Handreiking rekenmodel formatie Wmo Inleiding In opdracht van het OTD heeft Berenschot een formatierekenmodel gemaakt voor de Wet maatschappelijke ondersteuning (hierna: Wmo). Met behulp van het model krijgen gemeenten een inschatting van de benodigde formatie voor de uitvoering van taken van de Wmo. Het model betreft zowel de taken van de Wmo oude stijl – waarvan in financiële zin huishoudelijke hulp de grootste component is – als de taken van de Wmo nieuwe stijl die per 1 januari 2015 naar gemeenten overgeheveld worden. In deze korte handreiking leggen we uit hoe het formatierekenmodel werkt, wat de uitgangspunten en veronderstellingen van het model zijn, en hoe de uitkomsten van het model geïnterpreteerd moeten worden. Scope van het model Zoals vermeld in de inleiding, betreft de scope van het model zowel de bestaande als de nieuwe taken van de Wmo, zowel zorg in natura (ZIN) als persoonsgebonden budget (PGB). Concreet zijn de bestaande taken van de Wmo de volgende: huishoudelijke hulp, woonvoorzieningen, rolstoelen en scootmobielen, individuele en collectieve vervoersvoorzieningen, en algemene voorzieningen (boodschappenservice, wijkbus, klussendienst, maaltijdservice, kortingspas voor ouderen). De nieuwe taken van de Wmo betreffen: begeleiding individueel (let op: begeleiding van chronisch zieken en gehandicapten gaat niet over naar gemeenten), begeleiding groep (ook wel dagbesteding genoemd, inclusief vervoer), kortdurend verblijf (inclusief vervoer), inloopfunctie GGZ (betreft voornamelijk centrumgemeenten), en beschermd wonen. Taken die die niet strikt genomen onder de Wmo vallen zijn in het model niet meegenomen. Taken die deels in de Wmo vallen maar wel (deels) vanuit de Wmo gefinancierd worden, zoals deelname aan sociale wijkteams, zijn wel in het model meegenomen. Het formatiemodel betreft de formatie van het totale proces, dus zowel het primaire proces als de ondersteunende processen. Werking van het model Het model is gebouwd in het programma Excel en is eenvoudig te gebruiken. Het model bestaat uit de volgende componenten: Uitgangspunten Variabelen Relaties (berekeningen) Uitkomsten Pagina 1 van 9 We lichten elk van deze componenten achtereenvolgens kort toe. Uitgangspunten De uitgangspunten van het model zijn onderverdeeld in algemene uitgangspunten, uitgangspunten Wmo oude stijl, uitgangspunten Wmo nieuwe stijl en technische uitgangspunten. Cellen die in het wit zijn weergegeven, kunnen door de gebruiker gewijzigd worden; we adviseren om de andere uitgangspunten niet te wijzigen. Bij de uitgangspunten Wmo oude stijl vragen we om het aantal cliënten van 18 jaar en ouder dat gebruik maakt van Wmo-voorzieningen. Deze cijfers zijn te vinden in de gemeentelijke administratie en bij het CBS onder de omschrijving Wmo-gefinancierde zorg zonder verblijf. Gemeenten die verwachten dat, bijvoorbeeld als gevolg van bezuinigingen of andere invulling van hulp bij huishouden, het aantal cliënten Wmo oude stijl zal dalen, kunnen bij dit uitgangspunt een lager aantal invullen. Bij de uitgangspunten Wmo nieuwe stijl vragen we om het verwachte aantal cliënten van de nieuwe Wmo-taken die per 1 januari 2015 overgeheveld worden naar gemeenten. Om hiervan een inschatting te kunnen geven, hebben gemeenten toegang gekregen tot databestanden van Vektis, een organisatie die zich bezighoudt met zorgregistraties1. In de cijfers van Vektis is op gemeenteniveau een uitsplitsing gemaakt van het aantal cliënten per zorgfunctie. De verwachting is dat het aantal cliënten dat de gemeente vanaf 2015 zal bedienen in dezelfde orde van grootte ligt. Gemeenten die geen uitsplitsing kunnen geven, kunnen in het model ook het totale verwachte aantal cliënten invullen. Verder wordt aan de gebruiker gevraagd om in te schatten welk percentage van de cliënten die overgaan naar de gemeente een langdurige indicatie (> 3 jaar) hebben. In het bestand van Vektis betreft dit de groep waarvan de indicaties pas per 1 januari 2016 aflopen omdat deze cliënten een