INLEIDING OP HET BIJBELBOEK NUMERI Veelzijdig Het boek Numeri is een veelzijdig bijbelboek. Van alles komen we erin tegen: geslachtsregisters, geschiedenissen, offerwetten, reinheidswetten, regels voor huwelijk, verdeling van het land, sabbat, feesten. Het meest bekend is wellicht de hogepriesterlijke zegen uit hst. 6: “De HEERE zegene en behoede u.” Bekend zijn ook de hoofdstukken waarin verhaald wordt over het morren van het volk (hst. 14, 20) en van Mirjam en Aäron (hst. 12), alsook over de aanstelling van zeventig oudsten (hst. 11), over het oproer van Korach, Dathan en Abiram (hst. 16), over Barak en Bileam (hstt. 22-23). Naam Het boek Numeri is onder deze naam niet in de hele christenheid bekend. Duitse christenen hebben het over het “Vierde boek van Mozes”. In oude uitgaven van de Statenvertaling komen we die benaming ook tegen; deze staat steeds boven de rechterbladzij, terwijl boven de linkerstaat Numeri. De joodse aanduiding luidt “bemidbar”, wat betekent “in de woestijn”. Het allereerste vers van Numeri heeft het daar namelijk over: “Voorts sprak de HEERE tot Mozes in de woestijn van Sinaï.” Misschien is dat een betere naam, omdat daarmee heel het boek gedekt wordt. Alle beschreven gebeurtenissen vinden immers in de woestijn plaats. Andere joodse namen zijn: “boek van de getallen” of “boek van de monsteringen”. De naam Numeri is ontleend aan de latijnse vertaling van het Oude Testament, terwijl deze weer teruggaat op de Griekse overzetting “Arithmoi”. Het woord “Numeri” betekent heel gewoon: nummers, in de zin van getallen, aantallen, tellingen. Numeri geeft ons namelijk de verslagen door van de tellingen die in opdracht van God onder Israël gehouden zijn. We komen die verslagen tegen in de hstt. 1-4 en 26, en verder niet meer. Numeri neemt in de Thora (de eerste vijf bijbelboeken, die op naam staan van Mozes) een belangrijke plaats in. In het eerste boek, Genesis, staan de beloften in het middelpunt die de aartsvaders ontvangen hebben, beloften aangaande de gave van het land, de vele nakomelingen en de relatie met de HEERE. In de volgende boeken staat de realisering van deze beloften op de voorgrond. Hoofdstuk na hoofdstuk wordt ons ver1 teld hoe God Zijn beloften waarmaakt, dwars door onmogelijkheden en tegenslagen heen. Dichterbij Numeri vertelt dan, samen met de nodige passages uit Exodus en Leviticus, over het verblijf bij de Sinaï, waar de relatie, het verbond tussen de HEERE en het volk bevestigd wordt. Vervolgens zien we hoe het beloofde land steeds dichterbij komt. Helaas is er in hst. 14 het geweldige dieptepunt, waarbij het volk de HEERE uitermate zeer tergt. “Och, waren wij in Egypte gestorven! We komen nooit in Kanaän. Laat ons maar naar Egypte terugkeren.” “Mozes, – zegt God dan – Ik zal dit volk verstoten.” ~ “Niet doen, HEERE! Want wat zullen de Egyptenaren niet zeggen? Vergeef toch de ongerechtigheid van Uw volk.” ~ “Goed, Mozes; maar toch, zo waarachtig als Ik leef, alle getelden van twintig jaar oud en daarboven zullen in deze woestijn vallen.” Vervolgens zwerft het volk opnieuw door de woestijn, veertig jaar lang, mopperend, murmurerend, maar toch ook God dienend. Aan het slot van Numeri staat men eindelijk aan de grenzen van Kanaän, in afwachting van de op handen zijnde vervulling van Gods beloften. Mozes Ook in het boek Numeri staat de figuur van Mozes centraal. Hoewel hij enkele keren wordt aangesproken als “mijn heer” (11:28, 12:11, 32:25,, 32:27, 36:2), is hij allerminst een heerser. Hij kent maar één streven: zijn volk te dienen en zo ten goede te leiden. Bovendien is hij de man door wie de HEERE Zijn wil te kennen geeft. Dat doet de HEERE niet zoals gewoonlijk door middel van dromen en visioenen, maar rechtstreeks. “Van mond tot mond spreek Ik met hem,” lezen we in 12:8. Het meest indrukwekkend zijn de ogenblikken waarop Mozes het in het gebed opneemt voor zijn schuldig volk. Op al deze momenten is Mozes een afschaduwing, een type van onze grote Middelaar Jezus Christus. -- Toch laat het boek Numeri (hst. 20) ook zien hoe deze dienaar Gods op een beslissend moment faalt en daarom vlak voor de intocht in het beloofde land moet sterven. Redactie en indeling Je kunt zeggen dat Mozes zijn stempel op heel Numeri heeft gezet. En dan niet zozeer omdat hij er de hoofdpersoon in is, maar omdat hij alles 2 