Globalisering, een wereld te winnen?

advertisement
Globalisering, een wereld te winnen?
Jurre van den Berg
Wat zijn de gevolgen van globalisering voor de werkgelegenheid, de werkomstandigheden
en de verhouding tussen arbeid en kapitaal, in Nederland en elders in de wereld? Dat was
het onderwerp van het debat dat de WBS op 7 oktober 2008 organiseerde tussen SERvoorzitter Alexander Rinnooy Kan en PvdA-Tweede Kamerlid Paul Kalma in het Haagse
Dudok. Een impressie.
Aanleiding tot het debat
Tijdens de presentatie van het SER-advies 'Duurzame globalisering: een wereld te winnen' in
juni 2008 had Kalma, die in het panel zat dat op het advies reageerde, ‘meer dan lichte
ergernis’ bij Rinnooy Kan opgewekt met zijn kritiek. Via een bericht in de Volkskrant daagde
Kalma Rinnooy Kan vervolgens uit tot een debat: ‘Wellicht vindt voorzitter Rinnooy Kan te
zijner tijd gelegenheid om uit te leggen waarom de Raad – terwijl voor het Rijnlandse model
al af en toe een alarmbel rinkelt – zo’n plichtmatig, alle brisante globaliseringthema’s
ontwijkend advies heeft uitgebracht.’1 Die tijd werd gevonden en onder leiding van Ruben
Maes traden de twee met elkaar in debat.
Aftrap Alexander Rinnooy Kan
Globalisering, zo zette Rinnooy Kan om te beginnen nog eens uiteen, is niet iets nieuws. Het
proces van internationale economische, politieke en culturele verwevenheid kent echter wel
een fase van verbreding (door met name de inbreng van China en India) en van verdieping
(door het verplaatsen van onderdelen van het productieproces). Dit maakt globalisering en
de uitkomsten ervan steeds moeilijker te voorspellen, en ‘zeker niet alleen een juichverhaal’.
Met name in China en India zijn de negatieve effecten voor mens en milieu navenant.
Al zijn er altijd winnaars en verliezers bij veranderingsprocessen, de balans - in de zin van
netto economische effecten (toegenomen welvaart) - is voor Nederland positief. Er gaan
weliswaar banen verloren door outsourcing naar China, echter omdat Nederland een
belangrijk distributiecentrum voor de Europese markt vormt, krijgen we een veelvoud van die
banen weer terug.
Zorgen over de gevolgen van globalisering hebben er de laatste jaren toe geleid dat het
draagvlak voor globalisering afbrokkelde. Die zorg hebben betrekking op de eigen
(economische) positie, maar ook op de vraag of nationale overheden nog wel effectieve
ruimte voor eigen beleid hebben. Deze twijfels zijn – zeker voor Nederland – moeilijk
rationeel te duiden.
In tegenstelling tot wat de titel van het veelbesproken boek van Thomas Friedman ‘The
World is Flat’ suggereert, is de wereld helemaal niet plat en ontstaat er geen ‘uniforme
massa’. ‘Verschillen worden juist steeds belangrijker en we hebben de toekomst in eigen
handen.’
We moeten niet alleen kijken wat globalisering voor Nederland betekent, maar ook wat
Nederland voor globalisering kan betekenen. ‘“Duurzaam” is hier geen gratuit voorvoegsel.’
Nederland heeft de verplichting om het globaliseringsproces en de gevolgen voor milieu en
de kwaliteit van het bestaan elders in goede banen te leiden.
De huidige financiële crisis heeft wel met globalisering te maken, maar is er niet de oorzaak
van. De financiële markten zijn bij uitstek geglobaliseerd; nationale grenzen zijn volledig
weggevallen. Ook al is het lastig op dit terrein met nationaal beleid het verschil te maken, het
kán wel. Zo heeft Spanje weinig last van de financiële crisis, omdat het zijn banken verboden
heeft risicovolle producten te verkopen.
Globalisering kan wellicht zelfs een oplossing bieden voor de crisis op de financiële markten.
Als de reële economie zich in bijvoorbeeld India en China zo sterk blijft ontwikkelen, zal ook
de financiële economie er weer bovenop komen. Globalisering is echter ‘een te verpesten
kans’: de geschiedenis van de jaren dertig leert ons dat wanneer we globalisering als excuus
gaan gebruiken en de grenzen sluiten, we nog verder van huis zijn.
Weerwoord Paul Kalma
Paul Kalma begint zijn kritiek op het SER-advies en zijn reactie op het verhaal van Rinnooy
Kan met een verwijzing naar Steven Greenhouse, de auteur van ‘The big squeeze’. Deze
citeert John F. Kennedy over het samengaan van economische en sociale vooruitgang:
‘Rising tides lifts all boats.’ Met Greenhouse vraagt Kalma zich af of globalisering deze wet
van parallelle vooruitgang niet ondermijnt, of zelfs ontwricht.