langdurige indicatie hebben gekregen (zoals 15 jaar). De relevantie van dit gegeven is gelegen in de onderverdeling incidentele versus permanente formatie: de verwachting is dat de meeste gemeenten alle cliënten die overgaan zullen herindiceren, waarbij overgangsrecht geldt voor inwoners die al een indicatie hebben.. Een deel van de nieuwe cliënten heeft een zorgbehoefte waarvan op voorhand te bepalen is dat deze chronisch van aard is, zodat een langdurige indicatie afgegeven kan worden, net zoals in de AWBZ het geval is2. Dat betekent dat voor de groep langdurige cliënten in de navolgende jaren minder formatie nodig is, omdat er minder (her)indicaties hoeven te worden verricht. Dit betekent dat de formatie die nodig is voor de herindicaties bij de overdracht van cliënten per 1 januari 2015 (groten)deels incidenteel van aard is. Door dit apart te specificeren in het model, kunnen gemeenten hier zelf keuzes in maken. 1 Zie het nieuwsbericht: http://www.vektis.nl/index.php/nieuws/cijfers-en-feiten/387-vektis-levert-gegevens-aan- gemeenten-over-naar-de-wmo-over-te-hevelen-awbz-zorg 2 Informatie over de indicaties en de duur van de indicaties is beschikbaar via het CIZ en Vektis. Pagina 2 van 9 Technische uitgangspunten Bij de technische uitgangspunten wordt aan de gebruiker gevraagd om een bandbreedte op te geven voor de uitkomsten van het model. De reden hiervoor is ten eerste dat een model per definitie een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid is, en ten tweede dat zich in werkelijkheid tal van onverwachte omstandigheden voordoen. De bandbreedte is derhalve bedoeld als voorzichtigheidsmarge. Ten slotte is er een uitgangspunt geformuleerd voor de prioriteitstelling binnen gemeenten. Gemeenten hebben namelijk beleidsvrijheid bij het uitvoeren van de Wmo en kunnen daarom prioriteiten stellen ten aanzien van bepaalde onderdelen van de wet, bijvoorbeeld handhaving of werkgeversdiensten. Bij de variabelen (toelichting: zie hieronder) kunnen gemeenten zelf aangeven welke taken prioriteit hebben. Variabelen De variabelen van het model weerspiegelen de keuzes die gemeenten maken bij de uitvoering van de Wmo. De variabelen zijn in het wit weergegeven en kunnen door de gebruiker aangepast worden. We hebben een onderverdeling gemaakt van de belangrijkste procesonderdelen van de Wmo, zodat er een overzicht ontstaat dat nuttig is bij het structureren van de activiteiten van de Wmo-afdeling. De onderverdeling is gebaseerd op advieservaring van Berenschot bij de procesinrichting van de Wmo bij gemeenten en deze hebben we ook in de praktijk getoetst. Variabelen processen Wmo oude stijl Hieronder beschrijven we de procesonderdelen van de Wmo oude stijl en lichten we elk procesonderdeel afzonderlijk toe: Casemanagement: dit procesonderdeel bestaat uit een aantal hoofdtaken, namelijk de intake, het (keukentafel)gesprek en de beschikking. De intake betreft identificatie, registratie, inventariseren van de cliëntvraag, en het nemen van de beslissing of een (keukentafel)gesprek nodig is. Bij het (keukentafel)gesprek worden de behoeften van de cliënt onderzocht, wordt het steunsysteem van de cliënt in kaart gebracht en wordt in samenspraak met de cliënt een arrangement (leefzorgplan) bedacht, waarna een beschikking wordt opgesteld. Op dit punt wordt tevens bepaald of er zorg in natura (ZIN) of een persoonsgebonden budget (PGB) geleverd wordt. Vervolgens wordt de informatie over de te leveren zorg doorgegeven aan de administratieve ondersteuning (let op: het administreren van de voorzieningen en de inkoop vallen onder de procesonderdelen administratieve ondersteuning respectievelijk aansturing en coördinatie). Daarnaast vallen het verwerken van wijzigingen in het arrangement onder het casemanagement. Het casemanagement kan geheel of gedeeltelijk uitbesteed worden, bijvoorbeeld aan een zorgaanbieder of aan vertegenwoordigers van zorgaanbieders binnen het sociale wijkteam. Gebruikers kunnen dit als variabele invoeren in het model. Pagina 