Depressies en bipolaire stoornissen Samenvatting Depressies en bipolaire stoornissen 1/6 Antidepressiva worden veel gebruikt in Nederland. De mensen die deze middelen gebruiken, hebben vragen die ze graag aan jou als deskundige willen stellen, zoals ‘wat moet ik doen als ik die bijwerking krijg?’ of ‘wanneer gaat dit middel werken?’ Naast hun eigen vragen komen ze in de media ook berichten tegen die vraagtekens zetten bij het gebruik van deze middelen. Mensen met een bipolaire stoornis gebruiken medicatie om de terugkeer van de depressieve en manische episodes te voorkomen. Maar het is best moeilijk om geneesmiddelen op tijd in te blijven nemen als je je goed voelt. Jij kunt eraan bijdragen dat mensen met depressie of een bipolaire stoornis hun geneesmiddelen goed gebruiken en hen helpen het risico op vervelende bijwerkingen zoveel mogelijk te beperken. Je weet waar je rekening mee moet houden bij de medicatiebegeleiding en het geven van advies, en je kunt professioneel inspelen op hun gedragskenmerken. Wat zijn depressies en bipolaire stoornissen? Iedereen zit wel eens in een dip. Je hebt een slechte dag of een sombere bui. Een leuke gebeurtenis, goed gezelschap of wat afleiding zorgt ervoor dat die bui weer snel overdrijft. Bij een depressie drijft de bui niet over, maar houdt de somberheid langdurig aan. Depressie is een stemmingsstoornis waarvan sprake is bij ten minste een van de volgende verschijnselen: • Last van somberheid en lusteloosheid gedurende het grootste deel van de dag. • Veel minder belangstelling voor bijna alle dingen die je anders wel interesseren. • Daarnaast komen bij een depressie ook andere klachten voor: • Je minder goed kunnen concentreren, bijvoorbeeld bij het lezen of televisiekijken. • Het nemen van beslissingen kost meer moeite, ook al gaat het om iets heel eenvoudigs. • Je traag en moe voelen, of juist rusteloos en snel geïrriteerd. • Je schuldig of overbodig en nutteloos voelen. • Slecht slapen of juist overmatig veel. • Geen trek in eten meer hebben of juist extra veel eten, waardoor je afvalt of juist aankomt in gewicht. Als veel van dit soort klachten gedurende langere tijd aanhouden, dan wijst dat op een depressie. In het dagelijks leven kan iemand veel last van zijn klachten hebben. Bezigheden thuis, in de vrije tijd of op het werk kunnen door de depressie verstoord worden. Het kan zijn dat je het leven door de depressie als een te grote last ervaart en soms zelfs naar de dood verlangt. Zo’n 70% van de mensen met depressieve klachten heeft suïcidale neigingen. Dat is ook de voornaamste reden om te behandelen. Bipolaire stoornis Bij een bipolaire stoornis (in de volksmond manische depressie) wisselen periodes van opperst geluk en zelfoverschatting (manie) zich af met periodes van ernstige neerslachtigheid (depressie). In de manische periodes zijn mensen soms in staat zichzelf te overstijgen, maar het zijn ook periodes waarin ze vaak onverantwoorde beslissingen nemen. Oorzaken Een depressie of bipolaire stoornis komt zelden uit het niets, maar de precieze oorzaak is lastig vast te stellen. De oorzaak van een depressie of bipolaire stoornis ligt waarschijnlijk in een combinatie van biologische (genetische), psychosociale en omgevingsfactoren. Ook lichamelijke aandoeningen of medicijnen kunnen bijdragen aan het ontstaan. Het is niet te voorspellen wie uiteindelijk een depressie zal krijgen en wie niet. Wel kunnen geslacht en leeftijd, individuele kwetsbaarheid, omgeving en levensgebeurtenissen risicofactoren zijn. Depressie of manie als bijwerking Wees je er als apothekersassistent van bewust dat stemmingsstoornissen ook door gebruik van geneesmiddelen veroorzaakt kunnen worden. Ook het gebruik van drugs kan het evenwicht in de hersenen verstoren. Stimulerende middelen (xtc, speed) kunnen bijvoorbeeld een manie uitlokken. Amfetaminen zorgen voor irritatie, verhoogde prikkelbaarheid en zelfoverschatting. Ook bij cocaïne komt zelfoverschatting