VADEMECUM WISKUNDE 3de jaar Naam: ………………………………………………… Klas: …………………… I. GETALLENLEER 1. Merkwaardige producten Kwadraat van een tweeterm (a + b)² = a² + 2ab + b² (a – b)² = a² - 2ab + b² Product van twee toegevoegde tweetermen H E R H A L I N G (a + b)(a – b) = a² - b² 2. Rekenregels voor machten m ( ab ) = ambm macht van een product m am a = b bm am ⋅ an = am+n am = am−n an n (a ) m = amn macht van een quotiënt product van 2 machten met hetzelfde grondtal quotiënt van 2 machten met hetzelfde grondtal macht van een macht 3. Rekenregels voor vierkantswortels ( a) 2 =a a⋅b = a ⋅ b vierkantswortel van een product a a = b b vierkantswortel van een quotiënt n ( a) = an macht van een vierkantswortel Opgepast!!! H E R H A L I N G a + b ≠ a+b 4. Evenredigheden Als a c = , dan b d d c = b a a b = c d a⋅d = b⋅c verwisselen van de uitersten verwisselen van de middelsten kruisproducten II. Vergelijkingen en ongelijkheden van de eerste graad 1. Vergelijkingen Basisregels bij het oplossen H E R H A L I N G - Als men een term (+/-)naar het andere lid brengt, verandert men het teken. - Als men een factor (*/:) naar het andere lid brengt, (deelt/vermenigvuldigt) men dat lid (door/met) deze factor. Vb. −3x + 5 = −7 ⋅ (2 + 5x) + 3 -3x + 5 = -14 - 35x + 3 haakjes uitwerken -3x + 35x = -14 + 3 – 5 termen met onbekende naar linkerlid, termen zonder onbekende naar het rechterlid 32x = -16 beide leden verder uitwerken x= −16 32 factor naar het ander lid brengen x= −1 2 resultaat indien mogelijk verder vereenvoudigen Vergelijkingen kunnen ook grafisch opgelost worden door het snijpunt te zoeken van 2 grafieken. Deze oplossing is vaak wel een benadering. 2. Ongelijkheden Basisregels - Als we bij beide leden van een ongelijkheid een zelfde getal optellen, dan ontstaat een ongelijkheid in dezelfde zin. - Als we beide leden van een ongelijkheid met een zelfde strikt positief getal vermenigvuldigen, dan ontstaat een ongelijkheid in dezelfde zin. - Als we beide leden van een ongelijkheid met een zelfde strikt negatief getal vermenigvuldigen, dan ontstaat een ongelijkheid in tegengestelde zin. Voor het overbrengen van termen en factoren naar een ander lid, geldt dezelfde werkwijze als bij vergelijkingen. III. Meetkunde 1. Formules voor de oppervlakte van vlakke figuren Opp. vierkant = z² Opp. rechthoek en parallellogram = b ⋅ h Opp. ruit = H E R H A L I N G D⋅d 2 Opp. trapezium = (b + B ) ⋅ h 2 Opp. cirkel = π ⋅ r 2 2. Formules voor de inhoud van ruimtefiguren Inhoud kubus = z³ Inhoud balk = l ⋅ b ⋅ h Inhoud cilinder = π ⋅ r 2 ⋅ h Inhoud prisma = oppervlakte grondvlak ⋅ hoogte Inhoud piramide = Inhoud kegel = Inhoud bol = 1 oppervlakte grondvlak ⋅ hoogte 3 1 π ⋅ r² ⋅ h 3 4 π r³ 3 3. Hoeken gevormd door 2 evenwijdige rechten en een snijlijn H E R H A L I N G Twee rechten die gesneden worden door een derde rechte zijn evenwijdig als en slechts als: - de overeenkomstige hoeken gelijk zijn 1 4 A ˆ 1 en B ˆ1 ) (vb. A 2 3 - de verwisselende binnenhoeken gelijk zijn (vb. Â3 en B̂1 ) - de binnenhoeken aan dezelfde kant elkaars supplement zijn (vb. Â2 en B̂1 ) 1 4 B 3 2 A 4. Stelling van Pythagoras In een rechthoekige driehoek is de som van de kwadraten c van de rechthoekszijden gelijk aan het kwadraat van de schuine zijde. a² = b² + c² x B Toepassingen op de stelling van Pythagoras b y C a In een rechthoekige driehoek is de hoogte op de schuine zijde middelevenredig tussen de stukken waarin ze de schuine zijde verdeelt. h² = x ⋅ y In een rechthoekige driehoek is een rechthoekszijde middelevenredig tussen de schuine zijde en haar loodrechte projectie op de