complete uitspraak

advertisement
Uitspraak
23 september 2005
Eerste Kamer
Rek.nr. R05/076HR
RM/JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT ROTTERDAM,
gevestigd te Rotterdam,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. D. Stoutjesdijk
tegen
[Verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later.
1. Het geding in feitelijke instantie
De officier van justitie in het arrondissement Rotterdam heeft op 21 februari 2005 onder
overlegging van een op 10 februari 2005 ondertekende geneeskundige verklaring een verzoek
ingediend bij de rechtbank aldaar tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van het
verblijf van [verweerster] - verder te noemen: de betrokkene - in een psychiatrisch ziekenhuis.
Nadat de rechtbank betrokkene, bijgestaan door haar raadsvrouwe, en de behandelend sociaal
psychiatrisch verpleegkundige op 10 maart 2005 had gehoord, heeft zij bij beschikking van
diezelfde datum het verzoek afgewezen.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft de officier van justitie beroep in cassatie
ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot vernietiging van de
bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar de rechtbank te Rotterdam.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Het gaat in dit geding om het verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een
machtiging tot voortgezet verblijf als bedoeld in art. 15 lid 1 Wet Bopz. Bij de mondelinge
behandeling is namens betrokkene onder meer het verweer gevoerd dat weliswaar sprake is
van een alcoholverslaving maar dat een verslaving geen stoornis in de zin van de Wet Bopz is.
De rechtbank heeft het verzoek afgewezen en overwoog daartoe:
"Uit de geneeskundige verklaring van de arts en de mondelinge toelichting van de
behandelend sociaal psychiatrisch verpleegkundige voornoemd blijkt het volgende:
Bij betrokkene is sprake van een alcoholverslaving. Betrokkene is niet lijdende aan een
stoornis van de geestvermogens.
Er is wel gevaar voor betrokkene zelf als gevolg van haar alcoholverslaving, maar nu er geen
stoornis van de geestvermogens is wordt op grond van de BOPZ als volgt beslist."
3.2 Onderdeel 1 van het hiertegen gerichte middel houdt in dat de rechtbank heeft miskend
dat een (ernstige) alcoholverslaving wel degelijk een stoornis van de geestvermogens in de zin
van de Wet Bopz kan opleveren, althans dat het oordeel van de rechtbank dat in dit geval geen
sprake is van een stoornis van de geestvermogens, gelet op de geneeskundige verklaring en
andere gedingstukken, onbegrijpelijk en onvoldoende gemotiveerd is. Onderdeel 2 voegt
daaraan toe dat de rechtbank eveneens heeft miskend dat bij betrokkene ook los van de
alcoholverslaving sprake is van een stoornis van de geestvermogens, nu uit de geneeskundige
verklaring onmiskenbaar blijkt dat naast de alcoholverslaving tevens sprake is van (met name)
overige (ongespecificeerde) stemmingsstoornissen.
3.3 Het middel stelt de vraag aan de orde of, en zo ja, onder welke voorwaarden een
alcoholverslaving of afhankelijkheid van alcohol kan worden beschouwd als een stoornis van
de geestvermogens in de zin van de Wet Bopz.
3.3.1 Aan die vraag, voor de beantwoording waarvan de wetttekst geen aanknopingspunt
biedt, zijn bij de parlementaire behandeling van de Wet Bopz beschouwingen gewijd. In de
nadere memorie van antwoord (Kamerstukken II 1979-1980, 11 270, nr. 12, blz. 12-14) is het
volgende opgemerkt:
"Onder geestvermogens moeten naar de bedoeling van het ontwerp worden verstaan de
vermogens tot denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen. Deze vermogens
worden bepaald en beïnvloed door biologische, psychische en sociale factoren.
(...)
De tekst van het ontwerp ziet (...) alleen op die situaties waarin de stoornis van het denken,
voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen zo ingrijpend is, dat betrokkene het
veroorzaakte gevaar als het ware niet kan worden toegerekend. De stoornis moet de
gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheersen. Niet alle stoornissen in de
geestvermogens zullen derhalve - ook niet als gevaar in de wettelijke zin bestaat - aanleiding
mogen zijn tot een rechterlijke machtiging; niet het bestaan van de stoornis en van het gevaar
zijn bepalend, doch het gevaar als gevolg van de stoornis. Het is duidelijk, dat door dit
verband slechts ernstige stoornissen tot toepassing van het wetsontwerp aanleiding zullen
kunnen geven."
(...)
"Van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van het ontwerp kan worden
gesproken als de geestvermogens na een korte of langere periode van ontwikkeling tijdelijk of
blijvend gestoord raken. Hier moge worden herhaald dat altijd biologische, psychische en
sociale factoren - zij het in onderling wisselende mate - een rol bij het ontstaan en het
voortduren van de stoornis kunnen spelen. Anders dan met name de leden van de P.S.P. en
P.P.R. menen is het uitgangspunt van het ontwerp niet gelegen in het begrip ziekte, opgevat
als in het individu gelegen stoornis, zoals hersenbeschadigingen, gezwellen of infecties. Het
uitgangspunt is het begrip ziekelijke stoornis als een door een samenspel van genoemde drie
factoren ontstane en voortbestaande, in een bepaalde periode geconstateerde, ernstige en als
ziekelijk aan te merken stoornis. De stoornis behoeft niet het functioneren van de
geestvermogens in ieder opzicht of op elk ogenblik te betreffen."
Voorts is met betrekking tot verslavingen in deze nadere memorie van antwoord vermeld
(ibidem, blz. 14):
"Alhoewel verslavingen een sterke psychische lichamelijke afhankelijkheid van de gebruikte
stof meebrengen, leidt niet elke verslaving tot een stoornis van de geestvermogens.
Gedurende de periode waarin het gebruikte middel werkzaam is kan echter een zodanige
aantasting van de fysiologische integriteit van de hersenen optreden, dat van een stoornis van
de geestvermogens moet worden gesproken. Zo'n situatie doet zich voor bij gebruik van
heroïne of andere hard drugs en bij ernstige vormen van alcoholmisbruik. Alsdan bestaat een
ernstige belemmering van het denken, willen en doelgericht handelen.
Daarnaast kunnen ernstige en langdurige verslavingen een toestand doen ontstaan, waarin het
voelen en doelgericht handelen met name ook buiten het terrein van de verslaving ernstig
worden aangetast. Uit deze toestand zullen meeromvattende gedragsstoornissen voortvloeien,
die niet beperkt blijven tot de periode waarin het middel werkzaam is."