naar boven. Samenvatting Depressies en bipolaire stoornissen 2/6 Behandeling De aanpak van een depressie begint met adviezen of psychotherapie. Of ook medicijnen worden voorgeschreven, hangt af van de mate waarin de cliënt kan functioneren in het dagelijks leven, en natuurlijk ook van de voorkeur van de cliënt. Vaak is beide nodig: praten en pillen. Praten Antidepressiva of antipsychotica kunnen niet een ander gedragspatroon of andere gedachten teweegbrengen. Als gekozen wordt voor een behandeling met geneesmiddelen, zal de arts ook altijd een vorm van gespreksvoering of psychotherapie voorstellen, al gebeurt dat in de praktijk nog (te) weinig. Zeker bij een bipolaire stoornis neemt psychotherapie een belangrijke plaats in om manies en depressies vroegtijdig te herkennen. Pillen Depressies worden met antidepressiva behandeld, manische periodes met antipsychotica. Verder gebruiken mensen met depressies en bipolaire stoornissen vooral in de eerste weken van de behandeling slaap- en kalmeringsmiddelen, vanwege hun onrust en verstoorde dagnachtritme. Bibliotherapie Bibliotherapie is zelfhulp met boeken. Niet alle mensen staan open voor psychotherapie. Voor hen kunnen ‘zelfhulpboeken’ een uitkomst zijn. Bijvoorbeeld het ‘Zorgboek Depressie’, uitgegeven door de Stichting September. Het geeft informatie over depressie en de behandeling ervan, maar ook veel ondersteuning, ook voor de familie. Lichaamsbeweging Lichaamsbeweging blijkt een positief effect te hebben op depressiviteit. Het is een activiteit op de dag, het stimuleert de bloedsomloop, bevordert ’s nachts de slaap en stimuleert de productie van lichaamseigen stoffen (endorfines), die een prettig gevoel teweeg kunnen brengen. Het in beweging komen is wel een grote opgave. Depressieve mensen hebben nergens zin in, dus ook niet in bewegen. Ze weten wel dat het helpt, maar ze kunnen zich er niet toe zetten. Elektro-convulsie-therapie (ECT) Bij de elektroconvulsietherapie (ECT) krijgt de cliënt onder narcose elektrische schokken die de hersenactiviteit volledig veranderen. Het wordt uitgevoerd bij cliënten bij wie de behandeling met medicijnen niet of onvoldoende aanslaat, en wordt alleen gedaan bij ernstige depressies, bijvoorbeeld die gepaard gaan met hallucinaties. Geneesmiddelen bij depressies en bipolaire stoornissen Depressies Er zijn verschillende medicijnen die effectief zijn bij de behandeling van depressie: • specifieke serotonineheropnameremmers (SSRI’s) • selectieve serotonine- en noradrenaline-heropnameremmers (SNRI’s) • tricyclische antidepressiva (TCA’s) • mirtazapine • bupropion. De meest gebruikte antidepressiva in 2014 zijn de selectieve serotonineheropnameremmes (SSRI’s): 63% van het totaal aantal standaard dagdoseringen. Welke medicijn de voorkeur heeft, is onder andere afhankelijk van de ernst en duur van de depressie, leeftijd, overige aandoeningen en geneesmiddelen van de cliënt. Bipolaire stoornissen De belangrijkste medicijnen die bij manische depressiviteit worden voorgeschreven zijn: • antidepressiva • antipsychotica • stemmingsstabilisatoren • slaapmiddelen • kalmeringsmiddelen/angstremmers. De depressieve periodes kunnen met de gebruikelijke antidepressiva worden behandeld, de manische periodes met antipsychotica. Verder gebruiken mensen met bipolaire stoornissen slaap- en kalmeringsmiddelen vanwege hun onrust en verstoorde dag-nachtritme. Antidepressiva niet alleen tegen depressies of bipolaire stoornis Per apotheek gebruiken ongeveer 600 mensen een antidepressivum. Alhoewel de meeste van deze middelen allereerst bedoeld zijn voor de behandeling van depressie - vandaar de naam antidepressiva-, worden deze geneesmiddelen ook voor vele andere aandoeningen ingezet. Wees je daar bewust van: de cliënt die antidepressiva komt halen, hoeft niet per definitie depressief te zijn, maar kan bijvoorbeeld ook een angststoornis hebben of een neurologische aandoening. Veel van de psychische aandoeningen