuiving van oude naar nieuwe risico’s en de verhoudingen tussen generaties zijn veranderd. De ouderen worden verzorgd op verschillende niveaus. Je hebt het microniveau, waarbij families en gezinnen of naasten zorgen voor de ouderen. Ook is er het macroniveau, waar de samenleving als geheel zorgt voor de ouderen.