3 van 9 Administratieve ondersteuning: het procesonderdeel administratieve ondersteuning omvat twee hoofdtaken: inhoudelijke administratie en financiële administratie. De inhoudelijke administratie gaat om het bijhouden van cliëntgegevens en gegevens aangaande de zorgconsumptie; de financiële administratie gaat om het bijhouden van facturen, PGB, eigen bijdragen en declaraties. Daarnaast valt het applicatiebeheer en het behandelen van bezwaaren beroepsprocedures onder administratieve ondersteuning. Administratieve ondersteuning kan geheel of gedeeltelijk uitbesteed worden, bijvoorbeeld aan een zorgaanbieder of aan een andere gemeente. Gebruikers kunnen dit als variabele invoeren in het model. Aansturing, beleid & inkoop: dit procesonderdeel draait, zoals de naam aangeeft, om drie hoofdtaken. Aansturing betreft de leidinggevende taken ten opzichte van de teams van casemanagement en administratieve ondersteuning, en monitoring en evaluatie. Beleid betreft het opstellen en aanpassen van verordeningen en beleidsregels, evenals het monitoren van processen en realiseren van kwaliteitsverbeteringen. Ook valt onder deze taak het adviseren van bestuurders over de beleidsinhoud, maar ook over randvoorwaarden zoals juridisch en financieel advies. Inkoop betreft naast de daadwerkelijke inkoop ook de inhoudelijke (accountmanagement) en zakelijke (contractmanagement) aansturing van zorgaanbieders. Bij de inkoop gaat het allereerst om het opstellen van een programma van eisen, voeren van gesprekken met potentiële zorgverleners en inzetten van aanbestedingsprocedures. Verder gaat het bij de inkoop om accountmanagement, de inhoudelijke regie over het account en het op doelgerichte en gestructureerde wijze aangaan, onderhouden en ontwikkelen van duurzame profijtelijke relaties met contract- en subsidierelaties, en contractmanagement, het proces waarbij afgesloten contracten en wijzigingen hierop eenduidig worden vastgelegd, beheerd en bewaakt. De invulling van het procesonderdeel aansturing, beleid en inkoop verschilt sterk per gemeente. Een bepalende factor hierbij is de mate van beleidsrijkheid. Daarom wordt in het model gevraagd om de mate van beleidsrijkheid in te vullen. Variabelen primaire processen Wmo nieuwe stijl Wanneer we de processen van de Wmo oude stijl, zoals hierboven beschreven, vergelijken met de processen van de Wmo nieuwe stijl, dan zien we een aantal overeenkomsten en verschillen. In algemene zin merken we op dat de indeling in procesonderdelen van de Wmo nieuwe stijl hetzelfde is, en dat derhalve de inhoud van de taken een grote mate van overlap vertoont. Tegelijkertijd merken we op dat de intensiteit c.q. werklast van de procesonderdelen van de Wmo nieuwe stijl op sommige punten afwijkt van de Wmo oude stijl. De reden hiervoor is dat de zorgvoorzieningen die overgeheveld worden naar gemeenten in de meeste gevallen complexer zijn of een hogere zorgzwaarte hebben dan de voorzieningen die via de huidige Wmo worden aangeboden. Ook is onder de nieuwe Wmo de integraliteit van de aanpak (middels coördinatie) en Pagina 4 van 9 het verlenen van lichte begeleiding door de gemeente zelf (middels contact met de cliënt) belangrijk geworden. Een ander verschil is dat bij de Wmo nieuwe stijl sprake is van een aantal aanpalende taken die tijd en aandacht vergen, met name het inkoop- en contractmanagement. Daarom hebben we voor de Wmo nieuwe stijl het procesonderdeel aansturing, beleid en inkoop opgesplitst in twee procesonderdelen, namelijk aansturing & beleid en inkoop & contractmanagement. Ten slotte zijn er nog een aantal incidentele taken die bij de Wmo nieuwe stijl horen, namelijk de incidentele formatie voor de herindicatie bij de overdracht van cliënten en incidentele formatie voor zorgvuldige transitie (toelichting volgt hieronder). We beschrijven eerst de variabelen voor de primaire procesonderdelen, daarna volgen de variabelen voor de aanpalende en incidentele taken. Casemanagement: net als bij de Wmo oude stijl kan het