begeleiden elkaar. Iemand met een sociale fobie kan best ook depressief zijn. Andere toepassingen voor antidepressiva zijn: Samenvatting Depressies en bipolaire stoornissen • • • • • • angststoornissen eetstoornissen neurologische aandoeningen premenstrueel syndroom rookverslaving pijnbestrijding. Antidepressiva De meeste antidepressiva bereiken hun effect doordat ze de hoeveelheid van de neurotransmitters serotonine en noradrenaline in de synapsspleet tussen hersencellen verhogen, twee van nature voorkomende stoffen die een rol spelen bij stemming en emoties. Het verschilt per antidepressivum welke hoeveelheid van welke neurotransmitter wordt verhoogd, of in welke verhouding en op welke plaats in de hersenen. Daardoor kunnen antidepressiva van elkaar en per persoon verschillen in effect en in bijwerkingen. Serotonine-heropnameremmers Serotonine is van invloed op je stemming, leervermogen en geheugen. Een tekort kan depressie veroorzaken. Serotonine is verder betrokken bij het slaap/waakritme, eetlust, en de temperatuurregeling. Selectieve serotonine-heropnameremmers remmen de heropname van serotonine, zodat serotonine langer in de synapsspleet werkzaam blijft. De verhoogde hoeveelheid serotonine zorgt voor een stemmingsverbetering. Klassieke antidepressiva (TCA’s) De naam van deze groep, tricyclische antidepressiva (TCA), slaat op de gemeenschappelijke chemische structuur, namelijk drie koolstofringen (tri = drie, cyclisch = met ringen). TCA’s verhogen de hoeveelheid van de neurotransmitters noradrenaline en serotonine in de hersenen. Ook blokkeren ze enkele receptoren van weer andere neurotransmitters, waaronder acetylcholine en histamine. Ze doen dat niet alleen in de hersenen, maar ook in de rest van het lichaam. En daarom hebben ze vaak meer bijwerkingen dan de serotonineheropnameremmers: het blokkeren van de acetylcholinereceptoren kan bijvoorbeeld leiden tot anticholinerge bijwerkingen. Remming van histamine kan leiden tot cardiale bijwerkingen. MAO-remmers Het enzym MAO (mono-amine oxidase) breekt de neurotransmitters serotonine, noradrenaline en adrenaline af in de synaps. Door MAO te remmen wordt de hoeveelheid neurotransmitters in de synapsspleet verhoogd en verbeteren de verschijnselen van de depressie. De MAO-remmers fenelzine (Nardil®) en tranylcypromine (Parnate®) zijn alleen op artsenverklaring verkrijgbaar. 3/6 Overige antidepressiva Mirtazapine (Remeron®) is een noradrenerg specifiek serotonerg antidepressivum (NaSSA). De werking berust op het stimuleren van het vrijkomen van noradrenaline. Toename van noradrenaline zorgt voor stimulatie van het vrijkomen van serotonine. Mirtazapine heeft een sederende werking, waardoor het bij ’s avonds doseren ook het slaappatroon kan beïnvloeden. Bupropion (Wellbutrin®XR) is een dopamine-noradrenalineheropnameremmer en wordt tegenwoordig voorgeschreven tegen depressie. Dit geneesmiddel was al onder de naam Zyban® op de markt, als middel bij het stoppen met roken. Het remt de heropname van zowel noradrenaline als dopamine. Mianserine (Tolvon®) is een versuffend antidepressivum. Het behoort tot de duurdere antidepressiva. Mianserine remt de heropname van noradrenaline zwak en stimuleert de afgifte van noradrenaline. Ook zijn in het centrale zenuwstelsel interacties met serotoninereceptoren gevonden. Omdat mianserine een potentieel gevaarlijke bijwerking heeft (agranulocytose), schrijven artsen het middel steeds minder voor. Agomelatine (Valdoxan®) verhoogt de noradrenaline- en dopamine-afgifte en heeft geen invloed op serotoninespiegels. Bijwerkingen antidepressiva Alle antidepressiva hebben als doel om de concentratie serotonine en noradrenaline op postsynaptische receptoren te verhogen. De SSRI’s zijn daarin in meer of mindere mate selectief voor serotonine, maar met name de TCA’s zijn veel minder selectief in welke neurotransmitter wordt verhoogd, en waar in het lichaam de neurotransmitter wordt verhoogd. Daarom ontstaan