Ook al is de balans van globalisering, zoals de SER constateert, voor Nederland positief, er
is een groot aantal bedreigingen en kanttekeningen bij dit ‘zonnige’ beeld te plaatsen. Denk
aan de nadelige effecten voor natuur en milieu, groeiende economische ongelijkheid, en het
loszingen van economische en sociale aspecten van samenleven. Globalisering is geen
noodlot, maar vergt wel ingrijpende beleidswijzigingen, politici die hier draagvlak voor kunnen
creëren en ‘bloed, zweet en tranen’.
Het SER-advies is te positief en, vooral, te beperkt. Enkele urgente globaliseringsthema’s
worden erin ontweken. Deels is dat - zo gaf ook Rinnooy Kan al aan in zijn introductie - te
wijten is aan de smalle formulering van de adviesaanvraag van de regering: ‘Hoe valt het
draagvlak voor open markten te versterken?’
Drie problemen of nadelige neveneffecten kunnen worden onderscheiden. Ten eerste staan
lonen en arbeidsomstandigheden onder druk - bijvoorbeeld in de vleessector - door een sterk
toegenomen internationale concurrentie en de beschikbaarheid van enorme hoeveelheden
goedkope arbeid. Door technologische ontwikkelingen en innovatie in de transport en
informatie-overdacht hebben immigratie en outsourcing een hoge vlucht genomen. De levert
met name problemen op voor de onderkant van de arbeidsmarkt, waar zich ‘precaire arbeid’
ontwikkelt en geschoolde arbeid vervangen wordt door ongeschoolde arbeid.
Ten tweede: de sterke opmars van de financiële markten is een onvoorspelbaar fenomeen.
Dit thema komt in het SER-advies niet of nauwelijks aan de orde. Al voor de kredietcrisis
schreef ik hierover in de Volkskrant: ‘De liberalisering van het kapitaalverkeer in de jaren
tachtig heeft de financiële sector sterk doen groeien – en, in combinatie met de jacht op
aandeelhouderswinsten op de korte termijn, grote, moeilijk in te schatten risico’s
geïntroduceerd. Ze doen, zoals de Amerikaanse econoom Paul Krugman al tijdens de vorige
financiële crisis, eind jaren negentig, schreef, “iedereen met enig historisch besef de rillingen
over de rug lopen”.’
Ten derde ontstaat een nieuw kapitalisme met veranderde spelregels. De nieuwe
kernwoorden zijn kortetermijnwinst, fusies, aandeelhouderskapitalisme en een explosie van
de topinkomens. Dit drukt een stempel op de arbeid en de arbeidsverhoudingen, ook binnen
de onderneming.
Alhoewel een aantal thema’s is opgepikt door de politiek, gebeurt dit nog te vrijblijvend, zie
de halfzachte aanpak van hedge funds, het ontzien van de bonuscultuur en de beperkte rol
die ondernemingsraden kunnen spelen in het vaststellen van de beloningsstructuur.
Belangrijke mogelijkheden voor beleid zijn:



het afremmen van het risicovolle gedrag van pensioenfondsen
het ‘doorprikken van de ballon van de bonussystematiek’
het versterken van zeggenschap van werknemers in een systeem met meerdere
stakeholders.
Bij dit alles is een belangrijke rol weggelegd voor maatschappelijk verantwoord ondernemen
(op dit gebied scoort Nederland goed) en corporate governance voor multinationals, waar
nog een wereld te winnen is. De SER bepleit harmonie tussen people, planet en profit, maar
wat we zien is ‘people, planet en superprofit’.
De feiten?
De netto gevolgen van de globalisering ziet Paul Kalma negatiever in dan Rinnooy Kan.
Kalma stelt dat met een al te zonnig beeld bovendien geen draagvlak wordt gecreëerd voor
globalisering.
De feiten laten, volgens Rinnooy Kan, zien dat globalisering inderdaad slachtoffers kent,
maar dat daar de positieve macro-economische gevolgen tegenover staan, zoals
welvaartsgroei, banengroei en consumptiemogelijkheden. Rinnooy Kan bestrijdt de stelling
van Kalma dat de ongelijkheid in Nederland – anders dan elders - de laatste jaren is
toegenomen. Wat betreft het voorbeeld van de verslechterde arbeidomstandigheden in de
vleessector: juist daar liggen ruimte en verantwoordelijkheid ligt voor nationaal beleid.
Rijnlands model
Uit het OECD-rapport ‘Globalisation and the European Union: which countries are best
placed to cope?’ blijkt volgens Rinnooy Kan dat niet de Angelsaksische economieën, maar
juist de Rijnlandse overlegeconomieën het beste zijn toegerust om de kansen van
globalisering te benutten en de nadelige gevolgen op te vangen.2 Teneinde Nederland bij de
top van Scandinavische landen te laten aansluiten, is echter wel een diepte-investering in de
kennisinfrastructuur nodig.