casemanagement geheel of gedeeltelijk uitbesteed worden, bijvoorbeeld aan een zorgaanbieder of aan vertegenwoordigers van zorgaanbieders binnen het sociale wijkteam. Gebruikers kunnen dit als variabele invoeren in het model. Gebruikers die geen uitsplitsing hebben gemaakt per zorgfunctie, kunnen een totaalpercentage invoeren. Bij de uitgangspunten van het model heeft de gebruiker gespecificeerd welk deel van de indicaties langdurige indicaties betreft. Bij het procesonderdeel casemanagement Wmo nieuwe stijl wordt alleen de structurele benodigde formatie weergegeven, de formatie die incidenteel nodig is om herindicaties uit te voeren bij de overdracht van cliënten staat apart in het model weergegeven bij het onderdeel incidentele taken. Contact & coördinatie: dit is een nieuw procesonderdeel dat hoort bij de filosofie van de Wmo nieuwe stijl. Contact en coördinatie, taken die belegd kunnen worden in bijvoorbeeld een sociaal wijkteam, moeten er namelijk voor zorgen dat cliënten zoveel mogelijk zelf en in hun sociale omgeving kunnen functioneren en zo min mogelijk gebruik hoeven te maken van collectieve voorzieningen. Het procesonderdeel contact & coördinatie is aanvullend op het casemanagement. De verwachting is dat slechts een deel van de cliënten een zorgbehoefte heeft die van die aard is dat contact & coördinatie bovenop de standaard casemanagementtaken nodig zijn. Daarom kunnen gebruikers het verwachte percentage cliënten voor wie contact & coördinatie nodig zijn als variabele invoeren in het model. Administratieve ondersteuning: net als bij de Wmo oude stijl kan administratieve ondersteuning geheel of gedeeltelijk uitbesteed worden, bijvoorbeeld aan een zorgaanbieder of aan een andere gemeente. Gebruikers kunnen dit als variabele invoeren in het model. Variabelen aanpalende taken Naast de primaire processen voor de Wmo nieuwe stijl zijn er ook aanpalende taken, te weten: Pagina 5 van 9 Aansturing & beleid: de invulling van het procesonderdeel aansturing & beleid verschilt sterk per gemeente. Een bepalende factor hierbij is de mate van beleidsrijkheid. Daarom wordt in het model gevraagd om de mate van beleidsrijkheid in te vullen. Inkoop & contractmanagement: dit procesonderdeel is onder de Wmo nieuwe stijl ingewikkelder dan onder de Wmo oude stijl, omdat onder de Wmo nieuwe stijl de zorgfuncties die ingekocht moeten worden uiteenlopender zijn en een hogere zorgzwaarte hebben. Dit betekent dat gemeenten naar verwachting met een groter aantal zorgverlenende partijen zaken zullen moeten doen dan momenteel het geval is. Daarom wordt in het model gevraagd om het aantal (verwachte) contractpartijen op te geven. Variabelen incidentele taken Ten slotte is er een aantal incidentele taken die gemeenten als gevolg van de invoering van de Wmo uit zullen voeren. De eerste incidentele taak is het herindiceren van de cliënten die per 1 januari 2015 overgedragen worden. Deze taak is niet variabel, maar hangt rechtstreeks af van een van de uitgangspunten die eerder in het model gespecificeerd is, namelijk het percentage cliënten dat naar verwachting een langdurige indicatie (> 3 jaar) zal krijgen. De tweede incidentele taak betreft de zorgvuldige transitie. Dit procesonderdeel refereert aan het budget dat de Rijksoverheid (incidenteel) beschikbaar heeft gesteld aan gemeenten om de overheveling van taken zo soepel mogelijk te laten verlopen. Het gaat hierbij onder andere om het opstellen van verordeningen, het vormgeven van het klantproces, het inrichten van sociale wijkteams, omscholing van medewerkers, het herijken van de planning & control cyclus (en de bijbehorende managementinformatie), het afstemmen van beleid in de regio, et cetera. Naar verwachting zullen gemeenten een deel van de transitiemiddelen gebruiken voor (tijdelijke) formatie en een deel van de middelen op een andere manier besteden, rechtstreeks aan de doelgroep of bijvoorbeeld als tegemoetkoming aan zorgverleners. In het model kan gespecificeerd worden welk deel van het