schuine zijde. b² = a ⋅ y en c² = a ⋅ x - - 5. Stelling van Thales Evenwijdige projectie C A De verhouding van twee evenwijdige lijnstukken is dezelfde als de verhouding van hun evenwijdige projecties op een rechte. AB CD = A'B' D B A' B' D' C' C'D' Evenwijdige rechten L Evenwijdige rechten snijden van twee snijlijnen overeenkomstige evenredige lijnstukken af. IJ JK = I M LM J MN N K Driehoek Een rechte die evenwijdig is met een zijde van een driehoek, verdeelt de andere zijden van de driehoek in overeenkomstige evenredige P lijnstukken. PS PT = SQ TR of PS PQ = PT PR S Q T R H E R H A L I N G 6. Congruentiekenmerken van driehoeken - ZZZ HZH ZHZ ZZ90° 7. Gelijkvormigheidskenmerken van driehoeken - HH Z Z H Z Z ZZZ ZZZ A 8. Eigenschappen van driehoeken - - Een lijnstuk dat de middens van twee zijden van een driehoek verbindt, is evenwijdig met de derde zijde en gelijk aan de helft van die derde zijde. B M N C Twee zwaartelijnen van een driehoek verdelen elkaar in twee stukken die A zich verhouden als 2 en 1. AZ BZ 2 N = = Z ZM ZN 1 B C M 9. Goniometrische getallen van een hoek In een rechthoekige driehoek: sin α = overstaande rechthoekszijde b = schuine zijde a B α c cos α = aanliggende rechthoekszijde c = schuine zijde a tan α = overstaande rechthoekszijde b = aanliggende rechthoekszijde c 10. Verband tussen goniometrische getallen tan α = = sin α cos α sin² α + cos² α = 1 A a b C IV.Functies 1. Begrippenkader Als 2 grootheden met elkaar in verband staan, dan noemt men de grootheid waarvoor men de waarden kiest de onafhankelijk veranderlijke en de grootheid waarvan men de waarde bepaalt noemt men de afhankelijk veranderlijke. Een functie is een verband tussen twee veranderlijken zo dat bij elke waarde van de onafhankelijk veranderlijke hoogstens één waarde van de afhankelijk veranderlijke behoort. De verzameling van alle getallen x waarvoor de functiewaarde bestaat noemen we het domein van de functie. De verzameling van alle functiewaarden van een functie noemen we het bereik van de functie. Een nulwaarde of nulpunt is een x-waarde of origineel waarvoor de functiewaarde gelijk is aan nul. Een functie kan voorgesteld worden door een functievoorschrift, een tabel en een grafiek. 2. Eerstegraadsfuncties y Functievoorschrift: f(x) = y = ax + b Grafiek: rechte die de y-as snijdt in (0, b) met als rico a y -y rico a = 2 1 met A ( x1,y1 ) en B(x 2 ,y 2 ) punten van de rechte. x 2 - x1 Als a > 0, dan is de functie stijgend. Als a < 0, dan is de functie dalend. Als a = 0, dan is de functie constant. p B A b O Speciale gevallen y = ax y=b x=a rechte door de oorsprong rechte evenwijdig met de x-as (rico = 0) rechte evenwijdig met de y-as (rico bestaat niet) y V. Analytische meetkunde 2 ( x 2 − x1 ) + ( y 2 − y1 ) ( ) y2 , x2 AB = B n e y1 , x1 A ( Afstand tussen twee punten ) 2 ) ( y2 , x2 ( B n e y1 , x1 A Midden van twee punten ) x + x 2 y1 + y 2 M 1 , 2 2 ) ( y2 , x2 ( B n e a= y1 , x1 A Richtingscoëfficiënt bepaald door twee punten ) y 2 − y1 x 2 − x1 ) ( y2 , x2 ( B n e y − y1 = y1 , x1 A Vergelijking van een rechte door twee punten ) y 2 − y1 ( x − x1 ) x 2 − x1 VI. Beschrijvende statistiek Voor leerweg 5: zie aparte notities Voor leerweg 4 komt dit in het 4de jaar aan bod Aanvullende notities ... Op de website van de school (http://www.sjks.be) vind je geordend per hoofdstuk extra uitleg, nuttige oefeningen, programma’s, enzovoort. Om je grondig voor te bereiden op een evaluatie is dit natuurlijk niet voldoende, maar het kan wel een handig hulpmiddel zijn. Op deze manier kan je ook oefeningen uit de vorige jaren opfrissen.