Samenvatting Grammatica en Spelling Basis Grammatica

advertisement
Samenvatting Grammatica en Spelling
Basis
Grammatica: zinsontleding
Werkwoordelijk gezegde →wwg →dit zijn alle werkwoorden in de zin.
Onderwerp →ond →het onderwerp vertelt wie of wat iets doet.
De persoonsvorm van sommige werkwoorden kan gescheiden in een zin
voorkomen. Bijvoorbeeld: Hij raakte het per ongeluk aan. Raakte en aan
zijn dan gescheiden.
Grammatica: woordsoortbenoeming
Een zin is opgebouwd uit zinsdelen. Een zinsdeel bestaat uit 1 of meerdere
woorden. De volgende woordsoorten moet je kennen:
-
Werkwoord →ww
Lidwoord →lw
Zelfstandig naamwoord → znw
Bijvoeglijk naamwoord → bnw
Voorzetsel (kader) →vz
Hulpwerkwoord → hww
Zelfstandig werkwoord → zww
Werkwoordspelling
3 werkwoordsvormen: persoonsvorm , heel werkwoord, voltooid
deelwoord.
Werkwoordspelling: klankveranderende werkwoorden: de klank van het
werkwoord verandert als je ze in verleden tijd zet. Je hoort dan hoe je ze
moet schrijven: gaat – ging, kom –kwam.
Werkwoordspelling: klankvaste werkwoorden in de verleden tijd: in de
verleden tijd schrijf je voor het enkelvoud: ik-vorm + te of ik- vorm + de.
In het meervoud komt er nog een n achteraan.
Voltooid deelwoord = begint met ge-, be-, ver-, maar er zijn ook voltooid
deelwoorden die niet met deze vervoeging begint en eindigt op – en, -t, d. Maak een werkwoord langer; hoor je een t dan eindigt het voltooid
deelwoord op een t, hoor je een d, dan eindigt het voltooid deelwoord op
een d.
1
Werkwoordspelling: de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en in de
verleden tijd
Pv →ja →tt →ja →ev: ik- vorm / ik vorm + t
Mv: het hele werkwoord
Pv →ja →vt→ja →als je niet kunt horen hoe je de verleden tijd schrijft,
dan pas je de regel van ’t sexy fokschaap toe: stam eindigt op : t, k,
f,s,ch, p: ik vorm + te(n)
Stam eindigt niet op deze letters: ik vorm + de(n)
Pv →nee →volt dw →ja →hoor je een t bij het langer maken, schrijf je een
t, hoor je een d bij het langer maken, schrijf je een d.
Pv →nee →volt dw →nee →je schrijft het woord zoals het in het
woordenboek staat.
Op de volgende bladzijde vind je een stroomschema dat je erbij
helpt om de juiste spelling van het werkwoord te schrijven. Dit
schema is ook te vinden op : www.eldetechniek.nl – Nederlands –
leerjaar …
2
3
Spelling overig
Spelling van een bijvoeglijk naamwoord: een bijvoeglijk naamwoord
schrijf je zo simpel mogelijk, dus zonder n en met maar 1 d of 1 t. Er
komt alleen een n achter, als het een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is
(gouden tand) of als het voltooid deelwoord eindigt op –en.
Wanneer schrijf je een hoofdletter?
-
-
Aan het begin van een zin. (Let op; ’s Woensdags).
Namen en inwoners van een land.
Persoonsnamen: Bas de Vos, meneer De Vos, mevrouw J. de Vos –
van der Veer.
Namen van God en heilige personen; de Heer, Allah, de Bijbel.
Namen van feestdagen: Kerstmis, Suikerfeest, Nieuwjaarsdag,
Koningsdag, Moederdag. Let op: kerstvakantie, moederdagcadeau
en koningsfeest is met kleine letter!!).
De eerste letter van een titel van een boek, film, programma etc.
Adres en postcode.
Meervoudsvormen van zelfstandige naamwoorden:
-
-
Als je het mv van een znw wilt schrijven, zet je een –s, -n of –en
achter het ev: bank – banken.
Bij sommige woorden verandert de –s in een –z of een –f in de –v:
lens –lenzen.
Als bij de mv –s een verkeerde uitspraak mogelijk is, schrijf je –‘s :
pizza’s, tost’s.
Bij woorden die op –ie eindigen, let je op de klemtoon. Woorden op
–ie met de klemtoon niet op de laatste lettergreep schrijf je met een
–n. Op de –e zet je dan een trema: poriën, koloniën.
Bij woorden op –ie met de klemtoon wel op de laatste lettergreep,
voeg je –Ën toe: industrieën, calorieën.
Zelfstandige naamwoorden die eindigen op een –f, hebben in het mv
meestal een v: kloof- kloven. Let op: begrafenis- begrafenissen.
Woorden uit het Grieks of Latijn die op – graaf of –soof eindigen,
schrijf je in het mv altijd met een f: paragrafen, filosofen.