3.3.2 Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd dat naar de bedoeling van de wetgever
ingeval van ernstige alcoholverslaving of afhankelijkheid van alcohol sprake kan zijn van een
stoornis van de geestvermogens in de zin van de Wet Bopz, zodat de daarin voorziene
maatregelen kunnen worden getroffen indien ook aan de overige daartoe gestelde vereisten is
voldaan. Bij dit laatste is in het bijzonder van belang dat de stoornis de betrokkene gevaar
doet veroorzaken en dat het gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten
een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend (art. 2 lid 2 Wet Bopz). Een individuele
beoordeling aan de hand van de geneeskundige verklaring is steeds vereist (nota naar
aanleiding van het eindverslag, Kamerstukken II 1980-1981, 11 270, nr. 17, blz. 25):
"De rechter zal voor elk individueel geval opnieuw hebben vast te stellen of reeds van een
zodanige stoornis sprake is dat de betrokkene in overwegende mate onder invloed van die
stoornis tot zijn gevaarvolle handelen komt.
(...)
Dat de ter beschikking staande mogelijkheden tot intramurale hulpverlening door het ontwerp
als het ware bij voorrang zouden worden toebedeeld aan de groep ernstig verslaafde patiënten,
is dan ook niet juist. Op een zelfde wijze als voor andere categorieën patiënten en aan de hand
van dezelfde criteria wordt slechts de mogelijkheid van een dwangopneming (en van
daarmede gepaard gaande intramurale hulpverlening) geopend voor ernstig verslaafden. De
totstandkoming van een rechterlijke machtiging is ook voor hen individueel bepaald."
3.3.3 Ook thans huldigt de regering het standpunt dat in bepaalde gevallen ernstige verslaving
kan worden aangemerkt als een geestesstoornis in de zin van de Wet Bopz en dat, wanneer
tevens sprake is van gevaar veroorzaakt door die geestesstoornis de Wet Bopz toepassing kan
vinden (antwoord van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bij de evaluatie
van de Wet Bopz, Kamerstukken II 2004-2005 25 763 en 28 950, nr. 5, blz. 4).
3.3.4 Uit de in de conclusie van de Advocaat-Generaal in 2.3 en 2.4 vermelde gegevens blijkt
dat in de psychiatrie de opvatting wordt verdedigd dat verslaving een chronische
psychiatrische ziekte is, terwijl tevens erop wordt gewezen dat bij verslaafden dikwijls sprake
is van naast de verslaving bestaande of daardoor veroorzaakte andere psychische stoornissen.
Deze inzichten rechtvaar-digen echter op zichzelf niet een ruimere toepassing van de in de
Wet Bopz voorziene maatregelen dan de wetgever blijkens het vorenstaande voor ogen stond
en de regering ook thans voor ogen staat. Daarbij is in aanmerking te nemen dat mede tegen
de achtergrond van de uit art. 5 lid 1 EVRM voortvloeiende waarborgen tegen willekeurige
vrijheidsbeneming vereist is dat - behoudens in noodsituaties - telkens door een persoonlijk
voorafgaand onderzoek door een specialist wordt vastgesteld dat de stoornis en het daardoor
veroorzaakte gevaar van zodanige aard en ernst zijn dat vrijheidsbeneming gerechtvaardigd is.
In gevallen van alcoholverslaving of afhankelijkheid van alcohol en andere middelen waarvan
het gebruik tot verslaving kan leiden, dient bij het vorenstaande nog in aanmerking te worden
genomen dat het hier veelal gaat om verschijnselen van chronische aard, zodat een daarop
gebaseerde vrijheidsbeneming naar haar aard eveneens van lange duur zou kunnen zijn.
Daaraan doet niet af dat in de praktijk ook kan worden volstaan met een kortdurende
vrijheidsbeneming teneinde aan een crisissituatie het hoofd te bieden.
3.3.5 Tegen de achtergrond van het voorgaande moet worden geoordeeld dat
alcoholverslaving, ook indien wordt aangenomen dat dit een psychiatrische ziekte is, niet tot
toepassing van de Wet Bopz kan leiden, tenzij de verslaving gepaard gaat met (andere)
psychische stoornissen van zodanige ernst dat het denken, voelen, willen, oordelen en
doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend worden beïnvloed, dat betrokkene het
veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend, omdat de stoornis de gevaarvolle daden
van de betrokkene overwegend beheerst. Aangezien, zoals hiervoor vermeld, telkens per
individueel geval op basis van een objectief medisch onderzoek moet worden beoordeeld of
vrijheidsbeneming gerechtvaardigd is, kan niet in het algemeen worden gezegd dat de
aanwezigheid van het syndroom van Korsakov is vereist voor het oordeel dat sprake is van
een stoornis van de geestvermogens, noch dat die diagnose op zichzelf daartoe voldoende is.
3.4.1 Indien het bestreden oordeel van de rechtbank aldus moet worden gelezen dat een
alcoholverslaving nimmer een stoornis van de geestvermogens in de zin van de Wet Bopz kan
opleveren, geeft dat oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, blijk van een onjuiste
rechtsopvatting.
3.4.2 Indien het oordeel van de rechtbank in die zin moet worden verstaan dat een (ernstige)
alcoholverslaving wel een stoornis van de geestvermogens in de zin van de Wet Bopz kan
opleveren, maar dat in het onderhavige geval geen sprake is van daarmee gepaard gaande
(andere) psychische stoornissen als hiervóór in 3.3.5 bedoeld, behoefde dat oordeel in het
licht van de gedingstukken nadere motivering, die in de bestreden beschikking evenwel
ontbreekt. In de overgelegde geneeskundige verklaring staat in rubriek 3 dat een stoornis van
de geestvermogens aanwezig wordt geacht, terwijl in rubriek 3.c als diagnose is vermeld:
"Alcoholgeïndiceerde geheugenstoornis; depressieve episoden; posttraumatische stress
stoornis", welke verschijnselen in diezelfde rubriek als volgt zijn geclassificeerd: "(3) psychoorganische storingen door gebruik van middelen (incl. intoxicatie), (4) overige (incl.
ongespecificeerde) organische hersensyndromen, (5) stoornissen door gebruik van middelen,
(13) overige (incl. ongespecificeerde) stemmingsstoornissen", waarbij het laatste punt als de
belangrijkste diagnose wordt aangemerkt. In rubriek 4.d (gevaar) is nog toegevoegd: "Patiënte
haar stoornis is zo ernstig dat er langere tijd (1-2 jaar) nodig is om zelfs een begin van herstel
mogelijk te maken". Voorts heeft de ter zitting gehoorde sociaal psychiatrisch
verpleegkundige onder meer verklaard dat bij betrokkene sprake is "van een aan alcohol
gerelateerd verlies van autonomie". In het licht van dit een en ander behoefde het van het
oordeel van de geneeskundige en de sociaal psychiatrisch verpleegkundige afwijkende
oordeel van de rechtbank nadere motivering.