implementatiebudget gebruikt wordt voor formatie. Relaties (berekeningen) Bij elk van de hierboven gespecificeerde variabelen kan een relatie worden gelegd met de uitkomstvariabele, namelijk de formatie. Voor de robuustheid en accuratesse van het model is het van belang dat de relaties die gelegd worden eenvoudig en consistent zijn. Uit onderzoeken van Berenschot bij Wmo-afdelingen blijkt dat voor de twee belangrijkste procesonderdelen – casemanagement en administratieve ondersteuning – een relatie gelegd kan worden tussen de formatie en het (verwachte) aantal cliënten. Voor andere procesonderdelen worden andere relaties gelegd die we hieronder toelichten. Berekenwijze procesonderdelen Wmo oude stijl Op basis van bovengenoemde overwegingen hebben we ervoor gekozen om als primaire relatie te kiezen voor het aantal cliënten dat bij de uitgangspunten gespecificeerd is. Het aantal cliënten is Pagina 6 van 9 door de gemeente gespecificeerd onder het kopje uitgangspunten in het model, waarbij gemeenten rekening kunnen houden met een eventueel lager cliëntaantal als gevolg van bezuinigingen. Vervolgens berekent het model op basis van benchmarkcijfers van SGBO3 gecombineerd met ervaringscijfers van Berenschot het benodigde aantal fte. Wanneer casemanagement (deels) uitbesteed wordt, dan wordt de benodigde formatie van de procesonderdelen casemanagement en administratieve ondersteuning proportioneel verlaagd. Bij het procesonderdeel aansturing, beleid & inkoop wordt geen relatie gelegd met het aantal cliënten, maar met het aantal inwoners. Het model berekent het benodigde aantal fte op basis van benchmarkcijfers van SGBO gecombineerd met ervaringscijfers van Berenschot en corrigeert vervolgens aan de hand van de beleidsrijkheid die de gebruiker gespecificeerd heeft het aantal fte naar boven (bij beleidsrijk) dan wel naar beneden (bij beleidsarm). Berekenwijze procesonderdelen Wmo nieuwe stijl Bij de formatieberekening van de nieuwe taken kan niet een relatie gelegd worden met werkelijke cliëntaantallen en wordt derhalve de relatie gelegd met het verwachte aantal nieuwe cliënten, een schatting die, zoals aangegeven, gebaseerd is op cijfers van Vektis. Voor de nieuwe taken zijn geen ervaringscijfers bekend voor de tijdsbesteding per procesonderdeel. Dit betekent dat op basis van een expertoordeel schattingen zijn gemaakt van de benodigde tijdsbesteding. Hierbij zijn we als volgt te werk gegaan: Voor het proces onderdeel casemanagement is voor elk van de zorgfuncties van de Wmo nieuwe stijl een inschatting gemaakt (a) of er redenen zijn waarom het aantal uren casemanagement afwijkt dan van de voorzieningen onder de Wmo oude stijl en (b) indien er sprake is van een afwijking, in welke orde van grootte de afwijking ligt. Zo is bij de zorgfunctie begeleiding de afweging gemaakt dat de vervoerscomponent deze functie complex maakt en dat er derhalve meer uren nodig zijn voor casemanagement. Verder is de afweging gemaakt dat het casemanagement voor intramurale zorg (VV, GGZ-C en VG) meer tijd vereist, omdat dit voorzieningen met een relatief hoge zorgzwaarte zijn. Voor elk van de zorgfuncties waar een reden is om aan te nemen dat er meer uren casemanagement nodig zijn, hebben we het aantal uren per cliënt verhoogd met een factor anderhalf. Let op: onder het kopje primaire taken berekent het model voor het procesonderdeel casemanagement alleen de structurele formatie die nodig is. Voor een deel van de cliënten kan namelijk een langdurige indicatie worden gegeven, zodat er minder formatie voor casemanagement nodig is. De formatie die benodigd is voor de herindicatie bij de overdracht van cliënten per 1 januari 2015 staat weergegeven onder het kopje incidentele taken, zodat 3 De gegevens waar het model gebruik van maakt betreft de benchmarkgemiddelden van het benchmarkonderzoek SGBO, uitgedrukt als aantal formatieplaatsen per 10.000 inwoners, voor de procesonderdelen uitvoerend, ondersteunend en overhead. Pagina 7 van 9 het voor gemeenten inzichtelijk is