Woordsoorten Zelfstandig naamwoord Een zelfstandig naamwoord duidt mensen, dieren of dingen aan. Ook (eigen)namen zijn zelfstandige naamwoorden. Bijvoorbeeld: Ik ga morgen naar een wedstrijd van AJAX. Bijvoeglijk naamwoord Een bijvoeglijk naamwoord geeft een eigenschap of kenmerk van een zelfstandig naamwoord aan en staat meestal direct voor het zelfstandig naamwoord. Als er een koppelwerkwoord in de zin staat, staat het bijvoeglijk naamwoord achter het koppelwerkwoord. Bijvoorbeeld: Ik heb een nieuwe fiets gekregen. Werkwoord Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat iemand doet of wat er gebeurt. Een werkwoord kun je vervoegen: het past zich aan, aan de zin waarin het gebruikt wordt. Bijvoorbeeld: leef, leeft, leven, leefde, leefden Samengesteld woord Het samentrekken van twee bestaande woorden in één nieuw woord. Bijvoorbeeld: de blunderende juffrouw wordt: blunderjuf Lidwoorden Horen altijd bij een zelfstandig naamwoord De, het, een Persoonlijke voornaamwoorden Ik, jij, u, hij, zij, wij, jullie, zij mij, jou, u, hem, haar, ons, jullie, hen, hun Hulpwerkwoorden hebben, zijn, worden