3.4.3 Onderdeel 1 van het middel is derhalve gegrond. Onderdeel 2 behoeft na het voorgaande
geen behandeling meer.
4. Beslissing
De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de rechtbank te Rotterdam van 10 maart 2005;
verwijst het geding naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de
raadsheren H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens en P.C. Kop, en
in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 23 september 2005.
Conclusie
R05/076HR
Mr. F.F. Langemeijer
Parket, 26 juli 2005
Conclusie inzake:
Officier van Justitie te Rotterdam
tegen
[verweerster]
In deze Bopz-zaak is een verzoek tot verlening van een machtiging tot voortgezet verblijf ten
aanzien van een alcoholverslaafde afgewezen op de grond dat er geen sprake is van een
stoornis van de geestvermogens. Het cassatiemiddel komt daartegen op.
1. De feiten en het procesverloop
1.1. De officier van justitie in het arrondissement Rotterdam heeft op 21 februari 2005 aan de
rechtbank aldaar verzocht een machtiging te verlenen tot voortzetting van het verblijf van
verweerster in cassatie (hierna: betrokkene) in het psychiatrisch ziekenhuis DeltaBouman
(Bouman Kliniek) te Rotterdam. Bij het verzoek zijn overgelegd een op 10 februari 2005
gedagtekende geneeskundige verklaring van een niet bij de behandeling betrokken psychiater
(art. 16 Wet Bopz), het behandelingsplan (art. 38 Wet Bopz) en een bericht over de stand van
uitvoering daarvan.
1.2. Op 10 maart 2005 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden,
waarbij aanwezig waren: betrokkene, haar raadsvrouw mr. Nicolaï en de sociaal-psychiatrisch
verpleegkundige [betrokkene 1]1. Namens betrokkene is onder meer het verweer gevoerd dat
het alleen gaat om een alcoholverslaving en dat een verslaving geen stoornis in de zin van de
Wet Bopz is; in dit verband werd verwezen naar Rb. Zutphen 19 maart 2003, BJ 2003, 57
m.nt. R.H. Zuijderhoudt.
1.3. Op dezelfde datum heeft de rechtbank het verzoek afgewezen. De rechtbank overwoog:
"Uit de geneeskundige verklaring van de arts en de mondelinge toelichting van de
behandelend sociaal psychiatrisch verpleegkundige voornoemd blijkt het volgende:
Bij betrokkene is sprake van een alcoholverslaving. Betrokkene is niet lijdende aan een
stoornis van de geestvermogens.
Er is wel gevaar voor betrokkene zelf als gevolg van haar alcoholverslaving, maar nu er geen
stoornis van de geestvermogens is wordt op grond van de BOPZ als volgt beslist."
1.4. Namens de officier van justitie is - tijdig - cassatieberoep ingesteld. Namens betrokkene
is een verweerschrift ingediend2.
2. Inleidende beschouwingen
2.1. Het middel bestaat uit twee onderdelen, die in het kort erop neerkomen dat de rechtbank
heeft miskend dat een (ernstige) alcoholverslaving wel degelijk een stoornis van de
geestvermogens in de zin van de Wet Bopz kan opleveren, althans dat het oordeel van de
rechtbank dat in dit geval - ook los van de alcoholverslaving, waarover onderdeel 2 - geen
sprake is van een stoornis van de geestvermogens, onbegrijpelijk en onvoldoende
gemotiveerd is.
2.2. Op het eerste gezicht lijkt het te gaan om een oordeel van feitelijke aard: art. 15 lid 2 Wet
Bopz bepaalt, voor zover in deze zaak van belang, dat een machtiging tot voortgezet verblijf
slechts kan worden verleend indien naar het oordeel van de rechter de stoornis van de
geestvermogens van de betrokkene ook na verloop van de geldigheidsduur van de lopende
machtiging aanwezig zal zijn en deze stoornis betrokkene ook dan gevaar zal doen
veroorzaken. De rechter is bevoegd een beslissing te nemen die afwijkt van de geneeskundige
verklaring3. Dit is, kort samengevat, ook de strekking van het verweer in cassatie.
2.3. Toch is er in deze zaak meer aan de hand. Tot voor enige tijd werd een verslaafde aan
alcohol of aan verdovende middelen zelf verantwoordelijk gehouden voor de toestand waarin
hij was komen te verkeren. Er bestond daarom een scheiding tussen de verslavingszorg, die
werd gerekend tot het maatschappelijk werk, en de psychiatrie. Mede door onderzoek naar
(ook biologische) factoren die zouden kunnen verklaren waarom de ene persoon wél verslaafd
wordt en de ander niet, is als onderdeel van de algemene psychiatrie een
verslavingspsychiatrie ontstaan4. Eind 2004 is in Rotterdam door psychiaters van een vijftal
instellingen, verenigd in het zgn. P5-overleg, een "richtlijn" ontwikkeld voor de beoordeling
van verslaafden in verband met de rechterlijke machtiging5. In deze notitie6 wordt gesteld dat
er "binnen de beroepsgroep psychiaters nog velen zijn die verslaving niet als een
psychiatrische stoornis beschouwen". Niettemin wordt in de Rotterdamse geestelijke
gezondheidszorg een consensus "binnen bereik" geacht "dat verslaving een stoornis van de
geestvermogens in de zin van de Wet Bopz kan zijn". "Daarmee", aldus deze notitie, "ligt ook
de weg open naar toepassing van de Wet Bopz voor patiënten met co-morbide verslaving en
andere psychische ziekten." 7
2.4. Het cassatiemiddel beperkt zich - terecht - niet tot de problematiek in Rotterdam. Al
eerder was beweerd dat de jurisprudentie over dit onderwerp verdeeld is en dat gewenst is dat
de Hoge Raad hier klaarheid brengt8. Hier past m.i. een waarschuwing voor te hoog
gespannen verwachtingen van hetgeen een cassatierechter vermag. Het gaat om een
onderwerp dat klaarblijkelijk in beweging is binnen de geestelijke gezondheidszorg: hoort de
behandeling van verslaafden thuis in het maatschappelijk werk of in de psychiatrie? Als ik het
goed zie, is dit ook in die kringen nog niet uitgekristalliseerd tot een algemeen gedeelde
opvatting9. Het onderwerp hangt bovendien samen met een lopende politieke en
maatschappelijke discussie over de vraag, in hoeverre verslaafden verantwoordelijk zijn voor
hun gedragingen en in hoeverre aan verslaafden die zelf niet voldoende zijn gemotiveerd om
zich onder behandeling te (blijven) stellen, een behandeling kan worden opgedrongen: de zgn.
