Boek Communiceren, F. Oomkens en A. Garner,(2011) Boom Lemma Uitgevers: Den Haag Hoofdstuk 1 Drie manieren om te communiceren: -lichamelijke behoefden (voedsel, onderdak, veiligheid, seks), dit zijn biologische behoefden. -interpersoonlijke behoefden (agressie, aandacht), ontstaan uitlichamelijke behoefden. -maatschappelijke behoefden (voedsel, onderdak, veiligheid, seks), samenwerking vereist. Het procesmodel van communicatie: zender ontvanger kanalen: zit boodschap, in minstens twee. Boodschap heeft twee lagen: -inhoudelijke laag: letterlijke betekenis -relationele laag: a. hoe de inhoud begrepen wordt. b. hoe de zender zichzelf ziet c. hoe hij de relatie ziet d. en de ontvanger e. hoe hij wil dat de ontvanger reageert Mensen vormen hun ideeën binnen hun referentiekader (kun begrip van de wereld, kennis, ervaring, vooroordelen, gevoelens, waarden) Betekenissen zitten niet in woorden, maar in mensen (iedereen ziet het anders interpreteert het anders) Verbale communicatie : met woorden Non verbale communicatie: met tekens, gebaren enz. (vaak relationeel) (onbewust) Van de twee wint non-verbale altijd: -men vind non-verbale belangrijker, omdat ze relationeel zijn. -het zenden en ontvangen van non-verbale signalen gebeurt meestal onbewust. -het is daarom moelijker met het lichaam te liegen dan met woorden. Het vertalen van ideeën in boodschappen en het terugvertalen van ontvangen boodschappen gebeuren twee dingen: -interne ruis: Verward denken: onafgemaakte of onlogische gedachten en vaagheid. Psychologische ruis: vooroordelen of stereotypieën. Semantische ruis: als mensen verschillende talen of jargon gebruiken. -Selectieprocessen: Selectief uitzenden (zender verteld of schrijft dingen om de ander te plezieren of te manipuleren) Selectieve kennisname (aanbod te groot om een goede mening te vormen) Selectieve aandacht ( je kiest de dingen waar jij je aandacht op richt) Selectieve waarneming ( de betekenis die je geeft aan binnenkomende informatie) Selectief onthouden (iedereen onthoud beelden anders) Selectief aanvaarden (weigeren onwelkome feiten te accepteren of zwakken ze af) Selectief met anderen over dingen praten ( kiezen waar je overpraat) Drie factoren die kans op succesvolle communicatie vergroten: 1. Verbale en non-verbale communicatie vullen de hoofdboodschap aan en herhalen ze. 2. Mensen communiceren liefst met anderen van dezelfde cultuur. 3. Er is voortdurend feedback. Dat maakt het duidelijker Kanaalruis: alle signalen van buiten af die communicatie bemoeilijken. De situatie: Waar, welke subcultuur, op welk moment, met wie, met welke omstanders Communicatiepatronen: communicatie is een proces waar mensen elkaar doorlopend beïnvloedden. Drie relationele patronen: -complementaire: gedrag van de een vult gedrag van de ander aan. -symmetrische: concurreren beide personen om dezelfde positie. -flexibele: hangt af van de situatie, capaciteiten en behoefden hoe de communicatie verloopt. Communicatie is ook transactioneel: een ruilproces. Mensen moeten bijv. terug vragen hoe het gaat. Hoe luister ik goed en goede communicatie? -hou rekening met behoefden en persoonlijkheid ontvanger. -let goed op wat de zender uitzend, niet alleen wat je horen wilt. -controleer of ander begrepen heeft. H2 Non-verbale communicatie: alle communicatie anders dan met woorden. Metataal: woorden en zinnen die de werkelijke bedoelingen verhullen. (geeft andere betekenissen aan woorden dan de normale taal, taal binnen de taal. Metataal maakt het makkelijker om vooroordelen te herkennen. Om persoonlijker te praten gebruik niet: ik praatte tegen hem, maar met hem. Zinnen krijgen een andere betekenis als je de klemtoon verschuift. Als je weet dat mensen overdrijven, dan weet je vaak dat er een addertje onder het gras zit. Smoesjes is ook metataal zoals: ik zal het proberen. Googel met persoonlijke voornaamwoorden zoals: er is een kopje gevallen. Indirecte communicatie laat mensen raden naar dingen zoals: Zullen we vanavond naar de film gaan? Er zijn 3 soorten aandachttrekkers: 1. Claimleggers: vb: Frank, jij hebt psychologie gedaan vertel jij is.. 2. Lekkermakers: vb: je zult het niet geloven maar… 3. Gewone aandachttrekkers: vb: En weetje wat hij zei?.. Populaire metataal: ‘’wat ik net wou zeggen’’ betekend ‘’dat wilde ik helemaal niet zeggen.”’ Tijdens werk bij baas: ‘’ ik wil niet vervelend klinken, maar… Metataal wordt gebruikt voor het bewaren van prettige relaties met anderen. H3 Objecttaal: Tonen wat je bezit om te laten zien wie we willen zijn. Hoe zitten: niet- gekruiste armen en over elkaar geslagen benen richting de ander of uitstaande benen is een open houding. Embleem gebaren: gebaren met een eenduidige betekenis. Open handpalm: eerlijkheid en onderwerping. Handpalmen en macht: boven gekeerde handpalm Torenspits, holle handrug is zelfvertrouwen In elkaar gevlochten vingers: aandachtig Zacht in de handen wrijven is voordeel voor jezelf verwachten. Om vriendschappelijkheid uit te drukken: SOFTEN. S= Smile O= open posture F= Forward lean T= touch E= eye contact N= nod (knikken) Als je uiterlijk een gevoel laat blijken, voel je zelf ook dit heet Cognitieve consistentie. Je voelt je prettig als je glimlacht. Tijdelijke territorium: Intieme zone: 0-45 centimeter (persoonlijke gesprekken) Sociale zone: 45-120 centimeter (zakelijke gesprekken) Publieke zone: 360-750 centimeter (voor afstand houden, presentaties enz.)