vaak bijwerkingen: anticholinerge effecten, anti-noradrenerge effecten en serotonerge effecten. Specifieke bijwerkingen Seksuele bijwerkingen zoals een verhoogde, verminderde of pijnlijke zaadlozing, een afgenomen libido, erectiestoornissen met soms een aanhoudende erectie en het uitblijven van een orgasme, kunnen bij alle TCA’s optreden. SSRI’s zorgen vooral voor een vertraagde zaadlozing of voor het uitblijven van een orgasme. Gewichtstoename komt bij praktisch alle antidepressiva voor, maar vooral bij mianserine en mirtazapine. De SSRI’s leiden de eerste maanden tot een gewichtsvermindering, maar daarna zorgen zij juist voor een gewichtstoename. Clomipramine zorgt voor de meeste gewichtstoename, en ook het meest gebruikte middel paroxetine scoort hoog wat betreft gewichtstoename. Fluoxetine en sertraline zorgen voor de laagste toename. Toevoeging van bupropion blijkt succesvol om weer af te vallen. Samenvatting Depressies en bipolaire stoornissen Vergeleken met de SSRI’s kunnen de TCA’s meer klachten in het hart en vaatstelsel veroorzaken. Het gaat vooral om bloeddrukdaling bij het rechtop gaan staan (orthostatische hypotensie, houdingsduizeligheid), een te snel hartritme, geleidingsstoornissen in het hart en een verminderde samentrekking van de hartspier. De SSRI’s fluoxetine en fluvoxamine geven minder aanleiding tot orthostatische hypotensie of een te snel hartritme en zijn veiliger voor het hart. Effect op zenuwstelsel De effecten op het zenuwstelsel zijn verwardheid, sufheid (sedatie) en slaperigheid. Dit komt het meeste voor bij mirtazapine, mianserine, doxepine, imipramine en amitriptyline. Meestal lost dit probleem zich na enige tijd vanzelf op. Moclobemide en venlafaxine geven de minste sufheid. Antidepressiva kunnen aanleiding geven tot een psychose. Bij ruim 8% van de mensen die opgenomen zijn in een psychiatrisch ziekenhuis, wordt de manie of psychose veroorzaakt door antidepressiva. Het middel sertraline kan een onderliggende psychose uitlokken, speciaal bij mensen met een psychotisch verleden. De apotheek is verplicht om op ieder geneesmiddel dat de rijvaardigheid kan beïnvloeden, de bekende waarschuwende gele sticker te plakken. Natuurlijk moet de apotheek ook bij iedere aflevering een bijsluiter leveren, waarin staat vermeld of een geneesmiddel invloed kan hebben op de rijvaardigheid. Tot zover is de apotheek wettelijk verplicht cliënten te informeren. In de praktijk blijkt echter dat veel mensen de waarschuwende tekst van de gele sticker naast zich neerleggen en de bijsluiter niet lezen. Ondanks gebruik van een versuffend geneesmiddel blijven veel mensen gewoon autorijden. Het is dus altijd verstandig om aan de balie, zeker bij een eerste uitgifte, te wijzen op de beïnvloeding van de rijvaardigheid. Interacties en contra-indicaties antidepressiva Bij gebruik van nog andere medicijnen kunnen de verschillende geneesmiddelen elkaar beïnvloeden. Geneesmiddelen kunnen elkaar versterken of verzwakken. Zo geven antidepressiva in combinatie met bepaalde pijnstillers als diclofenac en ibuprofen een verhoogde kans op bloedingen. Geef bij een eerste en vervolguitgiftes uitleg over mogelijke interacties en houd rekening met contraindicaties. Serotoninesyndroom SSRI’s en serotonerge TCA’s mogen niet met andere serotonergwerkende medicatie gecombineerd worden (zoals triptanen, maar ook tramadol en sintjanskruid), omdat dan het zeldzame, maar potentieel fatale serotoninesyndroom kan optreden. Dit syndroom is vooral berucht bij gebruik van MAO-remmers. Als er te veel serotonine in de hersenen vrijkomt, kan het serotoninesyndroom ontstaan. Dit is een levensgevaarlijke situatie die soms kan leiden tot delirium en coma, en een dodelijke afloop kan hebben. Bij verschijnselen van het serotoninesyndroom moet daarom meteen een arts worden gewaarschuwd. Het syndroom kondigt zich aan met psychische, lichamelijke en neurologische verschijnselen. Ook drugs als ecstasy (xtc), cocaïne