`bemoeizorg' en de `persoonsgerichte aanpak' van personen die overlast veroorzaken10. De
rechter kan in deze discussie niet het laatste woord hebben en zal zich dienen te beperken tot
een beoordeling van het aan hem voorgelegde geval.
2.5. In de vroegere Krankzinnigenwet had de wetgever bewust afgezien van een definitie van
krankzinnigheid11. In de Wet Bopz is de mogelijkheid van een gedwongen opneming beperkt
tot personen die lijden aan een stoornis van de geestvermogens. Daaronder moet volgens art.
1, lid 1 onder d, worden verstaan: "een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de
geestvermogens". De terminologie werd ontleend aan artikel 37 Wetboek van Strafrecht12,
een bepaling die betrekking heeft op de vraag of het strafbare feit aan de verdachte kan
worden toegerekend.
2.6. In de Nadere MvA op het wetsvoorstel Bopz is het begrip "stoornis" nader uitgewerkt13:
"Onder geestvermogens moeten naar de bedoeling van het ontwerp worden verstaan de
vermogens tot denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen. Deze vermogens
worden bepaald en beïnvloed door biologische, psychische en sociale factoren.
(...)
De tekst van het ontwerp ziet (...) alleen op die situaties waarin de stoornis van het denken,
voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen zo ingrijpend is, dat betrokkene het
veroorzaakte gevaar als het ware niet kan worden toegerekend. De stoornis moet de
gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheersen. Niet alle stoornissen in de
geestvermogens zullen derhalve - ook niet als gevaar in de wettelijke zin bestaat - aanleiding
mogen zijn tot een rechterlijke machtiging; niet het bestaan van de stoornis en van het gevaar
zijn bepalend, doch het gevaar als gevolg van de stoornis. Het is duidelijk, dat door dit
verband slechts ernstige stoornissen tot toepassing van het wetsontwerp aanleiding zullen
kunnen geven."
(...)
"Van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van het ontwerp kan worden
gesproken als de geestvermogens na een korte of langere periode van ontwikkeling tijdelijk of
blijvend gestoord raken. Hier moge worden herhaald dat altijd biologische, psychische en
sociale factoren - zij het in onderling wisselende mate - een rol bij het ontstaan en het
voortduren van de stoornis kunnen spelen. Anders dan met name de leden van de P.S.P. en
P.P.R. menen is het uitgangspunt van het ontwerp niet gelegen in het begrip ziekte, opgevat
als in het individu gelegen stoornis, zoals hersenbeschadigingen, gezwellen of infecties. Het
uitgangspunt is het begrip ziekelijke stoornis als een door een samenspel van genoemde drie
factoren ontstane en voortbestaande, in een bepaalde periode geconstateerde, ernstige en als
ziekelijk aan te merken stoornis. De stoornis behoeft niet het functioneren van de
geestvermogens in ieder opzicht of op elk ogenblik te betreffen."
2.7. In de Nadere MvA worden (onder de daar aangegeven beperkingen) als ziekelijke
stoornissen in de zin van het ontwerp aangemerkt14:
a. dementie;
b. psychogene opwindingstoestanden;
c. bepaalde toestanden als gevolg van verslavingen en
d. functionele psychosen.
De categorie onder c werd toegelicht als volgt:
"Alhoewel verslavingen een sterke psychische lichamelijke afhankelijkheid van de gebruikte
stof meebrengen, leidt niet elke verslaving tot een stoornis van de geestvermogens.
Gedurende de periode waarin het gebruikte middel werkzaam is kan echter een zodanige
aantasting van de fysiologische integriteit van de hersenen optreden, dat van een stoornis van
de geestvermogens moet worden gesproken. Zo'n situatie doet zich voor bij gebruik van
heroïne of andere hard drugs en bij ernstige vormen van alcoholmisbruik. Alsdan bestaat een
ernstige belemmering van het denken, willen en doelgericht handelen15.
Daarnaast kunnen ernstige en langdurige verslavingen een toestand doen ontstaan, waarin het
voelen en doelgericht handelen met name ook buiten het terrein van de verslaving ernstig
worden aangetast. Uit deze toestand zullen meeromvattende gedragsstoornissen voortvloeien,
die niet beperkt blijven tot de periode waarin het middel werkzaam is."
2.8. Aan het voorgaande kunnen de volgende elementen worden ontleend, die van nut zijn bij
beantwoording van de vraag of een alcoholverslaafde lijdt aan een ziekelijke stoornis van de
geestvermogens:
* Van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens kan worden gesproken als de
geestvermogens, na een korte of langere periode van ontwikkeling16, tijdelijk of blijvend
gestoord raken.
* Onder geestvermogens moet worden verstaan: de vermogens tot denken, voelen, willen,
oordelen en doelgericht handelen.
* Het begrip 'stoornis' is niet beperkt tot ziekte, in de zin van aantasting van het lichaam, zoals
hersenbeschadigingen, gezwellen of infecties.
* De oorzaak van een stoornis van de geestvermogens kan verschillend zijn en kan één of
meer biologische, psychische en sociale factoren omvatten. In één persoon kunnen meerdere
stoornissen van de geestvermogens samenvallen.
* De stoornis behoeft niet het functioneren van de geestvermogens in ieder opzicht of op elk
ogenblik te betreffen.
2.9. Voor een gedwongen opneming is niet voldoende dat er sprake is van een stoornis van de
geestvermogens. Ook is vereist dat de stoornis betrokkene gevaar doet veroorzaken en dat het
gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis
kan worden afgewend (art. 2 lid 2 Wet Bopz). Door het geëiste verband tussen stoornis en
gevaar zullen in feite slechts ernstige stoornissen reden geven tot een gedwongen opneming.
De vraag of sprake is van een stoornis van de geestvermogens kan niet worden beantwoord
zonder de voorlichting van een terzake deskundige - daarvoor dient de geneeskundige
verklaring -, maar staat uiteindelijk ter beoordeling van de rechter. Zo nodig kan de rechter
inlichtingen inwinnen of nadere deskundigenrapportage bevelen (art. 8 Wet Bopz).