4
Regels stoffelijk bijvoeglijk naamwoord en het bijvoeglijk naamwoord na
‘te’
-
-
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord eindigt meestal op –en
→zilveren ketting, wollen trui, pluchen aapje. Let op: nieuwere
stofnamen krijgen geen uitgang →plastic tas, acryl nagellak.
Bij een bijvoeglijk naamwoord na ‘te’ schrijf je het hele werkwoord
→de te vergroten foto’s, de te bereiden maaltijd.
Regels bijvoeglijk naamwoord afgeleid van een voltooid deelwoord
-
Eindigt het volt. dw. Op –en dan eindigt het bijvoeglijk naamwoord
ook op – en.
Eindigt het volt. dw. Op –d of –t, dan eindigt het bijvoeglijk
naamwoord meestal op –de of –te.
Schrijf het volt. dw. Zo kort mogelijk. Soms moet je een letter
verdubbelen, omdat anders de uitspraak niet klopt: De foto is
vergroot →de vergrote foto. (dus geen dubbel o)/ Het plantsoen is
gespit →Het gespitte plantsoen (met een dubbele t, omdat anders
de uitspraak niet klopt).
Regels voor de apostrof (geef je mee aan dat je 1 of meerdere letters
weglaat. In de plaats van die letters zet je de apostrof) :
-
-
Bij het meervoud van zelfstandige naamwoorden die eindigen op
a,i,o,u,y.
Bij het verkleinwoord van woorden die eindigen op y met een
medeklinker ervoor.
Bij het meervoud van letters en afkortingen (twee a’s, dvd’s).
Bij het verkleinwoord van letters, afkortingen of cijfers (c’tje,
A4’tje).
In woorden waarvan letters zijn weggelaten (des middags = ’s
middags, het gaat = ’t gaat, jus de orange = jus d’orange, met zijn
tweeën = met z’n tweeën.
Bij woorden die een bezit aanduiden en eindigen op een a, i, o, u, y.
Als deze woorden op een sisklank eindigen, voeg je geen extra s
toe, maar schrijf je een apostrof (Diana’s muts, Max’ cijfer, Frits’
verhaal).
5
De spelling van werkwoorden uit het Engels
Je gebruikt elke dag werkwoorden die uit het Engels komen. Bijvoorbeeld:
emailen, downloaden, skateboarden en racen. De spelling hiervan is niet
altijd makkelijk. De meeste werkwoorden uit het Engels schrijf je net zo
als Nederlandse werkwoorden. Als je twijfelt, gebruik dan ’t kofschip. (hij
showt, showde, heeft geshowd/ hij checkt, checkte en heeft gecheckt).
Bij werkwoorden als mixen en pushen hoor je de sisklank s net als in
bijvoorbeeld boksen. Daarom schrijf je deze werkwoorden met –te en –t.
Voorbeelden die je gewoon moet leren:
-
Hij
Hij
Hij
Hij
Hij
mixt, mixte, heeft gemixt.
pusht, pushte, heeft gepusht.
emailt, emailde, heeft ge-e-maild.
strest, streste, heeft gestrest.
timet, timede, heeft getimed.
Tussenletter –en of –n.
Een samenstelling is een woord dat is gemaakt van twee andere woorden.
Tussen de woorden van een samenstelling schrijf je soms 1 of meer extra
letters. Hier gelden de volgende regels voor:
-
-
Als het meervoud van het eerste deel van de samenstelling eindigt
op –en of –n, dan schrijf je de tussenletter –en of –n.
Als het eerste deel van de samenstelling op de letter –e eindigt en
een meervoud op –n en –s heeft, dan geen tussen –n.
Als het eerste deel van de samenstelling het woord zon is, dan geen
tussen –n.
Als het eerste deel van de samenstelling erg betekent, dan schrijf je
ook geen tussen-n: beresterk (= erg sterk), boordevol (= erg vol),
reuzeleuk (= erg leuk).
Als het eerste deel van de samenstelling een werkwoord is, schrijf je
geen tussen –n (huilebalk, spinnewiel).
Als het eerste deel van de samenstelling bijvoeglijk naamwoord is,
schrijf je geen tussen –n (rodekool, platteland).
6
Spelling: Regels voor verkleinwoorden:
-
Bij zelfstandige naamwoorden die eindigen op de klinker a, é, o of u,
verdubbel je de klinker (oma = omaatje).
Bij zelfstandige naamwoorden die eindigen op de letter i, schrijf je
ietje (ski = skietje).
Bij zelfstandige naamwoorden die eindigen op een y met een
medeklinker ervoor, schrijf je –‘tje (baby = baby’tje).
Bij het verkleinwoord van letters, afkortingen of cijfers gebruik je
een apostrof (c’tje, cd’tje).
Onthoud de spelling van de volgende bijzondere verkleinwoorden:
jongen = jongetje, koning = koninkje, machine = machientje.
Basis: goed leren ‘Grammatica’ blz. 156 uit het boek!
7
Download