zó heeft opgeschreven dat in de loop der eeuwen de goddelijke voorschriften ook toegepast konden worden op de veranderde omstandigheden. Eerst doelden Mozes’ richtlijnen op het bestaan van halfnomaden. Daarna werden ze gericht op het leven van landbouwers en veehouders. Nog weer later op mensen in steden. Zelfs schijnt de periode van de ballingschap in het blikveld te komen. Omdat men in Numeri de babylonische kalender gebruikt, kan aangenomen worden dat het boek omstreeks 600 v.Chr. is afgesloten; dat is zo’n 600 à 700 jaar na Mozes’ dood. Het boek Numeri is op verschillende manieren in te delen. Dat kan aan de hand van de diverse literatuursoorten die erin voorkomen. Aan het begin noemden we al wetten, namenlijsten etc. -- Er zou ook een indeling te maken zijn aan de hand van de zgn. “godsspraakformules”: “Toen sprak de HEERE.” Deze formules komen in series voor, waarbij vooral het aantal van zeven op de voorgrond treedt. -- Vrij gebruikelijk is de wat grovere (aardrijkskundige) indeling in drieën: a. het verblijf bij de Sinaï (hstt. 1-10), b. de tocht door de woestijn (hstt. 10-22), c. het verblijf in de velden van Moab (hstt. 22-36). Boodschap Numeri is te beschouwen als één lange preek over Gods volk onderweg. Het beginpunt van de reis ligt bij de Sinaï, waar God zegt: “Ik ben de HEERE, uw God.” Dat is het licht van Zijn belofte, dat over heel deze tocht straalt. Tegelijk zijn daar ook Zijn geboden. Want hoe zou Israël op weg kunnen zijn naar het beloofde land zonder het heilzame gebod Gods? Helaas is de reis van de kant van het volk één lange, trieste aaneenschakeling van ongehoorzaamheid en rebellie, van ontevredenheid en opstand. Men bestaat het om tegenover de HEERE tot het uiterste te gaan, zodat Hij op een gegeven moment nog maar één uitweg ziet: Zijn handen van het volk af te trekken. Dankzij Mozes’ voorbede wordt dit echter voorkomen. Een andere spits van de boodschap van Numeri is dat de reis van Israël een reis door de woestijn is. Wordt in dat beeld niet de gang van heel de mensheid door de geschiedenis heen weerspiegeld? In dat beeld herkennen wij ons dikwijls ook persoonlijk. Er zijn immers tal van momenten dat de hete middagzon steekt, of dat wij dorst hebben, of dat we belaagd worden, of dat we denken dat we het einddoel niet halen. Al zijn er ook oases. 3 Inderdaad, het einddoel: daar gaat het uiteindelijk in Numeri om. Dat einddoel is het aan de vaderen beloofde land. Een prachtig en heerlijk land, want het vloeit van melk en honing. Numeri stelt ons voor de vraag of we er ooit zullen arriveren. Meer nog: Numeri waarschuwt ons dat we in de woestijn kunnen verongelukken voor we er erg in hebben. Zelfs Mozes was daar niet te goed voor. Vandaar dat Psalm 95 zo indringend zingt, verwijzend naar hst. 20: “Laat Meriba u ten afschrik wezen.” Numeri in het Nieuwe Testament Slechts Één is er Die ons in het beloofde land weet te brengen: onze Heere Jezus Christus. Wie Hem volgt, komt subiet binnen. Ook het boek Numeri getuigt van Hem, roept om Hem. Denk aan de bloeiende staf van Aäron (hst. 17), aan de koperen slang (hst. 21), aan de rode koe (hst. 19) enz. -- Niet voor niets zinspeelt het Nieuwe Testament vaak op dit vierde boek van Mozes. Er zijn ongeveer honderd toespelingen, waaronder vier uitdrukkelijke verwijzingen. Één van de meest treffende is Mattheüs 9:36, waar staat: “En Jezus, de scharen ziende, werd innerlijk met ontferming over hen bewogen, omdat zij vermoeid en verstrooid waren, als schapen die geen herder hebben.” In deze woorden schemert Numeri 27:17 door. Daarin wordt ons verteld dat Mozes bidt om een opvolger, die voor het volk in- en uitgaat en die ook het volk in en uit doet gaan, opdat – zegt Mozes dan – “de gemeente des HEEREN niet zij als schapen die geen herder hebben.” Dat gebed heeft God verhoord. Allereerst door Jozua naar voren te schuiven, maar het allermeest door Zijn lieve Zoon te zenden naar de woestijn van deze aarde, opdat wij tot God genomen en nooit meer door Hem verlaten zouden worden. Vragen 1. Wat doet u bij het bijbellezen met geslachtsregisters etc.? Overslaan of niet? Bevatten de tellingen van Numeri een boodschap? Welke? 2. Onze levensreis heeft veel weg van een woestijntocht. Kunt u daarmee instemmen? Komt u ook oases tegen? Hebt u wel eens last van gemurmureer, zoals Israël? 4