2.10. In de psychopathologie wordt gesproken van een 'psychische stoornis' indien aan drie
voorwaarden is voldaan:
"a. In de eerste plaats betreft het een 'abnormaal' verschijnsel in de zin dat het afwijkt van een
sociale norm of van hetgeen in de betreffende cultuur als `normaal' gedrag geldt.
b. Dit abnormaal verschijnsel wordt een teken van een stoornis als het bovendien ongemak,
lijden of bezorgdheid teweegbrengt bij de betrokkene en/of de omgeving. Een abnormaal
gedrag kan dus pas als 'stoornis' worden beschouwd als het een duidelijke subjectieve of
objectieve hinder betekent ('storend is') voor de betrokkene en/of de omgeving.
c. Men kan slechts spreken van een psychische stoornis indien het gestoord gedrag een aantal
kenmerken vertoont die ook bij andere personen als 'storend' zijn ervaren en omwille van deze
herkenbaarheid - op grond van een overeenkomstig patroon - zijn te beschrijven en te ordenen
binnen het begrippenkader van de psychopathologie."17
Het beschrijven en ordenen binnen het begrippenkader van de psychopathologie vindt in de
praktijk dikwijls plaats aan de hand van het Diagnostic and Statistical Manual of Mental
Disorders (DSM-IV) van de American Psychiatric Association of aan de hand van de
International Classification of Diseases van de W.H.O.18.
2.11. Verslaving wordt in Van Dale omschreven als: het verschijnsel dat iemand het gebruik
van iets dat (op den duur) schadelijk voor hem is, niet meer kan laten. Zó omschreven, is
verslaving een veelomvattend begrip, dat niet per se duidt op een stoornis van de
geestvermogens. Alcoholverslaving is specifieker. In de vakliteratuur pleegt te worden
gesproken van alcoholmisbruik respectievelijk alcoholafhankelijkheid19. Of van dit laatste
sprake is, wordt door artsen vastgesteld aan de hand van bepaalde symptomen. Voor de
behandeling is uiteraard van belang wat de oorzaak van het alcoholmisbruik of van de
alcoholafhankelijkheid is: de oorzaak kan één of meer biologische, psychische en sociale
factoren omvatten. Een lichamelijke oorzaak kan psychische gevolgen hebben en omgekeerd.
Voor de beslissing over dwangopneming, in het bijzonder bij de beantwoording van de vraag
of de stoornis betrokkene 'gevaar' doet veroorzaken, is vooral van belang welke de gevolgen
van de stoornis zijn. De gevolgen van een alcoholverslaving kunnen lichamelijk en/of
geestelijk, tijdelijk of blijvend zijn.
2.12. In de parlementaire geschiedenis van de Wet Bopz is geen steun te vinden voor het
standpunt dat iedere alcohol- of drugsverslaafde als pleger van `abnormaal' gedrag voor een
gedwongen opneming in aanmerking komt. Integendeel, de Nota n.a.v. het eindverslag
vermeldt20:
"De rechter zal voor elk individueel geval opnieuw hebben vast te stellen of reeds van een
zodanige stoornis sprake is dat de betrokkene in overwegende mate onder invloed van die
stoornis tot zijn gevaarvolle handelen komt.
(...)
Dat de ter beschikking staande mogelijkheden tot intramurale hulpverlening door het ontwerp
als het ware bij voorrang zouden worden toebedeeld aan de groep ernstig verslaafde patiënten,
is dan ook niet juist. Op een zelfde wijze als voor andere categorieën patiënten en aan de hand
van dezelfde criteria wordt slechts de mogelijkheid van een dwangopneming (en van
daarmede gepaard gaande intramurale hulpverlening) geopend voor ernstig verslaafden. De
totstandkoming van een rechterlijke machtiging is ook voor hen individueel bepaald."
2.13. Het huidige standpunt van de regering luidt niet anders. Zo antwoordde de Minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport bij de evaluatie van de Wet Bopz op de vraag "Is de
uitwerking van het gevaarscriterium ook van toepassing op ernstige verslaving?"21:
"Ja. In bepaalde gevallen kan ernstige verslaving zeker worden aangemerkt als een
geestesstoornis in de zin van de Wet Bopz. Wanneer er tevens sprake is van gevaar dat
veroorzaakt wordt door die geestesstoornis kan de Wet Bopz van toepassing zijn." 22
2.14. De internationale normen geven niet veel méér uitsluitsel. Art. 4 van de U.N. Principles
for the protection of persons with mental illness and the improvement of mental health care
ziet vooral op waarborgen tegen oneigenlijk gebruik:
"Principle 4. Determination of mental illness.
1. A determination that a person has a mental illness shall be made in accordance with
internationally accepted medical standards.
2. A determination of mental illness shall never be made on the basis of political, economic or
social status, membership of a cultural, racial or religious group, or any other reason not
directly relevant to mental health status.
3. Family or professional conflict, or non-conformity with moral, social, cultural or political
values or religious beliefs prevailing in a person's community, shall never be a determining
factor in diagnosing mental illness.
4. A background of past treatment or hospitalization as a patient shall not of itself justify any
present or future determination of mental illness.
5. No person or authority shall classify a person as having, or otherwise indicate that a person
has, a mental illness except for purposes directly relating to mental illness or the
consequences of mental illness."23
2.15. Art. 5 lid 1 EVRM bepaalt dat aan niemand zijn vrijheid mag worden ontnomen,
behalve in de daar genoemde gevallen en overeenkomstig een wettelijk voorgeschreven
procedure. Onder e wordt in dat artikellid onder meer genoemd: rechtmatige detentie van
geesteszieken en van verslaafden aan alcohol of verdovende middelen. Daaruit mag niet
worden afgeleid dat verslaafden aan alcohol niet tevens onder het begrip geesteszieken
kunnen vallen. In het arrest Winterwerp/Nederland werd o.m. overwogen:
"The Convention does not state what is to be understood by the words "persons of unsound
mind". This term is not one that can be given a definitive interpretation: (...) it is a term whose
meaning is continually evolving as research in psychiatry progresses, an increasing flexibility
in treatment is developing and society's attitude to mental illness changes, in particular so that
a greater understanding of the problems of mental patients is becoming more wide-spread." 24
Dat in art. 5, lid 1 onder e, EVRM een belangrijke betekenis toekomt aan het medisch oordeel
blijkt ook hieruit, dat het EHRM eist dat de betrokkene "must reliable be shown to be of
unsound mind", waartoe door het hof wordt verlangd dat "objective medical expertise" wordt
ingewonnen25. Daarnaast moet de vrijheidsbeneming voldoen aan eisen van proportionaliteit
en subsidiariteit ("further, the mental disorder must be of a kind or degree warranting
compulsory confinement"). Met betrekking tot de detentie van alcoholverslaafden (variërend
van de insluiting van dronken personen ter ontnuchtering in een politiecel tot langduriger
vrijheidsbeneming in een ontwenningskliniek of psychiatrisch ziekenhuis) is het vereiste van
proportionaliteit en subsidiariteit welhaast per definitie een discussiepunt26.