of amfetamine kunnen in combinatie met serotonerge geneesmiddelen een serotoninesyndroom uitlokken. Het syndroom kan ontstaan direct nadat het nieuwe middel is voorgeschreven of pas na enkele maanden. Soms ontstaat het pas als er een dosisverhoging heeft plaatsgevonden. SSRI’s en NSAID’s NSAID’s verhogen de kans op maag- of darmzweren en SSRI’s verminderen de bloedstolling. Daardoor is er bij combinatie met een NSAID een sterk verhoogde kans op een maag- of darmbloeding. Raad mensen die SSRI’s gebruiken daarom af NSAID’s te gebruiken als zelfzorgpijnstiller, en dus te kiezen voor paracetamol. Als je cliënt, bijvoorbeeld vanwege reuma, echt 4/6 een NSAID moet gebruiken, overleg dan met de arts om een maagbeschermer toe te voegen. Stemmingsstabilisator: lithium Lithium (Camcolit®, Priadel®) vermindert niet alleen depressieve gevoelens maar ook manische, uitbundige stemmingen. Waarschijnlijk heeft het invloed op de overdracht van prikkels in de hersenen. Het vlakt de stemming dus min of meer af, waardoor minder sterke stemmingsschommelingen optreden, en minder vaak. Lithium wordt meestal gedurende langere tijd gebruikt om manische buien te voorkomen. Binnen een tot twee weken is het effect op de manie te merken. Wordt lithium gebruikt om manische periodes te voorkomen of te verminderen, dan duurt het meestal een maand voor lithium voldoende effect heeft. Deze tijd is te overbruggen met een kortdurend voorschrift voor een benzodiazepine. Soms duurt het een half jaar of een jaar voor het volledige effect is bereikt. Lithium werkt bij acht op de tien mensen. Bijwerkingen lithium De hoeveelheid lithium in het bloed luistert zeer nauw, het heeft een zeer kleine therapeutische breedte. Bij te weinig werkt het niet, maar bij te veel kunnen ernstige bijwerkingen ontstaan. Daarom moet regelmatig de bloedspiegel gecontroleerd worden. Krijgt iemand die lithium gebruikt een geneesmiddel voorgeschreven dat een interactie heeft met lithium, vraag dan na wanneer weer bloed moet worden geprikt. De belangrijkste bijwerkingen zijn: • trillen en beven • gewichtstoename • verminderde werking schildklier • dorst, droge mond, veel drinken en veel plassen. Interacties lithium De meeste interacties van lithium met andere medicijnen hebben met de kans op een overdosering te maken. Door de smalle therapeutische breedte kunnen bij het gebruik van lithium snel vergiftigingsverschijnselen optreden. Interacties met andere geneesmiddelen Samenvatting Depressies en bipolaire stoornissen kunnen bijvoorbeeld zorgen dat de nieren lithium opeens minder snel uitscheiden, waardoor plotseling een overdosering kan ontstaan. Stemmingsstabilisatoren: anticonvulsiva Middelen tegen epilepsie, ook wel anti-epileptica of anticonvulsiva genoemd, beïnvloeden onder andere de informatieoverdracht via zenuwen in de hersenen. Ze verlagen de overmatige elektrische activiteit in de hersenen. Ze worden daardoor toegepast bij epilepsie, maar ook om een acute manische bui te stoppen. Ook worden ze gebruikt om manische buien te voorkomen, vooral bij mensen die een snelle wisseling tussen depressie en manie hebben of slecht tegen lithium kunnen. Soms worden ze samen met lithium gebruikt. Voorbeelden zijn carbamazepine (Tegretol®), lamotrigine (Lamictal®) en valproïnezuur (Depakine®). Lamotrigine werkt in het algemeen beter tegen depressies dan tegen een manie. Antipsychotica Bij een ernstige manie met psychotische symptomen heeft een antipsychoticum meestal de voorkeur, omdat een antipsychoticum bij ernstige gevallen werkzamer is gebleken dan lithium. De klassieke antipsychotica werken door dopaminereceptoren te blokkeren waardoor symptomen van een psychose verlicht worden. Bijwerkingen zijn vooral de zogenaamde extrapiramidale bijwerkingen. Dat zijn bewegingsstoornissen als gevolg van een verstoorde aansturing van de skeletspieren. Het gaat bij extrapiramidale bijwerkingen om spiertrekkingen, vaak in het gezicht, maar ook om