Dat verhaal is te globaal, meent Kalma. De nadruk verschuift daardoor te veel naar de
‘voorzorg’, terwijl de ‘nazorg’ (bijvoorbeeld als het gaat om arbeidsonzekerheid) afbrokkelt.
Oneens, stelt Rinnooy Kan: Het SER-advies sluit juist prima aan bij de waarden van het
Rijnlandse model: ‘Tel je zegeningen!’
Hoe kan dit dan uitmonden in een beleidsagenda?, vraagt Kalma zich af. Rinnooy Kan
antwoordt dat in zo’n agenda participatie, overleg tussen werkgevers en werknemers,
investeren in kennis en een adequaat fiscaal systeem, nadruk moeten krijgen. Met dat
laatste bedoelt hij niet de invoering van een vlaktaks, benadrukt hij.
Kalma blijft bij zijn eerdere punt dat het SER-advies te weinig aandacht besteedt aan het
nieuwe kapitalisme van ‘greed’, winstbejag op de korte termijn en de macht van
aandeelhouders. Juiste deze punten zijn in strijd met de waarden van het Rijnlandse model.
Rinnooy Kan is het daar niet mee eens: De SER was unaniem tevreden met bijvoorbeeld de
mogelijkheden tot medezeggenschap in de onderneming. Deze werden ‘adequaat en
toereikend genoemd’, ook door de vakbonden.
Nationale beleidsruimte
Volgens Kalma dringt de SER te weinig aan op rigoureuze (nationale) beleidswijzingen.
Rinnooy Kan stelt op zijn beurt dat juist de politiek de kansen laat liggen, en dat het kabinet
‘zich moet schamen’ voor jarenlange onderinvesteringen in kennis. Kalma op zijn beurt: de
politiek neemt wel degelijk haar verantwoordelijkheid. Wel worden de zorgen van burgers te
weinig geadresseerd.
Verdringing ongeschoolde arbeid
Naar aanleiding van een vraag uit de zaal over de verdringing van geschoolde arbeid door
ongeschoolde arbeid, brengt Rinnooy Kan naar voren dat de situatie in Nederland evident
anders is dan in de Verenigde Staten. In Nederland blijft naar beide soorten arbeid veel
vraag bestaan. Echter, om de economie goed toe te rusten op de toekomst zijn de
investeringen in de kenniseconomie cruciaal.
Kalma memoreert hierop aan het concept van de ‘holle onderneming’ en de vluchtigheid van
het nieuwe kapitalisme. Volgens hem wordt medezeggenschap minder waard. ‘Lokaal wordt
uitgevoerd wat elders wordt besloten.’ Rinnooy Kan benadrukte dat voor Nederlandse
ondernemingen Nederlandse regels gelden. Wel erkent hij dat door de internationalisering
van ondernemingen de speelruimte voor beleid vermindert.
Na de crisis in de financiële sector
Beloningssystemen dragen te veel perverse prikkels in zich, aldus Rinnooy Kan, en dat het is
niet gewenst dat de negatieve gevolgen daarvan publiek moeten worden opgevangen.
Anderzijds oppert hij dat er wel risico’s genomen moeten worden om economische groei te
bevorderen. De verwevenheid tussen de reële economie en de financiële is volgens Kalma
niet alleen een kwestie van emotie, maar ook van rationaliteit.
Wat betreft de beleidsruimte die op dit terrein bestaat, zijn Kalma en Rinnooy Kan het eens:
dit een moeilijke kwestie. Volgens Rinnooy Kan moet er gezocht worden naar een nieuwe rol
van toezicht op de complexe financiële wereld. Kalma meent dat ‘een beetje saaiheid’ in de
zin van degelijkheid en risicomijdend gedrag op zijn plaats zou zijn, met het oog op de
publieke kant van het geld.
Ook op de website van de SER is een verslag van het debat te vinden.
Literatuur
Frans Becker, Jurre van den Berg & Monika Sie Dhian Ho (WBS) (2008). Om de plaats van
de arbeid. Een politieke agenda voor de PvdA.
Theo Bovens, Louise O. Fresco & Marco Wilke (Kroonleden SER) (2008). Globaliseren
moet, in stapjes. In: de Volkskrant, 09-07-2008.
Paul Kalma (2008). Wibautlezing: Partij van de ….? Over arbeid in onzekere tijden.
Paul Kalma (2008). De SER negeert het gevaar van globalisering. In: de Volkskrant, 21-072008.
SER (2008). Duurzame globalisering: Een wereld te winnen.
1
Paul Kalma, ‘De SER negeert het gevaar van globalisering’, de Volkskrant, 21 juli 2008.
2
D. Rae en M. Sollie (2007) ‘Globalisation and the European Union: which countries are best placed
to cope?’, OECD, Economics Department Working Paper, no. 586.
Download