dat er formatie nodig is voor deze cliëntgroep, maar de beslissing of dit tijdelijke of structurele formatie moet zijn, uitgesteld kan worden naar een later moment. Overigens is in het model niet alle formatie voor langdurige cliënten weergegeven bij incidentele taken: in het model wordt ongeacht de verdeling langdurige en tijdelijke indicaties tien procent van de formatie voor casemanagement van de Wmo nieuwe stijl structureel geacht. Voor elk van de cliënten voor wie is aangegeven dat het procesonderdeel contact & coördinatie van toepassing is, hebben we een vergelijkbare tijdsinvestering gerekend als voor casemanagement, zodat voor deze groep cliënten de tijdsinvestering grosso modo verdubbelt. Voor het procesonderdeel administratieve ondersteuning hebben we een soortgelijke afweging gemaakt als bij casemanagement. Hierbij zijn we tot de conclusie gekomen dat er vooralsnog geen zwaarwegende redenen zijn om aan te nemen dat de werklast voor administratieve ondersteuning bij de Wmo nieuwe stijl hoger ligt dan bij de Wmo oude stijl. Weliswaar is de verwachting dat het percentage bezwaar & beroep bij de Wmo nieuwe stijl hoger ligt, maar hier staat tegenover dat de Sociale Verzekeringsbank (SVB) per 1 januari 2015 het trekkingsrecht gaat uitvoeren4, wat de administratieve lasten voor gemeenten vermindert. Bovendien wordt elders in het model al formatie toegekend voor een zorgvuldige transitie, zodat de eventuele incidentele administratieve taken die kort na invoering van de nieuwe Wmo uitgevoerd moeten worden, hieruit opgevangen kunnen worden. Voor administratieve ondersteuning zijn we derhalve uitgegaan van hetzelfde benodigde aantal fte per cliënt als bij de Wmo oude stijl. Berekenwijze aanpalende en incidentele taken Zoals beschreven bij de toelichting op de variabelen, is het procesonderdeel aansturing, beleid & inkoop opgesplitst in twee procesonderdelen, namelijk aansturing & beleid en inkoop & contractmanagement. Voor het onderdeel aansturing & beleid zijn we uitgegaan van een vergelijkbare werklast als bij de Wmo oude stijl. Voor het onderdeel inkoop & contractmanagement is een relatie gelegd met het aantal contractpartijen, waarbij het model op basis van ervaringscijfers van Berenschot een inschatting maakt van het benodigde aantal fte. De verwachting is dat bij de meeste gemeenten het aantal contractpartijen bij de Wmo nieuwe stijl hoger ligt dan bij de Wmo oude stijl, wat impliceert dat de benodigde formatie bij dit procesonderdeel hoger is. Voor het onderdeel zorgvuldige transitie is op basis van het inwonertal het landelijk beschikbaar gestelde bedrag toegerekend aan de gemeente. Vervolgens is op basis van de beleidskeuze (welk deel van het implementatiebudget gebruikt wordt voor formatie) en het aantal productieve uren de benodigde formatie bepaald. 4 Dit geldt enkel voor PGB-houders en gemeenten moeten nog altijd een controle doen aan de voorkant. Pagina 8 van 9 Uitkomsten De uitkomsten van het model betreft zonder uitzondering de formatie in fte. Bij de uitkomsten geeft het model de totale formatie per procesonderdeel, niet de formatie per functie. De uitkomsten kunnen gebruikt worden door gemeenten als norm om de huidige formatie van de Wmo-afdeling tegen af te zetten of als hulpmiddel om de formatie voor nieuwe taken vast te stellen. Hierbij is het van belang om te realiseren dat de cijfers schattingen zijn, gebaseerd op ervaringscijfers en een aantal algemene aannames. Daarom worden de uitkomsten getoond met een bandbreedte, waarvan de omvang gespecificeerd is bij de uitgangspunten van het model. Verder is het raadzaam om een zorgvuldige afweging te maken bij het invullen van de variabelen in het model en voorzichtig te zijn bij de interpretatie van de cijfers. Het is immers belangrijk dat een formatie wordt gekozen die past bij de lokale en regionale context en (beleids)arrangementen. Contactgegevens Voor meer informatie kunt u contact opnemen met het OTD via 070-3738398 of [email protected]. Pagina 9 van 9