Hoofdstuk 5 : Gelijkvormige figuren Gelijkvormige veelhoeken Als we een figuur op een schaal tekenen, worden alle afmetingen vermenigvuldigd met hetzelfde getal, en blijven alle hoeken hetzelfde. Figuren die een vergroting of een verkleining zijn van elkaar, hebben dezelfde vorm. Het zijn gelijkvormige figuren. Het getal waarmee alle getalen vermenigvuldigd worden noemen we het gelijkvormigheidsfactor. Congruente figuren hebben dezelfde vorm en dezelfde vorm en dezelfde afmetingen. In gelijkvormige veelhoeken noemen we de elementen die bij een vergroting of een verkleining in elkaar worden omgezet , gelijkvormige elementen : ο· [AB] en [PQ], [BC] en [QR], … ο· IABI en IPQI, IBCI en IQRI, … Zijn overeenkomstige lengtes (de lengte van de zijde) ο· Â en πΜ , … Zijn overeenkomstig hoeken zijn overeenkomstige zijden (de zijde zelf) De overeenkomstige hoeken worden in dezelfde volgorde genoteerd ! Voorbeeld : ABCDE ~ PQRST De oppervlakte van twee gelijkvormige figuren verhouden zich als het kwadraat van de gelijkvormigheidsfactor. πππ π΄′π΅′πΆ′π·′ πππ π΄π΅πΆπ· = 2² = 4 Voorwaarden voor gelijkvormigheid van veelhoeken Als in twee velhoeken : ο· De hoeken van de ene veelhoek, gelijk zijn, twee aan twee, aan de hoeken van de hoeken andere veelhoek. En ο· De zijden van de ene veelhoek evenredig zijn met de zijden van de andere veelhoek, dan pas zijn deze veelhoeken gelijkvormig. Voorbeeld De voorwaarden voor gelijke hoeken en voor evenredige zijden zijn allebei noodzakelijk voor gelijkvormigheid. De hoeken van het vierkant ABCD zijn gelijk aan die van de rechthoek PQRS, maar de zijden zijn niet evenredig. De zijden van het vierkant ABCD zijn evenredig aan die van de ruit EFGH maar de hoeken zijn niet evenredig. Gelijkvormigheidskenmerken van driehoeken Op de basis van een minimaal aantal waarden, kunnen we besluiten dat driehoeken gelijkvormig zijn. Deze voorwaarden noemen we gelijkvormigheidskenmerken. ο· Gelijkvormigheidskenmerk “ πππ πππ ” Twee driehoeken zijn gelijkvormig als de drie zijden van de ene driehoek evenredig zijn met de drie zijden van de andere driehoek. ο· π π π π Gelijkvormigheidskenmerk “ H ” Twee driehoeken zijn gelijkvormig als twee zijden van de ene driehoek evenredig zijn met twee zijden van de andere driehoek en de ingesloten hoeken gelijk zijn. ο· Gelijkvormigheidskenmerk “H H” Twee driehoeken zijn gelijkvormig als twee hoeken van de ene driehoek gelijk zijn aan twee hoeken van de andere driehoek. Gelijkvormige driehoek met gelijkvormigheidsfactor 1 zijn congruente driehoeken → Congruentie is dus een bijzonder geval van gelijkvormigheid. Berekeningen in gelijkvormige driehoeken Eigenschappen van driehoeken Midden parallel Een middenparallel van een driehoek verbindt de middens van twee zijden van een driehoek. Eigenschap Een middenparallel van een driehoek is evenwijdig met de derde zijde van de driehoek en is half zo lang als die zijde. Omgekeerde eigenschap Een rechte die door het midden van een zijde van een driehoek gaat en die evenwijdig is met de andere zijde, gaat door het midden van de derde zijde Zwaartepunt Een zwaartelijn van een driehoek verbindt een hoekpunt van de driehoek met het midden van de overstaande zijde Eigenschap Twee zwaartelijnen van een driehoek verdelen elkaar in twee stukken, 1/3 en 2/3. Het gedeelte dat de hoek aanraakt, is dubbel zo lang als het andere. BZ is dubbel zo lang als ZN. Metrische betrekkingen in een driehoek Eigenschap voor de hoogte op een schuine zijde In een rechthoekige driehoek is het kwadraat van de hoogte op e schuine zijde gelijk aan het product van de stukken waarin ze de schuine zijde verdeelt. H² = b’ x c’ Eigenschap voor een rechthoekzijde In een rechthoekige driehoek is een rechthoekzijde middelevenredig tussen de schuine zijde en haar loodrechte projectie op de schuine zijde. b² = a x b’ Homothetieën We zeggen dat P’Q’R’S’T’ het beeld is van PQRST door een homothetie met factor 2. We noteren h(C,2)(PQRST) = P’Q’R’S’T’ Een homothetie kan ook een negatieve factor hebben. We noteren h(C,-2)(PQRST) = P’Q’R’S’T’ Eigenschappen van Homothetieën Een homothetie : ο· Bewaart de hoekgrootte ο· Beeldt een lijnstuk met lengte L af op een lijnstuk met lengte r x L (r = gelijkvormigheidsfactor) ο· Beeldt een figuur met oppervlakte a af op een figuur met r² x a ο· Beeldt een rechte af op een evenwijdige rechte. Toepassing Evenwijdige projectie in een vlak Een schaduwvorming door lichtstralen noemen we een projectie. Zijn de stralen evenwijdig, zoals zonnestralen, dan spreken van een evenwijdige projectie. Een evenwijdige projectie in een vlak wordt bepaald door twee snijdende rechten: ο· Een rechte as waarop het geprojecteerd wordt = projectieas ο· Een rechte die de projectierichting bepaalt. We noteren de projectie op de rechte a volgens de rechte b als P ba . De rechte PP’ is een rechte parallel met b. Eigenschap van een evenwijdige projectie De verhouding van de lengtes van twee evenwijdige lijnstukken is dezelfde als de verhouding van de lengtes van hun evenwijdige projecties op een rechte. Stelling van Thales Een evenwijdige projectie bewaart de lengte van de lijnstukken niet. Bij het projecteren blijft de verhouding van de lengtes van evenwijdige lijnstukken wél gelijk. Eigenschap van de stelling van Thales Evenwijdige rechten snijden van twee snijlijnen evenredige lijnstukken af. Eigenschap in een driehoek Een rechte die evenwijdig is met een zijde van de driehoek verdeelt de andere zijden in evenredige lijnstukken.