2.16. In de rechtspraak van de Hoge Raad is de problematiek van alcoholverslaafden enkele
malen eerder aan de orde geweest, maar daarbij ging het hoofdzakelijk om de vraag of aan het
gevaarscriterium werd voldaan27. In zijn conclusie voor HR 25 april 1997, rek.nr. 8977, BJ
1997, 248, alinea 2.14, achtte de A-G Asser, verwijzend naar de Nadere MvA, het in beginsel
mogelijk dat een alcoholverslaving een geestesstoornis in de zin van de Wet Bopz oplevert.
De Hoge Raad verwierp het beroep onder verwijzing naar de conclusie28.
2.17. In de rechtspraak van rechtbanken is het vraagstuk eveneens aan de orde geweest. Géén
stoornis werd aangenomen in Rb. 's-Hertogenbosch 17 november 1981, NJ 1982, 501 (bewust
gekozen drankmisbruik) en Rb. Haarlem 17 februari 1984, NJ 1984, 489 ("niet iedere
verslaving is een vorm van krankzinnigheid"). Voor de onderhavige zaak is vooral Rb.
Zutphen 19 maart 2003, BJ 2003, 57 m.nt. R.H. Zuijderhoudt van belang, omdat het verweer
in feitelijke aanleg daarop was gebaseerd. De rechtbank overwoog onder meer:
"Bij betrokkene, een vrouw met een persoonlijkheidsstoornis en alcoholabusus in de
voorgeschiedenis, is sprake van depressieve klachten en angst. Een alcoholverslaving op zich
is echter niet voldoende voor aanname van een geestesstoornis. Daarvoor is vereist dat er
sprake is van het Korsakow syndroom. Bij betrokkene is weliswaar beperkte cognitieve
schade ten gevolge van de alcoholverslaving vastgesteld, maar van genoemd syndroom is
(nog) geen sprake, aldus de psychiater. Ook is niet gebleken van een zodanig ernstige mate
van persoonlijkheidsstoornis dat van een stoornis van de geestvermogens in de zin van de wet
gesproken kan worden".29
Zie nadien nog: Rb. Zutphen 3 november 2004, BJ 2005, 22 m.nt. R.H. Zuijderhoudt (Rb: ook
al is bij betrokkene sprake van het Korsakov-syndroom, de alcoholverslaving houdt thans niet
een zodanige stoornis in dat betrokkene in overwegende mate onder invloed van die stoornis
tot zijn gevaarvolle handelen komt)30.
2.18. Een stoornis werd aangenomen in een aantal andere gevallen31. In de juridische
vakliteratuur, voor zover nog niet genoemd, pleegt te worden verwezen naar de Nadere
MvA32. Het dilemma (wachten met ingrijpen tot het te laat is?) is geschetst door R.H.
Zuijderhoudt, Stoornis en de Bopz (2004), blz. 64-66, in het cassatieverzoekschrift
aangehaald.
2.19. Bij wijze van afronding merk ik op dat het voor de hand ligt het begrip `stoornis van de
geestvermogens' ruim op te vatten indien het gaat om de vraag of een psychiater aan de
betrokken persoon op basis van vrijwilligheid psychiatrische hulp mag verlenen. Wanneer het
echter gaat om de vraag of sprake is van een `stoornis van de geestvermogens' in de zin van
de Wet Bopz, past terughoudendheid omdat het om een gedwongen opneming gaat. Wie zich
regelmatig bedrinkt of drugs gebruikt behoeft nog niet in zijn geestvermogens gestoord te
zijn, ook al schaadt hij daarmee zijn gezondheid; het gebruik kan berusten op een eigen keuze.
Het begrip `stoornis van de geestvermogens' in de Wet Bopz ziet, blijkens het voorgaande, op
die situaties waarin de stoornis de gevaarvolle daden of het gevaarvolle nalaten van de
betrokkene overwegend beheerst.
3. Bespreking van het cassatiemiddel
3.1. Het cassatiemiddel is, zoals gezegd, gegoten in de vorm van een tweeledige klacht.
3.2. Voor zover de rechtbank heeft willen zeggen dat niet iedere alcoholverslaving berust op
een stoornis van de geestvermogens en dat het feit dat iemand alcoholverslaafd is niet zonder
meer betekent dat bij hem sprake is van een 'stoornis van de geestvermogens' in de zin van de
Wet Bopz, is het oordeel rechtens juist. Voor zover de rechtbank echter van oordeel is dat een
alcoholverslaving nimmer een stoornis van de geestvermogens in de zin van de Wet Bopz kan
opleveren, geeft het bestreden oordeel blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Uit de
parlementaire geschiedenis volgt dat een alcoholverslaving kan worden beschouwd als een
stoornis van de geestvermogens indien de stoornis van het denken, voelen, willen, oordelen en
doelgericht handelen zó ingrijpend is dat aan de betrokkene het door de stoornis veroorzaakte
gevaar als het ware niet kan worden toegerekend. Daarnaast is niet uitgesloten dat door een
samenloop van alcoholmisbruik of alcoholafhankelijkheid en andere psychiatrisch relevante
factoren (comorbiditeit) reeds eerder dan in het stadium van een Korsakovsyndroom sprake is
van een stoornis van de geestvermogens in de zin van de Wet Bopz. Dat zal moeten worden
onderzocht. Zoals gezegd, is de discussie in medische kring hierover gaande. In de
formulering van de bestreden beschikking wordt hiermee onvoldoende rekening gehouden.
3.3. Indien de rechtbank de juiste maatstaf voor ogen heeft gehad, maar van oordeel is dat aan
deze maatstaf niet is voldaan, houd ik de subsidiaire motiveringsklacht voor gegrond. Uit de
geneeskundige verklaring, waarnaar de rechtbank ter verklaring van haar afwijzende
beslissing verwijst, blijkt niet dat betrokkene niet lijdende is aan een stoornis van de
geestvermogens. Integendeel, in de desbetreffende geneeskundige verklaring staat in rubriek 3
dat een stoornis van de geestvermogens aanwezig wordt geacht. In rubriek 3.c is de diagnose
vermeld:
- Alcoholgeïndiceerde geheugenstoornis;
- depressieve episoden;
- posttraumatische stress stoornis.