krampen en stijfheid. Deze bijwerkingen lijken op de verschijnselen van de ziekte van Parkinson. Voorzichtig doseren en langzaam aanpassen van de dosering van het middel, zowel bij verhogen als bij verlagen, kunnen deze problemen verminderen. Atypische antipsychotica onderscheiden zich van de klassieke antipsychotica doordat ze zich behalve aan dopaminereceptoren ook binden aan serotoninereceptoren. De atypische antipsychotica worden vaak beter verdragen dan de klassieke antipsychotica. Ze veroorzaken minder bewegingsstoornissen. Er is echter wel een andere, voor veel mensen vervelende bijwerking, en dat is gewichtstoename. Gewichtstoename geeft weer een verhoogde kans op het ontwikkelen van hart- en vaatziekten en diabetes mellitus. Een andere bijwerking van atypische antipsychotica kan een verminderd libido zijn Benzodiazepinen Bij depressiviteit merkt de cliënt meestal pas na een aantal weken dat zijn stemming verbetert, soms pas na zes weken gebruik. In een enkel geval neemt de depressie de eerste weken zelfs toe. De bijwerkingen van de TCA’s en SSRI’s treden wel meteen op, daarom kan het moeilijk zijn het gebruik vol te houden. Het is daardoor ook een uitdaging voor de apotheek om deze mensen te begeleiden. Je ziet de cliënt immers die eerste paar weken zeker twee of drie keer, aangezien de arts in het begin meestal kleine porties voorschrijft. Omdat benzodiazepinen - in tegenstelling tot antidepressiva - snel werken, worden ze vaak als overbrugging voorgeschreven in de eerste twee weken van de behandeling met antidepressiva, en bij de start van de behandeling van een manie. De toevoeging van benzodiazepinen leidt tot minder afhaken van cliënten in de eerste vier weken. Sint-janskruid Sint-janskruid (Hyperiplant®, Laif®) is zonder recept en uitsluitend in de apotheek (UA) verkrijgbaar, en wordt gebruikt bij lichte tot matige depressie. Het sintjanskruid is echter geen ongevaarlijke stof. Het middel heeft diverse wisselwerkingen met andere geneesmiddelen door beïnvloeding van de afbraak in de lever. Bij gelijktijdig gebruik van sint-janskruid met anticonceptiva, anti-epileptica, cumarinederivaten, ciclosporine of theofylline worden deze stoffen minder werkzaam. Ook de werkzaamheid van digoxine en carbamazepine wordt verminderd door sint-janskruid. Bij oudere cliënten is bij gelijktijdig gebruik van sintjanskruid en SSRI’s het optreden van het serotoninesyndroom gerapporteerd. Dit effect treedt ook op bij gecombineerd gebruik met een ander antidepressivum. Zwangerschap en depressie Van geen enkel antidepressivum is bewezen dat het veilig kan worden gebruikt tijdens zwangerschap en borstvoeding. Bij de afweging of een antidepressivum noodzakelijk is, spelen 5/6 de ernst van de depressie, aanwezigheid van alternatieve behandelingen en de duur van de zwangerschap een rol. Altijd moet een afweging worden gemaakt: is het geneesmiddel of het gedrag van de moeder het grootste gevaar? Wanneer het niet om een ernstige depressie gaat, is het beter om zeker het eerste trimester van de zwangerschap zonder antidepressiva door te komen. Een ernstige depressie kan echter wel kwaad voor moeder en kind. In dat geval is behandelen toch beter. Met een zo laag mogelijke dosis vlak voor de bevalling verlaag je het risico op onttrekkingsverschijnselen bij de baby. Wanneer met een antidepressivum gestart moet worden tijdens de zwangerschap, gaat de voorkeur uit naar een van de oudere tricyclische antidepressiva (amitriptyline, clomipramine, imipramine of nortriptyline) of een SSRI (fluoxetine, citalopram of sertraline). Abrupt stoppen met een antidepressivum tijdens de zwangerschap of van antidepressivum veranderen, wordt afgeraden in verband met het risico op terugkeer van de depressie. Zwangerschap en bipolaire stoornis Alle toegepaste geneesmiddelen bij een bipolaire stoornis kunnen schadelijk zijn voor het ongeboren kind. Een arts moet het risico van het gebruik van geneesmiddelen afwegen