Deze verschijnselen zijn in diezelfde rubriek geclassificeerd als volgt:
- (3) psycho-organische storingen door gebruik van middelen (incl. intoxicatie)
- (4) overige (incl. ongespecificeerde) organische hersensyndromen
- (5) stoornissen door gebruik van middelen
- (13) overige (incl. ongespecificeerde) stemmingsstoornissen,
waarbij punt 13 als de belangrijkste diagnose werd aangemerkt. In rubriek 4.d (gevaar) is nog
toegevoegd: "Patiënte haar stoornis is zo ernstig dat er langere tijd (1-2 jaar) nodig is om zelfs
een begin van herstel mogelijk te maken". Zoals gezegd, stond het de rechtbank vrij om in
haar oordeel af te wijken van de geneeskundige verklaring, maar dan had de beschikking
anders moeten worden gemotiveerd dan in feite is geschied.
3.4. De sociaal-psychatrisch verpleegkundige heeft, voor zover in cassatie van belang, ter
zitting verklaard:
"Ik denk dat er een stok achter de deur nodig is omdat betrokkene anders dood gaat. Het is
een verslaving en dat blijft betrokkene ontkennen (...) Het is een zorgelijke situatie vooral de
terugval, dan gaat ze dood. Betrokkene is geestelijk verder gezond, het gaat echt om de
verslaving en het gevaar. Er is sprake van een aan alcohol gerelateerd verlies van autonomie."
Uit de mededeling dat betrokkene "geestelijk verder gezond is" heeft de rechtbank wellicht
afgeleid dat het met de overige stoornissen (de stemmingsstoornis/depressie) wel meeviel. Dit
neemt niet weg dat ook in de verklaring van de sociaal-psychiatrisch verpleegkundige sprake
is van een aan alcohol gerelateerd verlies van autonomie van betrokkene. Onduidelijk blijft
daarom, waarop precies het oordeel van de rechtbank is gebaseerd.
3.5. Na verwijzing zal opnieuw en aan de hand van de actuele situatie33 moeten worden
onderzocht of aan de vereisten voor de gevraagde machtiging tot voortgezet verblijf is
voldaan. Daarbij kan tevens worden betrokken de in het verweerschrift in cassatie (blz. 2)
aangevoerde stelling dat hier mogelijk sprake is van een `paraplumachtiging'34.
3. Conclusie
De conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de
zaak naar de rechtbank te Rotterdam.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
(1) Waar in het proces-verbaal van de terechtzitting de verklaring van de "behandelend arts"
wordt weergegeven, is kennelijk bedoeld: de sociaal psychiatrisch verpleegkundige
[betrokkene 1].
(2) Bij het verweerschrift zijn stukken overgelegd met betrekking tot de procedure tot
verlening van een voorlopige machtiging op 23 augustus 2004. Ik heb op die stukken geen
acht geslagen omdat noch uit de thans bestreden beschikking noch uit het proces-verbaal of
anderszins blijkt dat deze behoorden tot de stukken van het geding als bedoeld in art. 419 lid 2
Rv in verbinding met art. 429 lid 2 Rv.
(3) Nader over de verhouding arts/rechter: W.J.A.M. Dijkers, Doen en laten in de Bopzmachtigingsprocedure, diss. 2003, blz. 197-203.
(4) M. van den Berg e.a., Brancherapport GGZ-MZ 2000-2003, uitg. Trimbosinstituut, i.h.b.
blz. 59. In het bijzonder voor de Boumankliniek is een visie ontwikkeld die ervan uitgaat dat
verslaving een chronische psychiatrische ziekte is, die vaak leidt tot een (blijvend) verlies van
autonomie op het gebied van emoties, denken en handelen: zie www.boumanhuis.nl en het
aldaar gepubliceerde "Visiedocument: het is tijd voor een paradigmaverschuiving in de
verslavingszorg". Overigens zijn het Delta psychiatrisch centrum en Bouman GGZ
organisatorisch sinds kort weer gescheiden.
(5) I. van den Berg e.a., Verslaving en de Wet BOPZ, Rotterdamse richtlijn voor de
beoordeling van verslaafden in verband met de Rechterlijke Machtiging, uitgave GGD
Rotterdam e.o. december 2004.
(6) Blz. 27. De term `richtlijn' klinkt juristen in dit verband enigszins vreemd in de oren; in
elk geval is de rechter hieraan niet gebonden. De Rotterdamse notitie is, blijkens de inleiding
(blz. 6), bedoeld voor psychiaters als een "richtsnoer dat fungeert als standaard voor de
opstelling van een geneeskundige verklaring".
(7) Comorbiditeit is het gelijktijdig vóórkomen van verschillende stoornissen bij één patiënt.
(8) J.C.J. Dute, noot onder EHRM 4 april 2000, BJ 2001, 1. Zie ook: J.C.J. Dute en A.H.
Bakker, De betekenis van de Wet BOPZ voor de verslavingszorg, Tijdschrift voor Alcohol en
Drugs 1997/1, blz. 32-39; R.H. Zuijderhoudt, noot onder Rb. Zutphen 19 maart 2003, BJ
2003, 57, reeds aangehaald.
(9) Zie nader: R.H. Zuijderhoudt, Stoornis en de Bopz (2004), hoofdstuk 1. Blijkens een brief
van de Staatssecretaris van VWS d.d. 4 juli 2005 (Kamerstukken II 2004/05, 29 325, nr. 6,
blz. 6; zie ook 2004/05, 24 077 en 29 960, nr. 144, blz. 8: "verslaving kan niet zonder meer
worden aangemerkt als psychiatrische stoornis") wordt subsidie verleend aan de Ned. Ver.
voor Psychiatrie om een beslisschema dwangopname Bopz op te stellen voor eenduidige
interpretatie van criteria voor dwangopname, mede over gevaar en verslaving.
(10) Zie laatstelijk: verslag algemeen overleg n.a.v. de evaluatie van de Wet Bopz d.d. 18
april 2005 (Kamerstukken II 2004/05, 29 363 en 25 763, nr. 10. Zie over het begrip
persoonsgerichte aanpak: P.G. Blanken, OvJ te Rotterdam, noot 2 bij Rb. Haarlem 13 mei
2003, BJ 2004, 1.
(11) Zie: conclusie A-G Ten Kate voor HR 23 november 1984, NJ 1985, 216.
(12) MvT, Kamerstukken II 1970/71, 11 270, nr. 3, blz. 10, r.k.
(13) Kamerstukken II 1979-1980, 11 270, nr. 12, blz. 12-14.
(14) Ibidem, blz. 14; zie ook 3e Nota van wijziging, 1980/81, 11 270, nr. 18, blz. 19-20.
(15) In aansluiting daarop staat op blz. 18: "Als voorbeeld van gevaarlijkheid voor de
algemene veiligheid van personen of goederen, welke voortvloeit uit een geestelijke stoornis,
kan worden genoemd het regelmatig chaufferen door een aan alcohol verslaafde in een
zodanige roes, dat de fysiologische integriteit van de hersenen tijdelijk is aangetast."
(16) De gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens (art. 1 Wet Bopz) blijft in deze
conclusie onbesproken.
(17) W. Vandereycken, Psychopathologie: van diagnostiek tot therapie, in: W. Vandereycken,
C.A.L. Hoogduin en P.M.G. Emmelkamp, Handboek psychopathologie, deel 1,
Basisbegrippen, uitg. Boon Stafleu Van Loghum 2000, blz. 9.
(18) Daarover: R.H. Zuijderhoudt, Stoornis en de Bopz (2004), hoofdstuk 2.
(19) De vakliteratuur is zeer omvangrijk. Ik volsta met vermelding van: G.M. Schippers en
C.D. Kaplan, Stoornissen door gebruik van alcohol en andere psychoactieve stoffen, in: W.
Vandereycken, C.A.L. Hoogduin en P.M.G. Emmelkamp, Handboek psychopathologie, deel
1, Basisbegrippen, uitg. Boon Stafleu Van Loghum 2000, blz. 97-125, met een uitvoerige
literatuurlijst; zie ook; J. Verdurmen e.a., Bovenmatig drinken in Nederland (uitgave
Trimbos-instituut 2003; te raadplegen via www.trimbos.nl).
(20) Kamerstukken II 1980/81, 11 270, nr. 17, blz. 25.
(21) Kamerstukken II 2004/05, 25 763 en 28 950, nr. 5, blz. 4.
(22) In lijn hiermee heeft de minister van VWS bij de behandeling van wetsvoorstel 27 289
gezegd: "In sommige gevallen kan verslaving gezien worden als een geestesstoornis. Dat
wordt in feite steeds meer gemeengoed, al kan dat niet zonder meer automatisch het geval
zijn" (Hand. II 7 december 2004, blz. 31-2079).
(23) Resolutie Alg. Vergad. Verenigde Naties d.d. 17 december 1991, nr. 46/119 (o.m. te
raadplegen via www.ohchr.org).
(24) EHRM 24 oktober 1979, NJ 1980, 114, m.nt. EAA, rov. 37.
(25) Arrest Winterwerp, reeds aangehaald, rov. 39. Deze maatstaf is nadien uitgewerkt in
EHRM 5 oktober 2000 (Varbanov/Bulgarije), BJ 2001, 36 m.nt. WD.
(26) EHRM 4 april 2000 (Witold Litwa/Polen), BJ 2001, 1 m.nt. J.C.J. Dute, reeds
aangehaald.
(27) Zie bijv. A-G Meijers, conclusie voor HR 30 mei 1986, NJ 1986, 643; HR 23 december
1988, NJ 1989, 277; HR 11 mei 1990, NJ 1990, 541. In HR 21 juni 1996, NJ 1997, 342 m.nt.
JdB, rov. 3.6, had de klacht wel betrekking op de stoornis, maar kwam de Hoge Raad niet toe
aan een beslissing hierover.
(28) Van de rechtspraak nadien vermeld ik nog HR 7 april 2000, NJ 2000, 393, maar daar
ging het slechts over een motiveringsklacht.
(29) Het syndroom van Korsakov is een chronisch amnestisch syndroom na langdurig
alcoholmisbruik. Het syndroom van Korsakov kan worden voorafgegaan door het syndroom
van Wernicke: een acute psycho-organische stoornis met bewustzijnsdaling, desoriëntatie en
amnesie.
(30) Zie ook: Rb. Amsterdam 6 april 2005, BJ 2005, 19 m.nt. W. Dijkers, waar het overigens
niet ging om alcohol, doch om cocaïne en heroïne. De rechtbank overwoog: "(...) kan
genoemd middelengebruik van betrokkene niet als een geestesstoornis in de zin van de Wet
Bopz worden aangemerkt. Voor dat laatste is vereist dat de verslaafde in overwegende mate
onder invloed van een stoornis tot zijn gevaarvolle handelen komt, dat zijn denken, willen en
doelgericht handelen ernstig worden belemmerd, kortom: dat de verslaafde niet de verslaving
heeft, maar andersom".
(31) Zie bijv.: Ktr. Amersfoort, te kennen uit HR 13 december 1985, NJ 1986, 160; Rb.
Arnhem 20 oktober 1995, BJ 161 (ook te kennen uit HR 23 februari 1996, NJ 1996, 618 m.nt.
JdB); Rb. Dordrecht 4 februari 2003, BJ 2003, 28; Rb. Middelburg 4 december 2003, BJ
2004, 12 m.nt. R.H. Zuijderhoudt (cocaïne); zie voorts de noot van J. Pols onder Rb.
Amsterdam 23 mei 2000, BJ 2000, 48.
(32) R.B.M. Keurentjes, Tekst en toelichting Wet Bopz editie 2005, (2004) blz. 38; losbl. Wet
Bopz. Een artikelsgewijs commentaar, aant. 2.7 op art. 2 (W. Dijkers).
(33) HR 28 oktober 1994, NJ 1995, 125 m.nt. JdB; HR 2 maart 2001, NJ 2001, 278.
(34) De toelaatbaarheid van een paraplumachtiging na 1 januari 2004 is aan de orde in de
aanhangige cassatieprocedure onder nr. R 05/065 HR.
R05/076HR
Mr. F.F. Langemeijer
Parket, 5 augustus 2005
Aanvulling bij conclusie inzake:
Officier van Justitie te Rotterdam
tegen
[verweerster]
Aan de vindplaatsen kan de volgende vermelding worden toegevoegd: F. Swennen, Kan
alcoholisme een geestesziekte zijn die tot dwangopname leidt?, noot onder Hof van Cassatie
22 oktober 1998, Rechtskundig Weekblad 1998/99 blz. 1385 e.v., met een heldere
uiteenzetting van de Belgische rechtspraak over dit onderwerp, mede in verband met de
classificatie in de DSM-IV.
Download