tegen het risico dat optreedt als de moeder niet wordt behandeld. Als medicatie noodzakelijk is, heeft lithium de voorkeur, onder regelmatige controle van de lithiumspiegels. Samenvatting Depressies en bipolaire stoornissen 6/6 Therapietrouw Communicatie Niet alleen is de drempel om antidepressiva te gebruiken vaak hoog, ook therapieontrouw komt veel voor. Bijwerkingen zijn er direct na starten, de werking laat minimaal vier weken op zich wachten. Bij bipolaire stoornissen is er de manische fase waarbij de ontrouw een grote rol speelt. Welke rol kun jij spelen om het taboe op antidepressiva te verlagen en de therapietrouw te bevorderen? Het begeleiden en adviseren van cliënten die antidepressiva gebruiken, kan lastig zijn. Kennis van de reden van het gebruik kan je helpen om de cliënt op de juiste wijze te benaderen. Goed letten op de signalen die de cliënt afgeeft en eventueel neutrale vragen stellen over klachten of bijwerkingen (Heeft u er last van? Wanneer? Hoe vaak?) kunnen soms extra informatie geven hoe je je cliënt het beste kunt benaderen. Dit komt de therapietrouw ten goede. Inleving in de problemen van de klant is een must. Pas op voor ‘meegaan’ met de klant. Professioneel blijven is noodzakelijk. Eerste uitgifte Bijna de helft stopt binnen drie maanden met het antidepressivum. Voor het grootste deel is dat omdat men zich beter voelt. Maar een kwart van de stoppers stopt vanwege de bijwerkingen en een derde omdat ze gewoon liever geen medicijnen gebruiken. Verreweg de meeste behandelingen met antidepressiva moeten minimaal een half jaar duren voor een goed resultaat. Veel cliënten stoppen dus vaak veel te vroeg. Wees bij de eerste uitgifte daarom duidelijk wat je cliënt kan verwachten en hoe lang hij de geneesmiddelen moet gebruiken. Vervolguitgifte Vervolguitgiftes zijn er nogal eens bij antidepressiva, vooral omdat artsen meestal maar kleine porties uitschrijven en er vaak benzodiazepinen als co-medicatie gebruikt worden. Elke vervolguitgifte is een gelegenheid voor informatie-uitwisseling die de apotheek niet voorbij mag laten gaan. Je kunt vragen naar de ervaringen (merkt je cliënt al iets, zijn er vervelende bijwerkingen). In de meeste gevallen kun je het probleem niet oplossen, maar ook een luisterend oor is nuttig om ervoor te zorgen dat je cliënt therapietrouw blijft. Vraag na hoeveel last de cliënt nog heeft van de sederende effecten, en of hij al deelgenomen heeft aan het verkeer (ook fietsen en brommerrijden tellen mee). Vervolguitgiftes zijn hét moment om de therapietrouw bij te houden en te bewaken. De kans op therapie-ontrouw is heel groot. Kans op suïcide is bij 70% van de cliënten een (gevaarlijke) indicatie om geneesmiddelen te gebruiken. Suïcidale gedachten worden soms uitgevoerd, net nu het lijkt dat het beter gaat met de cliënt. Bij vervolguitgiftes kun je in de gaten houden of de cliënt zijn herhaalrecepten op tijd haalt, te vroeg is of juist te laat. Allemaal tekenen of hij zijn geneesmiddelen volgens voorschrift inneemt. Omgaan met overgebruik Wat doe je als iemand te vroeg terug is om zijn antidepressiva of benzodiazepinen op te halen en je het idee van overgebruik hebt? Als je hem rechtstreeks vraagt of hij teveel heeft genomen, kan hij zich betrapt voelen, zich schuldig voelen, angstig worden. Probeer erachter te komen waarom hij meer heeft gebruikt dan voorgeschreven: merkte hij geen effect, ging het hem niet snel genoeg? Door rustig uit te leggen wat de risico’s zijn van overgebruik kun je zijn gedrag proberen te beïnvloeden. Motiveren Het kan zijn dat je cliënt erg huiverig staat tegenover het gebruik van geneesmiddelen, bijvoorbeeld uit angst voor bijwerkingen of angst voor verslaving. Door hem rustig uit te leggen wat het middel doet (angsten verminderen), wat de bijwerkingen zijn en wanneer hij effect kan verwachten, kun je hem motiveren toch zijn geneesmiddel te gebruiken. En wees heel duidelijk: antidepressiva zijn niet verslavend.